Als Rik naar school loopt ziet hij onderweg in de tuinen van sommige mensen opeens sneeuwklokjes staan. "Kijk eens Rik," zegt mama, "Het wordt al weer lente. Met lammetjes in de wei, jonge eendjes in de sloten, en kindertjes die weer veel langer buiten kunnen spelen!" Daar is Rik wel blij om, want de afgelopen weken regende het vaak, en dan kon hij niet buiten spelen. Het is al weer een hele tijd geleden dat hij een leuk avontuur beleefde. "Weet je waar ik zin in heb," zegt Rak als mama even is blijven staan om in een etalage te kijken, "om het sneeuwklokken concert van de poolvossen te bezoeken." "Poolvossen? Maar wonen die niet op de Zuidpool dan?" vraagt Rik zich af. "Nee, op de Zuidpool is het veel te koud. Het is waar dat normale poolvossen vooral in gebieden als Lapland wonen, heel hoog in Noorwegen en Zweden. En dat er daar altijd veel sneeuw ligt, waarin ze met hun witte vacht bijna niet opvallen. Maar hier in het bos hebben we een kleine groep heel speciale poolvossen. Die vonden het daar in het hoge noorden veel te koud en zijn naar het zuiden getrokken. Ze hebben heel lang rondgezworven, en zijn toen uiteindelijk hier in het bos terechtgekomen. En ze voelen zich hier prima thuis. En elke jaar als het voorjaar begint, dan luiden ze de sneeuwklokjes om te vieren dat ze niet meer in Lapland wonen," legt Rak uit. "Maar hoe kun je sneeuwklokjes nou luiden? Dat zijn toch bloemetjes?" Rik snapt er niets van, "Of zijn het soms van die belletjes gemaakt van sneeuw en ijs?" Rak moet lachen, "Je zult het wel zien. Wacht maar af." En dan heeft mama hun weer ingehaald en kan Rak niets meer zeggen. De eerste paar minuten op het schoolplein is Rik nog wat afgeleid door het idee van poolvossen die sneeuwklokjes bespelen, maar dan komt Bram het schoolplein opgerend met woeste verhalen, en vergeet Rik het hele verhaal. Dat weekend als Rak hem vertelt dat het tijd is om naar het bos te gaan, kijkt Rik hem verbaasd aan, "Naar het bos gaan? Maar het is hartstikke koud buiten? Ik wil liever met de lego spelen!" "En het concert missen?" vraagt Rak. "Concert?" Nog heel even weet Rik niet waar Rak het over heeft, maar dan schiet het hem weer te binnen, "Oh, het sneeuwklokjesconcert! Natuurlijk ga ik mee! Ik ben reuzebenieuwd." Snel trekt hij zijn jas en schoenen aan. "Ga je buiten spelen, is het daar niet wat koud voor? Nou, ik vind het prima, zolang ik maar binnen mag blijven. Vergeet je muts en wanten niet!" zegt mama. Snel trekt hij ook zijn muts, wanten en sjaal aan, en dan haast hij zich met Rak naar het bos. In het bos zegt Rak opeens, "Ga maar op mijn rug zitten, want we moeten nog een heel eind, en we willen niet te laat komen." Snel klimt Rik op Rak zijn rug en grijpt zich stevig vast in Rak zijn nekharen. "Zit je goed? Daar gaan we!" waarschuwt Rak. En meteen zet hij het op een rennen. Rik moet zich heel stevig vasthouden met zijn handen en benen, want Rak rent heel erg hard. In woeste vaart rennen ze over Tony zijn brug, over het paadje door het land van de feetjes, langs de boom van het vogelvolk en steeds dieper het bos in. Nu komen ze in een gebied waar Rik nog nooit geweest is. Hij vindt het wel jammer dat Rak zo hard loopt, want nu ziet hij bijna niets. Hij krijgt alleen een vage indruk van enorme bomen, snelstromende rivieren, en hoge bergen in de verte. "Bergen?" vraagt hij zich af, "Ik wist niet dat we bergen hadden hier in het bos?" Maar hij kan het niet aan Rak vragen, want die rent zo hard dat het geluid van zijn stem meteen wegwaait. De bergen verdwijnen weer uit zich achter de bomen en nog steeds rent Rak verder. Maar dan gaat hij eindelijk wat minder hard lopen. Af en toe kijkt Rak zoekend om zich heen om te kijken of hij nog op de goede weg is. Als ze een paar keer zo gestopt zijn, stuiten ze plotseling op een grote stroom dieren en andere wezens. Rik zit aardmannetjes, feetjes, vogels, vossen, konijnen en nog veel meer. "Ha, nu weet ik zeker dat we goed zitten," zegt Rak triomfantelijk, "Stap maar af, Rik, dan kun je je benen nog even strekken voor het concert straks begint. Als we ons bij deze stroom aansluiten, dan denk ik dat we wel op tijd komen." Rik stapt van Rak zijn rug en valt bijna, zo stijf zijn zijn benen. Voorzichtig buigt hij ze een paar keer tot het tintelende gevoel verdwenen is. Dan gaan ze weer op pad, achter de lange stoet aan. Eerst langzaam, omdat Rik zijn benen nog een beetje wiebelig zijn, maar dan steeds sneller omdat hij zijn ongeduld niet bedwingen kan. Zo halen ze langzaam steeds meer van de stoet in, tot ze op een grote open plek komen. Midden op de open plek is een soort van lage heuvel waarop sneeuwklokjes van allerlei verschillende groottes staan. "Wauw, zulke sneeuwklokjes heb ik nog nooit eerder gezien!" roept Rik uit, "En het zijn toch echt bloemen, ik ben heel benieuwd hoe ze daar een concert mee gaan spelen." Rak houdt zijn mond en wil niets verklappen. Ze zoeken ergens een mooi plekje waar een lekker warme stapel bladeren ligt om op te zitten. Van daar hebben ze een mooi uitzicht op de heuvel in het midden van de open plek. Om hen heen gonst het van alle verschillende stemmen die verwachtingsvol fluisteren over wat er komen gaat.
Plotseling wordt het heel erg stil op de open plek, gespannen kijken Rik en Rak naar de heuvel met de sneeuwklokjes. Plotseling verschijnen daar vijf vossen in prachtige witte vacht met zwarte puntjes aan hun oren en staart. Het publiek barst in een luid applaus. "Waar komen die nou opeens vandaan?" fluistert Rik tegen Rak terwijl hij hard meedoet met klappen. "Sht," fluistert Rak terug, "daar hebben we het later wel over. Geniet nu maar van het optreden." De vijf vossen maken een buiging naar het publiek, draaien zich dan een kwartslag en buigen dan naar het publiek daar. Dat doen ze vier keer, zodat ze naar iedereen in het publiek een buiging gemaakt hebben. Ze steken hun pootjes in de lucht en maken allevijf een buiteling in een andere richting. De open plek in het bos vult zich met een zacht getinkel, alsof er hele kleine klokjes luiden. Rik snapt nog steeds niet hoe je geluid kan maken met sneeuwklokjes, maar hij durft het niet aan Rak te vragen. De vossen maken de ene buiteling na de andere, en met iedere sprong klinkt de muziek weer anders. In het begin zijn de buitelingen heel langzaam en sierlijk, en de muziek past er precies bij. Maar naarmate het optreden vordert, worden de sprongen en de muziek steeds wilder en wilder. Er worden salto's gemaakt, en snoekduiken, woeste wervelingen en snelle sprints. Plotseling springen de vossen op elkaars schouders en de muziek verstomt. Rik wil al bijna gaan klappen, omdat hij denkt dat het nu over is, maar de vossen springen van elkaars schouders af en lijken wel bijna naar de aarde te zweven. Zachtjes tinkelend begint de muziek weer. De vossen draaien en buitelen om elkaar heen. Niet alleen de muziek is mooi, maar ook de acrobatiek die ze uithalen. Steeds sneller en sneller gaan de muziek en dans, om dan weer langzamer te worden. Rik kijkt zijn ogen uit en kan zijn oren haast niet geloven. En dan, net zo plotseling als het begonnen is, is het voorbij, de vossen zijn weer verdwenen. Er barst een bijna oorverdovend applaus los, en Rik doet om het hardst mee met de rest van het publiek. Als hij ziet dat iedereen die kan staan, gaat staan, staat hij ook op. Hij klapt tot zijn handen er pijn van doen, zelfs door zijn handschoenen heen. Plotseling verschijnen de vossen weer, even denkt Rik dat het concert opnieuw begint, omdat de vossen weer naar het hele publiek buigen. Maar direct na de buigingen verdwijnen de vossen weer en langzaam maar zeker verdwijnt het publiek ook. De aardmannen, feeën, kobolds en dieren verlaten één voor één of in groepjes in alle richtingen de open plek. Tot alleen Rik en Rak nog over zijn. "Nou Rik, wat vond je er van?" vraagt Rak. "Wauw! Wat een mooi concert! Ik had nog nooit een concert gezien, maar dit was echt geweldig!" roept Rik uit. "Vond je het mooi?" klinkt opeens een stem achter hem. Rik draait zich verschrikt om. Achter hem staan de vijf poolvossen. "We hebben nog nooit voor een mens opgetreden, dus we waren heel nieuwsgierig wat je er van vondt. Dus we zijn blij dat je wat langer bleef, want nu kunnen we even met je praten," zegt één van de poolvossen. Rik is weer een beetje van de schrik bijgekomen, "Ik vond het heel erg mooi, en ik ben heel blij dat ik het heb mogen bijwonen!" De vossen lijken heel erg in hun nopjes dat te horen. "Hoor je dat, hij vondt het mooi, ik zei toch dat mensen best gevoel voor kunst hebben," zegt een van de vossen tegen de anderen. "Wie weet kunnen we dan ook voor de mensen gaan optreden," stelt een tweede vos voor. Rik kan ze niet uit elkaar houden, ze lijken ook zo veel op elkaar. "Ik blijf erbij dat mensen cultuurbarbaren zijn en ons zouden opsluiten," zegt een derde vos. "Ja, ik vrees dat ze jullie inderdaad zouden opsluiten," mengt Rak zich in de discussie, "Ze zouden jullie vast aan een circus verkopen waar jullie in een grote tent je acrobatiek zouden moeten tonen aan een tent vol schreeuwende kindertjes. Maar de sneeuwklokken die jullie hier hebben groeien nergens anders, dus zo mooi als het hier is, wordt het nooit meer." Rik knikt, "Ja, jullie kunnen beter lekker hier blijven en voor de boswezens optreden." "Zie je wel, ik zei het toch," zegt de vos waarvan Rik denkt dat het de derde is. Een beetje mokkend geven de andere vossen hem gelijk. Om hen een beetje af te leiden, vraagt Rik, "Maar hoe maken jullie eigenlijk muziek op sneeuwklokjes? Wij hebben er ook wel een paar in de tuin staan, maar daar komt nooit muziek uit!" De afleiding werkt, de vijf vossen zijn meteen enthousiast en slepen Rik mee naar de heuvel. "Dit zijn magische sneeuwklokjes, kijk maar," roept een van de vossen, en tikt met zijn pootje voorzichtig tegen een sneeuwklokjes dat een mooi geklingel laat horen. "wil je het ook een proberen?" vraagt een andere vos. "Wel voorzichtig zijn hoor," zegt een derde vos, "ze zijn heel kwetsbaar." Heel voorzichtig tikt Rik met zijn handschoen tegen een bloem aan. 'Kling, kling,' doet het klokje. Hij tikt tegen een ander belletje aan, 'klang, klang'. Een derde belletje doet 'klong, klong'. "Nou, ik vind het maar knap dat jullie er zulke mooie muziek op kunnen maken," zegt Rik, "en dan ook nog met zo'n woeste dans. Echt heel knap hoor!" "Ja," voegt ook Rak toe, "het is echt iets waar ik ieder jaar voor terugkom, al is het nog zo ver lopen. Maar nu moeten we echt weer naar huis toe, Rik, het begint al laat te worden en we moeten nog een heel eind terug." Snel nemen ze afscheid van de vossen en beloven om het volgende jaar terug te komen. Dan moet Rik weer op Rak zijn rug klimmen en vliegensvlug rent Rak weer terug naar huis.
Omdat het voorjaar is, heeft de juf besloten dat ze met de hele klas groente gaan kweken. "Vandaag gaan we radijsjes planten," legt de juf uit. Iedereen krijgt een bekertje en moet daar prut in doen, dan deelt de juf zaadjes uit, die ze in de prut moeten duwen, en dan moeten ze er een klein beetje water in doen. De juf schrijft daarna hun namen op de bekertjes en dan gaan de bekertjes op de vensterbank. "Hoe lang duurt het voordat we de radijsjes op kunnen eten, juf?" vraagt Marieke, een klasgenootje van Rik en Bram. "Zes weken, dus het duurt nog heel erg lang," zegt de juf, die nu al weet dat de kinderen het nog wel honderd keer gaan vragen hoe lang het nog duurt. "Kijk, ik heb een speciale kalender gemaakt, en elke dag streep ik er een dag op door. En als alle dagen doorgestreept zijn, dan zouden de radijsjes groot genoeg moeten zijn om ze op te eten," legt ze uit. "Mogen wij dan de dagen doorstrepen?" vraagt Bram. "Nee hoor, dat doe ik," zegt de juf lachend, "Anders zijn straks aan het eind van de week alle dagen al doorgestreept omdat jullie allemaal een streepje willen zetten." Elke dag aan het begin van de les zet de juf een streepje door een van de dagen op de kalender. En als de aarde niet meer vochtig is, dan geven de kinderen hun radijsjes water. Na een paar dagen piepen de eerste kleine groene puntjes al boven de aarde. "Kijk juf, ze beginnen te groeien!" roept een van de kinderen enthousiast. Meteen gaan ze allemaal kijken. En inderdaad sommige bekertjes hebben al een groen puntje. De kinderen die al een groen puntje hebben zijn heel enthousiast, maar de kinderen zoals Rik die nog steeds alleen maar zwarte prut in hun bekertje hebben zijn een beetje teleurgesteld. "Nog even geduld, ik heb jullie allemaal meerdere zaadjes gegeven, omdat niet uit alle zaadjes een plantje komt. Maar vaak duurt het gewoon ook nog even," legt de juf uit. In de dagen die volgen komen er steeds meer groene puntjes boven de aarde kijken, en zelfs de eerste blaadjes worden al zichtbaar. Langzaam groeien de radijsjes uit. Bij sommige kinderen is er zelfs al een rood met wit topje van een radijsje te zien. En dan is het eindelijk zo ver, het laatste streepje is op de kalender gezet en de radijsjes kunnen uit de potjes gehaald worden. Trots bewaart Rik zijn vier rode radijsjes tot thuis om ze aan mama te kunnen laten zien. "Kijk eens aan, een echte tuinman!" roept mama tussen de middag uit als Rik zijn radijsjes toont, "Die zien er lekker uit, zeg! Wat wil je er mee doen? Zo opeten? Of in plakjes op een broodje gezond, of door de salade?" Daar moet Rik nog even over nadenken. Eigenlijk houdt hij helemaal niet zo erg van radijsjes, die smaken altijd zo scherp. "Door een salade," besluit hij, "Je weet wel die lekkere salade die jij altijd maakt, met sla en ananas." "Nou, dan zal ik vanmiddag even sla gaan halen," zegt mama, "Dan kunnen we vanavond bij het avondeten sla eten. Ga je mee boodschappen doen straks, of ga je buiten spelen?" Rik heeft vanmiddag vrij, omdat het woensdag is. Rik twijfelt even of hij niet mee zal gaan, het gaat tenslotte om de ingrediënten voor zijn salade. "Ik ga buitenspelen," zegt hij dan. "Groot gelijk," vindt mama, "het is heerlijk weer." "Weet je, Rak, ik zou wel een speelgoedboom willen zaaien," zegt Rik, "Zou dat niet machtig zijn? Ieder jaar weer nieuw speelgoed om mee te spelen. Nog meer dan je voor je verjaardag en van Sinterklaas krijgt!" Rak moet er om lachen, "Maar dan moet je wel speelgoedzaadjes zien te vinden!" Meteen duikt Rik zijn kast en kisten in om op zoek te gaan naar een speelgoedzaadje. Uiteindelijk stopt hij een paar legoblokjes in zijn zakken. Een groene en een bruine, want die leken het meest op zaadjes. "Nou," zegt Rak, "Ik denk dat we om die zaadjes te kunnen laten groeien naar het meest magische deel van het bos moeten gaan. Want hier in de tuin gaat het zeker niet werken." Samen gaan ze op pad om een geschikt plekje in het bos te vinden om de speelgoedzaadjes te planten. "Eigenlijk denk ik dat we het bij de toren van de tovenaar moeten planten," zegt Rik, "Die is altijd aan het toveren, dus daar moet het wel magisch zijn." "maar dan verkoopt die vast het speelgoed," zegt Rak, "Of hij gaat er experimenten mee doen. In ieder geval heb je er dan niet zo veel aan." "Maar we zouden het natuurlijk altijd kunnen planten tussen de struiken er om heen. Daar komt hij zelf volgens mij nooit," denkt Rik. "maar dan moeten wij ook iedere keer door al die prikkende struiken heen om er bij te kunnen komen, nee hoor, mij niet gezien!" vindt Rak, "Maar we kunnen ze ook planten waar het ijspaleis heeft gestaan. Een heel paleis van ijs en sneeuw dat niet smelt, is ook iets heel magisch." "Ja, maar als het ijspaleis dan weer aangroeit, dan verdwijnt de boom onder het ijs, daar kunnen bomen meestal niet zo goed tegen," weet Rik, "Misschien bij de boom van het vogelvolk dan?" "We kunnen het aan ze vragen, maar ik weet niet of ze dat leuk vinden dat een speelgoedboom al hun magie opzuigt. Straks werken hun beschermingstovers niet meer!" denkt Rak. "Oei, nee dat is ook weer niet de bedoeling. Nou, dan weet ik het niet meer." Stilletjes zijn ze alletwee aan het nadenken over waar ze de speelgoedboom zouden kunnen planten. "Weet je wat, we kunnen het Tony wel vragen, die weet heel veel van het bos, misschien weet die nog een goede plek," vindt Rak. En zo gaan ze op pad.
Als Rik en Rak bij de brug van Tony aankomen, zit hij al op hen te wachten. "Hee jongens, ik hoorde jullie al aankomen." "Hoi Tony!" roept Rik. "Hee Tony," bromt ook Rak. "Tony, weet jij soms een hele magische plek in het bos?" vraagt Rik. "Een magische plek? Het hele bos is magisch! Dus wat voor magische plek zoek je?" wil Tony weten. "Nou een plek waar ik mijn speelgoedzaadjes kan planten, zodat er een speelgoedboom uit groeit." "een speelgoedboom hè? Hmm, laat me eens kijken. Dan zoek je niet alleen magische grond, maar ook vruchtbare grond. En een plek waar geen dieren als mijn geiten komen, want dan wordt je plantje al opgegeten voordat het kans krijgt om een echte boom te worden. En de grond moet vochtig zijn, maar ook weer niet te nat. Ja, ik denk dat ik wel een geschikt plekje weet. Zal ik jullie er naar toe brengen?" stelt Tony voor. Rik springt een gat in de lucht, "Jaaa!" Tony neemt hen mee in de richting van de vogelstam, maar buigt dan af in een richting waar ze normaal niet komen. Ze verlaten na een poosje zelfs het pad. Rik vindt het best spannend. Tony leidt hen door een stuk van het bos waar dennebomen staan. Het is heel stil in dit deel van het bos, lichtstralen filteren hier en daar door het dichte bladerdek en verlichten een schimmige wereld. Op de grond groeien alleen mossen en her en der een heel klein denneboompje. De stammen zijn bijna net zo groen als de grond van het mos, en zelfs van de onderste takken hangen slierten mos. Het is net een magisch bos uit een sprookje. Rik vraagt zich af of dit de plek is die Tony in gedachten heeft, maar Tony blijft doorlopen. Net zo lang tot ze dat deel van het bos weer uit zijn. Het volgende deel van het bos is een stuk lichter, hier staan vooral jonge loofboompjes met af en toe een grote denneboom er tussendoor. Tony neemt hen mee een heuvel op. Op de top van de heuvel is een soort tempeltje, met daarnaast een natuurlijke bron waar een beekje uit springt dat de heuvel afstroomt. Achter het tempelte begint een loofbos met hele dikke, oude bomen. "Zo, we zijn er," zegt Tony, "Dit is volgens mij de beste plek in het hele bos. In deze tempel werd vroeger een vruchtbaarheidsgodin vereerd. Dankzij de offers die de mensen in deze tempel deden zijn er hier heel wat wonderen geweest. Van mensen die spontaan weer lopen konden, tot onvruchtbare vrouwen die kinderen kregen. Als er ergens een speelgoedboom kan groeien, dan moet het hier bij het beekje in de buurt van de bron wel zijn. Als het hier niet wil groeien, dan groeit het nergens." Rik kiest een mooi plekje naast de beek uit, een klein eindje de heuvel af. "Ja, dat is een mooi plekje," vindt Tony, "Als dan straks de blaadjes en het speelgoed van de boom vallen, dan vallen ze niet in de bron." Rik graaft een klein kuiltje op de uitgekozen plek en begraaft daarin het bruine legoblokje. "Zal ik er nog meer begraven?" vraagt hij zich af. "Volgens mij kun je de rest van je zaadjes beter aan de godin offeren," stelt Tony voor, "Wie weet is ze je gunstig gezind en wil ze je zaadje zegenen." "Zegenen? Wat is dat?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Zegenen? Hmm, hoe leg ik dat uit. Dat houdt in dat een god of godin je gunstig gezind is en zijn of haar best doet om te zorgen dat het goed komt. Ik weet het dat klinkt, vaag, maar dat is het beste wat ik kan doen om het uit te leggen," probeert Tony het uit te leggen. Rik knikt, hij denkt dat hij het wel begrijpt, "Nou, dan zal ik de rest van mijn zaadjes offeren. Moet ik dan ook nog een gebed doen? Of weet de godin vanzelf wel wat ik wil?" "Als ik jou was zou ik de zaadjes offeren zonder daar iets voor te vragen. Gewoon naar binnen lopen en de zaadjes op het altaar leggen." "Altaar? Wat is een altaar?" wil Rik weten. "Een altaar is de plek waar mensen offers brengen. Ga maar naar binnen, je ziet het vanzelf wel. Het altaar staat altijd op de meest opvallende plek." Tony wijst naar de ingang. Rik gaat naar binnen. Zoals Tony gezegd heeft, is het altaar het meest opvallende in de hele kerk. Het is duidelijk dat er al in geen jaren meer iemand in de tempel is geweest, want het is er helemaal overwoekerd door onkruid. Rik trekt het onkruid van het altaar weg. "Dag godin, ik heb hier wat speelgoedzaadjes voor je. Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik het onkruid van je altaar weggetrokken heb. Als ik wist dat je het op prijs zou stellen, dan zou ik de rest ook weghalen. Maar aangezien je een godin van vruchtbaarheid bent, zou het ook best kunnen dat je het wel mooi vindt. Dus laat ik het maar bij het schoonmaken van je altaar. Dag godin." Rik legt zijn blokjes op het altaar en verlaat de tempel weer. Als hij buiten komt komen er van alle kanten op hem af. Hij wordt helemaal omringd door een grote wolk van vlinders. "Tjemig Rik, ik heb zo'n idee dat de godin wel blij met je is," zegt Rak. Rik lacht van genot, "Misschien moet ik dan toch de rest van het onkruid weghalen!" Tony kan er ook wel om lachen, "Ik denk dat dat een goed idee is." Als de vlinders weer weggevlogen zijn, gaat Rik weer naar binnen en vol goede moed valt hij het onkruid aan. Al snel ligt er een grote berg onkruid voor de tempel. "Zo, dat ziet er weer een stuk beter uit," vindt Rik. Met een grote tak uit het bos veegt hij de laatste troepjes naar buiten. "Dag godin, ik hoop dat je blij bent met je opgeruimde tempel!" roept Rik nog voordat ze weer weggaan. "Zo Rik, en nu moet je alleen af en toe langskomen om tegen je boompje te praten. Jullie mensen beweren altijd dat ze daar beter van groeien!" grapt Tony. "Echt? Nou dan moet ik dat maar proberen," vindt Rik, "Dag boompje, we komen gauw weer eens kijken hoe het met je gaat." Met zijn drieën lopen ze weer terug naar de brug van Tony. Daar nemen ze afscheid en dan gaan Rik en Rak weer naar huis.
Een week later gaan Rik en Rak weer bij de tempel kijken of hun boompje al gegroeid is. Tot hun grote verrassing vinden ze op de plaats waar ze het zaadje begraven hadden echt al een klein boompje. "Kijk nou, het is al helemaal een mini-boompje!" roept Rik enthousiast uit, "Hoe kan dat nou?" "Ik denk dat de godin blij met je was," gokt Rak. Rik wil de godin graag bedanken en gaat binnen in de tempel kijken of hij niet iets kan doen. Maar de tempel ziet er nog net zo uit als hij hem vorige week achter liet. Buiten de tempel is ook niet zo veel dat hij doen kan. Rik neemt zich voor dat hij volgende week een mooie tekening voor de godin mee zal nemen. Rik gaat naast zijn boompje zitten en vertelt over wat hij de afgelopen week allemaal beleeft heeft op school. Iedere week gaat Rik terug om zijn boompje te bekijken en de tempel op te ruimen of te versieren. Rak en Tony hebben hem geholpen om een echte takkenbezem te maken, waarmee hij elke week de tempel uitveegt. In de tempel hangen ook verschillende tekeningen die hij gemaakt heeft. Het boompje groeit intussen als kool, elke week is het zeker 30 centimeter groter. Als het net zo groter is dan Rik zelf, komen er bloemknopjes in. Nog een week later staat het boompje volop in bloei. Wat Rik vooral zo bijzonder vindt is dat de bloemetjes alle kleuren van de regenboog heeft. Weer een week later vallen de bloemetjes uit en komen er vruchtjes aan de boom. Rik is eigenlijk een beetje teleurgesteld dat de vruchtjes nog het meest op kastanjes lijken. Ze zijn ook allemaal gewoon groen. Maar nog een week later liggen er rijpe kastanjes op de grond. Sommige zijn ook opengebarsten, en daarin kan Rik hele kleine legoblokjes zien zitten. Enthousiast verzamelt hij alle kastanjes die op de grond liggen en breekt ze allemaal open. Het zijn maar hele kleine legoblokjes met maar twee nopjes, maar het zijn toch echt legoblokjes. Van de blokjes die hij vindt, bouwt hij een heel klein huisje. Je moet best fantasie hebben om te zien dat het een huisje is, want er waren nog niet zo heel veel blokjes, maar Rik is er toch heel erg blij mee. Hij legt het huisje op het altaar. "Kijk eens godin, dit heb ik voor jou gemaakt, omdat je mij een speelgoedboom gegeven hebt. Nog een week later zijn alle blaadjes van de boom op de grond gevallen. Sip staat Rik er naar te kijken, "Hij gaat dood!" Ook Rak is een beetje verbaasd, "ja, dat lijkt me niet echt normaal dat de blaadjes in de lente al uitvallen. Maar goed, het was natuurlijk zowiezo al een wonder dat er uberhaupt een boompje uit je zaadje gegroeid was!" "Moet je echt doodgaan boompje? Nou, vaarwel dan maar, ik zal je missen! Ik had gehoopt dat je een hele grote volwassen speelgoedboom zou worden, maar misschien worden speelgoedbomen wel niet groter dan jij nu al bent," spreekt hij zijn boompje voor het laatst toe. Sip gaat Rik de tempel uitvegen zoals elke week. Verdrietig kijkt hij naar zijn tekeningen. Op sommige staat de tempel, op andere de speelgoedboom. Op sommige staat zelfs een plaatje van hoe hij hoopte dat de boom er ooit uit zou zien. Zonder nog iets te zeggen gaat hij na het vegen naar huis. Maar de week erna gaat hij toch weer naar de tempel toe, omdat hij toch wel benieuwd is of er nu nog iets over is van zijn boompje. En daar wacht hem een grote verrassing, er zitten allemaal nieuwe knopjes in het boompje! Rak moet lachen, "Ik denk dat ik al weet wat er gebeurd is, de godin heeft jouw tekeningen gezien en zag dat je een grote boom wilde. En dus heeft ze speciaal voor jou de seizoenen versneld! Dus het boompje ging niet dood vorige week, het was gewoon herfst! En nu is het winter, en dan is de boom kaal, maar er komen wel knopjes aan." Met zijn tweetjes doen ze een rondedansje om de boom. En inderdaad in de weken daarna krijgt het boompje weer blaadjes, bloemetjes, vruchtjes en vallen de vruchtjes en de bladeren er weer af. Het boompje is nu ook al twee keer zo groot als Rik zelf. Als Rik de legoblokjes uit de vruchtjes haalt, vindt hij ook al een paar iets grotere legoblokjes met vier nopjes, hoewel sommige nog net zo klein zijn als de vorige keer. Er zijn ook veel meer blokjes dit keer en in meer kleuren. Van de blokjes bouwt hij een boompje dat hij op het altaar naast het huisje zet. "Kijk eens godin, de volgende oogst. Ik vind het echt superaardig dat je de speelgoedboom zo hard laat groeien," zegt hij blij, "als dat zo hard blijft gaan, dan kan ik volgend jaar een tempel van lego bouwen!" Heel even denkt Rik dat hij iemand hoort lachen, maar dat kan niet, want Rak is buiten en bovendien lacht die heel anders. Het klonk bijna alsof er een vrouw lachte. Hij schudt zijn hoofd en loopt naar buiten. "Rak, hoorde jij ook iets daarnet?" vraagt hij buiten aan Rak, "Ik dacht even dat ik iemand hoorde lachen." Rak kijkt hem verbaasd aan, "Nee, ik denk dat je het je moet hebben ingebeeld, ik hoorde niets. En meestal zijn mijn oren beter dan die van jou." Rik haalt zijn schouders op, "Dan zal ik het me inderdaad wel verbeeld hebben." Tevreden loopt het tweetal weer terug naar huis.
"Ik heb een verrassing voor je, Rik," zegt papa tijdens het ontbijt. "Een verrassing? Wat leuk! Wat is het?" juicht Rik. "Het is iets waar we naar toe gaan," zegt papa geheimzinnig, "En je zult het wel zien als we daar aankomen." Rik kan niet wachten, "Gaan we dan nu meteen?" "Eerst je broodje opeten," vindt mama. "En ik moet mijn koffie ook nog opdrinken," zegt papa vlug, "dus je hoeft niet zo te schrokken! Straks krijg je nog de hik." Omdat Rik nu wel doorheeft dat het nog wel even duurt, eet hij netjes zijn boterham op. Terwijl papa zijn hete koffie voorzichtig opdrinkt, helpt mama Rik in zijn jas en schoenen. "Mag Rak ook mee?" vraagt Rik. "ja hoor, hij mag ook mee," zegt mama, "Anders zou je het toch niet zo leuk vinden, dachten we. Dus hebben we het even gevraagd en het mag." Snel doet papa ook zijn jas en schoenen aan. Rik is heel benieuwd waar ze heen gaan, papa doet namelijk zijn bergschoenen aan en niet zijn nette schoenen. Eindelijk zijn ze klaar voor vertrek. Rak gaat in de achterbak en papa helpt Rik in zijn stoeltje op de achterbank van de auto. Tijdens de rit probeert Rik te raden waar ze heen gaan, "Gaan we naar het pretpark? Gaan we naar de bioscoop? Gaan we naar de speeltuin?" Papa zegt helemaal niets en lacht alleen maar geheimzinnig. "Je zult het wel zien als we er zijn," zegt hij als Rik even stil is omdat hij niets ander meer kan verzinnen. Na een kwartier rijden komen ze eindelijk aan. "De boerderij!" roept Rik blij. Op de boerderij is altijd een hoop te beleven. "Ja, die had je nog niet geraden," zegt papa tevreden, "Kom, we moeten in de stal zijn." Achter de boerderij ontmoeten ze de boer in de stal. Papa en de boer geven elkaar een hand en begroeten elkaar als oude vrienden. "Zo, dus jij bent nou Rik," zegt de boer, terwijl hij Rik ook een hand geeft, "En dan moet jij die slimme Rak zijn," zegt hij tegen Rak, "Je baasje heeft al flink lopen opscheppen!" Rak gaat meteen opzitten en steekt zijn poot uit naar de boer. "wel heb ik ooit! Jij bent echt slim zeg! Ik heb een hoop honden gezien die een poot konden geven, maar nog nooit eentje die het zonder commando deed." De boer schudt Rak zijn poot en geeft hem een aai over zijn kop. "Straks bij de koffie heeft mijn vrouw vast wel iets lekkers voor je." Rak begint meteen enthousiast te kwispelen. "volgens mij verstaat hij alles wat ik zeg, of niet soms?" vraagt de boer aan Rik. Die knikt trots. "Nou dat is mooi, dan kan hij ons straks misschien wel helpen. Weet je eigenlijk al wat we zo gaan doen? Of heeft je vader het geheim gehouden? Ik weet dat hij het altijd leuk vindt om geheimzinnig te doen." Papa moet lachen, "Je kent me te goed. Rik weet inderdaad nog van niets." De boer schudt zijn hoofd, "die vader van jou ook. Als het kon zou hij zijn naam nog geheimhouden! Dan zal ik je maar eens vlug uitleggen wat we gaan doen, want dan kunnen we aan de slag. Ik ben een schapenboer, dus ik heb een heleboel schapen. En zoals je vast wel weet, hebben die in de lente lammetjes. Sommige mamaschapen hebben niet genoeg melk voor hun lammetjes, en dan moeten wij die wat extra melk voeren, zodat ze toch groot en sterk kunnen worden." Tijdens die uitleg heeft hij Rik, Rak en papa meegenomen naar een hok in de stal met een viertal lammetjes erin. Net als ze daar aankomen, komt de boerin aangelopen met een viertal flesjes met melk. "Kijk eens aan, jullie zijn precies op tijd," zegt ze tegen de boer, "Hier is de melk, dan kunnen we meteen allemaal een lammetje voeren, dan hoeven ze nu eens niet te dringen om als eerste te mogen." Snel deelt ze de flesjes uit. Met de flesjes in de hand gaan de vier mensen het hok in. Rak blijft buiten het hok staan toekijken. Rik kiest een lammetje uit en steekt het flesje naar het beestje uit. Meteen begint het lammetje aan de fles te zuigen. Gulzig drinkt hij het flesje leeg. "Moet een lammetje ook een boertje laten als hij zijn fles leeg heeft?" vraagt Rik nieuwsgierig. De boerin kan er wel om lachen, "Nee hoor, dat hoeven alleen mensenbaby's omdat die nog niet zelf rechtop kunnen zitten. Een lammetje kan bijna direct na de geboorte al lopen, en omdat hij dan rechtop staat raakt hij de overtollige lucht vanzelf wel kwijt. Mensenbaby's moet je daar altijd een handje bij helpen, omdat die plat liggen, en dan gaat de lucht niet vanzelf omhoog. Luchtbelletjes willen namelijk altijd omhoog zie je, en bij een baby is omhoog naar de navel, en niet naar zijn mondje. En als de lucht in zijn buikje blijft, dan krijgt hij kramp en dat doet pijn. Bij een lammetje is het hoofdje wel het hoogste punt." Rik knikt enthousiast, ja dat kan hij wel begrijpen. Hij wist eigenlijk nooit zo goed waarom baby's boertjes moesten laten na een flesje. Als alle lammetjes de flesjes leeg hebben, gaan ze koffie drinken. Ondanks dat het nog niet zo lang geleden is dat ze ontbeten hebben, lusten papa en Rik wel wat te drinken. En ook de koeken die de boerin gebakken heeft gaan er met smaak in. Voor Rak is er een lekker bot om op te kauwen. Na de koffie moeten ze weer aan het werk, want een boer heeft het altijd druk, en het werk voor de dag is nog lang niet gedaan.
Rik, Rak, papa en de boer gaan weer naar buiten. Dit keer gaan ze niet naar de stal, maar naar een weiland een eindje verderop. "Zo, ik wil wel eens zien wat Rak allemaal kan," zegt de boer, "Kijk eens Rak, zie je die schapen daar aan het eind van het veld? Kun je die ook hierheen krijgen?" Rak knikt even kort en rent dan naar de andere kant van het veld. Als ervaren schaapshond rent hij met een bocht om de schapen heen om er van de achterkant achteraan te rennen. De schapen schrikken zich wild en rennen luid blatend op de boer af. Steeds als er een van de schapen de verkeerde kant op rent, rent Rak snel naar die kant toe om de hele groep weer bij elkaar te drijven. "Wauw, die hond is een natuurtalent. Was hij soms vroeger herdershond?" vraagt de boer zich af. "Ik heb geen flauw idee, we hebben hem uit het asiel gehaald. Daar vertelden ze dat ze hem in de stad gevangen hadden, dus erg waarschijnlijk lijkt het niet. Maar je weet maar nooit," vertelt papa. "Stuur ze nu eens allemaal naar rechts, Rak!" roept de boer om uit te proberen of Rak echt alles begrijpt. Braaf drijft Rak alle schapen naar de rechterkant van het veld. "Naar links!" roept de boer dan, en de hele kudde beweegt als vanzelf naar links. "In een cirkel!" Braaf draven de schapen in een rondje rond. Rak lijkt er eigenlijk niet eens echt heel veel moeite voor te hoeven doen. "Als ik niet beter wist, zou ik denken dat de schapen me konden verstaan!" zegt de boer. "Maak nu eens een vierkant Rak!" Tegen papa en Rik zegt hij, "eigenlijk kan dat niet met maar één hond, maar van die cirkel zou ik ook al niet geloofd hebben dat dat met maar één hond kon." Voorzichtig sluipt Rak op de schapen af die nu zijn blijven staan. Hij gromt een beetje naar ze en de schapen aan de kant waar hij loopt gaan netjes op een rijtje staan. Zo werkt hij ook de andere drie kanten van het vierkant af. De mond van de boer valt gewoon open van verbazing, "Het lijkt verdikkie wel magie! Met zo'n hond kun je gewoon prijzen winnen, behalve dat ik denk dat je al snel weggegjaagd zou worden door bijgelovige boeren!" Met een hardere stem roept hij Rak weer, "Nou kom maar Rak, ik ben er nu echt van overtuigd dat je een wonderhond bent. Drijf ze nu maar hier naar het hek. Als Rak de schapen in het hok bij het hek gedreven heeft sluit de boer het hek. "Goed gedaan Rak!" roept hij tevreden. "Nu is het de bedoeling dat we ze naar een ander weiland brengen. In dit land is het gras al te kort, op het andere veld is het gras veel langer, dus daar kunnen ze weer een tijdje staan. Als jullie nou voor de schapen blijven lopen, zodat ze niet te hard kunnen lopen," stelt de boer voor, "Rak, kun jij er dan voorzichtig achteraan lopen?" Rak knikt weer. De boer doet het hek open en in optocht gaan ze van het veld naar een ander veld een flink eind verderop. Tijdens het lopen praten ze over van alles en nog wat, maar vooral over Rak. "Hij is echt geweldig. Hij verstaat en begrijpt gewoon echt alles wat je zegt. Het verbaast me bijna dat hij niet terug praat, zo slim is hij," zegt de boer bewonderend, "Je hebt echt een prachthond aan hem. Kan ik hem niet overkopen?" Papa hoort wel dat de boer een grapje maakt en zegt lachend: "Als je de hond koopt moet je Rik er bij nemen, want die twee zijn echt onafscheidelijk." "Hmm, nou ik denk dat mijn vrouw dat wel een goede deal zou vinden, die wil al heel lang een eigen kindje. Zou je dat wat vinden, Rik? Een echte boerenzoon worden? Het is wel hard werken, maar ik weet zeker dat mijn vrouw je verwennen zou," gaat de boer verder. Rik schrikt een beetje, wonen bij de boer? Logeren zou wel leuk zijn, maar voor altijd? En dan nooit meer zijn ouders zien? Hij moet er toch niet aan denken. Papa ziet het verschrikte gezichtje en stelt hem snel gerust, "Niet zo schrikken hoor, je weet toch dat je moeder en ik je nooit weg zouden doen?" Dan ziet Rik ook dat het een grapje is. "Oh, nee, ik wil later geen boer worden. Ik wordt later astronaut! Maar ik wil best een keertje komen logeren met Rak hoor! Maar dan moet ik jullie wel waarschuwen, want wij eten de oren van je hoofd, zegt mama altijd. Rak vindt oren namelijk heel lekker!" Nu is het de beurt van de boer om te schrikken, "Mijn oren? Nee hoor, die wil ik houden. Je ouders mogen je houden! Jongetjes en honden die oren eten, die hoef ik niet! Moet je nagaan zeg, dan heb je straks een boer en een boerin zonder oren, met allemaal schapen zonder oren. Dat zou toch een dolle boel worden." Al pratend en grapjes makend zijn ze bij het andere weiland beland, waar de boer snel het hek open doet. Rak drijft alle schapen er doorheen, en dan doet de boer het hek weer dicht. "Zo, daar staan ze weer een paar weken goed. Met mijn eigen hond duurt dat altijd een stuk langer," Met zijn allen drinken ze nog een kopje thee bij de boerin in de keuken, en dan gaan Rik, Rak en papa weer terug naar huis. 's Avonds als ze alleen zijn, vertelt Rak dat hij de schapen gewoon kon vertellen wat ze moesten doen, "En waar ze een gewone hond nooit zo heel erg goed begrijpen, konden ze mij natuurlijk prima verstaan. Wij draken zijn er heel erg goed in om iedereen duidelijk te maken wat we willen! Dat maakt zoiets natuurlijk een stuk makkelijker dan een hond die die arme beesten alleen maar op kan jagen!" "Nou, en toch ben ik met de boer eens dat je een echte wonderhond bent! Een drakenhond!" vindt Rik.
Bram komt bij Rik spelen vandaag. Het is woensdagmiddag, dus ze hebben lekker lang de tijd. Nadat ze hun limonade met een snoepje op hebben, gaan ze naar Rik zijn kamer. Bram weet gelukkig al dat Rak een draak is, dus Rak kan lekker met hun meespelen. Ze spelen wat met de lego en dan met Isidoor en Pingu. "Weet je nog dat Adam, Bart, Cor en Dirk ons ontvoerden? Wat een heerlijke tijd hadden we toen," verzucht Bram. "Ja, hoe zou het met hun zijn?" vraagt Rik zich af. "Ik zou best nog eens met ze mee willen gaan," zegt Bram. Plotseling spits Rak zijn oren, "Stil eens, ik hoor iets," zegt hij. En inderdaad, het duurt niet lang of de jongens horen ook rare geluiden. En dan zien ze opeens ook al die rare lichten weer die de aliens de vorige keer hadden. Met een grote flits wordt de hele wereld zwart, en als ze weer wat kunnen zien, staan ze weer in het ruimteschip. "Hallo jongens," zegt Adam die al snel naar binnen komt lopen, "we waren in de buurt en we dachten eens te komen kijken hoe het met jullie ging." Als snel komen de andere drie blauwe aliens ook binnen. Alle avonturen die beleefd zijn nadat ze weer thuis afgezet werden door het viertal worden snel verteld, en ook de aliens hebben heel wat beleefd in de tussentijd. "We worden nog steeds regelmatig geïnterviewd op de televisie!" zegt Cor. "Ja, het wordt al bijna saai," vindt Dirk. "We waren op weg naar jullie maan, om daar het beroemde mannetje van de maan te ontmoeten," legt Adam uit, "dus toen dachten we dat jullie misschien wel mee zouden willen." Daar hoeven Rik, Rak en Bram niet lang over na te denken. "Natuurlijk willen we wel mee!" juicht Bram. "Ik ben wel heel benieuwd naar het mannetje op de maan," zegt Rik. "Ja, daar heb ik nog nooit van gehoord," zegt Bram, "Wie is dat? Woont hij helemaal alleen op de maan? Heeft hij zich verstopt toen onze astronauten langs kwamen?" De aliens moeten lachen om de stortvloed aan vragen. "Dat mag hij jullie zelf vertellen," vindt Adam, "ga maar gauw zitten en maak je gordels vast, dan vertrekken we. Al snel zien de jongens de aarde weer een klein blauw planeetje in de verte worden, terwijl de maan steeds groter wordt. "Wauw, wat een grote kraters op de maan," vindt Bram, "Ik had er natuurlijk wel van gehoord, en je zag het soms op plaatjes, maar dan kun je je nog niet voorstellen hoe groot die in het echt zijn! Ze zijn reusachtig!" "Ja, je zou er hele steden in kunnen bouwen!" denkt Rik. Adam stuurt het schip af op een van die grote kraters en landt het schip netjes midden in de krater op de bodem. "Zo, nu zullen jullie een ruimtepak aan moeten, want op de maan is geen zuurstof die jullie kunnen inademen," legt Adam uit, terwijl hij de jongens naar een kast leidt. Daar vinden ze twee hele mooie ruimtepakken die precies passen. "Wauw, hoe wisten jullie onze maat?" vraagt Rik zich af, "We zijn toch al flink gegroeid sinds de laatste keer dat we hier waren!" Adam lacht alleen maar geheimzinnig. Ook voor Rak is er een ruimtepak. Hij kan het natuurlijk niet zelf aankrijgen, dus Rik en Bram helpen hem een handje. Het pak bestaat uit een nauwsluitende overal en een helm, maar hoe ze ook duwen en trekken, ze krijgen Rak niet in de overal. "Wacht maar even," zegt Adam, "Ik denk dat we voor Rak beter zo'n andere helm kunnen pakken. Volgens mij is zijn drakenhuid dik genoeg om geen pak nodig te hebben, dus dan is er alleen nog een helm nodig, zodat hij kan blijven ademen." Adam pakt een iets andere helm uit de kast en bevestigt die om Rak zijn nek. "Maar hoe zorgt de helm er eigenlijk voor dat we kunnen blijven ademen?" vraagt Rik zich af, "Hebben we dan niet ook van die grote zuurstofflessen nodig?" Cor moet lachen, "Jullie malle aardlingen ook. Nee hoor, in de helm zit genoeg zuurstof voor een week. Die grote zuurstofflessen hebben wij al een paar eeuwen niet meer nodig, dat kan allemaal een stuk kleiner!" Maar dan zijn ze eindelijk allemaal in het pak gehesen en kunnen ze het schip verlaten. Buiten is het heel donker en koud, want de zon is aan de andere kant van de maan. En ondanks dat de pakken er voor zorgen dat ze niet bevriezen, voelen ze toch wel dat het heel koud is. Snel lopen ze achter de aliens aan naar iets dat een beetje op een grot in de wand van de krater lijkt. Bij de ingang van de grot worden ze begroet door een klein geel mannetje. "Hallo, welkom op de maan, hebben jullie een goede vlucht gehad?" vraagt het mannetje. "Dag meneer," zeggen de jongens gezamenlijk. "Het was een prima vlucht, dank u wel," voegt Rik er beleefd aan toe. "Oh kijk nou, ik zie dat jullie zelfs een draak hebben meegenomen!" roept het mannetje verheugd uit, "Welkom heer draak, het is al lang geleden dat ik voor het laatst een van uw ras ontmoet heb." "Tja," bromt Rak, "Er zijn dan ook niet zo heel veel draken meer over. En ik kan zelf niet vliegen, dus ik kon nooit langskomen." "Maar kom toch binnen, kom toch binnen," roept het mannetje, "Ik zou jullie toch bijna buiten laten staan. Waar zijn mijn manieren gebleven!"
Met zijn allen lopen ze achter het mannetje aan de grot in. Achter in de grot is een grote ronde deur met een rond wiel in het midden. Het mannetje draait aan het wiel en met een gesis gaat de deur open. Achter de deur is een kamer en aan het eind van die kamer is weer zo'n zelfde deur. Als iedereen binnen is, draait het mannetje de deur weer dicht. Als de deur dicht is, blijft het mannetje even staan, en zegt dan na een paar minuten tegen de jongens dat ze hun helm af kunnen zetten. "Er is nu weer genoeg zuuurstof in de kamer, zodat jullie zonder de pakken kunnen ademen," legt hij uit. Dat laten de jongens zich geen twee keer zeggen, en snel hangen ze hun pakken aan speciale haakjes in de kamer. Als Rik zijn pak uitheeft, gaat hij snel Rak helpen om de helm weer af te zetten, maar dat blijkt moeilijker dan gedacht. Gelukkig komt Adam ook al snel helpen, en die weet hoe het werkt. Als iedereen zijn pak uit heeft, doet het mannetje de andere deur open en volgen ze hem door een lange gang naar een mooie kamer met een gezellig haardvuur en gemakkelijke banken er omheen. "Een haardvuur? Maar er groeien toch geen bomen op de maan?" vraagt Bram zich af, "Hoe komt u dan aan hout?" Het mannetje kan er wel om lachen en legt uit dat er een keer in de week een ruimteschip langs komt om hem zijn voorraden te brengen, "Ik ben van alle gemakken voorzien!" Iedereen kiest een plekje op de bank voor het vuur, en dan vertelt Adam waarom ze eigenlijk langskwamen, "We kwamen eigenlijk om u om een gunst te vragen. Het zit namelijk zo, wij hebben een tijdje terug die intergalactische wedstrijd gewonnen." Het maanmannetje knikt, ja daar had hij wel al van gehoord. "En door die wedstrijd hebben we enige beroemdheid verworven. Dat is Rik, Rak en Bram gelukkig bespaard gebleven omdat zij bewoners zijn van een planeet die nog geen serieuze ruimtevaart hebben. Maar wij hebben er nogal moeite mee om constant achtervolgd te worden door de journalisten. En omdat u natuurlijk ook heel beroemd was, vroegen we ons af hoe u dat geregeld hebt," beëindigt Adam zijn verhaal. "Waardoor bent u eigenlijk zo beroemd?" vraagt Rik nieuwsgierig, "Want natuurlijk zijn er zelfs op Aarde wel verhalen over u, maar ik weet eigenlijk niet zo goed meer hoe die gaan." Even is hij bang dat hij het mannetje beledigd heeft, maar dat lacht hem gelukkig nog steeds vriendelijk toe. "Ja, dat kan ik me goed voorstellen. Je bent nogal jong hè? Zelfs voor een Aardling. Ik ben al heel oud, dus dan wordt je natuurlijk vanzelf een beetje beroemd, gewoon omdat je het zo lang volgehouden hebt. Zeker zo dicht bij jullie planeetje. Maar ik heb heel wat beleefd in mijn tijd. Zal ik jullie eerst eens een van mijn beroemdere verhalen vertellen? Ik weet niet of ze dit verhaal op Aarde ook kennen, maar in de rest van de Melkweg is het best een bekend verhaal. Dan zal ik jullie daarna wat tips geven," verzekert hij Adam en de rest. Als iedereen knikt, steekt hij van wal, "Eens, heel lang geleden, zo lang dat er zelfs nog geen mensen op de aarde woonden, woonde ik ergens anders. Het was een mooie planeet, en ik woonde er graag. Er woonden daar ook heel veel andere mensen van mijn volk. En er was ook een heel mooi meisje. Ze was zo mooi, dat alle mannen wel met haar wilden trouwen. Maar het was een heel trots meisje, en ze nam niet zo maar genoegen met de eerste de beste. 'Ik zal trouwen met degeen die mij een ster geeft die nog mooier is dan ikzelf,' zei ze. En dus ging ik net als zovele anderen op pad. Ik was niet de eerste die wegging, en voor mij kwamen er heel wat mannen die hele mooie sterren meebrachten, maar de prinses was heel slim, en besloot dat alle andere mannen het er over eens moesten zijn dat de ster mooier was dan zij zelf. En natuurlijk vond geen van de andere mannen dat van de sterren die de andere mannen terugbrachten. Zoals gezegd ging dus ook ik op jacht, en ik nam een schip naar de verste uithoeken van de Melkweg op zoek naar een ster die mooier was dan mijn geliefde. Maar natuurlijk vond ik die niet, want welke ster kan er nu mooier zijn dan het meisje waar je op verliefd bent. Ik heb jaren en jaren rondgezworven en alle uithoeken van de Melkweg gezien, en zelfs nog heel wat plekken daarbuiten. Uiteindelijk ging ik teleurgesteld terug. Ik hoorde dat er nog niemand in geslaagd was om een ster te vinden die mooi genoeg was. Ik ging naar mijn lief en vertelde haar dat er in heel de melkweg geen ster was die mooier was dan zij. Ik vertelde haar ook dat ik dus ook niets voor haar meegebracht had. Daarop riep het meisje uit dat zij eindelijk een verstandige man had gevonden. Ze maakte bekend dat ze wel met mij wilde trouwen, maar daar wilden de andere mannen natuurlijk niets van horen. En dus maakten ze een gemeen plan en ontvoerden mij op de avond voor ons huwelijk. Ze brachten me naar een verre planeet en lieten me daar zonder ruimteschip achter. Ik zat daar vele, vele jaren gevangen. En toen er eindelijk een schip langskwam om me op te pikken, hoorde ik dat mijn lief inmiddels met iemand anders getrouwd was. En dat zijn ze waarschijnlijk nu nog," besluit het mannetje zijn verhaal. "Maar, maar... Dat verhaal loopt helemaal niet goed af!" roept Bram verontwaardigd. Ook Rik vraagt zich af waarom je van zo'n verhaal beroemd zou worden. "Tja, niet iedereen is beroemd op de manier waarop hij graag zou willen," legt het mannetje uit, "Soms ben je alleen maar bekend als zielepiet. Maar er zijn nog veel meer verhalen hoor, en er zijn er ook wel een paar die wel goed aflopen. Maar die bewaar ik voor een andere keer."
"U zou ons nog wat tips en trucs vertellen over hoe je journalisten te slim af kunt zijn," helpt Adam het maanmannetje aan zijn belofte herinneren. "Nou ja, het eerste wat je natuurlijk kunt doen is een onbewoonde rots ergens in de ruimte zoeken, het liefst op een heel nare plek, waar niemand graag komt. Als je daar dan net zo lang blijft zitten tot er iemand anders beroemd geworden is, dan gaat het vanzelf over." Rik en Bram kunnen er wel om lachen, maar Adam en de anderen niet. Zo'n oplossing hebben ze niet zo veel aan. "Een andere oplossing is natuurlijk om geld te vragen voor de interviews," stelt het maanmannetje voor, "De meeste journalisten hebben daar helemaal geen budget voor, en dan zijn ze opeens niet meer geïnteresseerd. En die paar die dan toch doorzetten, nou ja, daar verdien je dan in ieder geval nog iets aan." "Wat is een butsjet," vraagt Rik als het maanmannetje even stil is. "Een budget? Dat is het geld dat een krant de journalist heeft gegeven om zijn onkosten te vergoeden, dus alle kosten die de journalist moet maken om aan een verhaal te komen. Meestal kunnen ze daar kladblokken en pennen van kopen, en taxiritjes van betalen enzo. Maar soms moeten ze daar dus ook de persoon die ze interviewen van betalen. En aangezien die budgetten meestal niet zo groot zijn, doen ze dat liever niet," legt het maanmannetje uit. Rik knikt tevreden. Dat kan hij mama toch maar mooi vertellen als hij terugkomt, dat hij geleerd heeft wat een budget is. Hij had papa dat woord ook wel eens horen gebruiken als hij terugkwam van zijn werk, en het ging dan meestal over budgetten korten. Nu snapt hij dat dat betekent dat papa dan minder geld krijgt, al snapt hij nog niet helemaal waarvoor papa dat geld nodig heeft. Dat moet hij dan de volgende keer maar eens vragen. Omdat Rik verder niets meer vraagt, gaat het maanmannetje verder, "Nog een tip, het helpt niet als je vervelend gaat doen tegen journalisten. Ik heb het uitgeprobeerd, maar dan krijg je alleen maar dat ze nare verhalen over je gaan schrijven. En zelfs stug volhouden in de hoop dat mensen die verhalen dan niet meer willen lezen helpt niet. Ik had eens een liedje geschreven dat nogal populair werd, al ik weet niet eens meer waar het over ging. Maar door dat liedje werd ik dus nogal beroemd. Ik had toen al eerder een aantal avonturen achter de rug, dus ik was al die journalisten nogal zat. En die keer was ik zo dom om te bedenken dat ze misschien wel weg zouden gaan als ik maar heel naar tegen ze deed. Maar omdat dat liedje zo populair bleef, wilden alle mensen graag allemaal verhalen over me horen, en het maakte ze eigenlijk niet zoveel uit wat voor verhalen dat waren. Omdat ik naar tegen de journalisten deed, gingen ze ook nare dingen over me verzinnen. Dingen die helemaal niet waar waren. In het begin waren dat maar kleine dingetjes, maar het werd steeds gekker. Ze waren elkaar ook echt aan het opjutten. Dan schreef de een dat ik een alcoholist was, omdat hij me één keer een biertje had zien drinken. Schreef de ander meteen weer dat ik aan de drugs was. En dan maakte een derde er van dat ik nodig eens naar een afkickkliniek moest om van mijn drank- en drugsproblemen af te komen. En hun lezers vonden al die verhalen geweldig. Er waren natuurlijk ook genoeg mensen die er niets van geloofden, maar de hoeveelheid mensen die het allemaal als zoete koek slikte was enorm. Er waren zelfs mensen die me persoonlijk kenden en dus beter zouden moeten weten die het allemaal maar geloofden! Je zou zeggen dat de mensen die me elke dag op het werk zagen wel door zouden moeten hebben dat het dan onmogelijk is dat ik ook nog eens in een afkickkliniek zit, maar het drong blijkbaar niet tot ze door dat die twee dingen niet te combineren waren. De vragen die ze me dan stelden. Echt alsof ik 's avonds na het werk weer naar de kliniek zou gaan. Belachelijk gewoon. Op den duur werd het me gewoon te gek. Ik heb mijn baan opgezegd en ben op zoek gegaan naar een plaats waar niemand me kende. Maar waar ik ook kwam, altijd was er wel weer iemand die die verhalen oprakelde. 'Was u niet...' Om gek van te worden! En zo ben ik uiteindelijk hier terecht gekomen. Hier was helemaal niemand, en dus ook niemand die me kende. Om diezelfde redenen werkt het eigenlijk ook niet als je de pers helemaal nooit te woord staat. Dat gaat prima zolang je dus op die rots woont en je van niemand last hebt, maar als je nog tussen de mensen woont niet. Want ook als je ze niets verteld gaan ze verhalen verzinnen. De mensen blijven om verhalen bedelen, en dus willen de krantenbazen die in hun krant hebben en de televisiebazen willen het in het journaal, of zelfs als documentaire. En als de journalisten dan niet met verhalen komen, dan worden ze gewoon ontslagen. En dus gaan ze natuurlijk dingen verzinnen. En misschien worden ze dan niet zo gemeen als wanneer je naar tegen ze doet, maar het is hun baas die gemeen tegen hun doet, en dus schrijven ze dat van zich af. En dan ben jij een gemakkelijk slachtoffer, want jou kennen ze niet. Dus mijn beste tip is dat je een paar goede journalisten tot goede vriend bombardeert, dan proberen zij er alles aan te doen om te zorgen dat het goede verhalen zijn die gepubliceerd worden. En als ze werken voor een beetje gerespecteerde bedrijven, dan gelooft men die andere journalisten al snel niet meer. En als je dat dan weer combineert met die eerste tip van het geld vragen aan alle journalisten die niet bij je kleine vriendenclubje horen, nou dan zou het best eens kunnen werken. Tegen de tijd dat ik dat bedacht was het natuurlijk al te laat, toen deden er al zo veel verhalen de ronde. Maar hopelijk werkt het voor jullie."
"Heel erg bedankt voor uw hulp!" zegt Adam tegen het maanmannetje, "we vinden het heel erg vriendelijk van u, dat u tijd voor ons kon vrijmaken." "Ach," zegt het maanmannetje, "Tegenwoordig komen er niet zo veel mensen meer langs, dus ik vind het wel gezellig als er eens iemand een praatje komt maken. Het is al weer een tijd geleden dat ik eens iets beleefd heb. Het laatste avontuur is toch al weer flink wat jaartjes geleden, eens kijken, toch zeker wel al dertig jaar terug, toen die aardlingen de ruimtevaart bedachten en hadden bedacht dat ze om te beginnen wel eens op die kale rots konden gaan kijken die om hun planeetje heendraaide. Toen kwamen ze opeens met van die reusachtige schepen hierheen. Dat was wel even spannend. Ik weet nog goed dat ze de eerste landing maakten, en dat er toen twee van hun uit die lander kwamen in van die enorme pakken. Ik had geen idee waar ze allemaal toe in staat waren, en ook niet of er nog meer mensen uit zouden komen. Het enige dat ik wist was dat mensen zich als gekken voortplantten, dus het had zomaar gekund dat er tientallen mensen uit dat schip zouden komen om zich over de maan te verspreiden. Hun schip was er zeker groot genoeg voor. Maar gelukkig kwam er alleen een kleine lander naar beneden met dus die twee mannen er in. Ik heb ze toen van een afstandje in de gaten gehouden om te zien wat ze zouden doen, maar ze plantten alleen een vlag en namen wat steentjes mee. Nou daarvan zijn er hier genoeg, dus als ze die als souvenir mee naar huis willen nemen, dan vind ik het best. Maar ik wil je wel vertellen, dat ik hem toen kneep hoor! Die ruimtepakken van hun hadden wel niet al te veel toeters en bellen, maar ja, voor je het weet kunnen ze laserstralen uit de vingers van hun handschoen schieten! Later kwamen er nog van die onbemande voertuigjes met camera's enzo. Daar heb ik er nog een van moeten saboteren omdat hij me bijna gevonden had. Ik had mijn huis toen nog op een andere plek, dichter bij het oppervlak. En dat apparaatje kwam tot op twee meter van mijn voordeur! Dat was me toch net even te dichtbij. Ik heb er toen voor gezorgd dat het ding met zijn camera tegen een scherpe steen is gereden. Ik denk dat dat malle apparaat er nu nog steeds ligt, want ze zijn het niet meer komen ophalen. En alsof al die cameraatjes op wielen nog niet genoeg waren, kwamen ze daarna ook nog met satellieten die allemaal foto's maakten. Toen ben ik maar hierheen verhuisd. Deze locatie is wat slechter te zien vanuit de ruimte. Ik heb natuurlijk ook allerlei ingewikkelde apparatuur laten installeren om er voor te zorgen dat mijn wekelijkse bevoorrading niet op gaat vallen. Mocht er nog eens iemand een camera deze kant op richten, dan zien ze alleen wat ze verwachten te zien." "Ja, dat volkje daar beneden," wijst Rak naar de aarde, "is er nog niet aan toe om buitenaardse wezens te ontmoeten. Er is al heel wat veranderd de laatste honderd jaar, maar of het er nou veel beter op is geworden betwijfel ik. Als je het mij vraagt hebben ze alleen maar ingewikkeldere en scherpere messen uitgevonden. Er zijn dan wel een paar groepjes die allerlei protocollen aan het ontwikkelen zijn voor het geval ze buitenaards leven ontmoeten, maar de meerderheid van de mensen zou aliens eerst willen opensnijden om te zien of ze gevaarlijk zijn, en dan pas vragen stellen." "Ik zou het toch jammer vinden als ik hier weg zou moeten," zegt het maanmannetje, "Zo over de jaren heen is het toch echt thuis geworden. Heerlijk rustig, met een schitterend uitzicht. De eerste paar jaren vervloekte ik natuurlijk al die nare persmuskieten die het nodig maakten dat ik hier ging wonen, maar als je eenmaal over die drang heen bent dat je dingen moet doen, dan leer je pas echt van die rust genieten." "Wordt je die rust op den duur niet weer beu?" vraagt Rak zich af, "Ik heb jaren in het bos gewoond, en daar woonde ik prima. Maar ik ging me op den duur toch wel vervelen. En ik denk toch dat er in een bos heel wat meer gebeurt dan hier op de maan." Het maanmannetje moet lachen, "Maar jij mag dan wel oud zijn naar mensenmaatstaven, vergeleken bij mij ben je nog maar een broekie. Volgens mij ben je naar drakenmaatstaven ook nog niet zo heel erg oud, of wel? Jonge mensen hebben actie nodig. Maar als je zo oud wordt als ik, dan hoeft dat allemaal niet meer zo nodig. Alle gewrichten worden dan wat stijver en het gaat allemaal niet meer zo makkelijk. En dan kun je twee dingen doen. Er steeds maar tegen blijven vechten en koppig doorgaan ondanks de pijn, of het accepteren en genieten van al het moois dat het leven nog te bieden heeft. Het is mijn mening dat mensen die het laatste doen het langste leven, dus heb ik al eeuwen geleden besloten om die keuze te maken. Maar goed, jullie moesten weer naar huis, en ik houd jullie alleen maar op met mijn verhalen." Hartelijk nemen de jongens afscheid en bedanken het maanmannetje voor zijn mooie verhalen. "Ik zou graag nog eens wat meer van uw verhalen horen!" vindt Bram. Dat kunnen Rik en Rak alleen maar bevestigen. Maar dan is het toch echt tijd om de ruimtepakken weer aan te trekken en terug naar het schip te gaan, zodat Rik, Rak en Bram weer naar huis gebracht kunnen worden. Want ze moeten natuurlijk wel weer op tijd voor het eten thuis zijn!
Onderweg naar huis kijken ze naar de sterren. "Kijk Rik, dat sterrenbeeld daar is de grote beer," wijst Adam. "Waarom heet het de grote beer?" vraagt Rik, "het lijkt meer op een steelpan dan op een beer!" "Dat heb je goed gezien! Wil je weten waarom het de grote beer heet? We kunnen het je wel laten zien, als je wilt. Volgens mij redden we dat nog wel voordat je weer thuis moet zijn," zegt Bart. "Nou, als dat zou kunnen! Ik ben wel nieuwsgierig," zegt Rik. "Anders ik wel," zegt Rak, "Ik heb altijd al afgevraagd waar die naam vandaan kwam. Want ze hebben het ook altijd over het steelpannetje." "Nou dan maken we even een omweg. Doe je gordels maar vast, want om op tijd terug te zijn, moeten we wel even flink gas geven, zoals jullie mensen dat noemen," waarschuwt Adam, die zoals altijd het schip bestuurt. Snel gaan de anderen zitten en doen hun riemen vast. "Zitten jullie?" vraagt Adam, "Okee, daar gaan we dan!" Meteen sprint het schip weg. Het gaat nu zo snel dat de sterren vervagen tot streepjes op de schermen. "Wauw, hoe kun je nog zien waar je moet vliegen als het zo hard gaat?" vraagt Rik. Adam moet lachen, "Als we zo hard gaan, dan gaat dat op de automatische piloot. Dan bestuurt de computer het schip. Ik heb snellere reflexen dan een mens, maar zelfs ik ben niet snel genoeg dat ik snel genoeg zou kunnen reageren als we recht op een ster af zouden gaan." "Maar waarom zit je dan nog achter het stuur?" wil Rik weten. "Tja, ik moet toch ergens zitten. En zo kan ik meteen het stuur weer overnemen als we op plaats van bestemming aankomen. Bovendien heeft de kapitein van een schip altijd achter het roer gestaan, daar is in al die eeuwen niets aan veranderd," legt Adam uit. Net als hij uitgepraat is, veranderen de streepjes weer in stippen. "kijk eens, we zijn er al," zegt Adam tevreden, "Het is toch altijd prettig om sneller dan het licht te kunnen reizen. Met de ruimteschepen die jullie mensen ontwikkeld hebben zou deze reis langer duren dan een mens leeft. Gaan jullie mee naar de landingscapsules? Op deze planeten nemen we nooit het hele schip mee. Dirk, blijf jij hier om het schip te bewaken?" Dirk heeft de grote beer al meerdere keren gezien, dus hij vindt het prima om achter te blijven, "Prima, veel plezier. Ik zal jullie in de gaten blijven houden. Als jullie dan in de problemen komen, dan haal ik jullie er wel uit." Rik, Rak, en de drie aliens gaan op het platform van de landingscapsules staan, terwijl Dirk de knoppen bedient, "Daar gaan jullie dan! Veel plezier en tot straks!" Dirk drukt op de verzend knop en het vijftal wordt naar het oppervlak van de planeet gestuurd. Beneden op de planeet is het een rotsige bedoening. "Het lijkt hier wel wat op de maan," vindt Rik. "Ja, maar dan met meer zwaartekracht," zegt Rak. Een stuk verderop zien ze een grote rotswand. En zelfs vanaf de plek waar ze staan, wat nog best een eindje weg is, kunnen ze de gaten in de wand zien. "Het is net een grote grijze gatenkaas!" vindt Rak, "Je zou er bijna honger van krijgen!" Rik moet lachen, Rak heeft eigenlijk wel gelijk. Er zitten overal in de muur grote ronde gaten, vlak bij de grond, maar ook hoger in de wand. De gaten zitten tot bijna bovenaan. "hoe hoog is die rotsmuur nou?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Oh, dat hebben we eigenlijk nooit gemeten," zegt Adam, "Wil je het graag weten? Dan moeten we Dirk vragen of hij wat metingen kan doen. Dan heeft hij straks het antwoord wel voor ons." Rik denkt even na, "Nee, dan komt het straks wel als we weer weg gaan. Laten we nu eerst maar gaan kijken hoe het er daar uit ziet." Samen lopen ze naar de muur toe. Al snel wordt die zo hoog dat Rik de bovenkant niet meer kan zien. Het is een flink eind lopen, maar er is genoeg te zien. Wat eerst een maanlandschap leek, blijkt namelijk helemaal niet zo kaal te zijn. Overal staan struiken en boompjes, alleen waar die op Aarde groen zijn, zijn ze hier grijs. Tussen de struikjes lopen ook allemaal klein grijze beesten rond. Ze lijken nog het meest op klein bosdiertjes als muizen en egels. Dan komen ze dicht genoeg bij de wand om de bewoners van de grotten te zien. Vlak bij de wand lopen allemaal hele grote beren. Het lijken wel circusberen, want ze lopen allemaal rechtop op hun achterpoten en ze hebben ook kleren aan. "Kijk eens aan, Adam, Bart en Cor! Dat is lang geleden zeg!" horen ze plotseling een stem. Als Rik in de richting van het geluid kijkt, ziet hij de grootste beer die hij ooit gezien heeft. Zelfs de grootste beer in de dierentuin is maar een klein beestje vergeleken bij dit monster. Rik is blij dat hij zo vriendelijk klinkt, want anders zou hij het vast op een rennen hebben gezet. Rak komt dicht tegen hem aan staan en dat helpt ook. "En wie zijn jullie vrienden?" vraagt de enorme beer. "Ha dag Gregor! Dit zijn Rik en Rak. We waren van de maan op weg naar de Aarde toen we jullie sterrenbeeld zagen." "Ah, en toen vroegen ze zich natuurlijk af waarom dat grote beer heet, terwijl het op een steelpan lijkt!" snapt Gregor, "Nou, nu weten jullie het dus. Welkom in de grote beer!" "Wonen er in de kleine beer dan ook kleine beren?" vraagt Rik. Gregor moet lachen, "Je zou het wel denken he? Maar nee, daar woont mijn volk ook. Het zonnestelsel daar lijkt tamelijk op wat je hier ziet, dus we voelden ons daar thuis. En omdat het stelsel wat kleiner is dan dit hier, noemde iedereen het de kleine beer. Kan ik jullie wat te drinken aanbieden?" "Bedankt Gregor, maar we hebben niet zo heel erg lang dit keer, Rik moet namelijk nog voor het eten thuis zijn. Dus we kwamen alleen even een snelle blik werpen. Hopelijk komen we binnenkort nog eens terug als we wat meer tijd hebben," zegt Adam. "Ah, nou hopelijk tot snel dan!" zegt Gregor, "Tot ziens jongens, en nog veel plezier hier voor zolang het nog duurt." "Dag meneer Gregor!" zegt Rik. Als de beer weggelopen is, zegt hij tegen Adam dat hij best langer zou willen blijven. "Nou, dan moeten we binnenkort eens een keer terugkomen, want nu moeten we echt weer terug als jij niet wilt dat je moeder boos wordt!"
Op eerste paasdag is Rik al vroeg wakker. Zachtjes klimt hij uit bed en gaat naar beneden. Op eerste paasdag verstopt mama altijd chocolade-eitjes. Die mag hij dan zoeken en opeten. Niet allemaal tegelijk natuurlijk, want volgens mama wordt je heel misselijk als je te veel chocola eet. Rik heeft dat gelukkig nog niet meegemaakt, maar papa heeft hem verzekerd dat het echt zo is. En Rik is het wel met hun eens dat het zonder zou zijn van al die lekkere chocolade als je het alleen maar weer uitspuugt. Maar dit jaar liggen de eitjes er nog niet. Rak helpt ook mee met zoeken, maar zelfs hij kan met zijn goede neus geen eitjes vinden. Een beetje teleurgesteld gaat Rik op de bank zitten. Wat is nou pasen zonder chocolade-eitjes? Rak vindt het maar niets dat Rik zo sip is, "Zeg Rik, ik denk dat mama de eitjes gewoon vergeten is. Ze zag er gisteren ook een beetje moe uit. Misschien kunnen we even in de kast kijken of daar de eitjes liggen. Dan kunnen wij ze dit keer verstoppen, en dan mogen papa en mama ze zoeken!" Dat vindt Rik ook wel een goed idee. Papa en mama slapen nog, dus hij heeft nog wel even de tijd. Snel loopt hij naar de keuken om de eitjes te gaan zoeken. In de keuken kijkt hij in alle kastjes. Eerst in de onderste kastjes waar hij makkelijk bij kan. Dan pakt hij een stoel om bij de bovenste kastjes te kunnen. Maar nergens kan hij de eitjes vinden. "Zouden ze soms in de koelkast liggen?" vraagt Rak zich af. Snel opent Rik de koelkast, maar ook daar ligt geen chocolade. Rak snuffelt de hele keuken door, maar kan zelfs geen spoortje van chocolade vinden. Daarna doorzoeken ze de huiskamer, maar ook daar vinden ze geen eitjes. Niet op de tafel, niet op de kast, en ook niet in de kast. "Het is net alsof mama nog helemaal geen eitjes gekocht heeft," zucht Rik. Rak verzekert hem dat zijn moeder wel degelijk chocolade gekocht heeft, "Ik was erbij toen ze het uit de winkel meenam. Ik heb er alleen niet op gelet waar ze ze gelaten heeft toen ze de boodschappen opruimde." Sip staart Rik uit het raam. Maar wat ziet hij daar? Is dat niet een glimmende wikkel van een paasei? "Kijk nou, Rak! Mama heeft de eitjes dit jaar buiten verstopt!" juicht Rik. Rak kijkt ook naar buiten en is het met hem eens dat de eieren buiten verstopt zijn. Het liefste was Rik meteen naar buiten gerend, maar hij weet dat mama boos wordt als hij in zijn pyama naar buiten rent. En dus stormt hij de trap op, om snel zijn kleren aan te doen. Hij is net bezig met zijn spijkerbroek, als mama om de hoek komt kijken, "Wat ben jij nou aan het doen?" vraagt ze verbaasd. "Ik doe mijn kleren aan, dan kan ik buiten eitjes zoeken!" zegt Rik, trots dat hij die oplossing verzonnen heeft. Mama kan er wel om lachen, "weet je wel hoe vroeg het is?" Nee, daar had Rik eigenlijk niet naar gekeken. Hij had opgelet dat hij zijn bedje al uit mocht, maar niet hoe laat het nu is. "Het is pas half negen!" vertelt mama. "Maar om half negen moet ik toch altijd naar school?" vraagt Rik verbaasd, "Waarom is dat dan nu vroeg?" Tja, mama moet toegeven dat hij daar wel een punt heeft, "In het weekend slaap ik altijd graag een beetje uit. Maar je hebt gelijk, zo heel erg vroeg is het ook weer niet. Heb je je dan ook al gewassen?" Nee dat had Rik niet. Mama helpt hem gauw om zich te wassen en zijn tandjes te poetsen, en daarna mag hij zijn kleren verder aan doen. Dan mag hij eindelijk naar buiten om de eitjes te gaan zoeken. Het is nog vroeg, dus het is nog een beetje fris, maar het is wel heel mooi weer. Rak denkt dat het vanmiddag best warm gaat worden. Rak snuffelt overal rond om de eitjes te zoeken, maar verklapt niet aan Rik waar ze liggen. Die vindt het namelijk veel te leuk om zelf te zoeken. Pas als Rik ze echt niet meer kan vinden doet hij een spelletjes met Rak. Rik loopt een bepaalde kant op en Rak vertelt hem of hij in de buurt komt, door warmer of kouder te zeggen. Als hij dichterbij komt is het warmer, en als hij er vandaan gaat, dan wordt het kouder. "Koud Rik, heel koud! Oh nee, als je door blijft lopen wordt je alleen maar kouder, straks bevries je nog! Ja, die kant op is al beter, daar ontdooien je tenen weer. Ja, warmer, warmer, pas maar op daar bij die struik! Straks verbrand je je vingers nog aan het paasei!" "Ja, gevonden!" juicht Rik als hij nog een eitje uit de struik vist. Er liggen eitjes onder de struiken, eitjes tussen de bloemen, een eitje onder de omgekeerde bloempot, en eitjes in het gras.Zo vindt hij toch nog alle eitjes. Er lagen wel vijftig eitjes in de tuin! Tevreden dat hij ze nu echt allemaal gevonden heeft, gaat hij weer naar binnen. Mama wacht hem al op met een lekkere kop thee en een ontbijt, "Je mag één eitje bij het ontbijt op eten, maar de rest moet in het mandje op tafel, die mag je later opeten. Maar je mag ze niet allemaal vandaag opeten hoor! Bovendien willen papa en ik er ook nog een paar." Rik legt een puur eitje naast zijn eigen bord, een witte naast dat van papa en een melkeitje naast dat van mama, precies zoals ze het allemaal het lekkerst vinden.
Na de lunch gaan Rik en Rak het bos in. Ze hebben niet echt een vast plan. Rik heeft een handvol paaseitjes in zijn zak gestoken. "Weet je wat we kunnen doen, Rak? We kunnen die paaseitjes wel naar Tony brengen. Die lust ze vast wel. Dan heeft hij ook een beetje pasen." Rak vindt het een goed idee, en dus gaan ze op pad. Tony is niet onder zijn brug, en dus gaan ze maar bij de geitjes kijken. En inderdaad daar is hij met de jonge geitjes aan het spelen. "Hee jongens, wat leuk dat jullie weer eens langskomen!" roept hij enthousiast. "Hoi Tony, we hebben paaseitjes voor je meegenomen. Het is namelijk Pasen, wist je dat?" vraagt Rik. "Oh ja, dat is dit weekend he?" zegt Tony, "Ik ken Pasen natuurlijk wel, maar ik vier het eigenlijk nooit. Want ik ben op zich gek op chocolade, maar ik kan er natuurlijk niet zo heel erg gemakkelijk aankomen. Ik probeer zo min mogelijk in de stad te komen, zie je. Dus dank je wel voor de eitjes! Willen jullie er nu ook een?" Rik bedankt, "Nee hoor, ze zijn allemaal voor jou. Ik heb er net al een heleboel op." Terwijl ze lekker bijkletsen met Tony komt er opeens een haas voorbijgerend. Verbaasd kijkt Rik hem na, "Had die haas nou echt een mand op zijn rug? Of zag ik dat verkeerd." Tony heeft het niet gezien, maar Rak zegt dat het daar wel op leek. Het duurt niet lang of ze kunnen het allemaal nog eens goed zien. De haas komt weer terug en kijkt hun aan, "hebben jullie mijn eieren soms gezien? Ik moet ze hier ergens kwijtgeraakt zijn. Een hele mand vol eieren kwijt! De konging zal zo boos zijn!" "Je eieren kwijt? Hoe kan dat dan, je hebt toch een mandje op je rug hangen?" vraagt Rik. "Ja, het mandje heb ik nog, maar de eieren zijn kwijt. Ik had het mandje niet goed dicht gedaan, zie je. En toen zijn ze er allemaal uitgevlogen toen ik door het bos sprong. Hebben jullie ze misschien gezien? Ze waren heel mooi geschilderd. Ik had ze bij de vogelstam verderop in het bos moeten afleveren, maar dat kan nu natuurlijk niet. Oh, de koning zal zo boos zijn!" "Wij willen wel helpen zoeken, hoor," probeert Rik de haas gerust te stellen, "Nietwaar, Rak?" Rak knikt, "Ja hoor, wij hadden toch nog geen plannen. Help je ook mee Tony? Of had je andere plannen?" Tony had geen andere plannen, en dus gaan ze met zijn drieën op pad om de haas te helpen. "Van waar naar waar ben je gegaan?" vraagt Tony aan de haas, dan kunnen we tussen die twee plaatsen zoeken. De haas kijtk verschrikt, "Maar ik kan jullie niet vertellen waar het hol van de paashaas is! Dan wordt de koning nog veel bozer! Nee hoor, dat kan ik niet!" "Maar als we niet weten waar we moeten zoeken, dan kunnen we je ook niet helpen," vindt Rak. Het haasje wordt verdrietig, "Nou dan zal ik zelf verder moeten zoeken." Rik vindt het wel een beetje zielig, "Weet je wat, kom vanavond nog eens hier langs, we zullen gaan zoeken in het bos en als we wat vinden, dan brengen we het hierheen. We kunnen niet beloven dat we iets vinden, maar we zullen ons best doen." Het haasje kijkt hem dankbaar aan, "Oh dank je wel! Ik kom zeker vanavond nog even langs, ook als ik ze zelf al gevonden heb, dan weten jullie dat in ieder geval!" En met een grote sprong is hij weer weg. Rik, Rak en Tony kijken elkaar aan. "Nou we hebben een flink bos te doorzoeken," zegt Tony. "Misschien kunnen we de vogelstam wel vragen om te helpen, die zijn met heel veel, dus dan gaat het zoeken veel sneller. Ten slotte zullen zij ook wel willen dat de eitjes gevonden worden. Als ze niet gevonden worden hebben ze zelf niets. En bovendien is paaseieren zoeken altijd leuk om te doen!" stelt Rak voor. Dat vinden de andere twee ook een goed idee en al zoeken gaan ze richting de boom van de vogelstam. Onderweg vinden ze zelfs al een paar eieren. Rak en Tony zijn er een stuk beter in dan Rik, maar die vindt dat niet zo erg. Bij de boom van de vogelstam leggen ze snel het probleem uit, "Maar niet tegen koning haas zeggen dat we moesten helpen zoeken hoor! Dat paashaasje zag er zo bang uit," vindt Rik. Niet iedereen van de vogelstam heeft zin om mee te zoeken, maar een hele hoop wel. En dus maakten ze een grote kring, die in een spiraal bij de boom vandaan ging. Steeds verder en verder weg gingen ze. Af en toe vonden ze weer een ei. Rik, die niet zo goed in zoeken was, kreeg de taak om de eieren te dragen, maar al snel waren zijn zakken vol. Snel maken enkele van de vogeltjes een mandje voor hem waar hij de eitjes in kan dragen. Als dat mandje ook vol is, wordt het tijd om weer naar huis te gaan. "Ik weet niet of we ze nu allemaal gevonden hebben, maar het zijn er in ieder geval best al heel veel!" vindt Rik. "Ik vind wel dat die paashaas maar een malle tocht door het bos gemaakt heeft, ik had eigenlijk verwacht dat we de eitjes op een soort van lijn zouden vinden, maar ze lagen echt overal!" zegt Tony. Rak is het met hem eens, "Ik denk dat die paashaas bang was dat hij gevolgd zou worden ofzo, want er zat inderdaad geen enkele lijn in, en ik heb toch echt een heel goed richtingsgevoel!" net als ze bij de brug van Tony komen, is het paashaasje daar ook weer, "Oh daar zijn jullie weer! Ik was al bang dat ik jullie ook kwijtgeraakt was! Hebben julie nog wat gevonden? Ik heb er zelf nog maar een paar teruggevonden." Rik legt alle eieren die ze gevonden hadden terug in het mandje van de haas. Terwijl hij ze er voorzichtig één voor één in legt, telt de haas alle eieren hardop. "Oei, ik mis nog één ei!" zegt het haasje teleurgesteld, "En ik moet ze echt nu naar de vogelstam brengen, anders wordt de koning boos. Nog heel erg bedankt!" En voor ze nog een woord kunnen zeggen is de haas er al weer vandoor.
Rik en Rak nemen afscheid van Tony, want het wordt tijd dat ze weer naar huis gaan. "Tot de volgende keer, Tony!" roepen ze. Terwijl ze naar huis lopen vraagt Rik zich af, "Waar zou het laatste paasei toch gebleven zijn? We hebben heel goed gezocht!" "Misschien is het wel opgegeten," denkt Rak, "of het ligt ergens waar we nog niet gezocht hebben. We hebben wel op veel plaatsen gezocht, maar het bos is ook heel erg groot, dus we zijn nog lang niet overal geweest." Rak is nog niet uitgepraat of ze zakken opeens allebei door de grond! Rik geeft een harde gil als ze met een enorme snelheid door een lange tunnel glijden. Eerst is hij een beetje bang, maar al snel begint hij het best leuk te vinden. Het is net een heel, heel lange glijbaan. Ze glijden al dieper en dieper onder de grond. Maar dan komen ze eindelijk in een groot hol terecht. Een beetje knipperend met hun ogen omdat er opeens weer licht is, staan Rik en Rak op en kloppen het zand van hun kleren af. Dan kijken ze om zich heen en zien een heleboel hazen om zich heen staan. Het kleine haasje dat ze geholpen hebben met paaseieren zoeken, komt een beetje verlegen naar voren, "Willen jullie mij volgen? Koning haas wil jullie even spreken." Het haasje zegt daarna niets meer, hoeveel ze hem ook vragen. Ze willen namelijk wel graag weten hoe ze hier zo opeens gekomen zijn en waarom ze hier zijn. Want dat het toeval is, geloven ze niet. Ze moeten nog best een eind door de tunnels lopen. "Ik hoop maar dat ze ons straks ook weer naar buiten brengen," zegt Rik, "want ik ben de weg nu al helemaal kwijt." Rak fluistert dat hij de weg naar buiten nog wel weer kan vinden. "Ik kan ons eigen spoort gewoon weer terug volgen," verzekert hij Rik. Rik voelt zich meteen een stuk beter. Hij is blij dat hij Rak bij zich heeft. Maar dan komen ze uit voor twee grote deuren, waar twee grote hazen in uniform naast staan. Rik is eigenlijk een beetje verbaasd dat ze geen speren hebben, maar de hazen knikken hun vriendelijk toe en zwaaien de deuren voor hen open. Achter de deuren bevindt zich een hele grote zaal. Langs de randen van de zaal zitten allemaal hazen en haasjes op banken in een grote cirkel. In het midden van de cirkel staat een grote troon en op die troon zit een oude haas. De haas is zo oud, dat zijn vacht helemaal wit is geworden. "Welkom Rik en Rak," zegt koning haas, "Het spijt me dat we jullie op zo'n vreemde manier binnengehaald hebben, maar er zijn maar al te veel beesten in het bos die graag zouden weten hoe je in ons hol komt. Daarom hebben we speciaal voor jullie bezoek een nieuwe tunnel gegraven, die weer dichtgegooid wordt als jullie weer thuis zijn." Rik is blij te horen dat koning haas van plan lijkt te zijn om hun ook weer naar huis te laten gaan, al is hij wel benieuwd hoe ze door die gladde tunnel weer naar buiten moeten komen. Tegen een glijbaan oplopen is altijd heel moeilijk, en als je je niet vast kan houden echt onmogelijk. Koning haas lijkt zijn gedachten wel te kunnen lezen, "Meteen nadat jullie door de tunnel gekomen zijn, zijn er twee haasjes aan de slag gegaan om de tunnel minder glad te maken, dus het zal straks bijna net zo makkelijk zijn om weer naar buiten te gaan als het was om naar binnen te komen. Natuurlijk moeten jullie wel lopen, dus het is niet helemaal net zo makkelijk, maar het zal ook zeker niet moeilijk zijn." Dat stelt Rik weer gerust. "Maar nu, de eigenlijke reden waarom we jullie hier uitgenodig hebben..." Rak onderbreekt de koning een beetje onbeleefd, "Uitnodiging? Ik kan me niet herinneren een keuze gehad te hebben om hierheen te komen!" "Ja, ik zei eerder al dat me dat spijt. Er was helaas niet zo heel veel tijd om het bezoek voor te bereiden. We zijn maar een paar dagen per jaar in dit hol namelijk, en omdat morgen de pasen al weer voorbij is, trekken we dan weer naar onze zomerlegers," legt de koning uit. "Legers? Gaan jullie dan oorlog voeren in de zomer?" vraagt Rik verbaasd. De hazen kunnen er wel om lachen. "Nee hoor, een haas woont eigenlijk niet in een hol. Hazen graven een kuil waar ze in kunnen slapen en dat noemen jullie mensen een leger. Dit enorme hol is er alleen maar om de eieren te kunnen versieren. Want als je in een leger zo'n grote voorraad eieren zou bewaren, en al helemaal een berg vrolijk versierde eieren, dan zou dat natuurlijk enorm opvallen. En dan zou iedereen de eieren komen pikken," legt koning haas uit, "Maar ik had jullie hierheen laten halen om jullie te bedanken! Een van mijn haasjes was erg onvoorzichtig geweest met zijn mandje eieren, en als jullie hem niet geholpen hadden met zoeken, dan had de vogelstam nu geen paaseieren gehad. Natuurlijk heb ik al gehoord dat de vogelstam zelf ook geholpen heeft met zoeken, maar gelukkig vonden ze dat niet erg. Ik heb begrepen dat ze het zelfs wel leuk vonden, dus misschien dat we volgend jaar afspreken om de eieren expres te verstoppen. In ieder geval vond ik dat ik jullie hulp niet onbeloond kon laten blijven. Dus heb ik besloten om jullie een heel groot ei kado te geven, en omdat ik begrepen heb dat jullie mensen gek zijn op chocola, heb ik het ei van chocola laten maken." De koning slaat met een staf op de vloer en aan de zijkant van de zaal gaat een deur open. Door de deur komen twee hazen die een reusachtig chocolade-ei dragen. Rik's mond valt open van verbazing. Zo'n groot ei heeft hij nog nooit gezien. "Wauw! Wat... wat een mooi ei" stamelt hij, "Maar dat kan ik nooit mee naar huis nemen. Het is veel te groot om te dragen, en daarnaast gelooft mama me nooit als ik zeg dat ik het van de paashaas kreeg." Rak is het met hem eens, "Dank u wel, koning haas, maar Rik heeft gelijk, zo'n groot paasei kunnen we helaas niet van u aannemen, maar waarom brengt u het niet bij de vogelstam? Zij hebben ten slotte ook geholpen met zoeken." Dat vindt de koning ook wel een goed idee, "Ik vroeg me al af wat we hen konden geven om onze excuses aan te bieden. Zou de vogelstam ook wel chocola lusten?" "Als ze het niet lusten, dan kunnen ze het ook gewoon neerzetten om naar te kijken, want het is een heel mooi ei!" vindt Rik. En zo is het besloten. De hazen nemen afscheid van Rik en Rak, en het kleine paashaasje brengt hen weer terug naar de tunnel waar ze uitkwamen. Die is, zoals beloofd, inderdaad niet glad meer, en dus haasten Rik en Rak zich snel naar huis.
Als Rik een paar dagen later naar de vogelstam gaat, hebben ze het ei inderdaad nog niet opengemaakt om op te eten. Ze hebben hoog in hun boom een mooi nest gemaakt, waar het ei in ligt. Zo kan iedereen het mooi bekijken. "Zal het ei niet smelten als het daar zo in de zon ligt?" vraagt Rik zich af. "We controleren af en toe of het niet zacht wordt, maar tot nu toe is dat nog niet gebeurd," zegt Twitter. "Nou, dan zal het wel goed zijn," denkt Rak. In de weken die volgen komen Rik en Rak nog vaak bij de vogelstam op visite om naar het ei te kijken. "Gaan jullie het niet opeten?" vraagt Rik op een dag. "Nee, we vinden het veel te mooi. Iedere keer dat iemand het open wil maken om het op te eten, is er altijd wel iemand die roept dat we nog even moeten wachten. Ik weet niet of het ooit nog opgegeten gaat worden," zegt Twitter. "En het wordt nog steeds niet zacht in de zon?" vraagt Rak. "Nee, vreemd he?" vindt Twitter, "Zelfs op de warmste dagen wordt het niet zacht. We checken het echt vaak. Het verbaast ons ook heel erg. Sommigen van ons vragen zich ook af of het echt wel chocolade is. Maar ja, omdat we het niet mogen openmaken van de anderen, kunnen we er ook niet achter komen. Ik heb er zelfs al over nagedacht om het heel voorzichtig open te maken om te spieken. Maar omdat ik niet zeker weet dat ik het papiertje weer netjes op zijn plek terug kan krijgen, heb ik het toch maar niet gedaan." "Hebben jullie er al aan gedacht dat je het papiertje ook op kunt hangen in de boom als je het ei netjes uitpakt?" vraagt Rik. "Ja, er zijn al vogels geweest die met dat idee aankwamen, maar de rest was bang dat het papiertje stuk zou waaien als je het in de boom hangt, of dat er gewoon iemand per ongeluk doorheen vliegt. Misschien dat we dat alsnog doen als we het ei ooit gaan opeten, maar voorlopig nog niet dus," denkt Twitter. Een paar weken later komen Rik en Rak weer eens op bezoek. "Jemig, is het ei nou nog steeds niet opengemaakt? Straks bederft het nog!" roept Rik als hij het ei in het nest ziet liggen. "Volgens mij gaan jullie dat ei helemaal niet opeten," zegt Rak, "Volgens mij willen jullie gewoon geen eieren eten, zelfs geen chocolade-eieren!" "Zo had ik het nog niet bekeken," zegt Twitter, "maar je zou best eens gelijk kunnen hebben." Voordat Twitter nog meer kan zeggen, klinkt er plotseling een vreemd geluid. "Wat is dat voor geluid?" vraagt Rik. "Het lijkt wel uit het nest te komen!" zegt Rak. "het klinkt een beetje zoals een kuiken die uit het ei komt," vindt Twitter, "maar dan veel harder. Net alsof het een veel groter ei is dan die van ons." Het knappende geluid gaat verder en als ze omhoog kijken naar het nest, waar het geluid vandaan komt, komt er opeens een wit snaveltje door het papiertje van het ei heen. Vol verbazing kijken de drie vrienden omhoog. Na het snaveltje volgt al snel een bruin kopje, met donkerbruine kraaloogjes. En na het kopje volgt een lijfje. Een melkchocoladebruin vogelkopje. Na het kopje komt het lijfje met pure-chocolade-bruine vleugeltjes, en uiteindelijk komen ook de witte-chocolade pootjes tevoorschijn. Het pasgeboren vogeltje schudt zich eens uit en begint dan de restjes van zijn ei tussen de zilverpapiertjes vandaan. Smikkelend eet het vogeltje de hele eierschaal op. Pas als de schaal op is, is de vogelstam genoeg bijgekomen om wat te kunnen zeggen. "Hallo, ben jij echt van chocola?" vraagt een klein vogeltje. "Mama?" vraagt het chocoladevogeltje. "Nee, ik ben je mama niet," zegt het kleine vogeltje terug. Maar dan bemoeien de stamoudsten en de moedervogels van de stam zich er al snel mee. Er vliegen nu zoveel vogeltjes om het kleine chocoladevogeltje heen, dat Rik en Rak het niet meer kunnen zien. "Maar er zitten toch nooit vogeltjes in chocolade-eieren?" vraagt Rik aan Rak. "Nee, zelfs ik heb nog nooit van chocoladevogels gehoord," zegt Rak. "En ik ben in mijn leven toch al heel wat vreemde vogels tegengekomen. Maar misschien heeft het er wel mee te maken dat het ei zo lang in een magische omgeving heeft gelegen temidden van zoveel vogels. Ik heb geen flauw idee. Maar ik weet wel dat jij je geen zorgen hoeft te maken over de chocolade-eitjes die je thuis opeet," verzekert Rak hem, "Daar gaat echt geen vogeltje uitkomen." "Nee," zegt Rik, "dat kan ook helemaal niet, want de eitjes die ik thuis eet zijn veel te klein." Rak moet lachen, "Heb je wel eens een nestje met eitjes van de vogelstam gezien? Die eitjes zijn nog veel kleiner hoor!" Rik is een beetje beledigd, "Nou, maar het enige ei waar ik ooit een chocoladevogel uit zag komen was heel erg groot. Dus dan is het toch niet gek als ik denk dat de eitjes thuis te klein zijn?" "Nee, daar heb je helemaal gelijk in inderdaad," geeft Rak toe. "Wat zouden ze met het chocoladevogeltje gaan doen?" vraagt Rik zich af, "Ik denk niet dat ze hem op zullen eten, want ze wilden het ei eigenlijk al niet eens opeten. Maar als hij chocolade eet, hoe gaan ze dan aan eten voor hem komen?" Rak weet het ook niet. En de stamoudsten weten het eigenlijk ook niet. Ze discussieren urenlang over wat ze met het vogeltje moeten doen. Uiteindelijk is het Twitter die met een idee komt, "Kunnen we niet aan de paashazen vragen of die iets over chocoladevogels weten? Die hebben in ieder geval verstand van chocolade." De stamoudsten hebben ook geen beter idee, maar dan komt het volgende probleem. Hoe moeten ze de paashazen vinden? Die zijn altijd verschrikkelijk goed in zichzelf verstoppen. "Kun je het niet gewoon aan iedereen in het bos vragen?" stelt Rak voor, "Wie weet horen ze het dan. Ten slotte moeten de paashazen zo ongeveer iedereen in het bos kennen, ze weten altijd precies hoeveel paaseieren ze waar moeten bezorgen." Niemand heeft een beter idee, en dus zwermt de hele vogelstam over het bos uit om iedereen te vragen of ze een paashaas kennen. De stamoudsten hebben besloten dat het niet verstandig is om iedereen over de chocoladevogel te vertellen, "Want voor je het weet bedenkt er iemand dat hij best trek heeft in een chocoladevogel!"
Het vogelvolk is al dagen op zoek naar een paashaas. Maar niemand in het bos kent een paashaas. Zelfs de gewone hazen niet. Omdat ze niet meteen de eerste dag succes hebben, sture ze Tony er maar op uit om chocolade te kopen in de winkel, want het kleine vogeltje moet ten slotte toch eten. Hongerig valt het kleine ding aan op de aangeboden chocolade. Melk, wit en puur, hij lijkt het allemaal lekker te vinden. Omdat de zoektocht naar de paashazen niet echt soepel verloopt, besluit Tony om in de bibliotheek op zoek te gaan of hij soms legendes of verhalen kan vinden over chocoladevogels. Maar ook in de bibliotheek kan hij niet slagen. Er is geen enkel verhaal te vinden waarin een vogel van chocolade voorkomt die leeft. Ten einde raad vraagt hij de bibliothecaris er maar naar, maar ook die heeft er nog nooit van gehoord, "Verhalen over een levende vogel van chocolade? Nee daar heb ik nog nooit van gehoord. Hoe komt u daar zo bij? Heeft u er soms een gezien?" grapt de bibliothecaris. Tony doet net alsof hij de man heel grappig vindt en lacht bulderend met de man mee, "Haha, nee hoor, ik herinner me vaag dat mijn moeder me vroeger zo'n verhaaltje voorlas, dus ik was op zoek naar dat boek." "Nou, als het zo belangrijk voor u is, dan zal ik eens in het landelijke bibliotheeksysteem kijken of ik er iets over kan vinden. Misschien kunt u zelf achter een pc op het internet zoeken?" stelt de bibliothecaris voor. "Oei, met pc's kan ik nooit zo goed overweg, maar misschien dat ik mijn buurjongen eens meeneem om er naar te zoeken," zegt Tony. "Ja, als het even kan wachten, dan is dat een goede optie, dan heb ik ook iets meer tijd om te zoeken, want met zo'n algemene vraag duurt altijd wel even voor ik iets gevonden heb. Is het goed als ik er in de komende even naar kijk?" vraagt de bibliothecaris. "Hmm, nou het heeft wel een beetje spoed, mijn kleinzoon is binnenkort jarig, ziet u, en ik wilde hem het boek graag cadeau geven of in ieder geval het voorlezen ervan," verzint Tony snel, "Is het goed als ik morgen even terugkom met mijn buurjongen om te kijken wat u heeft kunnen vinden? Dan zoeken we indien nodig zelf nog wel even verder op internet." "Morgen? Ja, dat moet wel kunnen. Ik zal meteen beginnen met zoeken, het is nu toch niet zo druk," antwoordt de bibliothecaris. Toch een beetje teleurgesteld gaat Tony weer terug naar het bos. Rik heeft intussen zowel zijn ouders als zijn juf op school al gevraagd of die weten waar de paashaas woont. Maar niemand lijkt het antwoord te weten. "Rik, ik denk niet dat er echt een paashaas bestaat," antwoordt zijn moeder. Rik vertelt maar niet dat hij er eentje geholpen heeft in het bos een paar weken geleden. Dat had hij toen thuis wel verteld, maar blijkbaar is zijn moeder dat al weer vergeten, of heeft ze hem niet geloofd. Rik en Rak zijn zo veel als ze kunnen in het bos om te zoeken naar een paashaas. Rik gaat op een gegeven moment zelfs naar de tempel om aan de godin te vragen of ze hen niet kan helpen bij het zoeken naar een paashaas. Maar zelfs de godin kan niet zo maar een paashaas te voorschijn toveren, zo lang na pasen. Stiekem toch een beetje teleurgesteld gaat Rik meteen na het vegen van de tempel terug naar de vogelstam. Het chocoladevogeltje is inmiddels al flink gegroeid. Een paar van de moedervogels uit de vogelstam hebben het geadopteerd en behalve chocolade eet hij intussen ook al allerlei zaadjes, net als de rest van de vogelstam. En dan verschijnt er op een dag opeens uit het niet een paashaas bij de vogelstam, "Jullie waren naar mij op zoek?" "Jazeker," zegt een van de stamoudsten, "Weet je nog dat jullie ons dat grote paasei cadeau gedaan hadden? Nou, dat bleek wel een heel bijzonder cadeau te zijn. Choco, kom eens hier," roept de stamoudste naar het chocoladevogeltje. Het chocoladevogeltje kan nog niet vliegen, maar is wel al aardig behendig in het heen en weer rennen over de takken van de boom. "Dag meneer," zegt Choco beleefd. "Zie je, het ei dat jullie ons gaven is uitgekomen. En nu hebben we dus een chocoladevogel als lid van onze stam. En wij vroegen ons af of dat al eens eerder is gebeurd voor zover jullie weten," legt de stamoudste uit. Vol verbazing kijkt de paashaas naar het chocoladevogeltje. "Wouw, een echte vogel van chocolade! Nee, ik denk niet dat wij er ooit van gehoord hebben. Maar ik kan me vergissen. Zal ik eens gaan navragen?" "Als dat zou kunnen, dan zouden we dat zeer op prijs stellen," zegt de stamoudste, "We hebben namelijk wel ervaring met onze eigen kleine vogeltjes, maar niet met chocoladevogeltjes, dus we weten helemaal niet of we het wel goed doen. Hij groeit wel goed, maar we hebben bijvoorbeeld geen idee of we hem wel de goede dingen te eten geven. En meer van dat soort dingen." "Ja, ik kan me voorstellen dat jullie graag meer zouden willen weten," zegt de haas, "Ik zal gauw bij onze oudste en wijste hazen gaan informeren of zij er ooit van gehoord hebben. Maar ik moet waarschuwen dat het wel een paar dagen kan duren voordat ik weer terug ben, onze legers zijn een flink eind reizen van hier. En dan moet ik natuurlijk ook nog met een boel hazen praten om te zien of zijn iets weten." "Natuurlijk, dat begrijpen we," zegt de stamoudste, "Alvast onze dank voor de moeite!" "Nou, dan ga ik maar weer, des te sneller ben ik terug!" zegt de haas ter afscheid.
Het duurt een hele week voordat de paashaas weer terugkomt. "Nou, dat was me de zoektocht wel! Ik heb met alle oude paashazen gesproken, en uiteindelijk wist de alleroudste haas nog een verhaaltje van vroeger toen ze klein was. Heel, heel lang geleden, lang voordat zij zelf zelfs maar geboren was, was het hol van de paashazen nog op een andere plek. Het lag toen onder het huis van een tovenaar. En er lekte daar nogal wat magie de grond in. Dat jaar hadden wij een aantal mooie grote paaseieren gemaakt, en een van de hazen vond zijn eigen eieren zo mooi geworden, dat hij er geen afstand van wilde doen. Hij verstopte de eieren en hield ze voor de anderen verborgen. In de tussentijd praatte hij tegen de eieren en vertroetelde ze. Hij maakte een mooi nestje, precies onder een plek waar bijzonder veel magie de grond in lekte, maar dat wist hij natuurlijk niet. Voor hem was het gewoon een mooi verstopplekje. En zo gebeurde het dat de eieren een aantal weken later uitkwamen. De eerste paar dagen kon hij de eieren nog verstopt houden, maar naarmate ze groeiden hadden ze meer eten nodig. Er kwam een dag dat de haas niet genoeg chocolade meer voor ze kon meesmokkelen, en toen ontsnapten de vogeltjes uit het nest op zoek naar eten. De eerste paar dagen viel dat nog niet zo op, want ze zaten in een uithoek van het hol, vlak bij een voorraadkamer. En in die voorraadkamer lag genoeg chocolade om ze een paar dagen gelukkig te houden. Maar omdat er daar zoveel te eten was, groeiden ze ontzettend snel, en al snel was de chocolade in de voorraadkamer op. Toen gingen ze op zoek naar nog meer te eten. Nou, toen brak de paniek goed los, kan ik je vertellen! De vogeltjes kwamen in het centrale hol terecht waar de eieren ingepakt werden, en daar gingen ze zich te buiten aan de chocolade. Omdat de vogeltjes inmiddels al groter waren dan de meeste hazen, gingen de meesten er als echte angsthazen vandoor. Het toeval wilde dat de haas die hun geadopteerd had, die laatste paar dagen bezorgdienst had, en dus bijna niet aanwezig was, waardoor hij nog niet wist dat er iets mis was. Pas toen hij die dag terug kwam en het hele hol in paniek vond met allemaal wilde verhalen over chocolade-verslindende vogels, snapte hij wat er gebeurd moest zijn. Hij haastte zich naar het centrale hol en riep de vogeltjes tot orde. Die hadden inmiddels zo veel gegeten dat ze niet echt meer honger hadden, en wilden nu wel weer luisteren. Koning haas werd erbij gehaald en hij stuurde de haas en zijn vogelkinderen weg uit het hol. Het verhaal ging dat ze naar een heel ver land zijn verhuisd waar de chocola vandaan komt, en voor zover wij weten, wonen ze daar nu nog," beëindigt de paashaas zijn verhaal, "Ik weet natuurlijk niet zeker of het verhaal echt gebeurd is, maar gezien het feit dat jullie hier een echt, levend chocoladevogeltje hebben, denk ik dat het best eens waar gebeurd kan zijn. Na dat incident is het hol dat we voor de pasen gebruiken in ieder geval verplaatst naar een plek waar minder magie is. En daarna is het nooit meer gebeurd. De oude hazin die me het verhaal vertelde, had het eigenlijk nooit echt geloofd, tot ik haar vertelde dat ik zelf zo'n vogel gezien had." "Dus er zou nu ergens een chocoladevogelvolk ergens kunnen leven?" vraagt Rik. "Ja, dat zou dus best eens kunnen, maar of ze nog steeds in leven zijn weet ik dus niet," zegt de paashaas. "Niet om vervelend te zijn," zegt Rak, "maar jullie hazen leven niet zo heel erg lang, dus misschien is het pas tien jaar geleden dat het gebeurde. En er zijn heel wat vogelsoorten die veel langer leven dan dat." "Tja, daar kunt u beter over oordelen dan ik," antwoordt de haas beleefd. Een draak kun je ten slotte beter te vriend houden. "In ieder geval, dat is alles wat het paashazenvolk er over wist. Het spijt me dat we jullie niet beter hebben kunnen helpen," verontschuldigt de haas zich. "Nou even goed heel hartelijk bedankt!" bedanken de stamoudsten de haas, "Nu weten we in ieder geval weer een klein beetje meer over onze kleine Choco." Choco zelf heeft het verhaal van de paashaas ook aangehoord en zijn kleine oogjes zijn gaan glimmen. Met een vreugdekreet stort hij zich van de tak af en spreid zijn vleugeltjes van chocolade. Diverse vogelmoeders slaan kreetjes uit, sommige enthousiast dat Choco nu eindelijk gaat vliegen, anderen in doodsangst dat hij te pletter zal vallen. Maar Choco valt niet op de grond. Met krachtige slagen vliegt hij hoger en hoger, net zo lang tot hij helemaal uit het zicht verdwenen is. Een aantal vogels vliegen ook op uit de boom en proberen hem bij te houden, maar al snel kunnen ook zij hem niet meer zien. "Hij vloog naar het zuiden," vertelt Twitter, die ook opgevlogen was, "En hij vloog zo hard dat geen van ons hem bij kon houden." "Waar is hij nou zo opeens heen?" vraagt Rik verbaasd. "Ik denk dat hij op zoek is gegaan naar zijn familie," denkt Rak. "Maar hoe weet hij dan waar hij moet zoeken? Weet hij soms al waar de chocolade vandaan komt?" Rik snapt er niets van, "Het was toch slimmer geweest om dat eerst uit te zoeken?" "Tja," daar weet Rak het antwoord ook niet op, "Dat was inderdaad wel slimmer geweest, want dan was het aantal plekken waar hij moet zoeken een stuk kleiner geweest." "Misschien weet hij zo ook wel waar hij moet zijn," stelt Twitter voor, "Er zijn heel wat vogels die instinctief al weten waar ze heen moeten. Misschien was de enige reden dat hij hier bleef wel dat hij dacht dat hij de enige was. En is hij nu weggegaan om de anderen te zoeken nu hij weet dat er anderen zijn." Niemand anders heeft een beter idee, en dus kunnen ze alleen maar afwachten of Choco ooit nog terugkomt.
Rik en Rak spelen verstoppertje in het bos. Rik is zich aan het verstoppen, en Rak is aan het tellen om hem daarna te gaan zoeken. Rak moet heel lang tellen, want hij is altijd heel goed in zoeken. "Honderd! Ik kom!" roept hij als hij klaar is met tot honderd tellen. Om Rik niet al te snel te vinden, gaat hij eerst zoeken zonder te snuffelen waar Rik heengegaan is. Hij kijkt bij Tony onder de brug, in de weide van de geitjes, bij Twitter onder de boom, en zelfs bij de toren van de tovenaar. Maar hij vindt Rik niet. "Zo, die heeft zich goed verstopt vandaag!" bromt hij. Snel gaat hij terug naar de plek waar ze het spel begonnen, maar ook daar is Rik nog niet. Toch wel een klein beetje ongerust begint hij te snuffelen en volgt Rik zijn spoor. Dat leidt inderdaad in de richting van de toren, maar buigt af voordat hij daar aankomt. "Hmm, wat vreemd, waarom zou hij zich bedacht hebben?" Na nog een paar meter verder het spoor te hebben gevolgd, hoort Rak opeens een melodietje. Hij schrikt een beetje want er zijn ook monsters die kleine kinderen met melodietjes lokken. Hij had nog wel niet zo'n monster gezien in het bos in al die jaren dat hij er woonde, maar er kan er natuurlijk altijd eentje bijgekomen zijn. Nog steeds snuffelend volgt hij het spoor, maar ook de muziek wordt steeds luider. Dan staat hij plotseling op een open plek en daar zit Rik op een grote hoop bladeren, te luisteren naar een hele mooie vogel die in de boom zit te zingen. "Hoi Rak, dit is Melodica. Kan ze niet mooi zingen?" fluistert Rik om Melodica niet in haar lied te storen. Rak vindt dat Melodica er niet echt gevaarlijk uitziet, maar hij weet dat schijn wel eens bedriegt. Stil blijft ook hij zitten luisteren. Het is een mooi liedje, maar hij voelt geen vreemde drang om te blijven. Om het zeker te weten, probeert hij even uit of hij ook weg kan gaan. Dat lukt zonder moeite. Gerustgesteld gaat hij weer naast Rik zitten. Die kijkt hem een beetje vreemd aan, maar zegt er niets van. Dan is het lied van Melodica afgelopen. Met haar kopje een beetje schuin kijkt ze Rak onderzoekend aan, "Hallo, wie ben jij? Ik ben Melodica." "Hallo Melodica, ik ben Rak. Ik ben een goede vriend van Rik, die je net al ontmoet heb," stelt hij zich voor, "Woon je al lang in dit bos? Ik ben je nog niet eerder tegengekomen." "Nee, ik ben pas net ontsnapt uit mijn kooitje. Dat was zo'n klein kooitje, en ik wilde zo graag eens vliegen. Dus toen de eigenaar het deurtje even open liet staan vloog ik weg. Ik kwam hier in het bos terecht en floot net een vrolijk liedje om mijn ontsnapping te vieren, toen je vriend Rik me vond. Maar weten jullie ook wat te eten hier? Van al dat vliegen en fluiten heb ik honger gekregen," vraagt Melodica. "Nou dat hangt er van af wat je allemaal eet," zegt Rak, "zolang ik dat niet weet, weet ik ook niet of je dat hier in het bos kunt vinden." "Nou ik kreeg altijd lekker zangzaad. Dat was enorm goed voor mijn stem. Een heel enkele keer kreeg ik ook wel een lekkernij als pijnboompitjes of zonnepitten," somt Melodica op. "Hmm, dat zijn niet dingen die je hier makkelijk vinden kunt. Maar waarom ga je niet mee naar onze vriend Tony. Ik moet je waarschuwen, Tony is een trol. Maar hij is heel vriendelijk, en ik beloof dat hij geen gekke dingen zal proberen, zoals je opeten," zegt Rak half grappend. "Jullie lijken me eerlijk, en ik heb nu heel erg honger, dus ik ga wel mee. Is het ver vliegen?" vraagt Melodica. "Als je niet te hard knijpt, mag je wel op mijn schouder zitten," biedt Rik aan. Dat laat Melodica zich geen twee keer zeggen, en snel vliegt ze omlaag en gaat op Rik zijn schouder zitten. Melodica is flink wat groter dan Twitter, maar die is natuurlijk ook wel heel erg klein. De veren van haar vleugels strijken Rik tegen zijn wang. "Wat ben je zacht zeg," zegt Rik bewonderend. "Ja, ik zorg er altijd voor dat mijn veren mooi schoon en zacht blijven. Een dame hoort er altijd netjes uit te zien, vind ik zelf," legt ze uit. En zo gaan ze op stap. Rik zou best willen rennen, maar dat gaat natuurlijk niet. En dus loopt hij bedaard naast Rak mee. "Hee Tony," roept Rak als ze bij de brug aangekomen zijn. Tony komt snel onder zijn brug vandaan, "ha dag Rik, dag Rak! Hebben jullie een nieuw vriendje meegenomen?" "Ja, dit is Melodica, die is pas net uit een kooitje ontsnapt, maar nu heeft ze honger. Weet jij soms hoe we aan zangzaad of zo iets kunnen komen?" vraagt Rak. "Pijnboompitjes, of zonnepitjes zouden ook goed zijn hoor. Ik heb zo'n honger dat ik niet kieskeurig ben!" voegt Melodica er aan toe. "Ik zal eens even zien of ik iets heb," zegt Tony en duikt weer onder zijn brug. Ze horen wat gerommel, en dan komt hij weer onder de brug vandaan, "Zangzaad heb ik niet, maar ik heb om de ergste honger te stillen wel wat brood dat ik verkruimelen kan. Dan kan ik later wel op zoek gaan naar iets dat vogels lekkerder vinden." "Brood, hmm, daar heb ik wel van gehoord, maar dat kreeg ik nooit. Mag ik eens een stukje proberen?" vraagt ze beleefd. Snel verkruimelt Tony wat brood en legt dat op een van zijn bord-stenen. Melodica vliegt van Rik zijn schouder af en pikt netjes alle kruimels op. "Oeh, dat is lekker zeg! Dank je wel!" roept ze na een paar hapjes uit en eet snel verder. "Nu zit mijn buikje weer heerlijk vol," zucht ze als ze de kruimeltjes op heeft. "Wat ben je nu van plan te doen?" vraagt Tony, "Wilde je hier in het bos blijven wonen? Of was je van plan na je avontuur weer terug te gaan naar huis?" "Oh nee, hoor, ik ga zeker niet terug. Altijd maar in zo'n klein kooitje. Nee als het mag blijf ik liever hier in het bos. Dan moet ik alleen nog leren om voor mezelf te zorgen, maar misschien kunnen jullie me dat leren?" "Ik heb een beter idee," stelt Tony voor, "Als jij af en toe voor mij een liedje wil zingen, wil ik wel voor je eten zorgen. Zo hier onder de brug is het best eenzaam zo af en toe, dus ik zou graag voor je willen zorgen. En ik zou je nooit in een kooitje stoppen, dus je kunt altijd nog wel als je dat wilt." Dat vindt Melodica natuurlijk een heel mooie oplossing, en vrolijk zingt ze een liedje over hoe blij ze wel niet is.
"Zeg Melodica, als je wilt kunnen we je nog wel wat van het bos laten zien, en je aan een paar van onze vrienden voorstellen," stelt Rak voor. Dat vindt Tony ook een goed idee, "Misschien kunnen jullie alleen eerst even helpen om de geitjes te voeren? Dan kom ik daarna met jullie mee. Ik ben geitenfokker namelijk. En ik zal er meteen maar bijzeggen, ik eet ook geiten. Maar ik eet geen vogels, dus dat je niet denkt dat ik je wel wil voeren om je vet te mesten," legt Tony uit. Melodica bedankt hem, "Ik ben blij dat jullie zo eerlijk tegen me zijn. Ik heb nog niet zo veel van de wereld gezien, dus het is allemaal best een beetje eng. En al die uitleg van te voren vind ik heel erg prettig!" Met zijn vieren gaan ze naar de weide van de geitjes. "Oh, wat een leuke beestjes!" roept Melodica uit, "Kijk ze eens springen en dartelen! Hallo geitjes!" De geitjes komen nieuwsgierig kijken en mekkeren naar het viertal. "Hee, kunnen zij niet praten?" vraagt Melodica zich af, "Waarom niet?" "Dit zijn gewone normale geitjes. Het is best bijzonder als dieren kunnen praten. Rak is een draak, dus dan is het niet zo bijzonder. Trollen en mensen kunnen het ook, maar geitjes niet. En blijkbaar kun jij het ook, hoewel ik nog niet eerder gehoord had van een zangvogel die ook praten kon," legt Tony uit. Daar moet Melodica even over nadenken,"Tja, ik weet niet of het normaal is dat ik praten kan. Ik kan me niet anders herinneren dan dat ik praten kon. En ik heb nog nooit andere vogels ontmoet, dus wist ik niet dat het bijzonder was." "Nou, ik ben er erg blij mee," zegt Tony, "Want de geitjes houden me gezelschap, en hoewel ik wel tegen hun kan praten, geven ze me dus nooit antwoord. En dat wordt soms best een beetje eenzijdig." Tijdens het praten mekkeren de geitjes er dwars doorheen. "Waarom mekkeren ze zo?" vraagt Melodica uiteindelijk. "Ze hebben honger, het is voedertijd. Dus ze proberen nu onze aandacht te trekken zodat we hun eindelijk dat voer geven dat ik meegenomen heb," legt Tony uit. Snel voeren ze de geitjes die tevreden beginnen te eten. Als alle geitjes te eten hebben gehad, brengen ze de emmer waar het voer in zat weer terug naar Tony's huis en gaan ze op pad naar de boom waar Twitter en zijn stam wonen. "Kan Melodica straks eigenlijk wel met Twitter praten?" vraagt Rik zich hardop af, "Jullie twee konden het al, maar ik had Twitter's veertje nodig." "Daar zullen we zo vanzelf achterkomen. Als Melodica een gewone vogel is die toevallig kan praten, dan zal ze hun niet kunnen verstaan. Maar als ze een magisch wezen is net als Tony en ik, dan kan ze wel met hem praten. Want alle magische wezens kunnen met elkaar praten," verklaart Rak. Melodica staat te trappelen op Rik's schouder van ongeduld, ze wil heel graag weten of ze een gewone of een magische vogel is, "Oh ik hoop toch zo dat ik ze verstaan kan! Ik heb altijd gedacht dat ik een gewone zangvogel was, maar het zou toch heerlijk zijn om een magische zangvogel te zijn!" Rik kijkt een beetje sip bij de gedachte dat Melodica een magische vogel is. "Wat is er Rik? Waarom kijk je zo sip?" vraagt Rak. "Als Melodica een magische vogel is, dan ben ik straks de enige die niet magisch is," legt hij uit. Rak moet lachen, "Maar jij bent nu toch ook al lang een magisch jongetje? Je hebt een draak als huisdier, en een trol als vriend, en, niet te vergeten, jij kunt ook met Twitter praten! Dat kunnen normale jongetjes niet, weet je nog?" Rik voelt zich al weer een beetje beter. Als ze bij de vogelstam aankomen, roepen ze Twitter erbij. "Hoi Twitter, we wilden je voorstellen aan onze nieuwe vriendin Melodica. Melodica dit is dan Twitter," stelt Rak hen aan elkaar voor. "Aangenaam kennis te maken, Twitter," zegt Melodica. "Hallo Melodica, ben je nieuw hier in het bos?" vraagt Twitter. "Hoera, ik kan je verstaan!" roept Melodica terwijl ze een rondedansje op Rik's schouder doet met haar staart in de lucht. Twitter kijkt een beetje verbaasd, "Waarom zou een vogel die kan praten me niet verstaan?" Tony legt uit dat er ook vogels zijn die de menselijke spraak na kunnen doen, maar die toch geen magische vogels zijn, "En we wisten niet zeker tot welke categorie Melodica behoorde. Ik had natuurlijk wel mijn vermoedens, want de meeste gewone vogels die kunnen praten kunnen geen hele gesprekken voeren. Maar ik durde haar ook geen valse hoop te geven." Snel leggen ze aan Twitter Melodica's hele verhaal uit. "Dus omdat ik als kuikentje al in een kooi woonde, wist ik niet dat ik een magische vogel was," besluit Melodica het verhaal, "Maar vanaf nu kom ik gezellig in het bos wonen bij Tony." "Wat leuk, hou je van een beetje rondvliegen om het bos te verkennen?" vraagt Twitter, "Ik zou graag wat meer van het bos zien, maar de meesten van mijn stam durven niet, omdat we zo klein zijn. Maar met iemand van jouw formaat erbij durven ze misschien wel." "Oh, dat lijkt me heerlijk. Ik mocht vroeger maar heel zelden rondjes vliegen, zie je. Dus het lijkt me heerlijk om met jullie het bos te verkennen. Ik denk alleen dat ik in het begin nog heel snel moe zal zijn, omdat ik het nog niet gewend ben," legt Melodica uit. "Oh, maar dat geeft helemaal niet, want omdat ik zo klein ben, kan ik toch niet zo hard vliegen. Als ik met Rik en Rak op avontuur ga, dan zit ik ook meestal op een schouder," lacht Twitter.
Een paar dagen nadat Melodica in het bos kwam, ziet Rik onderweg naar school opeens een poster hangen. Op de poster staat Melodica afgebeeld, met daaronder een getal. "Wat staat daar op die poster, mama?" vraagt Rik. Hij heeft natuurlijk al wel een idee, maar wil het graag zeker weten. "Dat is een poster van iemand die zijn vogel kwijt is. Wat een mooie vogel zeg! Er staat op dat de eigenaar een beloning van duizend Euro uitlooft aan degene die zijn vogel vindt. Best zielig, vind je ook niet? Ik wed dat die vogel nu ergens zielig en hongerig in een boom zit en de weg naar huis niet terug kan vinden," zegt mama met medelijden in haar stem. Bijna wil Rik zeggen dat alles goed is met Melodica en dat ze veel zieliger was toen ze nog bij de eigenaar in dat kooitje zat, maar hij bedenkt nog net op tijd dat mama dan vragen gaat stellen en dat ze dan misschien de eigenaar wel gaat bellen dat Melodica in het bos zit. "Ik vind het zielig om vogels in een kooitje op te sluiten," zegt hij dus alleen maar, "dan kunnen ze nooit vliegen. Volgens mij wordt zo'n vogel daar heel verdrietig van. "Ja, dat is ook wel weer waar," zegt mama, "Maar vogels die uit een kooitje ontsnapt zijn overleven het meestal niet in het wild. Die gaan dood van de honger, of worden opgegeten door een kat of ander roofdier. Maar ik ben met je eens dat we die vogels eigenlijk om te beginnen al niet in dat kooitje hadden moeten stoppen." Die middag uit school mag Rik nog even het bos in samen met Rak. Meteen rennen ze naar Tony en Melodica toe, om te vertellen wat Rik gezien heeft. "Dus je moet even goed oppassen dat niemand je in het bos ziet, want als ze dan die poster zien, dan gaan ze vast bellen om te vertellen dat je hier zit," besluit Rik zijn verhaal. "Oei, en ik heb net vanmiddag nog een liedje voor een hardloper gezongen!" zegt Melodica. "Nou dan moeten we maar hopen dat die hardloper die poster niet ziet," zegt Tony, "Mijn brug ligt namelijk nog net in het deel van het bos waar de gewone mensen nog graag komen. Weet je wat? Misschien moet je maar een tijdje bij Twitter uit logeren gaan. De vogelstam woont veel dieper in het bos, daar komen de mensen bijna nooit." Dat vindt iedereen een goed idee. "Kom je me dan wel af en toe opzoeken, Tony? Anders zal ik je missen hoor!" zegt Melodica, "En de geitjes zal ik ook missen. Maar ik snap dat het niet handig is om me de hele kudde door het hele bos te banjeren." Rik en Rak moeten daar om lachen, "Ja," zegt Rak, "want anders heb je straks zo'n heel breed pad dat recht naar jou leidt, en dan had je net zo goed hier kunnen blijven!" Melodica heeft geen spullen die ze mee wil nemen, dus ze kunnen meteen weg. "Brengen jullie haar even naar de vogelstam?" vraagt Tony, "Ik heb het hier te druk om nu weg te kunnen, maar ik zou het prettig vinden als ik wist dat ze veilig aangekomen was. Het zou toch naar zijn als ik dacht dat ze veilig bij Twitter was, terwijl ze onderweg gevangen genomen was." Rik huivert bij het idee, "Nee, dat zou niet best zijn! Natuurlijk lopen we even met haar mee!" Met zijn drietjes gaan ze op pad. Melodica vliegt dit keer boven hun hoofden, "Wie weet wanneer ik weer vliegen kan. Ik zal straks geen lange tochten door het bos meer kunnen maken, want ik heb niet van die handige schutkleuren zoals Twitter!" Bij de vogelstam leggen ze snel uit wat er aan de hand is. "Maar natuurlijk mag je hier blijven!" zegt Twitter, "Als er iemand aankomt gaan we gewoon met zijn allen om je heen zitten, en dan kunnen ze je niet zien." Rik en Rak blijven nog even praten met Melodica, Twitter en sommige van zijn vriendjes, maar dan moeten ze weer naar huis. "Dag Twitter, dag Melodica! We komen snel nog weer eens langs!" De dagen glijden voorbij, en iedere keer dat Rik en Rak bij Melodica gaan kijken, krijgen ze hetzelfde te horen, "Nee, er is nog niemand langsgeweest." "Jullie zitten ook zo diep in het bos verstopt," zegt Rak als ze voor de vijfde keer langs gaan, "Hardlopers komen hier zeker niet, dus als die eerste hardloper niets gezegd heeft, dan gaan ze je hier nooit vinden." Maar dan, ongeveer twee weken nadat Rik de poster zag, komen er op een zaterdag een aantal mannen aan de deur met de poster in hun hand. Mama doet open en Rik kijkt vanaf de trap toe. "Heeft u toevallig deze vogel wel eens in het bos gezien?" vragen de mannen. "Nee, ik kom niet zo vaak in het bos," zegt mama. Rik is blij dat ze er niet bij vertelt dat hij wel vaak in het bos komt. Want de mannen zien er zo groot en eng uit, dat hij niet weet of hij wel zou kunnen liegen dat hij Melodica nog nooit gezien heeft. Maar dat hoeft dus gelukkig ook niet en de mannen gaan weer weg, door naar het bos. Eigenlijk wil Rik ze wel graag achtervolgen om te zien wat ze allemaal gaan doen, maar de mannen zien er zo eng uit, dat hij eigenlijk niet goed durft. Gelukkig durft Rak alles, dus als de mannen net in het bos verdwijnen gaan ze toch samen naar buiten. "Blijf maar een beetje uit de buurt van die mannen hoor," zegt mama bezorgd, "Die worden vast boos als je hen voor de voeten loopt!"
Snel gaan Rik en Rak achter de mannen aan die op jacht zijn naar Melodica. Al snel zien ze de mannen voor hun op het pad lopen. Rak is heel goed in sluipen en kan heel dicht bij hun in de buurt komen, maar Rik kan dat niet, want hij maakt veel te veel lawaai. Hij gaat steeds op takjes en bladeren staan. "Volg jij ze maar Rak, als ik te dicht bij kom, dan horen ze ons vast," zegt Rik, "Weet je wat, ik ga wel naar Tony om te zeggen dat ze Melodica zoeken, dan kun jij proberen uit te vinden wat ze precies van plan zijn." Dat vindt Rak wel een goed idee, en zodra het paadje naar Tony's brug afbuigt van het gewone pad, sluipt Rik weg de andere kant op. Als hij de mannen niet meer kan horen, zet hij het op een lopen naar de brug van Tony. "Hee Rik! Wat kom jij zo hard aangerend? Waar is Rak?" Rik heeft zo hard gelopen dat hij helemaal buiten adem is. Het duurt dan ook even voor hij weer wat zeggen kan. Nog nahijgend vertelt hij Tony dat er vreemde mannen in het bos zijn die Melodica zoeken. Rak is intussen de twee mannen gevolgd. De twee mannen kijken overal goed in de bomen. Die hebben ondertussen al flink wat blaadjes, dus ze lopen niet heel erg snel. Af en toe blijven ze even stilstaan om te luisteren als ze een vogeltje horen zingen, maar geen enkele vogel in het bos zingt zo mooi als Melodica. Dus iedere keer schudden ze hun hoofd en lopen weer verder. "Moeten we niet van het pad af om te zoeken?" oppert een van de mannen. "En dan verdwalen? Ik denk het niet. Ik wil voor die beloning best een dagje zoeken, maar de hele dag door het bos lopen dwalen en er dan de nacht moeten doorbrengen omdat ik er niet meer uit kan komen, daar heb ik geen trek in," zegt de ander. Zwijgend lopen ze weer verder. Ze lopen steeds dieper en dieper het bos in. "Ik zie eigenlijk helemaal niet zo veel vogels," zegt de eerste man. "Nee," denkt Rak stilletjes lachend, "Dat komt omdat die vogels je al van honderd meter ver aan horen komen. Die zijn allemaal al lang weggevlogen." Even later geeft de tweede man eindelijk antwoord, "Tja, alle wilde vogels zijn inderdaad allang weggevlogen, maar wij jagen op een tamme vogel. Ik durf te wedden dat dat suffe beest ergens op een tak zit, half uitgehongerd en maar al te bereid om zich te laten vangen." Omdat de man het over vangen heeft, beseft Rak opeens dat ze helemaal geen kooitje meehebben, hoe zouden ze de vogel eigenlijk willen vangen. Zouden ze van plan zijn om Melodica de hele weg in hun handen vast te houden? Dan komen de mannen aan bij de toren van de tovenaar. "Hee, wat is dat nou, staat er daar een toren achter al die struiken?" vraagt de tweede man zich af, "Zou daar iemand wonen? Of zou het een ruïne zijn?" "Het zou best eens een mooie plaats kunnen zijn voor een vogel om naar toe te vluchten. Als er iemand woont, dan zou die het beest best eens kunnen voeren, en als er niemand woont, dan lijkt het toch in ieder geval op een huis," denkt de eerste man. Meteen beginnen de twee mannen te zoeken naar een doorgang door de struiken. Als ze die niet kunnen vinden, banen ze zich ruw een weg door de struiken heen. Rak, die weet waar de ingang door de struiken is, neemt de makkelijke weg. Met zijn dikke vacht in de doornen blijven hangen, heeft hij geen zin in. Bovendien maken de twee mannen nu zoveel herrie, dat hij ze echt niet kwijt kan raken. Vlak voor hij bij het einde van de gang door de struiken komt, blijft hij staan. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de twee mannen hem aan de andere kant van de struiken vinden! Hij luistert naar het gevloek en getier van de twee mannen die maar moeilijk vooruit komen. Omdat het best lang duurt voordat de twee mannen door het struikgewas heen zijn, gaat hij er maar even bij liggen. Maar dan zijn de mannen er eindelijk in geslaagd zich door het struikgewas heen te worstelen. Hijgend blijven ze op het gras staan. Rak is intussen zelfs een klein stukje terug naar achteren gegaan, zodat de mannen hem niet kunnen zien. De twee mannen lopen vastberaden op de deur van de toren af. "Kijk nou, er is niet eens een deurbel!" roept de tweede man uit, "Zou er dan toch niemand wonen?" "Ik denk het niet nee, dat struikgewas kom je bijna niet doorheen," vindt de eerste man, "Maar die toren ziet er wel weer goed onderhouden uit, dus helemaal zeker weet ik het niet. Zullen we maar aankloppen?" Hij voegt meteen de daad bij het woord en grijpt de ouderweste klopper die aan de deur hangt. Met een luid kabaal slaat hij de klopper drie keer tegen de deur. En dan wordt het weer stil om de toren heen. Zwijgend wachten de twee mannen of de deur geopend gaat worden. Ook Rak is nieuwsgierig of de tovenaar open gaat doen, en als hij open doet, hoe hij dan zal reageren op de twee mannen. De tovenaar is erg gesteld op zijn rust. Rak wilde maar dat hij dichterbij kon kruipen, maar er is niets in de buurt van de toren waarachter hij zich verstoppen kan. Dan doet de tovenaar eindelijk open, "Zozo, bezoekers? Die krijg ik niet vaak. Waarmee kan ik u van dienst zijn?" "Nou een fatsoenlijk pad naar de voordeur zou leuk geweest zijn," bromt de eerste man. De tweede man geeft hem een por en neemt het woord over, "Heeft u deze vogel soms gezien? Hij was van onze oma ziet u, maar nu is hij ontsnapt." Hij laat de tovenaar een foto van Melodica zien. "Nee, zo'n mooie vogel zou ik me zeker herinnerd hebben! Helaas heb ik die niet gezien. Maar wie weet kan ik jullie helpen om hem op te sporen. Hebben jullie toevallig iets van een veer?" Rak houdt zijn adem in, maar gelukkig hebben de mannen geen veer. "Nou, dan moet ik het maar met de foto doen," zegt de tovenaar, "kom maar binnen, want zoiets duurt wel even." Rak schrikt zich een hoedje en rent zo snel hij kan terug naar Rik en Tony.
Meteen als Rak bij Rik en Tony aankomt legt hij uit wat hij gezien heeft. "We moeten zo snel mogelijk naar Twitter en de vogelstam toe om ze te waarschuwen, als die nare tovenaar zich er mee gaat bemoeien weet je niet wat er gebeuren kan!" Zo snel ze kunnen haast het drietal zich naar Twitter en Melodica. Daar legt Rak het hele verhaal nog eens uit. "Oei, dat moet ik snel aan de stamoudsten vertellen, want als er een tovenaar in het spel komt, dan zijn wij ook in gevaar," vindt Twitter. En meteen vliegt hij weg dieper de boom in. Het duurt niet lang of hij komt met een paar hele oude vogeltjes terug. Rak maakt een buiging voor hen, en Rik volgt snel zijn voorbeeld. Hij heeft de stamoudsten pas één keer eerder gezien, toen ze hem lid maakten van de stam. Snel vertelt Rak het hele verhaal nog een keer. "Oei, dat is niet zo best. Ik ben blij dat jullie ons dat meteen zijn komen vertellen," zegt het oudste vogeltje, "want hier moeten we snel een oplossing voor verzinnen. Twitter, kun jij met een paar vriendjes eens gaan kijken wat de tovenaar allemaal uitspookt? Pas wel op, want het is niet zonder gevaar. Als hij jullie doorkrijgt, zou hij jullie wel eens gevangen kunnen zetten. Zorg dat er zo af en toe iemand terugvliegt om ons op de hoogte te houden." Twitter tjilpt meteen naar een paar van zijn vriendjes en met zijn vijven vliegen ze meteen naar de toren van de tovenaar. "Zo, dat is stap een, dan is het nu tijd om na te denken over stap twee. De tovenaar zou een spreuk voorbereiden op basis van een foto zei je? Dan moeten wij snel kijken of we niet een afleiding kunnen verzinnen. Rik, Rak, kunnen jullie naar de rivier gaan om klein te halen? Ik heb een plannetje." "Zal ik met hun meegaan?" vraagt Tony, "Of had u voor mij iets anders in gedachten?" Dat heeft de stamoudste niet, en dus gaat Tony met Rik en Rak mee. Zo snel ze kunnen rent het drietal naar de rivier om klei te verzamelen. "Blijf jij maar aan de kant, Rik, je moeder wordt vast boos als je kleren nat worden," denkt Tony. Tony gaat aan de rand van de rivier staan en begint te graven. Rak helpt vrolijk mee. Rik gaat maar even op een afstandje staan, want het zand en water vliegen in het rond. Terwijl hij staat te kijken hoe Rak en Tony graven, vraagt hij zich af hoe ze de klei mee terug moeten nemen. Ze hebben geen emmer of tas ofzo. Snel kijkt hij rond of hij iets verzinnen kan. In de buurt van de rivier staan planten met hele grote bladeren. Snel verzamelt hij zoveel bladeren als hij kan. Maar de bladeren alleen gaan natuurlijk niet genoeg zijn. Dus als hij een grote stapel heeft, kijkt hij weer rond. Hij heeft iets van touw nodig. Nu groeit touw natuurlijk niet in het bos, maar wie weet wat hij kan gebruiken. Hij probeert een paar takken van een jonge boom, maar die zijn niet buigzaam genoeg. Dan ziet hij een klimop groeien. Die lijkt wel te werken, dus probeert hij een paar lange slierten van de klimop af te breken, maar dat is best taai spul en wil niet breken. "Ik heb Rak en zijn scherpe tanden nodig," denkt hij. Rak en Tony zijn inmiddels door het zand heen en bij de klei aangekomen. Met zijn grote handen heeft Tony al snel een flinke berg klei op de kant liggen. "Rak, kom eens, ik heb iets bedacht, maar daar heb ik jouw scherpe tanden voor nodig!" roept Rik. "Kijk, ik had bladeren verzamelt om de klei in te doen, en nu wilde ik klimop afbreken om er omheen te binden, maar ik ben niet sterk genoeg om de takken af te breken. Snel komt Rak met hem mee om de takken door te bijten, maar ook dat lukt niet echt. "Tony, ben jij soms sterk genoeg om deze klimoptakken door te breken?" roept Rak naar Tony. Ook Tony komt er aan om het te proberen, en gelukkig is hij sterk genoeg o de klimop stuk te trekknen.. Al snel hebben ze een flinke voorraad takken. "Wat een goed idee, van jou, Rik!" vindt Tony, "Ik had er zelf nog niet over nagdacht hoe ik de klei mee zou krijgen." Snel pakken ze de klei in de bladeren, en binden de pakjes dicht met de klimop. Die brengen ze gauw naar de boom van de vogelstam. Daar vinden ze de stamoudsten op een van de onderste takken en een wirwar van rondvliegende vogeltjes, die met allerlei bontgekleurde veren aankomen. "Oh we gaan Melodica namaken!" beseft Rik opeens. "Ïnderdaad Rik, dat was mijn idee. Ik hoop alleen dat we snel genoeg zijn om de tovenaar af te leiden. Ah kijk, daar komt een van onze spionnen aan," zegt de stamoudste, "Dan horen we hopelijk of we nog tijd hebben." Een klein bruin-geel vogeltje vliegt op de stamoudste af. "Ze zijn nog lekker koffie aan het drinken," bericht het vogeltje. "Mooi, dan hebben we waarschijnlijk nog wel even. Maar laten we toch maar opschieten, we moeten de lokvogels nog verstoppen in het bos ook!" Snel maken Rik en Tony een vijftal vogelfiguurtjes uit de klei. Om Melodica's lange staart na te maken, gebruiken ze stukken van de klimop die ze met een dun laagje klei bedekken om de veren in te plakken. Zodra een kleifiguur klaar is, plakken de vogeltjes er een bonte verzameling veren op. Rik kan niet geloven hoe echt de vogels lijken als alle veren er op zitten. "Ja Rik, wij hebben ook een beetje magie tot onze beschikking," zegt een van de stamoudsten die hem verbaasd ziet kijken. Al snel hebben ze vijf Melodica-lokvogels staan. "Nu moeten jullie die op verschillende plekken in het bos verstoppen. Liefst aan allemaal verschillende kanten van de toren. Tony pakt twee van de vogels op, en Rik draagt er ook een. "Rik, waarom ga jij er niet eentje het bos uitbrengen? Dan verstop ik deze twee intussen dieper in het bos," stelt Tony voor. Zo gezegd, zo gedaan. Als Rik de vogel verstopt heeft aan de rand van het bos, rent hij samen met Rak weer terug.
Als Rik en Rak weer terugkomen, is Tony ook net terug. "Wauw Tony, dat kun je snel. Heb je alletwee de vogels al verstopt?" vraagt Rik zich af. "Ja hoor, die hebben een mooi plekje gekregen. Omdat ik een trol ben kan ik me heel snel bewegen als ik wil. En ik woon al zo lang in het bos, dat ik alle verstopplekjes wel ken," legt Tony uit. "Wachten jullie hier? Dan ga ik de twee andere lokvogels nog even verstoppen." Tony is net weggerend, als Twitter terugkomt om bericht uit te brengen vanuit de tovenaarstoren. "De tovenaar is eindelijk begonnen om een tover te maken om Melodica te zoeken," weet hij te vertellen. De stamoudsten stellen nog een paar vragen die hij snel beantwoordt en dan vliegt hij weer terug naar de toren. "Maar hoe weten we nu dat de tover van de tovenaar de lokvogels gaat vinden en niet toevallig alsnog Melodica?" wil Rik weten. "Nou, ten eerste is deze plek door onze beschermingstover heel moeilijk te vinden. Alleen mensen die ons geen kwaad willen doen kunnen deze plek vinden. Dus ook voor een tovenaar is het moeilijk te vinden. Het zou hem uiteindelijk wel gelukt zijn, vandaar dat we de lokvogels geplaatst hebben, die zijn een stuk makkelijker te vinden. Daarnaast hebben we niet stil gezeten, kijk maar eens," legt de stamoudste uit. Uit de wat meer verstopte takken komt een onbekende bruine vogel stappen. "Hallo, herken je me nog?" klinkt een bekende stem. "Melodica? Nee, als ik je stem niet gehoord had, zou ik je niet herkennen!" roept Rik verbaasd uit, "Wat is er met je gebeurd?" "Ze hebben allemaal bruine veertjes tussen mijn veren gestoken, zodat al mijn eigen veren bedekt zijn. Knap gedaan he? Ik kan zo alleen niet vliegen, want dan vallen natuurlijk al die veertjes er uit, maar ik kon nu toch al nergens heen zolang die enge mannen in het bos zijn," legt Melodica uit. "Dus nu kunnen we alleen nog maar wachten of het werkt?" vraagt Rik zich hardop af. "Ja," zegt Rak, "Ik zou niet weten wat we anders kunnen doen. Zolang Twitter en zijn vriendjes de mannen volgen bij hun naspeuringen, kunnen we niet veel anders doen." En zo kruipen de uren langzaam voorbij. Zo af en toe komen Twitter of een van zijn vriendjes langsgevlogen om te melden wat er gebeurt. "De tovenaar is nog steeds druk bezig met het maken van zijn tover." "De tover is eindelijk klaar, ze gaan het nu uitproberen." "De tover lijkt te werken, want de mannen zijn vertrokken. Maar ze lopen het bos uit, dus misschien werkt het toch wel niet zo goed." "Ze hebben de eerste lokvogel gevonden. En ze zijn superboos. De tovenaar snapt er helemaal niets van. De mannen zijn zo boos dat ze de vogel helemaal platgestampt hebben." "Ze proberen de tover nog eens. En ze zijn weer op weg door het bos." "Ze hebben de tweede lokvogel gevonden. De twee mannen waren nu nog bozer. Een van de twee werd helemaal rood in zijn gezicht!" "Ze hebben de derde lokvogel gevonden, de mannen zijn er nu van overtuigd dat de tovenaar ze in de maling neemt, en zelf die lokvogels daar neergelegd heeft. De tovenaar houdt natuurlijk vol dat hij het niet geweest kan zijn, omdat hij de hele tijd bij hen was, maar ze denken dat hij de vogels tevoorschijn getoverd heeft." "Na een lange ruzie zijn ze toch weer onderweg door het bos." "Ze hebben de vierde lokvogel ook gevonden. De mannen hebben de tovenaar neergeslagen, de lokvogel vertrapt, en ze hebben de foto en de tover van de tovenaar afgepakt en meegenomen. Ze zijn nu op weg het bos weer uit." "De twee mannen zijn de weg kwijt en worden nu nog bozer op de tovenaar." "De tovenaar is weer bijgekomen en is terug naar zijn toren gegaan. Daar kijkt hij nu boosaardig lachend in zijn glazen bol naar de twee mannen." "De tovenaar is de twee mannen nu aan het betoveren zodat ze de weg niet meer terug kunnen vinden." Dat vinden Rik en Rak toch wel erg. "Zal ik ze gaan zoeken en hun het bos uit leiden?" vraagt Rak., "Dan kan ik vlak langs ze lopen, en als jij dan naar me fluit vanaf het pad, dan lijkt het net alsof het toevallig is." Dat vindt iedereen een goed idee, en dus gaan ze op pad. Het laatste vogeltje dat bericht kwam uitbrengen, brengt hen naar de plek op het pad waar de mannen dicht in de buurt lopen. Rak duikt de bosjes in en Rik zet het op een roepen, "Rak, Rak, kom dan jongen! We moeten weer naar huis! Kom dan, Rak!" Al snel heeft Rak de twee mannen gevonden. "Hee, kijk nou, een hond. Zou die weten hoe we hier weer uit komen?" roept de eerste man hoopvol uit. Op dat moment fluit Rik en Rak spitst zijn oren alsof hij het voor het eerst hoort. "Hee kijk nou, volgens mij gaat hij naar zijn baasje, laten we hem volgen!" Rak draait zich om en loopt weer naar Rik en het pad toe. "Dag jongen, weet jij toevallig hoe we weer uit het bos komen? We waren een rondje om gegaan, maar we hebben niet opgelet waar we gelopen hebben, en toen waren we de weg kwijt," legt de eerste man hun situatie uit. Rik moet hard zijn best doen om niet te lachen. "Ja hoor meneer, als u het pad die kant op blijft volgen, dan komt u vanzelf het bos weer uit. Zal ik u de weg even wijzen?" En zo komen ze met zijn vieren het bos weer uit. "Heel hartelijk bedankt hoor, jongen!" bedanken de twee mannen hem.
De twee mannen stappen in hun auto en rijden snel weg. Zodra ze uit het zicht zijn, gaan Rik en Rak het bos weer in. "Oei, weet je wat ik me net bedenk?" fluistert Rak opeens, "Die tovenaar volgde die twee mannen in zijn glazen bol, wat nou als hij ons nu ook volgt?" "Oei, oei, wat moeten we nu?" fluistert Rik terug. "Laten we maar naar de brug gaan, dan moeten we maar hopen dat Twitter en zijn vriendjes ons komen zoeken. En anders komt Tony vanzelf wel een keer weer terug, die weet dan vast ook meer." En dus gaan ze naar de brug. Omdat ze het niet te opvallend willen laten zijn, doen ze een spelletje bij de brug. Rik gooit een tak, en Rak probeert hem te vangen. Dan gooit Rak de tak en gaat Rik proberen te vangen. Zo'n tak is nog best moeilijk om uit de lucht te vangen, en Rak is er een stuk beter in. Na een poos oefenen gaat het ook Rik wat beter af. Dan komt gelukkig Twitter aangevlogen om te melden dat de tovenaar niet meer in zijn glazen bol kijkt, omdat hij er van overtuigd is dat het toeval is dat Rik en Rak langskwamen. "Maar hij is wel weer op zoek naar Melodica. Hij weet natuurlijk heel goed dat hij niet degene is die de lokvogels daar neergelegd heeft, en hij is er zeker van dat als hij lang genoeg zoekt, dat hij haar dan gaat vinden. Hij heeft natuurlijk al lang door dat Melodica geen gewone vogel is." Snel gaan Rik en Rak mee naar de boom van de vogelstam. Daar horen ze het laatste nieuws dat de tovenaar de vijfde lokvogel ook gevonden heeft. "En nu is hij op zoek naar Melodica zelf," vertellen de vogeltjes bij de boom. Snel vliegt Twitter weer weg om zijn vriendjes af te lossen. Zenuwachtig lopen Rik en Rak heen en weer bij de boom. Tony wordt er zenuwachtig van en zegt ze dat ze moeten gaan zitten. Maar heel lang kunnen ze niet stil blijven zitten, en al snel lopen ze weer heen en weer. Gelukkig komt er weer een vogeltje aan voordat Tony echt boos kan worden. "De tovenaar loopt wat in de rondte en moppert dat zijn tover niet meer werkt." Meer heeft het vogeltje niet te melden, en snel vliegt het weer weg. Het duurt niet lang voordat er een ander vogeltje terug komt, "De tovenaar heeft een paar veertjes meegenomen en gaat een andere tover voorbereiden." Rik schrikt even, maar de stamoudsten stellen hem snel gerust, "We hebben geen veertjes van Melodica zelf gebruikt voor de lokvogels, dus met die veertjes wordt hij alle kanten opgestuurd, behalve hierheen. We hebben veertjes van honderden vogels verzameld, dus als hij die allemaal wil gaan zoeken, dan is hij nog wel even bezig!" Rik, Rak en Tony bulderen van het lachen. De rest van de dag blijven de vogeltjes de tovenaar bespioneren om er echt zeker van te zijn dat hij hen niet vinden kan. "De tovenaar heeft een grote ketel op het vuur gezet om een nieuwe tover te brouwen." "De tovenaar heeft de veertjes in de ketel gegooid en staat nu te roeren alsof zijn leven er van af hangt." "Er komen allemaal rare gekleurde dampen uit de ketel." "Nu komen er allemaal gekleurde bellen uit de ketel." "De hele toren van de tovenaar staat vol met bellen, en hij moppert en hij vloekt! Ik was bang dat mijn oren er af zouden vallen! En ik heb niet eens oren!" "De tovenaar heeft zijn ramen en deuren opengezet en de bellen zwerven nu alle kanten op door het bos. Ik moest een duikvlucht maken om niet door zo'n bel geraakt te worden!" "De tovenaar heeft boos zijn ketel omgeschopt." "De tovenaar is nu zijn vloer aan het schrobben." "De vloer van de tovenaar heeft nu alle kleuren van de regenboog! En hij kan het niet meer schoon krijgen." "De tovenaar staat de ketel buiten te schrobben." "De tovenaar is naar een van de lokvogels gegaan om wat meer veertjes te halen." "De tovenaar heeft de ketel weer op het vuur gezet en is een nieuwe toverdrank aan het brouwen." "Er komen weer allemaal gekleurde bubbels uit. De tovenaar is nu zo boos, ik ben bang dat hij straks ontploft!" "De bubbels hebben dit keer de vorm van allemaal vogeltjes gekregen." "De tovenaar is in huilen uitgebarsten. Hij ligt nu op zijn bed heel hard te huilen." "De tovenaar is in slaap gevallen. Hij heeft zichzelf letterlijk in slaap gehuild." "De tovenaar is weer wakker geworden en is heel verbaasd over alle troep. Het lijkt wel of hij alles weer vergeten is." "De tovenaar is de troep aan het opruimen en moppert op zichzelf dat hij er weer eens zo'n zootje van heeft gemaakt." "We zullen nog tot morgen de wacht houden, maar volgens mij is hij echt alles vergeten," zegt Twitter als hij weer langs komt, "Ik ben blij dat hij die foto niet meer heeft, want nu is er niets om hem te helpen herinneren aan wat er gebeurd is gisteren." De stamoudsten besluiten dat het tijd is voor een klein feestje, "Het lijkt er op dat we gewonnen hebben, dus ik vind dat we die overwinning moeten vieren. Je zult altijd voorzichtig moeten blijven, Melodica, want als de tovenaar je ziet zal hij je proberen te vangen. Maar voorlopig ben je veilig. Uit blijdschap schudt Melodica de bruine veertjes van zich af en zingt een liedje. Dan is het tijd voor Rik en Rak om weer naar huis te gaan. Tony en Melodica blijven nog om met het vogelvolk te feesten. Rik vindt het wel jammer dat hij niet kan blijven, maar hij moet echt naar huis, want mama wacht met het eten.
Rik en Rak zijn op bezoek bij opa en oma. Opa heeft een verrassing voor Rik, "Kijk eens Rik, ik heb een cadeautje voor je. Er zit één nadeel aan, hij moet wel hier blijven." "Oh, een echte Thomas de trein!" roept Rik gelukzalig uit, "Wat mooi! Dank je wel opa! Kunnen we er dan elke keer dat ik kom mee spelen?" "Natuurlijk kan dat!" vindt opa. Opa helpt hem om de doos open te maken, en samen gaan ze er op de grond mee spelen. Er zitten geen rails bij, maar Thomas past ook prima op de houten rails van de houten trein die opa en oma al eerder hadden. En dus rijdt Thomas de hele dag rondjes over het traject. Hij vervoert mensen en bagage zonder klagen van station naar station. De directeur kijkt trots toe hoe goed Thomas zijn werk doet. Na een kwartiertje krijgt opa last van zijn knieën en gaat weer op de bank zitten. Rik vindt het niet erg, Rak doet ook hard zijn best om mee te spelen. Voorzichtig duwt hij met zijn neus de autootjes naar de spoorwegovergang. "Toet, toet" roept Rik, "pas op mensen, Thomas komt er aan." Rak laat de autootjes netjes voor de overgang wachten tot de trein weg is, en dan pas duwt hij ze naar de andere kant van het spoor. Maar wat is dat nu, een van de autootjes krijgt pech midden op het spoor. Thomas toetert en toetert, maar de auto gaat niet weg. De mensen in de auto springen er uit en staan met hun handen in hun haar toe te kijken hoe Thomas probeert te remmen, maar hun auto helemaal in de prak rijdt. "Maar je moet toch ook niet op het spoor gaan staan," zegt Thomas zielig, "Dan kan ik niet meer op tijd remmen." De directeur komt er ook bij kijken, "Oh jee, hoe moet dat nu? Nu is Thomas kapot. Nou moet er een andere trein komen om hem naar de werkplaats te slepen." Rik pakt de houten trein en laat die Thomas naar de werkplaats duwen. Daar moeten de werkmannen hem repareren. Gelukkig kunnen ze Thomas snel repareren. Al snel tuft hij weer vrolijk rondjes over het spoor. "Rik, kom je ook eten?" vraagt oma plotseling. Verbaasd kijkt Rik weer op, hij was de tijd helemaal vergeten. Na het eten wil hij graag weer met de trein spelen, maar oma vindt dat het veel te mooi weer is, "Ga eerst nog maar even lekker buiten spelen! Voor je het weet regent het weer en kan het niet meer." Rik heeft al geleerd dat het weinig zin heeft om oma tegen te spreken. Toch een beetje mokkend gaat hij naar buiten, "Buiten spelen kan ik thuis ook, maar alleen hier kan ik met Thomas de trein spelen." "Maar we kunnen toch zelf ook treintje spelen?" stelt Rak voor, "Dan ben ik de trein, en jij de passagier. Dan is die boom daar het ene station, en die andere boom is het volgende station." Dat vindt Rik ook wel leuk, en als snel rijdt de trein rondjes. Maar dan komt opeens Thomas er aangereden. "Hee, Rik! En Rak! Wat leuk dat ik jullie hier aantref! Gaan jullie mee een stukje rijden?" Nu wordt Rak van trein opeens een passagier. Snel stappen Rik en Rak in. "Waar gaan we heen Thomas?" wil Rik weten. "Op bezoek bij mijn andere vriendjes!" is het antwoord van Thomas. "Ontmoeten we dan ook de directeur?" wil Rak weten, "Die vind ik altijd een beetje eng. Hij is vast erg aardig hoor, maar hij is altijd zo streng!" "Volgens mij is de directeur nog op de koffie bij opa en oma, dus dat komt wel goed," dentk Thomas, "Ga maar lekker zitten, dan kunnen we vertrekken." "Is het ver weg?" wil Rik nog graag weten voordat hij gaat zitten, "opa en oma vinden het nooit leuk als ik ver weg ga." "Nee hoor," verzekert Thomas hem, "Het is hier om de hoek, dus ga lekker zitten en geniet van het uitzicht." Snel gaan Rik en Rak zitten. "Toet, toet!" toetert Thomas en dan begint hij te tuffen. Met een lekker gangetje rijden ze door de straat. Rik zwaait naar alle buren die ze voorbij komen, en Rak hangt lekker met zijn kop uit het raam. In de auto mag dat nooit, maar Thomas heeft er geen problemen mee, "Dat is het voordeel van een stoomtrein, die heeft geen bovenleiding met allemaal palen waar je je hoofd tegen kan stoten!" Aan het eind van het straatje gaan ze de bocht om en rijden zo de remise binnen. Daar staan alle vriendjes van Thomas. Rik en Rak stappen uit om ze allemaal te kunnen begroeten. Thomas stelt hun aan iedereen voor. Edward, Gordon, Toby en Emily zijn er allemaal. Een paar van Thomas' andere vriendjes zijn onderweg, dus die kunnen ze niet ontmoeten. Ze praten een tijdje over wat er allemaal gebeurd is op het spoor de laatste tijd. En dan is het weer tijd om te gaan. "We willen toch niet dat de directeur binnenkomt terwijl we hier nog zijn," zegt Thomas, "Niet dat hij het erg zou vinden om jullie hier te vinden hoor, maar ik had het idee dat Rak liever weer weg wilde zijn als hij terugkwam." "Ja, daar heb je helemaal gelijk in. Ik ben gek op treinen, maar directeuren daar houd ik niet zo van. Die maken me zenuwachtig," antwoordt Rak. Snel stappen Rik en Rak weer in, en met een kleine omweg rijden ze weer terug naar het huis van opa en oma. Zo hebben ze een rondje om het blok huizen gemaakt waar opa en oma in wonen. "Dag Thomas! Tot gauw!" roepen Rik en Rak in koor.
De volgende dag gaan Rik en Rak weer eens bij de tempel langs. Het is weer tijd voor een speelgoedoogst. Rik is van plan om weer een nieuw kunstwerk te maken om de tempel te versieren. Hij kan de lego ten slotte toch niet mee naar huis nemen. Bij de tempel ligt een hele stapel kastanjes onder de boom. Rik en Rak gaan ze gauw verzamelen en open breken. "Kijk nou, er zitten nu zelf kleurtjes tussen die je in de winkel niet eens kunt kopen!" roept Rik naar Rak. "En de steentjes worden ook steeds groter," roept Rak terug, "ik heb hier zelfs al een blokje met acht nopjes. Dus dan heb je nu eindelijk fatsoenlijke steentjes om mee te bouwen!" "Wat zal ik er van maken Rak? Een groot huis? Een nieuw altaar? Of heb jij nog een beter idee?" vraagt Rik. "Wat dacht je er van om een soort schilderij van lego te maken?" stelt Rak voor, "Er zijn best wat plekken waar de muur in de tempel beschadigd is door al het onkruid dat er van de winter nog in stond. Als we bij de grond beginnnen, dan kunnen we op den duur de hele muur bedekken met lego." Dat vindt Rik een goed idee. Snel worden ook de oude kunstwerkjes van lego uit elkaar gehaald en worden alle steentjes op kleur gesorteerd. Rik begint naast de deur met bouwen, want daar zit een hoek in de muur, en als het de hoek om gaat, dan blijft het beter staan. Rak helpt hem om de juiste steentjes uit te zoeken. Als eerste maken ze een plaatje van de heuvel en het bos voordat er mensen waren, dus toen was er ook nog geen tempel. Langzaam ontstaat de vorm van een groene heuvel met donkergroene bomen er achter tegen een blauwe lucht. De heuvel is net zo hoog als Rik zijn knie en de lucht komt nog een klein stukje hoger, maar dan is de lego al weer op. "Dag godin, het zal nog even duren voor je tempel helemaal opgeknapt is, want we hebben nog niet meer lego, maar ooit zullen de wanden van je tempel weer als nieuw zijn!" belooft Rik. Buiten wacht Rik een verrasing, "Hee Rak, kijk nou eens, zie jij dat ook?" vraagt Rik opgewonden. "Wat moet ik zien?" vraagt Rak terwijl hij nog met zijn ogen knippert tegen het felle zonlicht, "Oh! Oh, ja dat zie ik ook! Ik denk dat jij niet de enige bent die wel eens ongeduldig is, volgens mij wil de godin dat het werk aan haar tempel sneller gaat!" Voor hun ogen groeit de speelgoedboom plotseling extra hard. Zo snel dat ze de takken langer zien worden, de blaadjes zien vallen, er worden weer knopjes gevormd en er komen nieuwe blaadjes aan en dan weer nieuwe vruchten. Net zo lang to de vruchten weer op de grond vallen. Snel verzamelen Rik en Rak de nieuwe vruchten en maken ze open. "Nog een klein stukje dan, godin, maar dan moeten we echt naar huis," waarschuwt Rik. Snel gaan ze weer aan het bouwen. "Geef me nog eens een groen blokje, Rak" vraagt Rik. "Nee, deze is bruin, ik vroeg toch om een groene?" Rak houdt zijn hoofd schuin, "Ik zou toch zweren dat ik een groen blokje pakte" zegt hij verbaasd. Rak pakt nog een ander blokje. "Nee, die is weer bruin! Je bent toch niet plotseling kleurenblind geworden?" vraagt Rik bezorgd. "Nee hoor, ik kan echt wel zien dat het een bruin blokje is dat je vasthoudt. Pak jij eens een groen blokje dan?" vraagt Rak. Rik pakt vastberaden een blokje, "Hè? Ik pakte toch een groen blokje?" Hij grijpt nog een keer een blokje, "Alweer bruin! Wat is er aan de hand?" "Ik denk dat de godin je misschien wel iets duidelijk wil maken. Waar wilde je het groene blokje plaatsen?" vraagt Rak. Rik wijst naar de plek waar hij het blokje neer had willen zetten. "Zet het bruine blokje er maar neer, en pak dan een volgend blokje. Gewoon net zo lang blokjes pakken zonder te kijken tot de blokjes op zijn," stelt Rak voor, "Als het waar is wat ik denk, ontstaat er vanzelf een beeld. Als het niet waar is, dan zien we dat ook, en dan moeten we dat laatste stukje weer uit elkaar halen." Rik kan niets beters bedenken en gaat aan het werk. Om het wat makkelijker te maken voor zowel Rik als de godin, veegt Rak alle blokjes op een grote hoop. Rik werkt net zolang door tot alle blokjes op zijn, maar al lang voor die tijd wordt het duidelijk dat de godin inderdaad een plaatje in gedachten heeft. Er ontstaat een beeld van een aantal mensen die bomen kappen op de heuveltop. Naast dat plaatje ontstaat het begin van een volgend plaatje, waarop je al bijna kunt zien hoe er een fundament van rotsblokken wordt neergelegd voor de tempel. Maar helemaal zeker is Rik er niet van, want er zijn niet genoeg steentjes om het beeld af te maken. "Sorry godin, maar nu moet ik echt gaan. Ik kom zo snel mogelijk weer terug om verder te werken," verontschuldigt Rik zich, "ik vind dat je er een heel mooi kunstwerk van maakt. Zo mooi had ik het niet kunnen maken!" Rik loopt de tempel uit om wat te gaan drinken uit de bron, maar Rak blijft nog even achter. "Geef je het arme boompje ook nog een beetje rust?" stelt Rak voor, "Je kunt met magie een heleboel bereiken, maar zo'n geforceerde groei kan niet echt goed voor het arme ding zijn! Bovendien moet Rik ook nog tijd krijgen om te spelen. Hij mag dan dol op Lego zijn, maar het is niet goed voor hem om de hele dag in je tempel opgesloten te zijn en met Lego te bouwen." Heel even denkt Rak dat hij iets van een zucht hoort. Tevreden loopt hij de tempel uit, er van overtuigd dat de godin hem gehoord en begrepen heeft.
Rik is bij Bram gaan spelen, Rak is niet mee, want dat vond mama niet goed. Bram heeft een nieuw computerspel en samen spelen ze supermario. Rik is er niet zo heel erg goed in, en valt steeds in de afgrond of loopt tegen een paddenstoel aan. De paddenstoelen maken hem ook dood. Je moet er eigenlijk ook bovenop springen, maar dat kan Rik nog niet zo goed. Gelukkig is Bram er heel erg goed in, dus meestal loopt hij voorop. Maar evengoed is Rik al snel af. Bram is er heel erg goed in, dus die komt al snel bij de eindbaas. "Kunnen we niet een ander spelletje gaan doen? Ik vind deze niet zo leuk," klaagt Rik, "Ik ga steeds af, en dan moet ik weer wachten tot jij ook af bent. Heb je niet een spelletje waar je zelf ook wat minder goed in bent?" Bram denkt even na, "Nou ik heb nog wel dat Diego spelletje. Niet dat ik daar niet goed in ben, maar je kunt er niet bij af gaan. Alleen als je met zijn tweeën speelt, dan moet de ander Dora spelen, dus dan moet jij Dora zijn." Rik denkt even na, "Nou goed dat wil ik wel proberen. Het is vast leuker dan Mario." Bram zet het spel uit en gaat het nieuwe spel er in doen. Al snel klinkt het bekende deuntje van Diego uit de spelcomputer. Bram stelt het spel in op twee spelers en dan moeten ze hun naam invoeren en een poppetje kiezen. "Hee, je kunt ook de tijger of het aapje kiezen!" roept Rik blij uit, "Mag ik het aapje zijn?" "Tuurlijk!" Bram kiest Diego en voert Boots in als karakter voor Rik. Al snel zijn ze samen vrolijk aan het puzzelen. Dit gaat een stuk leuker, de puzzels zijn een stuk minder moeilijk dan die in Mario en hoewel Bram nog steeds beter is dan Rik, is het verschil nu niet zo heel erg groot meer. Rik is vooral erg goed in het gooien van bananen, maar dat komt volgens Bram omdat hij Boots gekozen heeft. "Komen jullie zo nog wat drinken?" roept Bram zijn moeder van beneden. Snel maken ze hun puzzel af en zetten de computer uit. Om het hardst rennen ze naar beneden, want ze hebben van al dat spelen dorst gekregen. Als het drinken op is, rennen ze weer net zo hard naar boven. Maar wat is dat nu, Bram zijn hele kamer is in een jungle veranderd! En daar komt Boots aangeslingerd, "Rik, Bram! Wat goed dat jullier er zijn. Diego is verdwenen! We waren op weg om een chimpansee te redden van de stropers, maar hij is niet op komen dagen. Ik ben bang dat de stropers hem gevangen hebben!" "Waar zijn die stropers dan?" vraagt Bram, "Want we kunnen je niet helpen als we niet meer weten!" "Kom maar gauw mee, maar je moet wel zachtjes doen, anders horen ze jullie aankomen," zegt Boots. Met zijn tweeën sluipen Rik en Bram achter Boots aan, die zich door de bomen heen slingert. Dan stopt Boots opeens en klimt de boom uit. Verbaasd blijven Rik en Bram staan. "Sst, hier moeten we heel stil zijn," fluistert Boots, "We zijn nu bijna bij de hut van de stropers. En als we te veel geluid maken, dan horen ze ons." Heel stilletjes sluipen ze naar de hut die een stukje verderop staat. Achter een paar bosjes blijven ze weer stil staan om te kijken. "Blijven jullie hier? Dan ga ik wel even kijken of ik meer te weten kan komen," fluistert Boots. De twee jongens verstoppen zich tussen de bosjes en blijven gehurkt zitten wachten tot Boots weer terugkomt. Rik hoopt maar dat ze Boots niet ook te pakken krijgen, want dan zullen ze de weg terug ook niet meer kunnen vinden. Maar gelukkig kunnen ze Boots nog steeds zien. Heel zachtjes loopt het aapje naar het raam. Hij is te klein om door het raam te kunnen kijken als hij op de grond staat, maar hij is heel lenig en sterk, dus hij pakt de vensterbank vast en trekt zich omhoog tot zijn ogen net boven de vensterbank uitsteken. Blijkbaar ziet hij niets in de kamer die hij nu kan bekijken, want hij laat zich weer naar beneden zakken. Rik en Bram zien Boots nu om de hut heenlopen naar de achterkant, en dan kunnen ze hem niet meer zien. Nu wordt Rik nog ongeruster en hij wilde maar dat Rak bij hem was. Met Bram durft hij niet te praten, want dan zouden ze misschien gehoord kunnen worden. Het lijkt wel uren te duren voordat Boots eindelijk weer terugkomt. Opgewonden komt Boots op hen afgerend, "Ik heb Diego gevonden! En hij vertelde me dat de stropers op weg zijn om de chimpansee te vangen. Dus nu is het moment om Diego en XYZ te bevrijden. Met zijn drieën rennen ze naar de hut. Rik probeert of de deur open kan, maar helaas zit die op slot. Snel gaan ze naar het raam van de kamer waarin Diego en XYZ zitten volgens Boots. Rik en Bram kijken door het raam en zien Diego liggen. Bram probeert of het raam open kan vanaf de buitenkant. Dat lukt niet. Teleurgesteld vraagt hij of Rik nog een idee heeft. "Misschien moeten we gewoon een grote steen zoeken om het raam stuk te maken," stelt Rik voor, "Als Rak er was had hij het glas van het raam kunnen smelten, maar ja, die is er niet, dus dan moeten we het zelf oplossen." Bram en Boots vinden het een goed idee en gaan snel op zoek. "Een steen is er niet, maar wel deze grote tak," zegt Bram na een tijdje. Snel sleept hij de tak naar het raam. Met zijn drieën tillen ze de tak op en slaan er mee tegen het raam. Maar daar komt zelfs nog geen krasje op. "Niet opgeven," hijgt Rik, "Gewoon nog een keer proberen." Ze slaan nog een keer tegen het raam, en nog een keer, maar de tak is te zwaar en het raam te sterk. "Ik wou maar dat Diego niet vastgebonden zat, dan kon hij het raam gewoon open doen," zucht Boots. "Wat zou Diego zelf eigenlijk doen?" vraagt Rik zich af. "Volgens mij zou hij aan een liaan naar het raam slingeren en het met zijn laarzen stuk trappen," denkt Bram. "Kunnen wij dat dan niet ook doen?" vraagt Boots, "Daar boven in die boom zijn lianen genoeg." Nog voor hij uitgesproken is, klimt hij vliegensvlug de boom in en knoopt de liaan aan een tak vast. Met een grote zwaai slingert hij naar het raam, met zijn laarsjes eerst. Maar hij is te licht, hij stuitert gewoon weer terug. "Au! Dat doet pijn!" "Ik ben zwaarder," zegt Bram en pakt de liaan over. Hij rent zo hard hij kan weg van de hut en slingert zichzelf omhoog als hij niet verder kan rennen. Met een kreet draait hij zich om in de lucht en slingert zich tegen het raam aan. En het werkt, Bram is zwaar genoeg en met een luid gerinkel breekt het raam in wel duizend stukjes. Bram is zo verbaasd dat het gewerkt heeft dat hij de liaan loslaat en zo door het raam heen vliegt. Binnen pakt hij snel een stukje glas beet en snijdt de touwen van Diego door. Diego maakt onmiddellijk de kooi open waar XYZ in zit. Die springt meteen door het raam naar buiten, maar Diego en Bram moeten er nog doorheen klimmen en er zitten een hoop scherpe scherven nog in het raamkozijn. Rik bedenkt de oplossing en pakt snel een grote tak om de laatste scherven uit het raam te slaan. Dan kunnen Bram en Diego naar buiten klimmen.
"Snel," roept Diego als ze allemaal weer buiten staan, "We moeten proberen die gorilla te redden! Dora is daar namelijk heen, maar tegen deze stropers redt ze het niet alleen!" "Moeten we dan niet eerst een plan maken?" wil Rik weten, "Anders nemen ze ons straks allemaal gevangen." "Of erger nog," zegt Boots, "schieten ze ons neer!" "maar ik heb nog geen plan!" zegt Diego, "En als we nu niet gaan, dan zijn we straks te laat!" "We kunnen wel eerst gaan kijken hoe het er daar uit ziet," zegt Bram, "Dan kunnen we ook een beter plan maken!" "Als we maar voorzichtig zijn," vindt Rik. "En opschieten," voegt Diego toe. "Go Diego, Go" roept XYZ. Met zijn vijven rennen ze naar de plek waar Diego denkt dan de gorilla zit. Rik hoopt maar dat ze niet de hele weg zo doorstormen, want dan lopen ze vast zo in de handen van de stropers. Maar gelukkig stopt Diego met rennen voor ze er zijn, "We komen nu in de buurt, dus we moeten vanaf nu goed oppassen." Boots slingert door de bomen vooruit om te gaan kijken wat er verderop gebeurt. Zenuwachtig wachten de jongens en de tijger tot hij terugkomt. Gelukkig komt Boots al snel weer terug, "Ze hebben de gorilla gevangen genomen. Van Dora ontbreekt elk spoor!" Snel ondervragen de jongens hem over hoeveel stropers er zijn. "Hoeveel mannen zijn er? En hebben ze allemaal geweren?" vraagt Diego. "Er zijn zes mannen en ja ze hebben allemaal een geweer. De meeste mannen hebben ook nog een mes in hun gordel, en eentje had er zelfs ook nog een pistool," vertelt Boots. "Wat kunnen we nou doen tegen zo'n grote meute zwaarbewapende mannen?" vraagt Rik teleurgesteld, "Wij hebben helemaal geen wapens." "Misschien kunnen we de politie erbij roepen?" stelt Bram voor. "Voordat die hier zijn, zijn de stropers al lang weer weg en is de gorilla al verkocht," legt Diego uit. "Maar waar zou Dora zijn?" vraagt Boots zich af. "Kunnen we niet een val voor ze graven?" vraagt XYZ, "Zo'n val waarmee ze zelf ook altijd tijgers vangen? Zo'n nare kuil met allemaal van die speren onderin en van die steile wanden. Dan weten ze ook eens hoe dat voelt!" "Maar waar moeten we zo'n kuil dan graven?" vraagt Diego zich af, "We weten niet waar ze heen gaan." "Zouden ze niet gewoon weer teruggaan naar die hut waar jij gevangen zat?" denkt Rik. "Misschien wel, maar misschien ook niet. Het zou zo maar kunnen dat ze de gorilla meteen op de markt willen gaan verkopen," twijfelt Diego. "Hier zijn jullie dus!" horen ze opeens een stem achter zich. Boots springt een gat in de lucht en ook de jongens schrikken enorm. XYZ grijnst, want hij had Dora wel horen aankomen. "Dora!" juicht Boots opgelucht als hij ziet wie er achter hun staat. "Sstt, Boots, niet zo luid! Straks horen ze ons nog," vermaant Dora het aapje. "Zo, hadden jullie al een plan bedacht?" vraagt ze dan aan de jongens. "Nee, nog niet. Daar waren we nu over aan het overleggen. XYZ wilde een tijgerkuil voor ze graven, maar we weten niet waar ze heen gaan, dus dat gaat niet. Verder weten we eigenlijk alleen dat er meer van hun zijn dan van ons en dat ze zwaarbewapend zijn," vat Diego hun plannen samen. "Oei, dat is niet zo best," vindt Dora, "misschien moeten we dan maar gewoon kijken of we ze volgen kunnen, zodat we er achter komen waar ze heen gaan. Misschien kunnen we de gorilla met een list bevrijden." Omdat er niemand een beter idee heeft, sturen ze Boots vooruit om te kijken wat de stropers aan het doen zijn. XYZ besluit met hem mee te gaan, zodat er steeds iemand een oogje op de stropers kan houden, en de ander dan heen en weer kan lopen om de rest van de groep te vertellen wat er gebeurt. Snel verdwijnen de twee dieren door de dichte jungle. "Wees voorzichtig," fluistert Dora achter hun aan. Al snel komt XYZ terug om te melden dat de stropers op weg gegaan zijn, "Ze hebben gelukkig geen auto, dus we zouden ze bij moeten kunnen houden." "Hoe nemen ze de gorilla dan mee?" wil Rik weten, "in zo'n grote kooi lijkt me veel te zwaar." "Een gorilla is zowiezo hartstikke zwaar," weet Diego, "waarschijnlijk hebben ze zijn armen en benen aan elkaar vastgebonden en er een stok doorheen gestoken, die leggen ze dan op hun schouders, en zo tillen ze de gorilla." Rik en Bram vinden het maar zielig. "Dat doet vast heel erg zeer!" denkt Bram. Snel rennen ze achter XYZ aan. "Kijk we moeten nu die kant op, Boots heeft een pijltje van takjes gemaakt," zegt Dora. "Hee, wat ligt daar op de grond? Is dat niet een bril? Zouden de stropers een bril hebben?" "Ja," zegt Diego, "in ieder geval één van de stropers die me gevangen genomen hadden, had een bril op. En dat zou best eens die bril kunnen zijn! Hoe komt die nou hier?" Dora moet lachen, "Ik wed dat de gorilla hem afgepakt had! En aan de dikte van de glazen te zien, is er nu in ieder geval één stroper die niet zoveel meer ziet." Het spoor dat Boots maakt loopt weer terug naar de hut waar Diego eerder gevangen zat. Het duurt dan ook niet lang of ze horen een enorme brul door het oerwoed, "Ze zijn ontsnapt!" brult de aanvoerder van de stropers, "Hoe kunnen ze nou ontsnapt zijn?!" Voorzichtig verstoppen ze zich in de buurt van de hut. Boots en XYZ komen melden dat alle zes de stropers in de hut zitten, maar dat ze wel heel erg aan het opletten zijn, "De ramen zijn nu allemaal vergrendeld, en het raam dat we ingeslagen hadden zijn ze aan het dichttimmeren, dus dat trucje lukt niet meer." "Het zou zowiezo te veel lawaai maken om een raam in te slaan als ze in de hut zijn," denkt Dora. Teleurgesteld gaan ze zitten om na te denken over wat ze moeten doen.
"Hee, komt daar die stroper die eigenlijk een bril had niet naar buiten?" vraagt XYZ. Meteen kijken ze allemaal naar de stroper die zichtbaar moeite heeft om de weg te vinden om de hut heen. Hij knijpt met zijn ogen en stoot steeds tegen van alles aan. "Ja hoor," zegt Diego, "Dat moet de stroper zijn wiens bril we vonden. Ik ben toch wel heel benieuwd wat er gebeurd is. Normaal gesproken verdoven ze gorilla's voordat ze ze vastbinden, maar misschien was deze gorilla niet goed genoeg verdoofd en werd hij wakker." "Waar verdoven ze gorilla's mee?' vraagt Rik nieuwsgierig, "Want misschien heeft hij dat middel wel bij zich, dan zouden we de stropers kunnen verdoven..." Diego vindt dat zo'n goed plan dat hij onmiddellijk achter de stroper aan rent. XYZ en Boots rennen meteen mee. Rik, Bram en Dora rennen er ook achter aan, maar voordat ze Diego ingehaald hebben, hebben XYZ en Boots de man al uitgeschakeld. XYZ heeft hem gewoon omver gesprongen, terwijl Boots onmiddellijk tegelijkertijd de man besprong om zijn mond dicht te houden, zodat hij niet schreeuwen kan. Diego en Dora binden de man snel vast en doen een prop in zijn mond, zodat hij geen geluid maken kan. Diego fouilleert snel de man en vindt inderdaad al snel het verdovende middel. "Nu moeten we alleen nog bedenken hoe we de andere mannen kunnen verdoven," zegt Diego tevreden. "Kunnen we het niet in hun koffie gooien?" stelt Bram voor. "Ten eerste zou ik niet weten hoe we bij hun koffie kunnen, en ten tweede is het middel bedoeld om ingespoten te worden," legt Diego uit, "Dus dat gaat helaas niet werken." "Kunnen we ze niet naar buiten lokken?" stelt Rik voor, "Als we genoeg lawaai maken, dan komen ze vanzelf kijken. Dan kunnen we ze neerschieten met hun eigen geweren." "Dat is op zich een goed idee," vindt Diego. "Maar we hebben maar één geweer en ze zijn nog met z'n vijven," zegt Dora, "Dus dan kunnen we ze nooit allemaal te pakken krijgen. Maar volgens mij kunnen we gewoon in een hinderlaag gaan liggen naast de deur en wachten tot ze naar buiten komen. Ik denk dat er met een minuut of wat wel iemand naar buiten komt om te kijken waar deze vent blijft." Dat vinden de anderen wel een goed idee. "Ik wil wel naast de deur gaan zitten," zegt Boots, "Ik ben net iets sneller dan jullie, en ik ben maar klein, dus ik val niet zo erg op." Boots pakt de verdovingspijltjes en gaat naast de deur zitten met een verdovingspijl in de aanslag. De anderen verstoppen zich snel weer in de bosjes van waar ze Boots en de deur in de gaten kunnen houden. Een paar minuten later blijkt dat Dora gelijk heeft en komt er een andere stroper naar buiten, "Hé man, waar blijf je nou. Ik weet dat je zonder je bril niets ziet, maar zo moeilijk kan het toch niet zijn om de plee te vinden?" De man doet een stap naar buiten, en zodra hij de voordeur achter zich dicht heeft getrokken, ramt Boots de pijl in zijn onderbeen. Nog voordat de man een kreet van pijn kan slaken, zakt hij bewusteloos in elkaar. Snel rennen de jongens de bosjes uit en slepen de man naar de achterkant van de hut. Boots is intussen weer klaar gaan zitten met zijn pijltjes en Dora blijft in de bosjes zitten om alarm te kunnen slaan als het nodig is. XYZ veegt intussen het spoor dat de jongens maken door de man te verslepen met zijn staart weg, zodat het niet meteen opvalt dat er iets mis is. De tweede stroper wordt naast de eerste gelegd en stevig vastgebonden. Het duurt niet lang meer of er komen nog twee mannen naar buiten, blijkbaar vertrouwen ze de boel niet, maar ze verwachten niet dat de hinderlaag al zo dicht bij de deur is, want Boots kan hun allebei verdoven voordat ze ook maar iets doorhebben. Snel worden ook deze twee mannen weggesleept. Dit keer moet Dora ook komen helpen, want in hun eentje kunnen ze de grote mannen niet verslepen. Boots gaat weer klaarzitten met de verdovingspijltjes in de aanslag. Maar de andere twee mannen vertonen zich niet. Dora, Diego, Rik en Bram hebben de twee mannen stevig vastgebonden naast de andere twee mannen neergelegd en alle messen en andere scherpe voorwerpen afgepakt. Als ze terugkomen, zijn de andere twee mannen nog steeds binnen. Terug tussen de bosjes zitten ze te wachten en te wachten, en te wachten. Maar de mannen komen niet naar buiten. "Volgens mij zijn ze bang geworden," denkt Bram. "Dat zou best eens kunnen. De mensen hier zijn best bijgelovig, dus het zou zomaar kunnen dat ze denken dat een van de geesten van de jungle hun kameraden te pakken heeft gekregen," denkt Diego. "Misschien kunnen we ze dan nu naar buiten lokken door te schreeuwen ofzo?" stelt Rik voor, "als ze jouw stem horen, dan weten ze dat het geen geesten zijn." Omdat er niemand een beter idee kan verzinnen, besluiten ze om dat maar te proberen. Dora gaat naast de deur zitten, naast Boots met een verdovingspijl in de aanslag. Als ze klaarzitten knikt Dora naar Diego die zo hard hij kan roept: "Hee stropers! Willen jullie je makkers nog terug? Laat dan die gorilla gaan! Anders zien jullie ze nooit meer terug!" Het duurt niet lang of de stropers komen woest naar buiten gerend. Boots geeft meteen de eerste stroper die door de deur komt een verdovingspijl in zijn been. De man zakt meteen in elkaar, waardoor de tweede stroper vloekend over hem heen valt. Dora prikt hem meteen met de pijl die zij vast hield en het vloeken houdt meteen op. Zo snel ze kunnen binden ze ook de laatste twee stropers vast. Daarna gaan ze snel naar binnen om de gorilla te bevrijden. De touwen kunnen ze wel lossnijden met een mes van de stropers, maar de aap is nog steeds verdoofd, en hij is veel te zwaar om te verslepen. "Wat doen we nu?" vraagt Dora zich af. "Laten we de politie nu bellen, dan kunnen die de stropers oppakken, en dan kunnen wij intussen hier blijven tot de gorilla wakker wordt," stelt Diego voor. "maar zal de gorilla niet heel erg boos zijn als hij wakker wordt?" vraagt Rik zich af. "Ik denk dat dat wel mee valt," zegt Diego, "En hij kent ons ook, dus dat risico durf ik wel te nemen. Maar je mag ook in de kamer hiernaast gaan zitten als je het niet vertrouwt." Dora is intussen op zoek gegaan naar een telefoon. "Er is hier geen telefoon. Zal ik jullie anders terug naar huis brengen? Dan bel ik meteen de politie, dan kunnen Boots, XYZ en Diego hier blijven om een oogje in het zeil te houden." Dat vindt iedereen een goed idee en snel gaan ze op pad. Ze hoeven niet ver te lopen, en dan verandert het bos opeens weer in de kamer van Bram. "Zo, dat was toch een spannend avontuur!" vindt Rik.
Als Rik, Rak en mama op vrijdagmiddag naar huis lopen, regent het. "Bah," moppert Rik, "Ik wordt helemaal nat!" "Dat is dan mooi," zegt mama, "want het is mei, en van meiregen ga je groeien. Ken je dat liedje niet?" Verbaasd kijkt Rik op. Nee, dat liedje had hij nog niet van gehoord. Mama zingt het voor hem en de hele weg terug naar huis zingen ze samen het liedje, "Meiregen, meiregen, laat me groter groeien!" Net zo lang tot Rik het helemaal uit zijn hoofd kent. Thuis helpt Rik mama om Rak af te drogen, want binnen mag hij zich niet uitschudden, en buiten heeft het niet zo veel zin. Hij heeft het wel geprobeerd, maar hij werd meteen weer nat van de regen. Als ze alledrie weer droog zijn, en mama in de keuken het eten gaat klaarmaken, mompelt Rak tegen Rik, "Nou, dan kunnen we morgen een mooi avontuur beleven. Want als het echte meiregen is, dan ben ik morgen heel erg groot. En als ik groot ben, dan kan ik vliegen. Dus dan kan ik je meenemen op mijn rug en vliegen we een rondje over het bos. Maar niet te vroeg gejuicht hoor, ik ben ook wel eens nat geworden in mei, zonder te groeien." Rik kan niet wachten tot het zover is. Na het eten gaat hij meteen een tekening maken van een grote vliegende draak met een jongetje op zijn rug. De volgende ochtend als Rik wakker wordt gaat hij meteen naar beneden. Het liefste zou hij rennen, maar dan wordt mama wakker. Zachtjes gaat hij zo snel als hij kan naar beneden om te kijken of Rak al gegroeid is. En daar in de mand van Rak ligt een grote zwart met witte draak, hij past eigenlijk niet eens meer in de mand. "Goedemorgen Rak," fluistert Rik. Rak doet een oog open, "Goedemorgen Rik, volgens mij is het nog veel te vroeg voor jou om al uit je bed te zijn." "Sst!" fluistert Rik geschrokken, "Je stem is heel erg hard geworden! Misschien moeten we meteen het bos maar in gaan tot je weer gekrompen bent. Papa en mama mogen je zo niet zien!" Snel gaat hij weer naar boven om zich aan te kleden. Dat mag natuurlijk eigenlijk nog wel niet, maar straf is nog altijd beter dan dat papa en mama Rak zo zien. Steeds als hij een geluid uit de slaapkamer van papa en mama hoort, staat hij stokstil. Ze mogen nu niet wakker worden. Als hij zich aangekleed heeft, gaat hij weer zachtjes naar beneden. In de keuken smeert hij nog snel even een boterham met pindakaas. Als hij op een krukje gaat staan, dan kan hij precies bij het aanrecht en de keukenla. Met de boterhammen in zijn hand, doet hij de achterdeur open. Rak is intussen voorzichtig van de gang naar de keuken gelopen, wat nog best een klus was met zijn grote lijf. Maar uiteindelijk lukt het. "Neem je nog iets van een touw mee?" stelt Rak voor, "wij draken vliegen niet zo gladjes dat je als mens makkelijk kan blijven zitten!" Samen lopen ze de tuin in, en vandaar de poort uit en het bos in. Terwijl Rik zijn boterhammen opeet, slaat Rak zijn vleugels uit om te kijken of hij ook echt vliegen kan. "Ik vlieg eerst even een stukje alleen hoor!" zegt hij, "Want het is na zoveel jaren altijd weer even oefenen!" Met een aanloopje springt hij de lucht in en klapt heel hard met zijn vleugels. Heel even lijkt het of hij weer neer zal storten, maar dan krijgt hij de wind onder zijn vleugels en weet hij op te stijgen. Kauwend kijkt Rik hem na. Hij kan niet wachten tot Rak weer genoeg geoefend heeft om hem mee te nemen. Pas als Rik al zijn boterhammen op heeft, komt Rak weer naar beneden. Rik knoopt het touw om Rak zijn buik vast en knoopt het dan om zijn eigen buik vast, zodat hij niet kan vallen. Als hij goed vastzit, stijgt Rak weer op met een paar grote passen en een sprong. Rik is blij dat hij goed vast zit, want anders was hij vast van Rak zijn rug gevallen. Maar dan zijn ze eindelijk in de lucht en al snel worden de bomen een soort van groene zee onder hen. Met grote slagen vliegt Rak naar het riviertje en de brug van Tony. Tony en Melodica zijn bij de geiten. "Dag Tony, dag Melodica!" roept Rik. "Hee Rak, je kunt vliegen!" roept Melodica blij. Tony zwaait, "Gisteren weer een meiregen?" "Ja heerlijk!" roept Rak terug. Melodica vliegt op en komt om Rik en Rak heenvliegen. Wat leuk, dan kunnen we samen vliegen!" roept ze blij, "Of mag ik niet mee?" "Natuurlijk mag je mee!" roept Rik terug, "Je moet alleen niet voor Rak zijn neus gaan vliegen, want hij is nu zo groot dat hij je wel eens zou kunnen aanzien voor een lekker hapje!" Rak en Melodica moeten lachen om zijn grapje. De drie vrienden zwaaien nog eens naar Tony, en vliegen dan naar de boom van Twitter. "Hoi Twitter!" roept Melodica, die de boom induikt, "Kom je ook mee vliegen? Rak is gegroeid door de meiregen en nu kan hij vliegen!" Rak vliegt rondjes boven de boom. Twitter komt snel de boom uitgevlogen, "Tjemig Rak, en je was al zoveel groter dan ik! Nu pas ik gewoon in je holle kies! Zo hard als jij kan ik niet vliegen hoor. Ik denk dat ik maar achterblijf!" Melodica kijkt bedroefd, "Maar, maar..." Een goed argument kan ze ook niet bedenken. Zij zelf moet zich altijd al inhouden als ze met Twitter gaat vliegen, want het kleine vogeltje kan niet zo hard. Maar als Rak zo langzaam gaat vliegen, dan valt hij uit de lucht. Rik weet de oplossing, "Dan kom je toch gewoon op mijn schouder zitten? Dat kleine beetje extra gewicht voelt Rak niet eens!" Zo gezegd, zo gedaan, Twitter vliegt dezelfde kant op als Rak, en als Rak hem dan inhaalt, dan laat hij zich op Rik zijn schouder vallen en grijpt zich dan gauw vast. En zo vliegt het viertal weg de wijde wereld in.
Rik, Rak, Twitter en Melodica vliegen boven het bos. In de verte zien ze de toren van de tovenaar staan. "Laten we daar maar niet heen gaan," stelt Rik voor, straks ziet de tovenaar ons nog, en dan wil hij ons vast weer vangen!" Dat zijn de anderen met hem eens, en dus vliegen ze de andere kant op. Steeds hoger en hoger. "Kijk eens Rik, daar heel in de verte aan de rand van het bos, kun je nog net je huis zien liggen!" zegt Rak. Rik draait zijn nek en ziet inderdaad heel in de verte nog een klein wit stipje dat zijn huis is. Als hij zich weer omdraait ziet hij in de verte grote witte stapelwolken opdoemen. "Kijk die wolken eens! Het lijken wel kasteeltorens!" roept hij uit, "Kunnen we daar eens gaan kijken?" "Natuurlijk kan dat!" roept Rak enthousiast, "Hou je vast!" En met grote slagen wiekt hij naar de wolken toe. "Kun je het nog bijhouden, Melodica?" vraagt Rik bezorgd. "Wel hoor!" roept Melodica vrolijk, "Heerlijk zo te kunnen vliegen! De meeste andere vriendjes kunnen niet zo hard of zo hoog!" Het duurt even maar eindelijk komen ze bij de wolken aan. Rak en Melodica vliegen er dwars doorheen. "Hee, ik wordt helemaal nat!" roept Rik. "Ja, wolken zijn net als mist van allemaal kleine waterdruppeltjes gemaakt!" legt Rak uit. Dan zijn ze plotseling boven de wolken, voor hen uit strekt zich een schitterend wit heuvellandschap, en boven hun hoofd straalt de zon in een blauwe hemel. "Het lijkt net alsof het hier gesneeuwd heeft!" roept Twitter. "Kijk daar in de verte eens!" roept Melodica terug, "Daar staat een heel kasteel gemaakt van wolken!" Nieuwsgierig vliegen Rak en Melodica naar het kasteel. "Zou je hier op de wolken kunnen landen?" vraagt Rik zich af, "Of zou je er gewoon doorheen zakken?" "Door normale wolken zak je gewoon heen en dan val je helemaal naar de grond. En dat overleef je zonder parachute natuurlijk niet. Maar als dat echt een kasteel is, dan zijn dit geen gewone wolken," antwoordt Rak. Melodica vliegt op de wolken af om het eens te proberen. Als het niet kan, dan kan zij tenslotte ook zo weer wegvliegen. "Ik kan er in ieder geval op staan," roept ze. Rak laat zich ook zakken, en in een soort glijvlucht landt hij op het wolkendek, "Ja, ik kan er ook op staan. Het loopt wel een beetje gek, net alsof je op een springkussen loopt." Dat wil Rik ook wel eens proberen, en snel knoopt hij het touw dat om zijn middel zit los. "Laat het touw maar om mijn buik vastzitten, Rik, mochten we dan snel weg moeten, dan hoeven we dat in ieder geval niet meer los te knopen," stelt Rak voor. En dus hangt Rik de lus van het touw om een van Rak zijn nekstekels en gaan ze op pad. Over de wolken lopen is inderdaad net alsof je op een springkussen loopt. Als je een sprong maakt, dan kun je veel hoger springen dan normaal. Gierend van het lachen buitelen de vrienden door het vreemde landschap. Zelfs Twitter doet er aan mee, hoewel hij de meeste capriolen gewoon vliegend doet, omdat hij te licht is om echt gelanceerd te worden bij het springen. Ze komen maar langzaam vooruit richting het kasteel, maar dat kan ze eigenlijk niet zo veel schelen, omdat ze zo'n lol hebben. Maar uiteindelijk staan ze voor de poorten van het kasteel. De poorten zijn enorm groot. "Zou er hier soms een reus wonen?" vraagt Rik zich af, "Net als in het sprookje? Want dan is het misschien niet verstandig om naar binnen te gaan. Die reus at mensenkinderen." "Onzin," vindt Rak, "Als die reus jou wil opeten, dan leg ik hem het vuur aan de schenen. Maar dan wel letterlijk!" En met een grote zwaai van zijn staart slaat hij tegen de deur. Bong! En nog eens slaat hij met zijn staart tegen de deur. Bong! Dan wachten ze gespannen af wie er de deur komt opendoen. En inderdaad als de deur open gaat, staat er een enorme reus achter. Zo groot, dat zelfs Rak maar tot zijn knieën komt. "Kijk eens aan! Bezoek! Kom je me een hapje brengen, draak?" vraagt de reus. Als hij Rak's boze blik ziet, moet hij lachen. "Niet zo boos, kleintje. Ik maak maar een grapje. De tijd dat wij reuzen mensen aten is al lang voorbij. Anders waren die malle mensen al lang voorbij gekomen met hun straaljagers om ons af te schieten. We zijn dan wel vaak hongerig, maar niet dom." Rak kalmeert al weer een beetje. "Kom binnen, jullie waren zeker nieuwsgierig wie er in dit kasteel woonde, of niet soms?" vraagt de reus, "Maar ik moet zeggen, dat je een paar honderd jaar geleden er beter aan had gedaan om ergens naar binnen te sluipen, in plaats van zo brutaal aan te kloppen. Mijn vader had jullie in één hand opgepakt en naar de keuken gebracht. Maar je ziet het, ik ben nog maar half zo groot." En inderdaad was het Rik al opgevallen dat de reus wel heel erg groot is, maar dat een hoop dingen in het kasteel gemaakt lijken te zijn voor iemand die nog veel groter is. In de hal achter de poort staat een enorm harnas, dat zo groot is, dat het hoofd van de reus maar tot net onder de borstkas komt. De reus gaat hen voor door het kasteel heen. Rik is er nog niet helemaal gerust op dat hij niet onderweg is naar een kerker of de keuken ofzo, maar met Rak erbij volgt hij de reus braaf. Wel vastbesloten om op te letten dat de reus niet ergens als laatste naar binnengaat en hen dus niet op die manier kan verrassen en opsluiten. Maar de reus gaat steeds als eerste de deur door, en dan komen ze uiteindelijk in wat een hele grote huiskamer lijkt te zijn. "Neem plaast op het tapijt, ik vrees dat de bank veel te hoog is, maar het tapijt komt bij jullie zeker tot aan je knieën, dus dat zou ook lekker moeten zitten. Hier neem er een kussen bij, dan kun je daar tegenaan gaan zitten." En zo maken de vier vrienden het zich gemakkelijk.
"Willen jullie soms iets te eten?" vraagt de reus als ze in zijn zitkamer aangekomen zijn, "die paar kruimeltjes die jullie eten, mis ik toch niet!" Rik heeft natuurlijk al ontbeten, maar van al dat vliegen in die buitenlucht heeft hij best honger gekregen. Ook Rak en Melodica hebben honger. "Graag meneer," zegt Rik beleefd. De reus pakt een enorme bel die op de tafel naast hem staat, "Hou je oren maar even dicht," waarschuwt hij, "voor mij is het een klein belletje, maar voor jullie zal het wel klinken alsof je in een kerktoren staat!" Snel doet Rik zijn handen op zijn oren. Melodica en Twitter steken hun kopje onder een vleugel en Rak legt zijn poten over zijn kop. Dan klinkt er een oorverdovend klokgelui. Gelukkig houdt de reus het kort, anders waren ze vast doof geworden. In de verte horen ze reusachtige stappen. Even later komt er een reuzin binnen. "Gasten!" buldert ze enthousiast, "Wat leuk! Dat is nu toch al een tijd geleden." "Gerda, kun jij wat van die muizelige minihapjes voor onze gasten regelen?" vraagt de reus. "Zou je me niet eerst eens voorstellen?" vraagt Gerda, "Of ga je me vertellen dat je jezelf nog niet eens hebt voorgesteld? Ik zal jullie maar geen hand geven, want dan verbrijzel ik vast een hand of poot, maar ik ben Gerda, en dit is mijn man Ward. Welkom in ons kasteel!" Rak stelt zich voor, "Aangenaam kennis te maken, mevrouw, ik ben Rak, en dit zijn mijn vrienden, Rik, Melodica en Twitter." Gerda moet lachen, "Zeg maar gewoon Gerda hoor. Ik ben veel te lomp om een mevrouw te zijn. Maar nu we allemaal netjes voorgesteld zijn, zal ik eens gaan kijken of ik muizelige minihapjes kan maken, zoals mijn man dat zo poëtisch noemt." Gerda verdwijnt weer door de deur. Het duurt niet lang of ze komt weer teruggestamp met reusachtige vingerhoeden vol dampende thee en een enorm servet vol met heerlijk uitziende koekhopen. Ik heb wat kruimeltjes van onze muffins afgebroken. Ik had helaas geen bordjes in jullie maat, dus moeten jullie maar van het servetje eten. Doe maar net alsof het een picknick is," grapt ze, "Maar vertel eens, hoe zijn jullie hier zo terechtgekomen? We krijgen niet zo vaak bezoek, dus ik ben wel benieuwd of daar verandering in komt, of dat jullie een uitzondering zijn." Rak vertelt van de meiregen die er voor zorgde dat hij zo groot gegroeid is en dat hij daardoor kon vliegen met Rik op zijn rug, "Dus ik denk niet dat er heel veel andere nieuwsgierige gasten langs zullen komen, want voor zover ik weet zijn er niet zo heel erg veel draken meer. Ik ben gelukkig nog jong, maar ik ben nog nooit een andere draak tegengekomen, nadat mijn moeder overleed." "Nou, wij reizen de hele wereld over, dus mochten we ooit een vrouwtjesdraak tegenkomen, dan zullen we haar over jou vertellen hieronder in het bos!" belooft Gerda. Ward moet er om lachen, "Alsof wij zo vaak een draak tegenkomen! Net zeg je nooit dat we nooit gasten hebben en nu beloof je een maatje aan een draak?" "Hè, waar is je gevoel voor romantiek!" zucht Gerda. Maar omdat ze wel snapt dat hij gelijk heeft, moppert ze niet verder. "Ik vind het lief van je Gerda," zegt Rak, "Ook al denk ik niet dat je ooit een vrouwtjesdraak tegenkomt, het idee is goed. Als ik later groot ben, en voorgoed kan vliegen, dan vlieg ik zelf de wereld rond op zoek naar een vrouwtje, maar tot die tijd blijf ik lekker bij Rik wonen. Dat is ook gezellig." "Dus je blijft niet zo groot? Ik dacht dat je door de meiregen gegroeid was?" vraagt Ward verbaasd. "Ja, maar dat effect is maar tijdelijk. Vroeger, toen er meer magie in de wereld was, toen was het effect permanent. Maar tegenwoordig duurt het maar een dag," legt Rak uit, "dus morgenochten ben ik weer gekrompen en dan kan ik niet meer vliegen." Terwijl Rak en Ward aan het praten waren, zijn Rik, Melodica en Twitter op de enorme koekkruimels aangevallen. "Hoe maken jullie die heerlijke koeken eigenlijk?" vraagt Rik nieuwsgierig, "Hier boven op de wolken groeien vast geen planten." "Nee, dat klopt," antwoordt Ward, "Daarvoor moeten we omlaag naar de Aarde om onze planten te oogsten. Dat is ook de belangrijkste reden dat er steeds minder reuzen zijn, er zijn steeds minder plekken die afgelegen genoeg zijn om ons eten op te verbouwen. De mensen hebben steeds meer van de mogelijke landbouwgrond in gebruik genomen." "Ik heb er wel eens aan gedacht om hierboven plantenbakken neer te zetten," zegt Gerda, "Maar sinds jullie van die vliegtuigen hebben uitgevonden, kan dat niet meer. Want zo'n wit wolkenkasteel kun je nog redelijk verbergen, maar grote bakken met zwarte aarde en groene planten? Dat valt natuurlijk enorm op." Rak denkt eens even na of hij niet een oplossing weet voor het probleem. Intussen neemt hij een paar happen van de heerlijke koek. "Hebben jullie al gehoord van daglichtlampen?" vraagt hij na een tijdje, "Ik heb op de televisie wel eens gezien dat de mensen lampen hebben uitgevonden waarmee je planten genoeg licht kan geven om ze te laten groeien. Dan kun je een tuin maken binnen in het kasteel, dan valt het niet op." "Echt, kan dat? Planten die nooit de zon zien? Dat zou echt geweldig zijn," vindt Gerda. Ward kijkt nog een beetje bedenkelijk, "Dan moeten we alleen nog bedenken hoe we er aan komen, maar ook daar moet wel iets op te vinden zijn." Rik kijkt Rak aan, "Denk jij wat ik denk?" "Als jij aan Tony denkt, dan ja, daar zat ik ook aan te denken," antwoordt Rak. Gerda en Ward kijken hen vreemd aan. "Tony? Wie is Tony?" vraagt Ward. "Jullie kunnen dus naar de aarde komen? Op iedere willekeurige plek? Want als dat zo is, dan kan ik jullie aan onze vriend Tony de trol voorstellen," legt Rak uit. "Ja, we kunnen een mist oproepen en in die mist kunnen we dan afdalen," vertelt Ward. "Nou, dan stel ik voor dat jullie koers naar de rand van het bos zetten, daar is namelijk een klein riviertje met een oude brug er overheen. En onder die brug woont onze vriend Tony. Weet je wat, wij vliegen vast vooruit, dan lichten we Tony vast in," stelt Rak voor. "Zal ik dan hier blijven om de weg te wijzen?" stelt Melodica voor. Snel drinkt Rik het laatste beetje van zijn thee op, en dan gaan ze op weg. Ward wijst hen de weg naar buiten, "Nou tot straks dan. Het kan wel even duren hoor, want zo'n wolk mag niet te snel bewegen, anders worden de mensen daar beneden nerveus." Rik klimt op Rak zijn rug en bindt het touw weer vast. Twitter vliegt weer naar Rik zijn schouder en dan zijn ze weer op weg, terug naar het bos en naar Tony.
Met grote slagen van zijn vleugels vliegt Rak terug naar beneden. De wind staat de goede kant op, dus het gaat lekker snel. Al snel zien ze de toren van de tovenaar weer in het bos staan, en dan is het nog maar een klein stukje naar de brug van Tony. Omdat er bij de brug niet genoeg plek is om te landen, landt Rak in het weiland bij de geiten. Die kijken wel een beetje raar op dat hij zo uit de lucht komt vallen, maar zijn al snel van de schrik bijgekomen en komen mekkerend op hen af om te kijken of hij niet wat te eten bij zich heeft. Geiten hebben altijd honger namelijk. "Sorry jongens, ik heb niets," zegt Rak. Snel lopen ze het weiland uit op weg naar de brug. "Hee jongens," roept Tony, "hebben jullie Melodica verstopt? Of is die bij Twitter achtergebleven? Oh nee, Twitter is er ook bij, maar waar is ze dan? Is er soms iets gebeurd?" vraagt hij bezorgd. "Geen paniek, Tony. Je krijgt zo bezoek, en Melodica gidst hun hierheen. Heb je wel eens reuzen ontmoet?" vraagt Rak opgewekt. "Reuzen, nee, die ben ik nog nooit tegengekomen. Wonen die niet in de wolken?" vraagt Tony, die nu toch wel een beetje nieuwsgierig wordt. "Nou, je gaat zo een stel reuzen ontmoeten. Kijk, het zit namelijk zo, ze hebben nogal wat problemen om aan eten te komen. Ze zijn al een paar eeuwen terug gestopt met het eten van mensen namelijk, en leven nu vooral van de landbouw. Maar met al die mensen op deze planeet, wordt dat steeds moeilijker. Hier beneden is steeds minder ongebruikte grond, en daarboven vallen plantenbakken nogal op," legt Rak uit, "Nou had ik bedacht dat ze wel daglichtlampen of zo iets zouden moeten kunnen gebruiken om binnenshuis planten te kweken, maar het valt natruulijk niet mee voor een stel reuzen om daar aan te komen. Jij bent al een opvallende persoonlijkheid, maar als je een reus van vier meter tachig in je winkel krijgt... Nou je kunt je wel voorstellen wat een ophef dat zou geven. Dus toen waren we aan het nadenken over hoe ze er toch aan zouden komen, en toen moesten Rik en ik allebei aan jou denken. Jij bent de enige persoon die ik ken die voor een mens kan doorgaan, en die niet zou flippen als hij een reus tegen zou komen." Tony moet lachen, "Ik ben toch wel blij dat je me van te voren bent komen waarschuwen, want anders had ik het waarschijnlijk op een lopen gezet als er een reus aan zou komen. Ik heb dan wel nooit verhalen gehoord van reuzen die trollen eten, maar ik zou toch het zekere voor het onzekere genomen hebben. Hoe kwam je er ook op om gewoon bij ze aan te kloppen?" Rak haalt zijn schouders op, "Ik kon me niet voorstellen dat ze het prettig zouden vinden als ik vlammen zou gaan spugen. Een kasteel van wolken kun je prima verdampen..." Tony moet weer lachen, "Nou, ik zie daar in de verte al van die kanteelwolken aankomen, dus ik zal maar eens een paar emmers koffie gaan zetten om onze gasten te verwelkomen. Als ik dan toch naar de winkel moet, dan kan ik ook wel nieuwe koffie halen." Tony maakt naast de beek een groot vuur en zet er twee grote stalen emmers met water in. "hoe kom je aan die grote emmers, Tony?" wil Rik weten. "Daar zit normaal het voer voor mijn geiten in, als ik naar de weide ga. Dus ik hoop niet dat er straks een raar nasmaakje aan de koffie zit. Ik heb ze goed schoongeschrobd in de rivier, maar toch..." Als het water kookt, haalt Tony met een grote stevige tak de emmers uit het vuur en gooit in iedere emmer een heel pak koffie. Dan zet hij de emmers nog even terug in het vuur. Als het water in de emmers zo zwart is als koffie, haalt hij de emmers weer uit het vuur. "Zo, als het goed is, kan de koffieprut nog even bezinken voor onze gasten arriveren," zegt hij tevreden. Nog geen twee minuten later horen ze de doffe dreunen van twee reuzen die door het bos stappen. "Hallo," zegt Gerda als ze met een grote stap over de rivier heen stappen. "Dag vrouwe," zegt Tony met een buiging, "Welkom in mijn nederige onderkomen, mijn naam is Tony. Tot uw dienst." Gerda giechelt, "zeg maar gewoon Gerda hoor, en dit is Ward." Rik vindt het maar raar klinken, zo'n hele grote reus die giechelt. Het klinkt eigenlijk een beetje als een leeuw die spint. Het hoort eigenlijk gewoon niet. "Nou welkom dan, Gerda en Ward," herhaalt Tony, "Ik heb de koffie al in staan. Het zijn niet de mooiste kopjes, en ik hoop dat het niet te veel naar geitenvoer smaakt, maar ik heb mijn best gedaan." "Ooh, koffie! Dat heb ik echt al lang niet meer gedronken!" zegt Ward enthousiast, "Dan neem ik een beetje geitenvoer wel voor lief hoor!" Voorzichtig pakt hij de emmer op. "En nog goed heet ook!" Slurpend neemt hij een slokje, "Aaah, heerlijk! Je bent meteen mijn beste vriend, makker!" Gerda moet lachen, "Kijk eens, ik had een lekkere koek meegenomen. En ik heb ook maar een mes meegenomen, ik dacht niet dat je iets zou hebben dat groot genoeg was om de koek in stukken te snijden." "Koek bij de koffie! Dat is nou een luxe die ik al een tijdje niet gehad heb. Koffie blijft lekker lang goed, maar koek moet je meteen opeten als je het koopt," Tony neemt meteen een hap van het enorme stuk koek dat Gerda hem aanreikt. "Aaah, heerlijk! Ja hoor, ik ben het met je eens, Ward, wij worden de beste vrienden!" Nu barst iedereen in lachen uit. Gerda snijdt ook voor haarzelf en Ward een groot stuk af. Rak krijgt een wat klener stuk, en Rik, Melodica en Twitter krijgen een heel klein stukje, dat in Gerda's handen niet meer dan een grote kruimel lijkt. Heerlijk smullen ze met zijn allen van de koffie en koek. Pas als het allemaal op is, wordt er weer wat gezegd. "Wat heerlijk!" zeggen Tony en Ward tegelijk. Verbaasd kijken ze elkaar aan, en beginnen dan hard te lachen. Als ze uitgelachen zijn, wordt het gesprek weer serieus en overleggen ze hoe ze het beste de lampen kunnen regelen.
Ward en Gerda, de reuzen, zijn op bezoek bij Tony. Ze hebben net koffie gedronken uit emmers en zijn nu met Tony aan het bespreken wat ze nodig zullen hebben om planten in hun wolkenkasteel te kweken. "Heel erg veel verstand van planten heb ik niet. Ik weet net aan welke planten ik eten kan, en wat mijn geiten lekker vinden. Maar ik neem aan dat ik in de winkel wel kan vragen wat voor lampen ik moet hebben, en hoeveel," zegt Tony, "Hoe groot waren de bakken die jullie in gedachten hadden? En hoeveel hebben jullie er daarvan nodig?" Samen met de twee reuzen maken ze plannen over wat ze dan ongeveer nodig zullen hebben. "Maar dan komen we nu bij het moeilijkste punt, hoe denken jullie dat te gaan betalen?" vraagt Tony zich af. "Accepteren de mensen nog steeds goud tegenwoordig? Dat moeten we nog wel ergens in de bergen kunnen vinden als we er niet genoeg van hebben," denkt Ward. "Hmm, ruw goud wordt best moeilijk, want dan krijg je rare vragen. Als het sieraden of oude munten zijn, dan kan ik er nog wel geld voor krijgen," denkt Tony. "Goudklompen kun je niet meer mee betalen tegenwoordig? Wat raar," vindt Ward, "Vroeger zouden de mensen er een moord voor doen!" "Tja, moorden doen ze er nog steeds wel voor, maar goudklompen zijn zo zeldzaam tegenwoordig, dat je er niet meer zo maar mee kunt betalen. Die malle mensen betalen met papiertjes met getallen er op tegenwoordig," legt Tony uit. "Echt? Het moet ook niet gekker worden!" vindt Gerda, "Wat zullen ze straks nog meer verzinnen?" "Plastic kaartjes om mee te betalen," zegt Rak meteen, "Maar dat is wat ingewikkelder om uit te leggen. Dus dat zal ik een andere keer wel eens doen." Gerda en Ward nemen afscheid en beloven terug te komen, zodra ze iets gevonden hebben waar ze mee kunnen betalen. "We hebben vast nog wel ergens iets liggen wat mensen waardevol vinden. En zo niet, dan kunnen we vast nog wel ergens een verdwenen stad vinden," denkt Ward. En dan is het tijd dat iedereen weer naar huis gaat. In de volgende weken gaat Tony op zoek naar een winkel die speciale lampen verkoopt en Ward en Gerda gaan op zoek naar iets om de lampen mee te betalen. Rik wilde maar dat ze een verloren stad zouden zoeken en dat hij dan mee mocht, maar hij mag niet naar buiten omdat hij huisarrest heeft. Papa en mama waren heel boos toen hij weer thuis kwam. Ze hadden zich natuurlijk heel erg zorgen gemaakt toen ze wakker werden en Rik lag niet in zijn bed. De enige reden dat ze de politie niet gebeld hadden, was dat Rak ook weg was. Maar nu mag hij twee weken niet buiten spelen, zelfs niet in de tuin. Rak is inmiddels weer gekrompen, en papa en mama hebben er niets van gemerkt dat hij zo groot gegroeid was. Rak voelt zich nu een beetje schuldig dat Rik binnen moet blijven. Om Rik op te vrolijken vertelt hij hem verhalen over alle verloren steden waar hij ooit van gehoord heeft. En dat zijn er nogal wat, "Je hebt de gouden stad in Peru, en Atlantis dat ergens onder de zee ligt, en …" vertelt hij. "Welke stad zouden Ward en Gerda gaan vinden?" vraagt Rik zich af. "Ik zou het eigenlijk niet weten, maar misschien vinden ze wel een stad die eigenlijk van de reuzen was, en waar de mensen helemaal niets van af weten," denkt Rak. Rik tekent de ene na de andere verborgen stad en staart sip naar buiten of hij het wolkenkasteel van Ward en Gerda soms al weer langs ziet komen. En dan zijn de twee weken eindelijk voorbij en mag hij weer naar buiten. Zo snel hij kan rent Rik naar de brug van Tony, met Rak op zijn hielen. "Ha die Rik, is je huisarrest voorbij?" vraagt Tony opgewekt. "Dag Tony, ja gelukkig wel, maar hoe wist jij dat ik huisarrest had?" vraagt Rik verbaasd. Tony moet lachen, "Ten eerste was het te verwachten dat je ouders je straf zouden geven voor het feit dat je zo vroeg het huis uit geslopen was. En ten tweede is twitter een paar keer langs je huis gevlogen. En die zag je sip achter het raam zitten, dus toen was het niet zo moeilijk te raden wat er gebeurd was." "Twitter kwam langsgevlogen? Maar ik heb hem helemaal niet gezien," zegt Rik verbaasd. "Ik wel," zegt Rak, "Maar ik wilde je niet nog sipper maken dan je al was door het te vertellen." Rik denkt even na of hij nog sipper zou zijn geweest als hij wist dat Twitter naar hem op zoek was, of dat hij dan blij geweest zou zijn dat zijn vriendjes hem misten. Hij weet het niet zo goed, misschien wel allebei tegelijk. "Hebben Ward en Gerda al een verborgen stad gevonden?" vraagt hij dan. "Ik heb ze nog niet weer gezien," zegt Tony, "Dus ik denk het nog niet. Ik heb intussen wel al een winkel gevonden waar ik de lampen zou kunnen kopen, maar die kosten zoals we al dachten een heleboel geld. Dus ik hoop maar dat ze daar aan kunnen komen." "Ik wou dat ik mee kon om zo'n verborgen stad te doorzoeken," zucht Rik, "Dat lijkt me echt gaaf." "Nou als ze er eentje gevonden hebben, dan willen ze je vast wel een keertje mee terug daar naartoe nemen," denkt Rak. "Oh, dat zou echt supergaaf zijn! Denk eens aan alle schatten die we zouden kunnen vinden! Misschien wordt ik later als ik groot ben wel iemand die verborgen steden zoekt!" droomt Rik. "Dat noemen jullie mensen een archeoloog," weet Rak, "Maar dat is vooral saai werk hoor! Oude potscherven afstoffen. Als je dat wilt worden, dan kun je maar beter nu al je moeder helpen met het afstoffen van de vazen in huis!" grapt Rak. Rik geeft hem een duw. "En aangezien we voorlopig toch alleen maar kunnen wachten tot Ward en Gerda terugkomen, kun je mooi op zoek gaan naar een kwastje om al die verloren schatten mee af te stoffen!" gaat Rak verder met zijn grap.
Rik en Rak hebben al in geen weken meer van Ward en Gerda gehoord. Ze bezoeken Tony en Melodica op elk vrij moment, maar die hebben ook nog niets van hen gehoord. "Ze zouden toch niet verdwaald zijn in die verloren stad?" vraagt Rik zich bezorgd af. " "Ik denk niet dat reuzen zo heel erg snel verdwalen," denkt Melodica, "Ze hebben hele grote oren, dus volgens mij kunnen ze zelfs als ze midden in de berg zitten, nog de kleinste geluidjes horen die de vogels buiten op de berg maken." "Ik denk dat ze gewoon moeite hebben om hier weer terug te komen," denkt Rak, "vergeet niet dat ze met de wolken mee moeten drijven. Dus als de wind verkeerd staat, dan kan het best eens een lange reis zijn om hier te komen." Plotseling spitst Rak zijn oren, "Stil eens, horen jullie dat ook?" Rik slikt zijn vraag in en blijft heel stil staan. Hij doet zijn uiterste best om te horen wat Rak hoorde, maar hij hoort helemaal niets. Net als hij wil vragen wat Rak dan gehoord heeft, hoort hij het ook. Heel zachtjes en in de verte hoort hij iets dat wel wat lijkt op dreunende voetstappen. Hij blijft nog even luisteren of hij het goed hoort, maar het gedreun wordt steeds harder. En ja hoor, even later komen Ward en Gerda over de rivier gestapt. "Hallo allemaal!" buldert Gerda vrolijk, "Daar zijn we weer! Het heeft even geduurd, want ze wisten vroeger die schatten in die steden best goed te verstoppen, maar het is toch gelukt." "Nou ja, gelukt," zegt Ward somber, "Het is ons gelukt om te vinden waar ze zijn, niet om ze er ook uit te krijgen." Rik kijkt hem verbaasd aan, hoe kun je een schat nou vinden, maar toch niet. Ward ziet zijn blik en legt uit: "We zijn te groot zie je. Daarom kwamen we weer terug om te vragen of jij ons niet kon helpen, Rik. Jij bent lekker klein, dus je kunt er ongetwijfeld gewoon zo naar toe lopen. Wij moeten eerst de hele berg verwijderen als we er willen komen." Rik maakt juichen een sprong in de lucht: "Jaa! Ik ga naar de verborgen stad!" "Ho, ho," roept Rak, "Vergeet je niet iets? Tenzij Ward en Gerda nog een hoop andere dingen gedaan hebben de afgelopen weken, is die stad een heel eind hier vandaan. Ik denk niet dat je ouders het goed vinden als je twee weken verdwijnt." Heel even kijkt Rik nog hoopvol naar Ward en Gerda. "Sorry, Rik, zelfs als we recht tegen alle winden in zouden gaan, dan zou het nog zeker twee dagen duren voordat we er zijn, en ook weer twee dagen om terug te komen. En dan hebben we het nog niet over de grote afstand die je moet lopen om in de stad te komen. Dus we zouden minstens een week, en waarschijnlijk zelfs twee weken weg zijn," zegt Ward die duidelijk ook teleurgesteld is. "Stom," zegt Gerda, "We hadden er aan moeten denken dat je nog maar jong bent en dat je ouders over dat soort dingen beslissen. We waren zo opgewonden dat we een oplossing hadden bedacht, dat we er niet over nagedacht hadden. En je ouders gaan het zeker ook niet goed vinden als we ze vragen of je mee mag hè?" Rik en Rak schudden allebei hun hoofd. "Zijn ouders zouden waarschijnlijk flauwvallen als ze jullie zien. De mensen geloven niet eens meer in reuzen tegenwoordig," vertelt Rak, "Dus ze geven al helemaal hun kinderen niet aan ze mee." Tony kijkt naar alle beteuterde blikken, "Zou er dan echt geen manier zijn om de reis in te korten to maar een paar uur? Dan zou je heen en terug kunnen voordat je ouders merken dat je weg geweest bent." "Dat zou alleen kunnen als iemand een magische weg weet te maken, want het is bijna aan de andere kant van de wereld, dus zelfs met zo'n vliegtuig van die mensen zou je nog steeds meer dan een dag onderweg zijn om heen en terug te komen," zegt Ward. "Zouden de aardmannetjes soms kunnen helpen?" vraagt Rak zich af, "We zijn al eens eerder door een aardmannetjes uit het land van de feetjes gelaten." Tony denkt daar eens over na, "Tja, misschien wel, maar dan moet je wel flink wat goud voor ze meenemen." "Dat goud zou naturulijk niet zo'n probleem zijn, dat is ten slotte de reden dat we überhaupt Rik in die stad willen hebben," zegt Gerda. "Ja, maar het probleem gaat zijn om Rik met het goud weer terug langs de aardmannetjes te krijgen. Die hebben letterlijk een neus voor goud. En als ze denken dat er meer goud te halen is dan je ze geeft, dan laten ze je niet meer gaan tot ze alles hebben," weet Tony. "En hoe zit het met zilver?" wil Gerda weten, "want dat was er volgens mij ook in overvloed." "Eigenlijk geldt het zo'n beetje voor alle schatten. Ik heb nog maar één keer in heel mijn leven meegemaakt dat een aardman afstand deed van één van zijn schatten, en dat was toen die aardman ons een gloeikristal gaf als dank dat we hem gewaarschuwd hadden voor die feetjes," zegt Rak. Rik denkt diep na, "Maar wat nou als ik die schatten niet bij me heb? Wat als Ward en Gerda die meenemen in hun wolkenkasteel? Dan neem ik alleen de beloning voor de aardmannetjes mee en meer niet." "Daar kan ik niets tegen in brengen," zegt Rak. "Ja, dat klinkt als een goed plan," denkt ook Tony. "Maar dan moeten we wel goed plannen dat wij er al zijn als jij aankomt. En we moeten jullie heel goede instructies geven om er te komen. Want als je op de verkeerde plaats uitkomt, dan is er geen goud, en kun je de aardman niet belonen en kun je niet meer naar huis!" denkt Ward. "Maar hoe overtuigen we de aardmannetjes om jou en Rak naar die stad te brengen als jullie nog geen goud hebben?" vraagt Melodica zich af, "En als jullie ze goud beloven uit die stad, wat weerhoudt ze er dan van om zelf al het goud uit die stad te halen voordat jullie er bij kunnen?" "Laat dat maar aan mij over," zegt Tony, "Ik verzin wel een paar monsters die aardmannetjes eten. En als ik dan ook de feetjes nog even opstook om de aardmannetjes te belegeren, nou dan willen ze helemaal niet op ontdekkingstocht door die verborgen stad."
Rik en Rak spreken met Ward en Gerda af dat ze volgend weekend naar de geheime stad zullen gaan. Tony belooft dat hij de aardmannetjes wel kan overhalen om Rik en Rak daar heen te brengen. Ward en Tony overleggen heel lang over waar de stad precies is, en hoe ze dat aan de aardmannetjes kunnen laten weten. Rik helpt hen door een kaart te tekenen van alle dingen waar Ward over vertelt met potloden en papier van Tony. Hij tekent het bos waar ze nu zijn, en de zee die ze over moeten steken. De eilanden in die zee, en het hele grote land aan de andere kant van de zee. In dat land zijn ook bergen en meren die makkelijk te herkennen zijn. En de stad bevindt zich onder een hele grote berg die omringd is door andere bergen. "De berg ernaast lijkt wel alsof hij in tweeën gespleten is," zegt Ward, "Hij had vroeger een heel spitse punt, maar nu loopt er een grote kloof dwars door het midden." De berg waar de stad onder ligt heeft ook nog eens een heleboel watervallen. En helemaal bovenop een klein rond meertje. Ward beschrijft ook nog hoe de poort naar de stad er uit ziet en hoe diep die onder de grond ligt. Rik tekent het allemaal. Hij moet wel eens wat uitgummen omdat Ward vindt dat het niet helemaal goed lijkt, maar uiteindelijk hebben ze een soort van kaart waar op staat waar Rik en Rak heenmoeten. Als alles besproken is, nemen Ward en Gerda weer afscheid. Ze moeten nog een hele lange reis maken om op tijd bij de verborgen stad te zijn. Als ze weg zijn, bespreken Rik en Rak nog met Tony en Melodica wat ze allemaal mee moeten nemen. Melodica zou eigenlijk wel graag mee willen gaan op avontuur, maar Tony zegt dat het al moeilijk genoeg gaat zijn om de aardmannetjes te overtuigen om Rik en Rak naar de stad te brengen. "Maar dan moeten jullie me wel alles vertellen als jullie weer terug zijn," zegt Melodica tegen Rik en Rak, "Dan kan ik er een mooi lied over schrijven!" Dat beloven Rik en Rak meteen. Rik moet ook nog even langs de tempel om de godin te waarschuwen dat hij volgende week misschien niet langs kan komen, omdat hij op reis moet. "Dag godin," zegt hij als hij de tempel binnen komt, "Ik kwam even zeggen dat ik volgende week niet langs kan komen. Nou ja, misschien op zondag, maar zaterdag kan ik zeker niet, want da gaan we op avontuur. We gaan op zoek naar een verborgen stad, zie je, om goud te zoeken voor Ward en Gerda. Die hebben speciale lampen nodig die heel duur zijn." Hij veegt de vloer nog eens extra goed aan. Hij plukt ook wat verse bloemetjes en zet die in een vaasje van lego op het altaar, dat hij een paar weken terug gemaakt had van de steentjes die niet in het mozaïek op de muur pasten. Dan moet hij gauw naar huis, "Dag godin! Tot snel weer!" roept hij vlak voor hij de deur uitloopt. Als Rik en Rak weer thuis zijn, legt Rik alle spulletjes die hij mee wil nemen in zijn klerenkast, achter zijn laatjes met sokken. Hij hoopt maar dat mama het niet ziet, want die vindt het vast niet goed dat hij aan de andere kant van de wereld op zoek gaat naar een verborgen stad. Als hij klaar is, liggen er een rugzak, zijn speelgoedzwaard, een schepje en een harkje uit de zandbak, en een paar verfkwasten op aandringen van Rak, die vindt dat je geen verborgen stad in kunt gaan zonder kwastjes om de schatten af te stoffen. Eigenlijk wil Rik ook nog wat te eten en te drinken mee, maar Rak zegt dat hij dat beter volgende week pas aan mama kan vragen, omdat de broodjes anders wel eens konden gaan schimmelen. "Je kunt wel een paar snoepjes die je van de week krijgt opsparen," stelt Rak voor, "Snoepjes bederven niet zo snel. Maar volgens mij kun je het beste volgende week zeggen dat we een picknick gaan houden, dan krijg je altijd lekker veel boterhammen mee. En anders hebben Ward en Gerda vast wel wat lekkers dat we mee kunnen nemen." "Zou ik niet nog meer dingen mee moeten nemen?" vraagt Rik zich af. "Ik denk dat het het beste is om zo min mogelijk mee te nemen," zegt Rak, "Je moet ten slotte een heel stuk lopen door die stad, hebben Ward en Gerda gezegd. Als je rugzak dan heel erg zwaar is, dan wordt je heel snel moe. Bovendien moet er nog plek in je rugzak zijn om de schatten in te vervoeren. Ten slotte moeten we de schat naar Ward en Gerda brengen." "En ook nog naar de aardmannetjes," zegt Rik, "Ja je hebt helemaal gelijk. Dan kan ik niet zo heel erg veel meenemen." En zo telt Rik de nachtjes af tot aan de volgende week. De hele week denkt Rik nog na over wat hij allemaal mee moet nemen. Eigenlijk zou hij het liefst een grotere rugzak hebben, want zijn Thomas de trein rugzak is niet zo heel erg groot, dus dan kunnen er niet zo heel erg veel schatten in. Uiteindelijk zegt Rak, "Laat dat harkje en dat schepje maar thuis dan. Als we toch moeten graven, dan kan ik dat altijd met mijn poten doen." Rik lacht, "Dan kunnen we de kwastjes ook wel thuis laten, want we kunnen altijd jouw staart nog als grote kwast gebruiken!" Rak lacht mee, "Nou vooruit dan maar." En zo komt het dat Rik uiteindelijk in zijn rugzak alleen een picknick inpakt, want zijn zwaard past niet in zijn rugzak en zit om zijn middel gegespt. "Veel plezier vandaag, Rik," zegt mama hem gedag.
Zo snel hij kan, rent Rik naar Tony. Rak springt vrolijk om hem heen. Tony staat al op hen te wachten, en neemt hen mee naar de tunnel onder zijn brug. Een klein stukje de tunnel in, klopt hij op de oude houten deur. Bonk, bonk, bonk. Ze moeten even wachten voor er opengedaan wordt. "Zo, zijn jullie daar eindelijk," klinkt er een stem vanachter de deur, "Nou kom er maar in dan." Achter de deur brandt geen licht, en ze stappen met zijn drieën het pikkedonker in. Als de deur achter hen dicht gaat, gaat er een klein lampje gloeien. Rik zijn ogen moeten even wennen aan het schemerige donker, maar dan ziet hij een aardmannetje staan. "Dus deze twee moet ik naar die berg toe brengen? En dan gaan ze me een hele klomp goud geven die groter is dan mijn vuist?" vraagt het mannetje blijkbaar nog steeds een beetje twijfelend. "Ja, dat garandeer ik je," zegt Tony, "En als het geen klomp goud is, dan zijn het andere schatten die net zo veel of nog meer waard zijn. Ik beloof je dat het de moeite waard is. En heb ik je ooit bedrogen? Trollen houden altijd hun woord." "Je snapt dat ik ze niet terugbreng voordat ik die schat ontvangen hebt, hè? Dus als ze met lege handen terugkomen, dan moeten ze zelf maar zien hoe ze weer thuis komen," zegt de aardman. "Dat is begrepen," zegt Rak, "We zullen niet met lege handen terugkomen." "Dat kan jij makkelijk zeggen, je hebt geeneens handen," zegt de aardman. Rak lacht, "Mijn poten kunnen geen schatten vasthouden, maar die van de jongen wel. En die handen mogen dan klein zijn, maar hij heeft er wel twee van. Dus maak je over die schatten maar geen zorgen." "Nou vooruit dan maar, kom maar hier. Geef me een hand, jongen. En jij, draak, kom hier, dan kan ik je aan die halsband vasthouden," zegt de aardman. "Nog een ding," zegt Rak terwijl hij blijft staan, "Hoe kunnen we je aan de andere kant een seintje geven dat we terug willen? Ik voel er niet veel voor om daar tot Sint-Juttemis te blijven staan tot je komt kijken of we er al zijn." "Seintje?" vraagt de aardman verbaasd, "Heel simpel, je klopt gewoon aan de deur. Als je voor mijn deur staat met een klomp goud, nou dan ben ik er natruulijk in een oogwenk!" Daar ziet Rak de logica ook wel van in en hij gaat naast de aardman staan. Die grijp zijn halsband vast en geeft Rik een hand. Nog voordat Rik gedag heeft kunnen zeggen tegen Tony zijn ze al verdwenen. Het wordt meteen donker en Rik voelt zich duizelig. Het voelt alsof ze heel hard bewegen, maar het is zo donker dat hij helemaal niets ziet. Dan staan ze opeens weer stil en de aardman laat zijn hand los. Nog steeds duizelig staat Rik in het donker te wachten. Heel even wordt hij bang, maar dan komt Rak tegen hem aan staan. Het duurt niet lang of er gaat een klein lichtje gloeien. "Zo," zegt de aardman, "we zijn er. Daar is de deur, en je hoeft dus niet terug te komen voordat je het goud hebt gevonden." Rik en Rak bedanken de aardman, maar die is al weer verdwenen. Een beetje beduusd gaan ze door de deur en trekken die weer achter zich dicht. Achter de deur is weer een tunnel. "Waar zouden we heen moeten?" vraagt Rik. "Laten we de tunnel maar volgen en kijken waar we dan uitkomen," stelt Rak voor. Samen lopen ze de tunnel door. Even is Rik bang dat ze ieder moment een splitsing tegen kunnen komen, maar ze komen gelukkig gewoon in een grot uit, die uitkijkt over een glooiende vallei waar niet al te veel bomen in staan. Boven de vallei zien ze het wolkenkasteel van Ward en Gerda hangen. "Kijk eens," zegt Rak, "De aardman heeft zijn woord gehouden, we zijn op de goede plek aangekomen. Laten we maar eens gaan kijken of we Ward en Gerda kunnen vinden." Dat blijkt niet zo moeilijk te zijn, want Ward en Gerda hebben een kamp opgezet midden in de vallei. En zodra Rik en Rak de vallei inlopen, komt Ward al naar hen toe, "Ah, jullie hebben het gered! Mooi, mooi. Kom maar mee naar ons kamp, dan kunnen we het plan van aanpak bespreken." Rik en Rak moeten rennen om Ward bij te kunnen houden, want door zijn grote benen kan hij hele grote passen zetten. Terwijl ze van de grot weglopen, houdt Rak goed in de gaten waar de grot zich bevindt ten opzichte van het kamp. Ze moeten ten slotte straks de grot wel weer terug kunnen vinden. Gelukkig is het niet zo ver naar het kamp, want Rik wordt al snel moe van het harde rennen. Hijgend komt hij aan bij het kampvuur waar Gerda zit te wachten. Ten opzichte van de reuzin is het maar een klein vuurtje. "Ward, heb je nou die arme jongen het hele eind laten rennen?" zegt Gerda bestraffend, "Had je hem niet even kunnen dragen? Nu is hij al moe nog voor de tocht moet beginnen! Ga zitten, jongen, en kom even weer op adem. " Rik gaat op een houtblok zitten dat niet te dicht nast het vuur ligt. Rak gaat ernaast liggen en legt zijn kop op Rik zijn voeten. Hij heeft ook wel hard gerend, maar is lang niet zo moe als Rik. Hij is dan ook al snel weer bijgekomen. Hij gaat weer rechtop zitten en vraagt, "Wat is het plan?" Gerda heeft intussen een vingerdopje met water voor Rik gehaald, dat hij dankbaar leeg drinkt. "Wij brengen jullie zo ver als we kunnen de stad in, en geven jullie daar instructies over hoe je bij de schatten komt. Dan gaan jullie de schatten halen, en brengen die naar ons terug. Dat is het plan in een notendop," zegt Ward. "En brengen houdt in dat we jullie dragen in een mand die we speciaal daarvoor gemaakt hebben," voegt Gerda toe, "Kijk daar staan ze." Rik en Rak kijken in de richting die ze aanwijst en zien daar twee simpele grote manden staan. Van een afstandje lijken het wel rieten manden, maar van dichterbij zien ze dat de manden van boomtakken gemaakt zijn. Als Rik weer bijgekomen is, stappen ze in de manden. Ward en Gerda pakken de manden voorzichtig op en zetten het op een lopen.
Rik en Rak zitten in twee grote manden gemaakt van takken die worden gedragen door Ward en Gerda. Ward en Gerda lopen nu zo hard als ze kunnen de valei door op weg naar de verloren stad. Rik is op de bodem van de mand gaan zitten met zijn handen op zijn oren, want het stampen van Ward en Gerda maakt vreselijk veel herrie. Helaas helpt het niet zo heel erg veel, want de luide dreunen trillen zelfs door zijn botten heen. Rak heeft zijn kop over de rand van de mand hangen en geniet met volle teugen. "Het is bijna net als vliegen, maar dan minder vermoeiend!" roept hij opgetogen. Maar Rik hoort er niets van. Die vindt het helemaal niet leuk en hij hoopt maar dat het gauw voorbij is. Ward en Gerda rennen de vallei door naar een grote grot. Achter in de grot is een, voor reuzen, smalle doorgang, waar Ward en Gerda zich doorheen wringen. Achter die doorgang is nog een grot. In de zoldering van de grot is een gat waar mensen niet bij zouden kunnen komen, maar de reuzen natuurlijk wel. Ward geeft de mand met Rak aan Gerda en trekt zich op door de opening. Als hij er doorheen is, steekt hij een arm naar beneden en pakt de mand met Rak weer aan. Hij zet de mand naast zich neer en steekt zijn arm weer naar beneden om de mand met Rik van Gerda over te nemen. Dan gaat hij weer staan en pakt ook de mand met Rak op, zodat Gerda zich omhoog kan hijsen. Als ze allebei boven zijn, pakt Gerda de mand met Rik weer over. "Je kunt je ogen nu wel weer open doen, Rik," zegt ze vriendelijk, "Vanaf hier gaat het niet zo hard meer als door de vallei, dus dan stampen we ook minder." Rik doet zijn ogen open en gaat staan, "Mijn oren dreunen nog steeds." "Sorry, maar we wilden even opschieten. We moeten nog een heel eind onder de berg door," verontschuldigt Gerda zich. Kruip door, sluip door gaan ze door de berg heen. Meestal omlaag, maar soms ook omhoog. Het is een heel eind voordat ze eindelijk bij de poort naar de stad komen. De poort is een heel grote boog die uit de rots gehakt is, waar allemaal vreemde tekens in gebeiteld zijn. "Was dit een stad voor reuzen?" vraagt Rik zich af als hij de poort ziet. "Nee," zegt Ward, "Was het maar waar, dan hadden we weken geleden die schatten al opgehaald. Nee, het is een mensenstad, van een volk dat al lang uitgestorven en vergeten is. Daarom hebben we jullie ook nodig om de diepste gangen te bereiken, want die zijn niet groot genoeg voor ons om doorheen te gaan. Als ze door de poort heen lopen, ziet Rik dat Ward gelijk heeft. Want hoewel er veel gebouwen heel erg groot zijn, en sommige zelfs hele grote poorten of deuren hebben, zijn de meeste huizen duidelijk op mensenmaat gemaakt. Sommige huizen zijn gedeeltelijk ingestort, maar een hele hoop lijken nog maar net verlaten te zijn. "Wat is er met de mensen gebeurd die hier woonden?" vraagt Rik zich af, "Zijn ze allemaal verhuisd?" "Nee, we denken dat de meesten overleden zijn door een ziekte. De laatste mensen die daar niet aan overleden zijn, zijn waarschijnlijk gewoon van ouderdom gestorven, omdat er niet genoeg mensen meer waren om te overleven. Misschien zijn sommige van die laatste mensen inderdaad weggetrokken, maar je moet niet vergeten dat het hier erg afgelegen is, en dat ze heel ver zouden moeten reizen voor ze bij een volgende stad aankwamen," vertelt Ward. Rik vindt het maar zielig. "Waarom denken jullie eigenlijk dat ze allemaal ziek werden?" vraagt hij zich af. "We hebben een begraafplaats gevonden met een heleboel graven, en de meeste daarvan lijken ongeveer even oud te zijn," zegt Ward. "Hoe kun je dat zien dan?" wil Rik weten. "Doordat ze jaartallen op de grafstenen hadden staan," zegt Gerda. "Hadden ze dezelfde getallen als wij dan?" vraagt Rik. "Nee, maar wij kunnen het evengoed lezen. Kun je nu even stil zijn? Het wordt vanaf hier moeilijk om de weg te vinden en we moeten even ons hoofd erbij houden," vraagt Ward. Rik wilde eigenlijk nog veel meer vragen stellen. Teleurgesteld houdt hij zijn mond, want het is wel duidelijk dat Ward geen zin in nog meer vragen heeft. Slingerend tussen de huizen door lopen Ward en Gerda steeds dieper de stad in. Rik vraagt zich af waar het zwakke licht dat in de stad schijnt vandaan komt, maar hij durft het niet meer te vragen. Af en toe blijven Ward en Gerda op een kruising staan om te overleggen waar ze heen moeten. Dan komt er een kruising waar ze het niet eens zijn. "Volgens mij moesten we hier rechtdoor," zegt Ward. "Nee hoor, we moesten rechtsaf," zegt Gerda. Na een korte discussie krijgt Ward zijn zin en gaan ze rechtdoor. Maar al snel wordt duidelijk dat dat niet de goede keuze was, hoewel Ward het niet toe wil geven. "Ik herken hier helemaal niets, Ward," probeert Gerda hem nog te overtuigen dat ze terug moeten. Maar Ward wil niet luisteren, "Je bent het gewoon vergeten, dit is echt de goede weg." Maar als ze uiteindelijk de stad weer uitlopen aan de andere kant, moet Ward toch toegeven dat hij het mis had. "Hmm, het lijkt er op dat je toch gelijk had. Laten we dan maar teruggaan." Rik hoopt maar dat ze de weg terug nog weten, want voor hem lijken alle straten op elkaar. Gelukkig weten Ward en Gerda nog precies hoe ze gelopen zijn, en al snel zijn ze weer terug bij de kruising waar Gerda rechtsaf wilde. Van daar slingeren ze weer een heel eind door de stad, tot ze bij een soort piramide komen. "Hier is het," zegt Ward, "De schatten van de stad liggen in dit gebouw. Maar de deur is zo klein, dat wij er onmogelijk doorheen kunnen." "Wat is dit voor gebouw?" vraagt Rik. "Het is een tempel, en we denken dat toen iedereen ziek werd ze hun goud aan hun goden geofferd hebben in dit gebouw. In de hele stad is geen goudstuk meer te vinden," zegt Ward. "Maar woonden in de tempel dan alleen kleine kinderen?" vraagt Rak zich af, "Die deur is zo klein dat zelfs een volwassen mens er bijna niet doorheen zou kunnen." "Wij hebben ook geen idee wat er daarbinnen gebeurde," zegt Gerda, "We hebben van veel dingen plaatjes gevonden, maar niet van die tempel." "Dus jullie weten ook niet wat we daarbinenn zullen vinden?" vraagt Rak. "Nee we hebben geen idee. We weten alleen dat het goud daar ligt," zegt Ward. Rik doet zijn mond al open om te vragen hoe ze dat weten, als Rak hem onderbreekt, "Kom laten we gaan."
Rik en Rak beklimmen de zijkant van de tempel naar de deur. Als ze bij de deur komen, blijkt die gelukkig niet op slot te zijn, Rik kan hem zo open duwen. Achter de deur is het donker. "Hebben jullie ook iets van licht?" vraagt Rak aan Ward en Gerda. Gerda breekt een stevige tak van één van de manden af en wikkelt er een reepje stof omheen, dat ze in haar zak heeft zitten, "Als het goed is kun je dit wel als fakkel gebruiken. Kijk binnen ook goed rond, want mogelijk zijn er lampen of kaarsen die je aan kunt steken.". Dan geeft ze Rik de fakkel. Rak blaast er een klein vlammetje tegenaan en dan verspreidt de fakkel een flikkerende gloed. In het licht van de vlammen kunnen ze een donkere gang zien. "Nou daar gaan we dan! Tot straks!" zegt Rak en doet de eerste stap de gang in. Rik vindt het wel een beetje eng, maar loopt toch achter Rak aan. Hij heeft zelf om dit avontuur gevraagd, dus nu moet hij doorzetten ook. Stapje voor stapje lopen ze dieper de tempel in. De gang waar ze doorheen lopen is niet zo heel erg groot, het plafond is zo laag, dat Rik er bij kan als hij zijn handen in de lucht steekt. De muren aan de zijkant kan hij ook al allebei aanraken. Het sombere gevoel dat van de krappe gang uit gaat, wordt nog erger gemaakt omdat de plafonds en de muren kaal zijn. Van boven tot beneden zijn de muren helemaal grijs. Nog geen groen spikkeltje mos groeit er op. Rik en Rak gaan steeds sneller lopen, ze willen graag de gang uit. De gang is heel lang. Rik heeft het idee dat ze de tempel zo aan de andere kant weer uit zullen lopen, zonder iets tegen te komen. Maar dan houdt de gang plotseling toch op en staan Rik en Rak voor een deur. De deur heeft geen deurklink en er gebeurt ook niets als Rik er tegen duwt. Rik duwt aan de linkerkan. Hij duwt aan de rechterkant. Op advies van Rak duwt hij zelfs aan de boven- en onderkant, maar er gebeurt helemaal niets. "Misschien is er ergens een verborgen hendel of iets waarmee we de deur kunnen openen," zegt Rak, "laten we de muren hier maar eens goed onderzoeken." Samen bekloppen ze de muren overal, want dat doen ze in de film ook altijd. Maar nergens kunnen ze iets vinden. Uiteindelijk klopt Rik ook maar op de deur om te kijken of daar soms iets in verborgen is. Plotseling gaat de deur vanzelf open. "Wat deed je, Rik?" vraagt Rak verbaasd. "Ik klopte alleen maar," zegt Rik die net zo verbaasd is, "Zouden er dan toch nog mensen hier zijn?" "Na al die tijd?" zegt Rak, "Ik denk het niet. Misschien hadden ze wel gewoon een mechanisme ingebouwd dat de deur geopend wordt als je klopt." Voorzichtig gaan ze door de deur. Achter de deur is een grote vierkante ruimte, die net zo leeg is als de gang. De ruimte heeft in alle vier de muren een heleboel deuren zitten. "Oei, hoe weten we nu waar we heen moeten?" vraagt Rik, "En erger nog, hoe weten we straks hoe we weer terug naar buiten komen." "Daar weet ik wel wat op," zegt Rak, "Doe eens een paar stappen verder de ruimte in, dan spuug ik vuur, en blaker ik de grond hier voor de deur zwart. Dan weten we dat we daar uit kwamen." Rik loopt snel verder de kamer in. Rak blaast een mooie kleine vlam, en schroeit een zwarte ronde vlek op de vloer. "Zo, dat zal wel werken hier in deze kale ruimte," zegt hij tevreden, "Maar dan houden we inderdaad nog de vraag over waar we heen moeten. Zullen we maar gewoon elke deur proberen? Voordat we een deur ingaan, schroei ik dan een zwarte vlek op die deur, dan weten we dat we daar in gegaan zijn. Dan moeten we de weg terug altijd weer kunnen vinden." Rik heeft geen beter idee, en dus loopt hij naar de eerst deur direct naast de deur waar ze uitkwamen. De deur gaat open en er is weer een gang achter. "Misschien kunnen we toch beter eerst achter alle deuren kijken, voordat we weer zo'n gang door gaan," stelt Rik voor, die niet zo'n zin heeft om weken door alle gangen rond te moeten lopen. Rak vindt het goed, en dus proberen ze de volgende deur. Ook daar zit een gang achter. De ene na de andere deur openen ze, net zolang tot ze weer bij de eerste deur uitkomen. Maar achter elke deur zit een kale gang. "Oei, dat kon wel eens een lange zoektocht worden," zucht Rik. "Ja, ik dacht dat dit een tempel was," zegt Rak, "ik heb nog nooit van een tempel gehoord die zo'n doolhof was. Ik denk niet dat dit een gewone tempel was zoals wij die kennen. En anders is dit wel een heel aparte god. De meeste goden vinden het juist prettig als er veel gelovigen komen om hun te aanbidden. Maar het lijkt wel alsof deze god iedereen buiten wil houden!" Rik en Rak kiezen de eerste deur en Rak maakt een zwarte vlek op de deur. De gang waar ze in terecht komen is heel lang en kronkelt alle kanten op. Ze lopen een heel eind en komen dan eindelijk weer bij een deur uit. En tot hun grote verbazing komen ze in dezelde kamer als waar ze uit kwamen, maar dan bij een andere deur. "Weet je wat ik doe, ik zet ook één vlek op deze deur, en dan zetten we twee vlekken op de volgende deur die we proberen," zegt Rak, "Dan kunnen we zien welke deuren bij elkaar houden, want ik heb zo'n idee dat dit wel vaker gaat gebeuren." Op de volgende deur die ze proberen zet Rak twee vlekken. "Zullen we een stukje rennen? Des te sneller zijn we weer terug in die kamer, als we daar al uitkomen," stelt Rik voor. En zo rennen ze door de gangen. Drie vlekken, vier vlekken, vijf vlekken. Net zo lang tot ze alle deuren geprobeerd hebben. "Volgens mij is er hier helemaal geen goud," zegt Rik teleurgesteld. "Of we moeten iets heel erg missen. Dit voelt ook allemaal alsof het een afleiding van iets is. Laten we maar even teruggaan naar Ward en Gerda en daar onze lunch opeten, misschien hebben zij nog een idee," zegt Rak.
Ze nemen de deur waar een vlek op de vloer staat. Maar nu is de gang opeens niet recht meer. Er zitten allemaal bochten in. "Hoe kan dat nou, deze gang was toch eerst recht?" zegt Rik verbaasd als ze bij de eerste bocht aankomen. "Ja," zegt Rak, "Heel erg vreemd. Er is hier iets heel raars aan de hand. Wil je hier blijven om dit stukje gang te onderzoeken? Of zullen we doorgaan en kijken waar de gang ons heenbrengt?" "Tja, we kunnen wel proberen om hier weer uit te komen, maar dan hebben we nog geen schatten voor Ward en Gerda. Laten we maar verder gaan," stelt Rik voor. Ze volgen de gang tot ze weer in een zaal komen met allemaal deuren. Weer maken ze een rondje langs alle deuren, en weer zit er achter elke deur een gang. "Ik heb een vermoeden," zegt Rak, "Ik stel voor dat we weer terug door de gang gaan." "Om terug te gaan naar de eerste zaal?" vraagt Rik verbaasd, "Of om toch de uitgang te gaan zoeken?" "Nee, ik denk dat er hier iets anders aan de hand is, zullen we het proberen? Ik geloof zo ook wel dat al deze gangen weer bij deze zaal uitkomen," zegt Rak. Ja, dat gelooft Rik ook wel, "Okee, dan gaan we terug." Weer kronkelt de gang alle kanten op. Maar als ze weer in een zaal uitkomen, staan er geen schroeiplekken op de deuren. "Hee, hoe kan dat nou?" zegt Rik verbaasd. "Dit is weer een andere zaal," zegt Rak, "Ik weet niet hoe het kan, maar de enige gang die ergens heen gaat is de gang waar we steeds uitkomen. Ik stel voor dat we een kort rondje langs alle deuren doen om zeker te zijn dat we niets missen, en dan deze gang weer nemen. Ik zal voor de deur waar we uitkomen drie vlekken op de grond zetten, dan weten we dat dit de derde kamer is die we gezien hebben." Snel rennen ze alle deuren langs, ieder aan een kant van de kamer, maar weer zitten er alleen gangen achter de deuren. En dus gaan ze weer terug door de deur waar ze in kwamen. En weer komen ze in een nieuwe kamer uit. Rak zet vier vlekken voor de deur. Dit keer proberen ze de andere deuren niet eens, maar gaan meteen terug door de gang waar ze uit kwamen. Zo gaat het negen kamers lang. Maar dan komen ze opeens in een andere kamer uit. Deze kamer is veel kleiner dan alle andere kamers, en er is ook maar één andere deur. Rak maakt tien vlekken voor de deur waar ze uit kwamen, en loopt dan naar de andere deur. "Ga je mee, volgens mij moeten we door deze deur." Blij dat er eindelijk iets anders is, loopt Rik achter Rak aan en doet de deur open. Achte de deur zit weer een gang, maar deze gang is niet zo heel erg lang. Aan het eind van de gang zit weer een deur, en Rik doet hem open. Achter de deur is weer een kamer, maar deze kamer is compleet anders dan alle andere kamers die ze tot nu toe gezien hebben. Deze kamer is afgeladen met goud en zilver en edelstenen. Rik zijn mond valt open, zoveel glimmende dingen heeft hij nog nooit bij elkaar gezien. "Welkom!" klinkt er plotseling een stem. Rik en Rak schrikken, ze hadden helemaal niet gezien dat ze niet alleen waren in de kamer. "Het is lang geleden dat er voor het laatst mensen kwamen om mij te aanbidden, geloven ze niet meer in mij?" De stem komt van een mooie jongeman, met golvende, lange blonde haren die alleen een soort van witte doek als jurk draagt. "Wie bent u?" vraagt Rik verbaasd, "En hoe komt u hier?" "Wat? Wil je zeggen dat jullie zelfs mijn bestaan vergeten zijn? Geen wonder dat er zo veel tijd verstreken is sinds er voor het laatst iemand mij kwam aanbidden!" roept de jonge man, die blijkbaar een god is. "Al uw aanbidders zijn al eeuwen dood," legt Rak uit, "De hele stad hier buiten de tempel is uitgestorven en vergeten. Dus hoe komt het zo dat u nog leeft?" "Ik ben een god, goden sterven niet," zegt de god. "De mensen buiten de berg geloven niet meer zo erg in goden. Althans, de meesten geloven nog maar in één god," legt Rak uit. "Je bedoelt dat ik hier de rest van mijn bestaan alleen moet doorbrengen? Dat is ook maar saai," zegt de god. "Tja, daar kunnen wij ook niets aan doen," zegt Rak. "Ik kan jullie natuurlijk ook gewoon hier houden en jullie dan dwingen om me te aanbidden," peinst de god. "Dat kunt u inderdaad vast doen, maar op den duur gaan wij ook dood, en dan bent u toch weer alleen. Dus dat heeft niet zo heel erg veel zin," vindt Rak. "Hmm, daar heb je wel een punt. Nou vooruit dan maar, vertel maar eens wat je hier dan kwam doen, als je niet kwam om mij te aanbidden," zegt de god. "Nou eigenlijk kwamen we hier om de tempel te beroven," zegt Rak brutaal, "Maar dat was toen we nog niet wisten dat er nog een god in de tempel was." 'Je kwam om mijn tempel te beroven? En dat geef je zo maar toe? Wat nou als ik boos wordt en jullie ter dood veroordeel? Als god heb ik vele manieren om jullie heel naar dood te laten gaan, weet je." zegt de god, meer verbaasd dan boos. "Dat weet ik natruulijk heel goed. Daarom spreek ik ook de waarheid. Ik ging er van uit dat je het antwoord toch al wist, en liegen tegen een god is nooit een goed idee," zegt Rak, "Daarnaast kwamen we niet zomaar roven om er rijk van te worden, vrienden van ons hadden geld nodig om te overleven. En omdat ze uw tempel niet wilden slopen, hebben ze ons gevraagd om wat van de schatten te halen, omdat wij er wel bij kunnen, en zij niet." "Mijn tempel slopen? Wat voor wezens zijn het dan dat ze denken mijn tempel te kunnen slopen?" vraagt de god, nu nog nieuwsgieriger. "Het zijn reuzen, en net als alle goden, draken en andere magische wezen, zijn de reuzen door de mensen in de uithoekjes van de wereld weggedrukt. Daardoor kunnen ze bijna geen eten meer verbouwen. We wilden daglichtlampen voor ze kopen, zodat ze in hun wolkenkasteel hun eigen eten kunnen verbouwen," legt Rak uit. "Hmm, ja, reuzen zouden de tempel waarschijnlijk wel kunnen vernietigen inderdaad. Dus je zou kunnen zeggen dat ik dankbaar moet zijn dat ze het niet gedaan hebben. Maar wat levert het mij op als ik jullie met wat van mijn schatten laat gaan?" vraagt de god. "Nou, als je ons laat gaan, dan zijn er in ieder geval weer vier wezens op deze wereld die in je geloven," zegt Rak, "En wie weet kunnen wij nog wat meer mensen van je bestaan vertellen. Er zijn nog minstens twee mensen aan wie we het zullen vertellen..." "Hmm, ja, zes wezens die in me geloven is beter dan twee. Zelfs al zou het vermakelijk kunnen zijn om jullie hier te houden. Nou vooruit dan maar, ik ben in een goede bui vandaag. Neem maar mee wat je nodig hebt en vertel zo veel mogelijk andere wezens over mijn bestaan. Wie weet hou ik er nog een paar aanbidders aan over en komt er weer wat leven in de brouwerij," zegt de god. Rak kiest een paar interessante schatten uit, die veel waard lijken te zijn, en niet te groot zijn om mee te nemen. Hij kiest vooral sieraden. "Hmm, ja goede keuze die ring," schat de god, "Die doen het altijd goed. Massief goud ook, dus zeker waardevol. Wat dacht je van deze ketting?" Rik pakt elk van de sieraden in zijn rugzak, tot hij helemaal vol zit. "Zo, nou dat was het dan. Zie ik jullie ooit nog terug? Nee, daar was ik al bang voor, nou het ga jullie goed!" wuift de god hen na, "En vergeet niet om aan iedereen te vertellen wat een aardige god ik ben!"
"Wat voor god bent u eigenlijk?" wil Rik weten. "Wat voor god ik ben? Dus zelfs dat weet je niet? Nee, dat kun je natruulijk ook niet weten, je wist niet eens dat ik bestond. Wat voor god ik ben..." de god denkt even na en kijkt een beetje verward, "Weet je dat ik het zelf eigenlijk niet meer weet? Misschien komt dat wel doordat er niemand meer in me gelooft." "Misschien moet u dan met ons mee naar buiten, om uit te zoeken wat voor god u zou willen zijn," stelt Rik voor, "Er zijn vast nog wel ergens mensen die in u willen geloven." Even krimpt Rak ineen, het is nooit handig om lang in de buurt van een god te blijven. Maar er is niets meer aan te doen, dus doet hij er nog maar een schepje bovenop, "Wie weet zijn er zelfs ergens mensen die in een god geloven die eigenlijk niet bestaat, dan kun je zijn plek innemen!" Dat idee bevalt de god wel. "Ja, ik denk dat ik inderdaad maar met jullie mee naar buiten ga. Laten we maar gaan dan." En meteen stapt hij op de deur af. Tot Riks grote verbazing, opent de deur niet op de gang waar ze uitkwamen, maar komen ze meteen buiten de tempel uit. "Ja, je dacht toch niet dat ik al die malle gangen door ging lopen? Je bent een god of je bent het niet, zeg ik altijd maar." Ward en Gerda kijken vreemd op, als ze samen met de god opeens voor hun neus staan. "Wie is dat dan?" vraagt Ward, "We dachten dat er hier niemand meer leefde!" "Hallo, ik ben de god van deze tempel. Jullie zijn dus de reuzen die mijn tempel heel gelaten hebben? Zeer vereerd! En dankbaar ook wel. Ik heb deze twee jongelingen hier een tas vol schatten gegeven om mijn dankbaarheid te tonen! En nu ga ik op zoek naar nieuwe volgers die mij kunnen vertellen wat voor god ik ben. Dat ben ik vergeten, zie je," ratelt de god. Ward trekt een wenkbrauw op, maar zegt niets. "Ik ben eigenlijk al in geen eeuwen meer buiten de tempel geweest. Dus deze stad is nu helemaal verlaten volgens jullie? Da's toch eigenlijk zonde, hij ziet er nog best goed uit. Misschien moet ik later mijn nieuwe volgelingen maar mee terug hierheen nemen. Tenzij ze in een mooiere stad wonen natruulijk," peinst de god, "Ik zou best eens een mooiere tempel willen, deze was op mijn eigen zaal na best saai en kaal." "Als ik even storen mag," onderbreekt Gerda zijn gebabbel, "Maar het is voor ons tijd om te gaan. Als u mee wilt reizen, dan moeten we eerst even verzinnen hoe we dat gaan doen. Wij hebben maar twee manden, en nu zijn er drie wezens die er in gedragen moeten worden." "Gedragen, wat een luxe. Hoewel die manden er natruulijk niet heel erg comfortabel uit zien, maar goed ik snap dat het onverwacht komt dat jullie een god mogen dragen," zegt de god. "Ik loop wel," stelt Rak voor. Het eerste deel door de stad gaan jullie toch nog niet zo heel hard, dus dat kan ik wel bijhouden. In de vallei zien we wel verder." En dus klimmen Rik en de god ieder in een mand die door Ward en Gerda de stad uitgedragen worden. "De stad kan inderdaad wel wat onderhoud gebruiken," zegt de god als hij de ingestorte huizen ziet. Ward rolt met zijn ogen bij het geratel van de god. "En ik dacht nog wel dat jij goed in praten was, Rik. Zeg, wat dacht u ervan om de god van de sprekers te zijn?" stelt Ward voor. "Oh vanwege mijn welbespraaktheid bedoel je? Hmm, ja dat zou best eens kunnen. Maar zouden er dan niet meer boeken in mijn tempel gestaan hebben met mijn wijze woorden er in?" vraagt de god zich af, "Nee, ik denk dat ik een andere god was. Wist ik nog maar welke..." En zo ratelt de god de hele weg door aan één stuk. Het is maar heel af en toe dat een van de anderen er een woord tussendoor krijgt. Ward is blij als ze de stad uit zijn en de grotten en gangen weer gevonden hebben. "Nog maar een klein stukje naar buiten," mompelt hij. Rik heeft medelijden met Ward. De arme reus ziet er uit alsof zijn oren zo van zijn hoofd kunnen vallen. En dan zijn ze eindelijk terug in de buitenlucht. Rik is best blij om de vallei weer terug te zien. "Hee, het wordt al bijna donker!" zegt hij ongerust. "Ja, we moeten gauw terug naar huis," vindt Rak. "Dan is dit het moment om afscheid te nemen," zegt Ward opgelucht tegen de god, "De jongen en de draak hebben een afspraak met een aardman, en wij moeten terug naar ons wolkenkasteel. Voor u heb ik allen nog de tip om die kant op te gaan. Daar is de beste pas de vallei uit. En achter die bergen is een oerwoed met wat dorpjes er in. Dat lijkt me een goede plek om uw zoektocht naar volgelingen te beginnen." "Maar dan moet ik lopen als een sterveling?" zegt de god onthutst. "Tja, ik vrees van wel," zegt Gerda, "Tenzij u passend vervoer kunt oproepen, zit er niets anders op." "Maar kunnen jullie me niet brengen dan?" vraagt de god hoopvol. "Nee, helaas niet, de winden staan verkeerd, en wij hebben dringende afspraken elders," zegt Ward beslist. "Zie het maar als een nieuwe uitdaging," zegt Gerda, "Zo leert u uw toekomstige volgelingen beter kennen, door een tijdje als hen te leven." Dat idee spreekt de god wel aan, "Nou vaarwel dan maar!" Vol goede moed zet hij de pas er in, in de aangewezen richting. Rik en Rak kijken hem nog even na. "Zouden we hem ooit nog terug zien?" vraagt Rik. "Ik hoop het niet!" zegt Ward uit de grond van zijn hart. Snel pringt Rak in de mand en tilt Gerda hem op. De reuzen zetten het op een lopen naar het wolkenkasteel. Daar worden de schatten verdeeld in een klein hoopje wat aan de aardman gegeven zal worden, en wat Ward en Gerda mee zullen nemen naar Tony om de lampen mee aan te schaffen. Als dat gedaan is, stappen Rik en Rak weer in de manden en brengt Ward hen naar de grot waar de aardman woont. Voorzichtig zet hij hen weer neer. Dan wuift hij en zet het weer op een lopen terug naar het wolkenkasteel. "Dag Ward! Doe de groeten aan Gerda!" roepen Rik en Rak hem na. Dan klopt Rik op de deur van de aardman.
Rik en Rak staan voor de deur van de aardman te wachten tot de deur opengedaan wordt. Ze hoeven gelukkig niet lang te wachten. "Zo, zijn jullie daar eindelijk? Ik had jullie al bijna niet meer terugverwacht," zegt de aardman nors, "Hebben jullie het beloofde goud bij je? Of komen jullie toch gewoon smeken of ik jullie zonder betaling weer terug naar huis breng? Nou vergeet het maar hoor, jullie hadden me een betaling beloofd." "Ja hoor meneer, we hebben allemaal mooie dingen voor u mee teruggenomen," verzekert Rik hem. "Nou kom dan maar binnen, dan zullen we eens zien of het de moeite waard is," nodigt de aardman hen uit. De aardman gaat hen voor door de gang, maar slaat dan al snel af naar een kamertje naast de gang. In het kamertje staat een tafel met een stoel. Aan de muur hangen een paar fakkels. "Zo, laat maar eens zien, wat jullie voor me hebben," zegt de aardman. Rik haalt de overgebleven schatten uit zijn rugzak. Er is een mooi gouden beker, die gevuld is met diamanten, smaragden en robijnen. "Oh, dat is wel mooi, al die kleurtjes in dat goud. Ja, dat is wel de moeite waard. Wat hebben jullie nog meer?" zegt de aardman hebberig. Het volgende wat Rik uit zijn rugtas haalt is een parelketting. "Parels? Wat moet je daar nou mee?" moppert de aardman, "Echte schatten komen uit de bergen, niet uit de zee. Die malle kralen zijn niets anders dan vissenpoep! Heb je nog wat anders?" Gelukkig is de rugzak nog niet leeg. Rik haalt er een mooi zilveren broche uit, die afgezet is met kleine diamantjes. "Hmm, dat is al beter. Niet geweldig, maar beter dan parels," zegt het aardmannetje. Als laatste haalt Rik een grote gouden ring uit zijn rugzak met een grote opaal er op. "Oeh, een opaal! Die zie je niet vaak meer tegenwoordig. En nog wel een opaal met rood er in! Die zijn zeer zeldzaam. Was dat het al? Nou vooruit dan maar, het is al beter dan wat ik van een mens verwacht had. De troep die ze tegenwoordig sieraden durven te noemen... Plastic, glas en aluminiumfolie, meer is het niet. Kom dan maar mee, dan breng ik jullie weer naar huis. Des te sneller ben ik jullie weer kwijt." "Als die parels toch waardeloos en verachtelijke rommel zijn, wil je ze dan weer kwijt?" vraagt Rak onschuldig. "Wat? Nee! Hoe kom je daar nou bij, dat was toch jullie betaling voor mijn diensten? Ik raak die rommel wel op een andere manier kwijt. Leuk presentje als ik nog eens bij een meermin op verjaardagsvisite ga, ofzo," antwoordt de aardman fel. "Nou ja, ik vroeg maar," antwoordt Rak nog steeds met zijn meest onschuldige blik, "Het zou toch zonde zijn als je ze gewoon maar weggooide." Rik moet moeite doen om zijn lachen in te houden, want het is hem wel duidelijk dat Rak de aardman een beetje aan het pesten is. Maar het zou vast niet verstandig zijn om nu te lachen, want de aardman moet hen eerst nog naar huis brengen. Rik en Rak gaan ieder weer aan een kant van de aardman staan. De aardman pakt Rik zijn hand en Rak zijn halsband, en dan wordt alles weer donker. Maar als het weer licht wordt, lijkt er niets veranderd te zijn. "Zo, kom maar mee," zegt de aardman. Rik is verbaasd, zijn ze nu wel of niet al weer thuis. Hij loopt maar gewoon braaf achter de aardman aan, het zal zo wel duidelijk worden. De aardman brengt hen weer naar de deur. "Zo, dat was het weer. Maar je moet niet denken dat ik jullie taxidienst ga worden hoor! Een volgende keer vraag ik veel meer goud! En dan accepteer ik niet meer van die rommel als parels als betaling!" En met een klap slaat hij de deur weer achter hun dicht. "Zijn we nu al weer thuis dan?" vraagt Rik aan Rak, "We bleven toch in de zelfde kamer?" "Ik denk dat als we hier door de tunnel lopen, dat we dan weer bij Tony onder de brug uitkomen," zegt Rak, "Aardmannetjes houden niet zo van verandering, dus ik denk dat hij op heel veel plekken op de wereld zo'n kamer heeft en dat ze er overal hetzelfde uitzien." Omdat er maar één manier is om er achter te komen, lopen ze snel door de tunnel. Gelukkig komen ze inderdaad onder een brug uit. Tony en Melodica zijn er niet, dus kruipen ze onder de brug uit. Het bos om de tunnel heen lijkt ook wel heel erg op hun eigen bos. En de geitjes zijn ook op de vertrouwde plek. Maar van Tony en Melodica is geen spoort te vinden. Rik en Rak vinden het maar vreemd. Dat Melodica er niet is kunnen ze zich nog voorstellen, die gaat wel eens een rondje vliegen, of bij Twitter op visite. Maar dat Tony niet bij de brug of bij zijn geitjes is te vinden, dat is best bijzonder. "Zou hij soms boodschappen zijn gaan doen?" vraagt Rik zich af. "Tja, het zou kunnen, maar ik had niet verwacht dat hij vandaag weg zou gaan. Hij wist toch dat we weer terug zouden komen?" denkt Rak, "En bovendien moet hij dan volgende week ofzo weer, als Ward en Gerda teruggekomen zijn met het goud. Ik vind het maar vreemd! En het vervelende is, dat we nog niet eens kunnen uitzoeken wat er aan de hand is, want we moeten nu naar huis, anders wordt mama ongerust." "Nou, dan moeten we morgen maar terugkomen, als ze er dan nog niet zijn, dan is er echt iets mis," denkt Rik. Samen lopen ze het bos weer uit naar huis.
De volgende dag gaan Rik en Rak zo vroeg als ze kunnen weer terug naar het bos om te kijken of Tony en Melodica al weer terug zijn, maar het is nog steeds leeg bij de brug en bij de weide met de geitjes. Snel lopen ze door naar het vogelvolk. "Twitter! Heb jij toevallig Tony en Melodica gezien?" roept Rak. "Hoi Rik en Rak!" roept Twitter als hij omlaag komt vliegen, "Melodica? Nee die heb ik al een paar dagen niet gezien. Ik verwachte haar eigenlijk vanmiddag. En Tony heb ik voor het laatst gezien toen jullie er ook waren. Dat is al weer een paar dagen geleden. Hoezo? Is er iets?" "Nou we kunnen ze niet bij de brug of de geiten vinden, dus we vroegen ons af of jij wist waar ze konden zijn," legt Rak uit. "Nee, zoals ik al zei, ik verwachte Melodica vanmiddag nog. We hadden afgesproken een rondje te gaan vliegen," antwoordt Twitter, "Maar het is inderdaad wel raar dat Tony niet bij zijn brug is. Hij loopt wel eens een klein rondje, maar hij is nooit lang weg. Hij houdt er niet van om zijn geitjes onbewaakt achter te laten." Rik en Rak bedanken hem en gaan weer terug naar de brug. "Misschien komen ze zo weer opdagen," zegt Rak. Maar terug bij de brug is er nog steeds geen teken van Tony of Melodica. Als ze weer bij de geitjes gaan kijken, komen die mekkerend naar hun toe. "Het lijkt wel of ze honger hebben," zegt Rik. "Zou er dan toch iets gebeurd zijn met Tony en Melodica?" vraagt Rak zich af, "Laten we de geitejs maar gauw te eten geven, dan gaan we daarna weer naar Twitter. Met de hulp van het vogelvolk kunnen we veel sneller zoeken dan dat we met zijn tweetjes kunnen." Rik loopt weer terug naar de brug en haalt een emmer vol met geitenvoer. Blij mekkerend komen alle geitjes naar hem toe als hij weer terugkomt. Hij vult snel de trog en dan gaan ze weer op weg naar Twitter. "Is Tony nog steeds niet gevonden?" vraagt Twitter verbaasd. "Nee, en zijn geitjes hadden blijkbaar al een tijdje geen eten gehad, ze kwamen luid mekkerend op ons af toen we in de buurt kwamen. Dat is helemaal niets voor Tony!" zegt Rak bezorgd. "Nee, dat is inderdaad niets voor Tony," zegt Twitter, die nu ook bezorgd wordt, "Normaal gesproken vertroetelt hij zijn geiten altijd. Wanneer hebben jullie hem voor het laatst gezien?" "Gisterochten, voordat we op weg gingen met de aardman. Toen we 's middags weer terugkwamen waren ze er niet meer. Ik maak me nu echt een beetje zorgen," zegt Rak. "We wilden ze eigenlijk gaan zoeken," zegt Rik, "en dus kwamen we hierheen om te vragen of jullie ons wilden helpen." "Ik zal eens gauw gaan vragen wie er willen helpen," zegt Twitter en vliegt terug de boom in. Al snel komt hij terug met twintig andere vogeltjes. "Wij komen helpen zoeken!" zeggen ze allemaal tegelijk. Om te zorgen dat niet iedereen op dezelfde plekken zoekt, geeft Rak iedereen een andere richting, "Zullen we over een uurtje hier weer afspreken? Als iemand dan iets van een spoor gevonden heeft, dan zien we elkaar hier weer en weten we dat allemaal." De vogeltjes knikken en vliegen ieder in een andere richting. "Hoe weten vogeltjes eigenlijk hoe laat het is?" vraagt Rik aan Rak terwijl ze weer naar de brug van Tony lopen. "Dat kunnen ze zien aan de zon," legt Rak uit, "Om twaalf uur staat de zon op het hoogste punt aan de hemel, en daarna zakt hij weer," legt Rak uit. "Maar hoe weten ze dan wanneer er precies een uur verstreken is?" vraagt Rik verder. "Ik weet niet of ze dat precies weten, maar vogels hebben best een goed gevoel voor tijd, dus ik vertrouw er op dat ze over ongeveer een uur wel weer terug zijn," denkt Rak. "Kun jij ook aan de zon zien hoe laat het is?" wil Rik weten. "Ja hoor, zo ongeveer wel. Ik zorg er toch ook altijd voor dat je weer op tijd thuis bent?" zegt Rak. Daar moet Rik hem gelijk in geven, ze komen nooit heel erg veel te laat thuis. Dan zijn ze bij de brug en gaat Rak rondsnuffelen. "Ik wou dat ik ook in een hond veranderen kan," wenst Rik, die het jammer vindt dat hij niet echt kan helpen met zoeken. Rak zoekt overal en loopt in een steeds wijdere cirkel om de brug heen. Rik loopt een beetje moedeloos achter hem aan. Als de kring zo groot wordt dat hij de brug niet meer kan zien, zegt Rak plotseling, "Ik denk dat Tony deze kant op liep. Dicht bij de brug rook alles naar Tony, maar hier wat verderop zijn er veel minder sporen van hem. Maar het meest recente spoor van hem gaat duidelijk deze kant op. Jammer dat we gisteren niet meer tijd hadden om te gaan zoeken, want dan was het spoor veel duidelijker geweest." Rik is al blij dat Rak überhaupt een spoor heeft kunnen vinden. Ze volgen Tony's spoor een kwartier lang, maar dan gaat Rak opeens weer rondjes lopen. Na tien minuten zegt hij teleurgesteld, "Ik ben het spoor opeens kwijt. Het is net of het hier gewoon ophoudt. Alsof Tony opeens verdwenen is. Ik snap niet wat er gebeurd kan zijn." "Zou hij teruggelopen kunnen zijn?" vraagt Rik. "Het lijkt me onwaarschijnlijk, want dit was het sterkste spoor. Maar als jij hier even een torentje van takjes en steentjes maakt om aan te geven waar het was, dan zoek ik alvast een stukje langs het spoor terug of ik kan vinden of hij ergens afgeslagen is," stelt Rak voor. Rik maakt snel een torentje op de plek die Rak aanwees. Dan gaat hij achter Rak aan, die langzaam over het spoor heen en weer loopt. Zo loopt hij het hele eind tot de brug weer terug. "Nee hoor, Tony is nergens van dat spoor afgegaan," zegt Rak stellig, "Hij is gewoon echt verdwenen daar. Laten we maar teruggaan naar het vogelvolk, misschien hadden zij meer geluk."
Terug bij het vogelvolk wachten Rik en Rak op Twitter en zijn vriendjes.Gelukkig hoeven ze niet zo lang te wachten tot de eerste vogeltjes weer terugkeren. Maar helaas hebben de vogeltjes niets te vertellen, "We zijn een heel eind zigzaggend weggevlogen, maar we hebben geen sporen van Tony of Melodica gezien." Maar nog niet alle vogeltjes zijn terug, onder andere Twitter zelf is er nog niet. Ze wachten vijf minuten, tien minuten, zelfs vijftien minuten. Maar nog steeds is er geen spoor van de laatste drie vogeltjes. Rik begint zich een beetje zorgen te maken, "Er zou toch niets gebeurd zijn? Misschien is er wel een heel groot monster in het bos dat al onze vriendjes opeet!" "Nou, ik denk dat we dan wel sporen van dat hele grote monster gezien zouden hebben. Kijk maar naar mij, ik ben niet eens zo heel erg groot, maar ik laat ook sporen achter. En Tony laat normaal gesproken ook sporen achter. Dus als er een groot monster was, dan had die ook sporen achtergelaten. Nee, ik denk niet dat er een monster in het bos is. Ten minste, niet een monster dat onze vrienden opeet. Ik weet nog niet wat, maar er is iets heel anders aan de hand," probeert Rak hem gerust te stellen. Dan komen de drie vogeltjes eindelijk terug. Met zijn drieën komen ze samen het bos uit gevlogen. "Twitter! Waar bleef je toch, we maakten ons al zorgen!" roept Rak blij als hij ze ziet. "We waren bij de toren van de tovenaar. We dachten namelijk dat we Melodica hoorden zingen. Maar toen we bij de toren kwamen, was daar allen de tovenaar. Hij leek wel heel erg in zijn nopjes te zijn, maar er was geen spoor van Tony of Melodica. Dus we bleven even om te kijken of de tovenaar toevallig in zichzelf zou praten, maar hij neuriede alleen een liedje. Dus daar werden we niets wijzer van. We zijn nog iets langer gebleven om er zeker van te zijn, maar hij bleef alleen maar dat liedje neurien. Daarom zijn we nu te laat," vertelt Twitter. "Hmm, de tovenaar, hè?" zegt Rak, "Dat zou wel het een en ander verklaren..." Snel vertelt hij van het vreemde spoor dat opeens ophield, "Als er magie in het spel is, dan kan dat verklaren waarom het spoor opeens ophield. Als de tovenaar Tony ergens heen getoverd heeft, dan laat hij geen spoor achter, naturulijk. Ik stel voor dat we toch weer terug gaan naar de toren van de tovenaar of we niet meer te weten kunnen komen." Twitter neemt twee van zijn beste vriendjes van het vogelvolk mee, de rest blijft achter. "Als we jullie nodig hebben, dan sturen we iemand om jullie te halen, maar als er teveel vogels bij de toren van de tovenaar rondhangen, dan vallen we misschien juist op," legt Twitter uit aan de rest. En zo gaan ze met zijn vijven op pad. Twitter en zijn vriendjes vliegen al snel vooruit, want hoe eerder ze bij de toren zijn, hoe meer informatie ze kunnen opvangen. Rik en Rak komen er zo snel ze kunnen achteraan. Als zij ook bij de toren aankomen, hebben Twitter en zijn vriendjes nog niets gehoord. "De tovenaar is nog steeds alleen dat vreemde deuntje aan het neurien en fluiten," zegt Twitter, "Het gaat me nu al irriteren!" Vanuit de bosjes om de toren heen, luisteren Rik en Rak mee. "Is dat niet een van Melodica's deuntjes?" fluistert Rak. Rik denkt dat hij wel eens gelijk zou kunnen hebben. Twitter luistert nog eens goed, "Ja, nu je het zegt herken ik het ook, maar het klinkt een stuk beter als Melodica het zingt. Jeetje, wat is die tovenaar vals." Rik moet grinniken. Twitter kijkt hem even vreemd aan en bedenkt zich dan wat hij gezegd heeft, "Ja eigenlijk wisten we natruulijk al dat het een valse tovenaar is, hè? Ik bedoelde natuurlijk dat hij vals zingt, maar gemeen is hij inderdaad ook!" Fluitend loopt de tovenaar de toren in, en komt even later met een grote, dampende ketel weer naar buiten. "Wat zou er in die ketel zitten?" fluistert Rik. "Het ruikt naar een soort soep ofzo," fluistert Rak terug, "In ieder geval iets te eten. Het ruikt lekker!" "Laten we hem volgen!" stelt Twitter voor, "Misschien houdt hij Tony en Melodica wel ergens anders gevangen." Sluipend achtervolgen Rik en Rak de tovenaar, terwijl Twitter en zijn vriendjes hoog boven hem blijven vliegen. Van tak naar tak vliegen ze, soms voor de tovenaar, en soms erachter. Omdat ze met zijn drieën zijn, valt het niet zo erg op dat ze de tovenaar achtervolgen, want ze komen van alle kanten op hem af. En net als gewone vogels vliegen ze snel weg als hij te dichtbij komt. Rik en Rak houden iets meer afstand. Rik is nog steeds niet zo heel erg goed in heel stilletjes door het bos sluipen, want er liggen overal krakende takjes en ritselende bladeren. Maar gelukkig, kunnen ze Twitter en zijn vriendjes in de gaten houden. De tovenaar heeft niets in de gaten en loopt fluitend over het pad. Plotseling zien Rik en Rak hem niet meer. Heel voorzichtig sluipen ze naar voren. Als ze aankomen op de laatste plek waar ze de tovenaar zagen, zit daar één van Twitter's vriendjes op hen te wachten. "De tovenaar ging hier van het pad af," zegt het vogeltjes zachtjes. Rik en Rak volgen het vogeltje van het pad af, en lopen door de bosjes. De tovenaar zien ze niet meer, maar een poosje later zien ze wel Twitter. "Hij ging deze kant op," zegt Twitter en vliegt dan voor hen uit. Het is een heel eind door het bos heen, maar uiteindelijk komen ze op een open plek in het bos en vinden daar een lief klein huisje. "Hij ging hier naar binnen," zegt het derde vogeltje. Rik en Rak verstoppen zich in de bosjes en gaan zitten wachten tot de tovenaar weer naar buiten komt.
Rik en Rak zitten met Twitter en twee van zijn vriendjes in de bosjes naast een open plek in het bos, te wachten tot de tovenaar uit het huis komt. Ze hopen dat Tony en Melodica in het huis zitten. Het duurt best lang voor de tovenaar weer naar buiten komt. Rik is er maar bij gaan zitten, want op je hurken zitten gaat best pijn doen als je het lang doet. Hij speelt een spelletje ik-zie-ik-zie met Rak en de vogeltjes. Net als Rak voor de vijfde keer gewonnen heeft, komt de tovenaar fluitend naar buiten. Dit keer fluit hij een ander wijsje. "Is dat niet ook een van Melodica's deuntjes?" vraagt Rik fluisterend als de tovenaar weg is. Rak knikt. Ze wachten nog even om er zeker van te zijn dat de tovenaar echt weg is, maar dan gaan ze op het huis af. "Twitter, kunnen jij en je vrienden rondjes hier in de buurt vliegen, om op te letten dat de tovenaar niet weer terugkomt? Het zou met niet heel erg verbazen als hij magische alarmen heeft aangebracht of zo iets. Als jullie ons dan op tijd kunnen waarschuwen, dan kunnen we hopelijk nog wegkomen," zegt Rak. Twitter zegt dat ze dat zullen doen, en de drie vogels vliegen weg in de richting waarin de tovenaar verdwenen is. Rik en Rak kijken eerst door alle ramen, om te zien wat er binnen is. Maar het is zo donker binnen, dat ze door de ramen op de begane grond niets kunnen zien. Dus lopen ze maar naar de voordeur toe en proberen of die open is. Maar helaas was de tovenaar zo slim om die op slot te doen. "Hij is zeker bang dat ze ontsnappen," zegt Rik. Aan de achterkant van het huis is ook een deur, dus die proberen ze ook nog even, maar ook die is op slot. Eén voor één proberen ze alle ramen of die open kunnen, maar ook die zitten allemaal potdicht. "Hoe moeten we nou binnenkomen?" vraagt Rik. "We kunnen natuurlijk proberen om een ruitje in te tikken," stelt Rak voor, "Kijk nog eens goed door het raam van die achterdeur, kun je toevallig zien wat voor slot er aan de binnenkant zit? Soms gaan achterdeuren aan de binnenkant niet met een sleutel dicht, maar met een knop of hendel. Als dat zo is, dan kunnen we een ruitje inslaan en de deur van het slot halen. Dat zou de makkelijkste manier zijn. Als hij van binnen ook met een sleutel dicht gaat, dan moeten we op zoek naar een raam dat groot genoeg is dat Tony er ook door heen kan. Rik kijkt de donkere keuken in of hij kan zien wat voor soort slot het is, "Ik kan het niet zien. Misschien moeten we het maar gewoon proberen, we kunnen altijd nog een groter raam inslaan." "Maar als er een alarm afgaat, dan hebben we minder tijd als we het verkeerde raam in slaan," denkt Rak, "Als jij nou eens op je knieën gaat zitten? Dan kan ik op je rug gaan staan om eens te kijken of ik het misschien kan zien, mijn ogen zien beter in het donker dan die van jou." Rik gaat snel op zijn knieën zitten en Rak gaat op zijn rug staan, met de zijkant van zijn kop tegen het raam gedrukt. "Ik denk dat het inderdaad zo'n ouderwets slot is, zonder sleutel aan de binnenkant, dus dan moeten we het inderdaad maar proberen," zegt Rak terwijl hij van Rik's rug afspringt. Rik klopt het zand van zijn knieën en gaat dan op zoek naar een mooie grote steen om het raam mee stuk te slaan. Zo'n steen vindt hij aan de rand van de open plek, onder aan de stam van een boom. Met een grote klap slaat Rik het ruitje in en tikt snel de laatste scherpe scherven eruit. Dan voelt hij met zijn hand naar het slot en vindt inderdaad een knop. De knop kan maar één kant op draaien. Als Rik de knop helemaal die kant op draait hoort hij het klikken van een slot. Snel probeert hij de deurklink, en inderdaad, de deur is open. Rik en Rak haasten zich naar binnen. Binnen in de keuken is het donker, maar als Rik even om zich heen voelt naast de deur, vindt hij een lichtknopje. Fel licht stroomt de keuken binnen. De keuken is enorm stoffig, alsof hij al in geen jaren gebruikt is. Aan de andere kant van de keuken is een deur. "We moeten opschieten," zegt Rak, "Ik heb hier geen goed gevoel over. Ik denk niet dat we veel tijd hebben." Achter de deur is een lange gang met heel veel deuren aan beide kanten. "ik wist niet dat het huis zo groot was," zegt Rik verbaasd, "Van buiten leek het huis helemaal niet zo groot." "Volgens mij is het huis betoverd," zegt Rak, "De binnenkant is veel groter dan de buitenkant, want je hebt helemaal gelijk, deze gang past niet in het huis, dan had er aan de andere kant een stuk uit moeten steken, en dat was niet zo." Rik probeert alle deuren die ze tegenkomen, maar achter elke deur zit een lege kamer. Alle kamers zijn totaal anders, maar allemaal zitten ze onder een dikke laag stof. Aan het eind van de gang hebben ze alle deuren geprobeerd, alleen de deur recht tegenover de keuken nog niet. Voor die deur staan ze nu. "Wat zou er achter deze deur zitten? Zouden we dan weer buiten staan? Want de voordeur zat recht tegenover de achterdeur," weet Rik nog. Maar als hij de deur open doet, zien ze niet het bos. Achter de deur zit een trap die naar boven leidt. Rik en Rak rennen de trap op. Boven is weer zo'n lange gang. En weer probeert Rik alle deuren. Maar ook hier zijn alleen maar lege kamers. Aan het eind van deze gang is ook weer een trap omhoog. "Hoeveel verdiepingen zou dit huis van binnen hebben?" vraagt Rik zich af. "Ik weet het niet," zegt Rak, "Maar ik hoop niet zo veel." Als ze boven komen, zien ze dat het huis drie verdiepingen had. De derde verdipeing is een hele grote zolder met een hoop stoffige troep er op. "Maar hier zijn ze ook niet," zegt Rik teleurgesteld als ze een rondje over de zolder gelopen hebben. "Ja, het is heel vreemd. Er waren geen andere kamers, en toch weet ik zeker dat ze hier moeten zijn. Die tovenaar is niet muzikaal genoeg om zo'n liedje zelf te bedenken. En uit het feit dat hij het ene liedje floot toen hij binnenkwam, en een ander liedje toen hij weer buitenkwam, leid ik af dat hij Melodica hier gezien moet hebben.," zegt Rak. "Zou het soms komen omdat we door de achterdeur naar binnengegaan zijn? Ik heb de voordeur nergens gezien. Dus misschien komt de voordeur wel op een heel andere gang uit, eentje waarmee je wel bij Tony en Melodica kunt komen," denkt Rik. "Je zou best eens gelijk kunnen hebben," zegt Rak, "Laten we maar gauw kijken of we die deur open kunnen krijgen dan." Snel gaan ze weer terug naar beneden en door de keukendeur naar buiten. Buiten wacht Twitter op hen, "Nog geen spoor van de tovenaar. Misschien heeft hij toch wel geen magisch alarm. Hebben jullie Tony en Melodica al gevonden?" "Nee helaas niet. We gaan nu kijken of we de voordeur open kunnen krijgen. Die konden we binnen niet vinden namelijk. En aangezien de tovenaar daardoor naar binnen ging, kan het best eens zijn dat wij ook daar door naar binnen moeten.," antwoordt Rak.
Rik en Rak lopen om het huis heen om te gaan kijken of ze de voordeur ook open kunnen krijgen. Rik heeft de steen weer opgeraapt die hij naast de achterdeur had laten vallen. Half rennend, half struikelend door het gewicht van de steen, rent Rik om het huis heen naar de voordeur. In de voordeur zit helaas geen raam, maar gelukkig zit er naast de deur wel een raam. Dat slaat Rik met de steen in. Met zijn hand voelt hij om het hoekje of de deur ook open kan van binnen uit. Dat lukt helaas niet, deze deur heeft ook aan de binnenkant een slot dat met een sleutel open moet. Voorzichtig slaat Rik met de steen alle scherpe stukjes glas uit het kozijn. Dan probeert hij heel voorzichtig of hij ook door het raam naar binnen kan. Dat lukt, hoewel hij wel een beetje zijn adem in moet houden en zijn hoofd moet draaien. Ook rak kan zich door de opening persen. "Je snapt, dat Tony hier niet doorheen kan, hè?" zegt Rak, "Dus we zullen straks een andere manier moeten vinden om hem er uit te krijgen." "Ik denk dat Tony sterk genoeg is om die deur er uit te schoppen," zegt Rik vol overtuiging. Deze kant van het huis ziet er heel anders uit dan de achterkant. Het huis aan de achterkant leek een beetje op zo'n oud huis uit de film met hoge plafonds met randjes er langs, met allemaal krullen en andere versiersels. Zo'n huis waar je een rijke heer in verwacht. Maar het deel van het huis waar ze nu in staan lijkt meer op een huis waar een van Rik's vriendjes zou kunnen wonen, een modern rijtjeshuis. Achter de buitendeur is een klein halletje met een trap naar boven. Aan de muur hangt een kapstok met wat jassen er aan. Tegenover de buitendeur is een deur waarvan je zou vermoeden dat hij naar de huiskamer leidt en rechts van de buitendeur is nog een andere deur met een slot er op waardoor je de wc erachter vermoedt. Hier is helemaal niets stoffig. "Ik zie wat takjes en blaadjes op de trap liggen, zullen we die eerst maar eens proberen?" stelt Rak voor. Rik vindt het best, en dus beklimmen ze de trap. Boven aan de trap vinden ze een halletje met vier deuren en een kastdeur. Rik opent alle deuren, maar achter drie van de deuren zit een lege slaapkamer, en achter de vierde deur zit een badkamer. Er is ook nog een trap naar de zolder, en dus klimmen ze verder naar boven. Op de zolder is een mooie bibliotheek, maar ook hier zijn Tony en Melodica niet te vinden. Er is nog wel een deur naar het dakterras, maar die zit op slot. Rak kijkt nog eens goed rond, "Rik, daar in dat mandje, daar op die plank, is dat niet een sleutel die ik zie glimmen?" Rik kijkt ook, en ja, dat lijkt wel op een sleutel. Maar het mandje ligt te hoog, hij kan er niet bij. "Verderop staat een krukje, als je daar op klimt, dan kun je er vast wel bij!" moedigt Rak hem aan. Rik gaat het krukje halen en klimt er op. En inderdaad, nu kan hij bij de sleutel. Hij vist de sleutel uit het mandje en klimt weer van het krukje af. Snel steekt Rik de sleutel in het slot, en ja hoor, nu kan de deur open. Maar als hij de deur open doet, staat hij niet op een dakterras zoals hij verwacht had, maar midden in een groot bos. "Hoe kan dat nou? Als je door de ramen naar buiten keek, dan zag je een dakterras! Al die bomen kun je helemaal niet zien door de ramen!" roept Rik verbaasd uit. "Vergeet niet dat dit het huis van een tovenaar is, hè. Daar gelden heel andere regels voor dan voor normale huizen," zegt Rak. "Maar wat moeten we nu? Moeten we nu dit hele bos gaan doorzoeken?" zegt Rik teleurgesteld. Rak kijkt nog eens goed naar buiten, en kijkt dan weer naar binnen. "Nee, ik denk niet dat ze in dit bos zijn. Kijk maar eens goed naar de grond buiten de deur, die is heel erg modderig, maar hier binnen is geen spoor van modder, zelfs niet op de deurmat. Ik denk niet dat de tovenaar daar buiten is geweest. Want we konden beneden al zien dat hij zijn voeten niet zo goed veegt. Ik denk dat we toch weer een verdieping naar beneden moeten en dat we al die kamers nog eens goed moeten doorzoeken," zegt Rak, "Hoe onlogisch het ook lijkt, ze moeten daar ergens verstopt zijn. En ik denk dat we ons te veel hebben laten afleiden door hoe normaal het huis er uit ziet. Ik denk dat we nog eens goed alle kasten open moeten maken om te zien wat er achter zit. Achter deze deur zat ten slotte ook geen dakterras." Daar had Rik nog niet aan gedacht. Het klinkt wel logisch. Dus doet hij de deur weer op slot en legt de sleutel terug in het mandje. Rak schuift vervolgens het krukje weer terug naar waar het stond. Rik is de trap al weer afgelopen, en Rak trippelt er snel achter aan. Ze beginnen in de grootste slaapkamer met zoeken. Aan beide kanten van de slaapkamer staan grote kledingkasten. Eén voor één trekken ze alle deuren open, maar er zit niets anders achter de kastdeuren dan kledingkasten. Planken vol met broeken, truien en t-shirt. Laden vol met sokken, en grote hangkasten met overhemden, jasjes en jurken. Maar niets wat je er niet zou verwachten. Ook in de nachtkastjes en onder het bed is niets vreemds te vinden. Teleurgesteld gaan ze door naar de volgende kamer. De badcel heeft niet zo heel veel kastjes en daar staan alleen maar schoonmaakmiddelen en shampoos in. De op een na grootste slaapkamer bevat ook weer veel kledingkasten, en hoewel er geen kleding in zit, maar dingen als kampeerspullen en gereedschap, zijn het toch maar gewone kasten. Ook de ladenblokken die in de kamer staan bevatten niets raars. In de derde slaapkamer staan alleen wasmanden en boekenkasten. En ook daar is niets vreemds te vinden. "Nou het enige waar we nog niet gekeken hebben op deze verdieping, is in die kast in de gang," zegt Rak, "Dus laten we die dan maar proberen." Snel draait Rik de sleutel van de kast om, en daar is de gezochte kamer. Wat een kleine kast had moeten zijn, blijkt een grote kamer te zijn met grote ramen die veel zonlicht doorlaten. In een hoek van de kamer staat een grote kooi waarin Tony sip op de bodem zit. En voor het raam staat een grote vogelkooi waar Melodica stilletjes in weggedoken zit. "Tony, Melodica!" roept Rik blij, "We hebben jullie eindelijk gevonden!"
Rik en Rak hebben Tony en Melodica eindelijk gevonden. "Rik!" roept Melodica blij. "Rak!" roept Tony, "Jullie hebben ons gevonden!" "We waren al bang dat er helemaal niemand naar ons zocht!" zegt Melodica. "Ja, dat probeerde die nare tovenaar ons tenminste wijs te maken," zegt Tony. "Nou, wij waren wel degelijk aan het zoeken hoor! Het hele bos hebben we uitgekamd!" zegt Rak, "Maar je spoor hield opeens midden in het bos op. Gelukkig had Twitter gevonden dat de tovenaar vreemd deed en een van jouw liedjes aan het zingen was, Melodica. Dus toen zijn we hem net zo lang gaan bespioneren tot hij ons hierheen leidde. Maar toen moesten we eerst het hele huis doorzoeken, en dat is een stuk groter dan het van buiten leek." "Ja, en we gingen eerst door de achterdeur," zegt Rik, "Maar daar waren allemaal kamers en we konden de voordeur niet vinden. En toen hebben we het raam naast de voodeur ingeslagen en toen waren we in een heel ander huis. En toen vonden we jullie eindelijk." "Weten jullie waar de tovenaar de sleutels van jullie kooien bewaart?" vraagt Rak. "Ja, aan een koord om zijn nek," zegt Tony sip, "Dus daar kunnen jullie nooit bij. En de tralies zijn te sterk om te breken, dat heb ik al geprobeerd." "Maar misschien kan ik ze smelten?" vraagt Rak zich hardop af. "Je kunt het bij mijn kooi proberen, ik kan wel wat hebben, maar ik denk dat de kooi van Melodica te klein is om de tralies te smelten zonder haar te bezeren," zegt Tony. "Nou dan probeer ik gewoon eerst jouw kooi, en dan kunnen we daarna kijken of je de tralies van Melodica's kooi wel kapot kunt breken," stelt Rak voor, "We moeten toch ergens beginnen." Daar is Tony het wel mee eens, dus hij kruipt zo ver mogelijk bij Rak vandaan, "Nou begin maar dan." Rak blaast een zo klein en heet mogelijk vlammetje op één van de tralies. De tralie wordt eerst roodgloeiend en dan stroomt er een klein plasje metaal langs de tralie omlaag. Net zo lang tot de tralie in tweeën is. "Probeer nu eens om die tralie om te buigen? Maar pas wel op, want hij zal wel heet zijn," waarschuwt Rak. "Dat kan me op dit moment niet schelen," zegt Tony, "Ik wil hier niet gaan zitten wachten tot die tralie afgekoeld is, om er dan achter te komen dat de tovenaar op de stoep staat." En meteen grijpt hij de tralie beet en met een enorme kracht buigt hij de tralie omhoog. "Prima, dat lukt dus, begin maar vast aan de volgende tralie," zegt Tony en doet snel weer een stapje achteruit. Rak blaast een nieuwe vlam op de tweede tralie. Die Tony meteen weer ombuigt. Zo buigen ze samen vijf tralies om. Dan is het gat groot genoeg zodat Tony zich er doorheen kan persen. Zodra Tony vrij is, gaat hij meteen naar de kooi van Melodica toe, "Zo, dan zullen we nu eens zien of jouw kooi ook zo sterk is als de mijne was." Hij grijpt de tralies vast en trekt eigenlijk moeiteloos de kooi in tweeën. "Nou, het moge duidelijk zijn dat de tovenaar niet verwacht had dat er ook maar iemand je zou komen redden, want ik denk dat zelfs kleine Rik deze kooi nog stuk had kunnen krijgen," zegt hij verbaasd. Blij fluitend vliegt Melodica tussen de restanten van de kooi uit. Maar dan komt Twitter er opeens aangevlogen, "Let op de tovenaar komt er aan!" Snel haasten de vrienden zich de trap af en de voordeur uit. Maar net als ze de open plek willen verlaten, verschijnt de tovenaar. "Hela! Waar gaan jullie met mijn trol en mijn vogel heen!" roept hij boos. "Jouw trol?" zegt Tony boos, "Zal ik je eens laten zien, wiens trol ik ben?" En met grote stappen beent hij op de tovenaar af. Maar vlak voordat hij de tovenaar kan grijpen, loopt hij tegen een onzichtbare muur aan. "Domme trol, je dacht toch niet werkelijk dat ik je zou komen opzoeken zonder beschermingstovers?" zegt de tovenaar minachtend. Rak trippelt intussen met een grote boog om de tovenaar heen, die nog steeds de brullende Tony staat uit te lachen. Hij kan tot vlak achter de tovenaar lopen, en blaast dan een heel klein vlammetje, gewoon om te zien of het werkt. En het lijkt er op dat de beschermingstover alleen aan de voorkant werkt, want Rak zijn kleine vlammetje zet zo de jurk van de tovenaar in brand. Nu is het de beurt aan Tony om te lachen, "Haha, domme tovenaar, een beschermingstover die alleen tegen trollen werkt? Dat is niet zo handig, hè?" "Wat? Hè? Help! Ik sta in brand! Mijn mooie toverXXX! Help me dan toch! Oh nee, straks verbrand ik nog helemaal! En ik was nog wel zo blij dat ze tegenwoordig tovenaars hier niet meer op de brandstapel gooiden!" gilt de tovenaar terwijl hij een vreemd dansje uitvoert. "Ga dan op de grond liggen rollen!" roept Rak, "Dan gaan de vlammen vanzelf uit. Jemig, ik had werkelijk niet verwacht dat ik je in de fik zou kunnen steken!" Maar de tovenaar luistert helemaal niet. Met een grote sprong, springt Rak tegen hem op om hem om te gooien. Als de tovenaar eenmaal op de grond ligt, gaat Rak gauw bovenop hem liggen. Dan gaan de vlammen gelukkig weer uit. "Ga van me af, ga van me af! Eng beest!" gilt de tovenaar. "Wat niet eens een bedankje dat ik je leven gered heb?" vraagt Rak verbaasd, "Moet ik je nog een keer in de fik zetten?" Hard gillend rent de tovenaar weg het bos weer in. "Zo, daar zullen we voorlopig wel even geen last meer van hebben," zegt Rak tevreden. "Ik hoop het maar," zegt Tony, "Want zo in zo'n kooitje zitten is niets aan!" Tevreden lopen de vrienden weer terug naar Tony zijn brug om daar een lekker kopje thee te drinken.
Een week nadat Rik en Rak de schat gevonden hadden en Tony en Melodica bevrijdt hadden, komen Ward en Gerda met hun wolkenkasteel aan boven het bos. Tony heeft de koffie al in twee emmers klaar staan. Voor Rik en Rak is er een lekkere kop thee. Gerda heeft ook dit keer een lekkere koek mee. "Om ons succes te vieren!" roept ze vrolijk. "Nou, we waren er bijna niet geweest om het succes met jullie te vieren!" zegt Tony, die inmiddels al weer over de schrik heen is. Snel vertellen ze wat er allemaal gebeurd is nadat ze elkaar voor het laatst zagen. Rik en Rak beginnen met het verhaal over het zoeken naar het goud, want dat waren ze vorige week door alle spanning helemaal vergeten. Dan neemt Tony het verhaal over en vertelt hoe de tovenaar hem bij zijn brug weglokte en gevangen zette. Dan vertelt Melodica hoe de tovenaar haar op stond te wachten toen ze van haar rondje vliegen terugkwam. Rik en Rak vertellen dan van hun zoektocht en hoe ze Tony en Melodica gered hebben. Ward en Gerda zijn diep onder de indruk. "Jeetje wat een avonturen allemaal, vergeleken daarbij was onze terugtocht gewoon saai!" vindt Gerda, "Wij hadden helemaal geen problemen, alleen wat turbulentie hier en daar." "Ik ben maar wat blij dat jullie jezelf weer hebben kunnen bevrijden," zegt Ward, "Want anders was onze tocht naar de verborgen stad zinloos geweest. Dan hadden we al dat goud gehad en niemand die het voor ons kon ruilen voor daglichtlampen!" Daar had Rik nog niet eens bij stilgestaan. Hijzelf had het natuurlijk wel willen doen, maar hij zou niet weten waar je goud kan verkopen. En als een klein kind als hij met zoveel goud aan komt zetten, dan worden er zeker vragen gesteld. Misschien zouden ze zelfs de politie er wel bij halen, denkend dat hij een dief was, zoals in de film Oliver Twist. "Gelukkig is alles goed afgelopen," zegt Rak, "En ik denk niet dat die tovenaar snel nog iets zal proberen, hij moet eerst nog een nieuw gewaad kopen, want het zijne is nu een beetje zwartgeblakerd." Daar moet iedereen hartelijk om lachen. "Willen jullie nog een bak koffie?" vraagt Tony dan, "Ik heb voor de gelegenheid extra veel koffie in geslagen, dus als jullie even geduld hebben, dan kook ik nog twee emmers water." Dat laat Ward zich geen twee keer zeggen, "Zal ik ze even met water vullen en in het vuur zetten?" stelt hij gretig voor. "Misschien ga ik straks ook wel koffiebonen kweken," zegt Gerda, "Ward is echt gek of koffie." Rik kan er zich niets bij voortellen, zelf vindt hij koffie maar vies. Hij heeft veel liever thee met een klontje suiker. Terwijl ze wachten tot het water kookt, zingt Melodica een liedje over de tocht van Rik en Rak door de verborgen stad. Na de koffie, geven Ward en Gerda het goud aan Tony. "Wanneer denk je dat je de lampen hebt?" vraagt Gerda, "Niet dat we ongeduldig zijn, maar hier beneden voelen we ons niet echt prettig, dus we gaan liever terug naar ons wolkenkasteel om op een afgesproken datum terug te komen." "Nou, zullen we zeggen over een week? Als we pech hebben, dan moeten ze die lampen bestellen en dan duurt het wat langer, maar dan weet ik dat volgende week in ieder geval. Dan zorg ik dat ik volgende week in ieder geval een lekkere bak koffie voor jullie heb," stelt Tony voor. Dat vinden Ward en Gerda een prima idee. "Tot volgende week dan maar," zegt Ward bij het afscheid. "Heb je zin om mee te gaan naar de winkel, Rik?" vraagt Tony, "Dan gaan we nu meteen." Rik twijfelt even. Natuurlijk wil hij graag mee, maar mama zal het niet leuk vinden als ze er achter komt dat hij het bos uitgegaan is naar de stad. "Ach kom op joh," zegt Rak, "We komen niet langs ons huis, dus hoe moet mama er ooit achter komen?" Rik laat zich overhalen. "Wil je op mijn schouders zitten? Dan kan ik een stukje rennen," stelt Tony voor. Dat wil Rik wel eens meemaken. Tony doet eerst even zijn regenjas aan en zijn hoed op, en tilt dan Rik op en zet hem op zijn schouders. Als Rik goed zit, zet Tony het op een lopen. Rik giert van de pret, jemig wat gaat het hard. Hij legt zijn handjes op Tony zijn voorhoofd, zodat hij niet valt. Tony houdt ook zijn benen stevig vast. Als ze aan de rand van het bos komen, zet Tony Rik weer op de grond. Hand in hand lopen ze het bos uit en de stad in. Tony leidt Rik en Rak naar een buurt waar Rik nog nooit geweest is. Rak zegt dat mama dit maar een vage buurt zou noemen. "Ja, dat is het ook wel een beetje," zegt Tony, "Maar dit is een van de weinige plekken waar je met goud aan kunt komen zonder dat ze nare vragen gaan stellen. We kunnen toch moeilijk vertellen dat we het van een god gekregen hebben. Ik denk niet dat ze dat zouden geloven, ook al is het de waarheid." Tony neemt hen mee een smoezelig winkeltje in. Rik vindt het in de winkel machtig mooi, want er is van alles te zien. Stoelen, oude radio's, typemachines, kleding en sieraden. Terwijl Tony aan de balie onderhandelt over hoeveel geld het goud waard is, struint Rik door de winkel heen. "Nergens aanzitten hoor," waarschuwt de winkeleigenaar. Maar dat had hij eigenlijk niet hoeven zeggen, want dat mag van mama ook al nooit. Dan is Tony klaar en gaan ze verder naar de winkel waar ze de lampen verkopen. Dat is eigenlijk maar een saaie winkel, dus Rik is blij dat Tony snel klaar is. Omdat alle lampen bij elkaar best groot zijn, heeft Tony er ook een steekwagentje bij gekocht. Daardoor duurt de terugreis langer dan de heenreis, maar dat geeft niet, want Tony heeft Rik bovenop de dozen gezet. "Je weegt zo weinig, dat kunnen al die grote dozen wel hebben," vindt Tony. Eenmaal terug in het bos, moet Rik meteen weer door naar huis, omdat hij anders te laat is voor het eten. "Dag Tony! Tot volgende week!" roepen Rik en Rak als ze weglopen.
Een week later is iedereen weer bij Tony op de koffie. Ward en Gerda zijn erg blij dat de lampen er eindelijk zijn. Tony had tijdens de week ook nog grote zakken met tuinaarde, heel veel verschillende zakjes met zaadjes, tuingereedschap en plantenbakken gekocht. Dat is een grote verrassing voor Ward en Gerda. "Oh Tony, wat geweldig! Dat is echt veel makkelijker dan dat we zelf overal kleine plantjes vandaan hadden moeten halen. Wat een gesjouw moet dat voor je geweest zijn! Dank je wel!" zegt Gerda. En ze plant een dikke zoen bovenop Tony's hoofd. Tony bloost er helemaal van, "Nou ja, er was gewoon een hele hoop geld over, en als jullie alles zelf hadden moeten bouwen en zoeken, dan had het nog weken geduurd voordat de eerste plantjes geplant waren. Er is trouwens nog steeds wat geld over." "Oh, dat mag je houden hoor," vindt Ward, "Voor alle moeite die je voor ons gedaan hebt. Koop er maar koffie van, voor als we nog eens op visite komen, als je perse vindt dat het van ons is." Na de koffie gaan ze met zijn allen naar het wolkenkasteel. Daar hebben Ward en Gerda inmiddels een grote zaal leeggeruimd om de planenbakken in te kunnen zetten. Er staan zelfs al een paar plantenbakken. "Ja, ik heb niet stilgezeten van de week, maar ik had niet genoeg tijd om er nog meer te maken. Dus die plantenbakken van jou zijn heel erg welkom!" legt Ward uit. Snel zetten Ward en Tony alle plantenbakken op een rij. Dan komt de ingewikkeldere klus van het ophangen van de lampen. "Ik wist niet precies hoe die dingen er uit zouden zien, dus ik had er nog niet echt over nagedacht hoe we die zouden moeten ophangen," bekent Ward. "Nou, dan moeten we dat nu maar doen," vindt Tony. Terwijl Ward en Tony iets bedenken om de lampen op te hangen, gaan Rik en Rak met Gerda mee naar de keuken. In de keuken staat een grote tafel in het midden. Gerda tilt Rik en Rak op en zet ze op de tafel. "Zo, dan kunnen jullie alles goed zien, en kan ik ook niet per ongeluk op jullie gaan staan, terwijl ik de lunch voorbereidt," zegt Gerda. Rik en Rak kijken toe hoe Gerda enorme plakken van een homp brood afsnijdt. Vervolgens gaan er grote stukken kaas en worst op. Voor Rik en Rak zelf komen er hele kleine stukjes brood, met wat minuscule blokjes kaas en worst. "Sorry, jongens, ik kan het brood en beleg niet dun genoeg snijden om er voor jullie boterhammen van te maken, dus je zult gewoon een hap brood met een hap kaas of worst moeten nemen," zegt Gerda. Als de lunch klaar is, zet Gerda Rik en Rak weer op de grond, en lopen ze naar de zitkamer. Gerda gaat Tony en Ward even halen, en dan kunnen ze lunchen. Tony en Ward hebben al flink honger, want ze zijn aan het timmeren geweest. "Ik heb nog nooit zo'n grote hamer gezien," zegt Tony, "maar in Ward's handen is het net een speelgoedhamer. En de spijkers verdwijnen ook gewoon in zijn handen, het zijn net punaises zonder kopje." "Ja, het valt niet mee om aan spullen in onze maat te komen in deze wereld," zegt Ward, "Maar je moet roeien met de riemen die je hebt." Na het eten gaan Rik, Rak en Gerda mee om te kijken of ze de mannen kunnen helpen bij het werk. Tony en Ward zijn al lekker opgeschoten, en er staan drie planenbakken klaar met een frame erboven om de lampen aan op te hangen. Terwijl Tony en Ward verder gaan met het timmeren van frames, pakt Gerda de zakken met aarde en vult de plantenbakken. Omdat Rik kleinere handen heeft, kan hij de zaadjes beter planten. Gerda wijst hem aan in welke bak welke zaadjes moeten, en op hoeveel afstand de zaadjes van elkaar moeten. Rak helpt hem door kuiltjes te graven en die weer dicht te duwen. Als ze klaar zijn, zitten Rik en Rak helemaal onder de prut. De bakken waren namelijk zo groot dat ze er in moesten staan, in plaats van er naast. Gerda tilt hen uit de bakken, en neemt hen weer mee naar de keuken om hun af te borstelen. Ze pakt haar kleinste veger en veegt daarmee voorzichtig de prut uit Rak zijn vacht en van Rik zijn kleren. Dan pakt ze een natte doek waar Rik zijn handen aan af kan vegen. "Zo, nu ben je ten minste weer een klein beetje toonbaar. Je zult thuis nog steeds onder de douche moeten, maar je laat ten minste niet meer overal zwarte sporen achter," zegt Gerda. Als Rik en Rak weer schoongeschrobd zijn en komen kijken naar het resultaat, zijn Tony en Ward ook net klaar met het laatste frame. "Zo, dan moeten jullie de lampen nog zelf ophangen, maar dan is het meeste werk wel gedaan. Veel succes ermee!" zegt Tony. Er staan nu tien enorme plantenbakken gevuld met prut, met een houten frame erboven. "Ik zal de godin vragen of ze jullie plantjes wil zegenen!" zegt Rik. "Dat zou lief zijn, Rik," vindt Gerda "Ik weet zeker dat de plantjes dan straks goed gaan groeien. En dan moeten jullie over een paar weken nog maar eens terugkomen om te zien hoe de plantjes groeien. Als we weer eens in de buurt zijn, dan komen we wel even bij Tony langs om jullie op te halen!" "Allemaal nog heel hartelijk dank voor al jullie hulp, want zonder jullie zou het nooit gelukt zijn!" zegt Ward dankbaar. En dan is het weer tijd om naar huis te gaan.
Rik is al maanden bezig om met de hulp van Rak de tempel van de godin op te knappen. Steentje voor steentje heeft hij een mooi mozaïek van lego voor de muren gebouwd. Op de mozaïek is duidelijk de geschiedenis van de tempel te zien. En nu is het eindelijk af. De laatste weken moest Rik zelfs op een ladder staan om de steentjes te kunnen plaatsen. De legoboom is inmiddels een enorme boom geworden, met blaadjes in alle kleuren van de regenboog. En als hij in bloei staat, dan is hij nog veel mooier en heeft hij nog meer kleuren. De vruchten zijn nu zo groot als Rik zijn vuist en er komen alle mogelijke verschillende legosteentjes uit. Van de kleinste nopjes tot de grootste balken. De belangrijkste kleur van de muren is legogeel geworden. Met allemaal vierkante blokjes in verschillende kleuren waar een beeld uit de geschiedenis van de tempel op staat. De muur lijkt zo wel een beetje op het schermpje van papa's IPhone, vindt Rik, maar dan heel erg groot, en zelfs een paar keer de hoek om. De plaatjes gaan zelfs boven de deur verder. Als Rik het laatste steentje plaatst, verdwijnen opeens de lijnen tussen de blokjes. Verbaasd raakt Rik de muur aan. Toevallig tikt hij daarbij op een van de plaatjes en onmiddellijk gaat het beeld bewegen. "Rak, kom eens gauw kijken, één van de plaatjes hier is gaan bewegen!" roept Rik naar Rak die even buiten wat was gaan drinken. Nieuwsgierig komt Rak kijken, "Hee, hoe kan dat nou?" "Nou, toen ik het laatste blokje in de muur zette, toen verdwenen opeens de lijntjes, en toen ik het plaatje aanraakte, begon het te bewegen. Het is net een filmpje!" zegt Rik. Rak tikt met zijn poot een ander plaatje aan. Meteen staat het eerste plaatje weer stil, en begin het tweede plaatje te bewegen. "Het is echt net een IPhone!" roept Rik blij uit. Rak trippelt naar de hoek waar ze begonnen met bouwen en tikt met zijn poot het eerste plaatje aan. Rik loopt naar hem toe, en samen zien ze hoe een groep mensen de fundering van de tempel bouwt. Hoe ze met alleen wat paaltjes en touwen en een hoop sterke mannen enorme blokken steen versjouwden en die heel precies op hun plek legden. Rik is verbaasd dat het allemaal maar zo goed gaat. "Nou," zegt Rak, "Ik denk dat de godin gewoon niet de momenten laat zien waarop het fout ging. Dat zijn namelijk niet erg prettige beelden." Het volgende filmpje laat zien hoe de tempel op de fundering gebouwd werd. "Hee, maar die tempel is van hout!" roept Rik verbaasd uit, "Is het dan wel dezelfde tempel?" "Ik denk dat het wel dezelfde tempel is, maar dat hij later herbouwd is. Maar als we alle filmpjes kijken, dan komen we daar vast en zeker achter," zegt Rak. In het derde filmpje is de tempel af. Daarna zien ze hoe er een heel houten dorp aan de voet van de heuvel gebouwd wordt, en hoe de mensen daar leefden. Dan komen er opeens allemaal angstaanjagende mannen die de dorpelingen wegjagen en het dorp en de tempel in de brand steken. Later komen de dorpelingen wel weer terug en herbouwen de tempel op de stenen fundering die er nog lag. De tempel brandt later nog een keer af door een blikseminslag, en dan bouwen de aanbidders van de godin de tempel opnieuw van steen. Het duurt jaren voor de tempel dan af is, maar eindelijk staat hij er in al zijn glorie. Het dorpje onder aan de heuevel wordt ook langzamerhand groter en de huizen worden nu ook van steen gebouwd. Het dorpje wordt een stad en steeds rijker, maar dan komen er weer overvallers. Dit keer worden de mensen die er wonen niet verjaagd, maar worden sommigen van hen ontvoerd en anderen vermoord. De beelden laten niet heel veel details zien van de vreselijke strijd, maar genoeg om te laten weten dat het gruwelijk was. De aanvallen komen steeds weer terug en de stad wordt zichtbaar armer. Huizen storten in en worden niet herbouwd, omdat er niet genoeg mensen meer zijn om ze te herbouwen. Uiteindelijk trekken ook de laatste mensen weg, en vervallen de huizen tot ruïnes. Er groeien bomen tussen de huizen, net zo lang tot er niets meer over is van de eens trotste stad. Onder bescherming van de godin blijft de tempel staan, hoewel er wel onkruid in komt te staan. En dan laat het laatste filmpje zien hoe een klein jongetje en zijn hond de tempel kwamen schoonmaken en weer opknappen. Het laatste beeld uit het filmpje laat een godin zien die lieflijk lacht en het jongetje bedankt. "Hee, maar dat is helemaal niet gebeurd!" roept Rik uit. "Denk je?" zegt Rak, "En al deze filmpjes dan? Denk je niet dat dat ook een soort bedankje is? Ik denk dat de godin niet meer kan verschijnen nu wij haar enige vereerders nog zijn. Maar in dit filmpje laat ze zien dat ze je graag bedankt zou hebben als ze kon." Zo had Rik het nog niet bekeken, "Ja, misschien heb je wel gelijk. Nou graag gedaan hoor, godin. Het was heel leuk om te doen." Rik en Rak lopen de tempel weer uit en gaan buiten lekker in het zonnetje naast de beek zitten. "Zou de speelgoedboom dan nu ook stoppen met zo snel groeien? Want anders ligt er straks een enorme legoberg naast de tempel straks!" denkt Rik. "Ik denk wel dat de boom nu gewoon net zo snel gaat groeien als alle andere bomen ja. Met maar één keer per jaar vruchten. Maar dat gaat nog steeds wel een hoop lego opleveren. Zie het maar als een soort extra verjaardag waarop je heel veel lego krijgt," zegt Rak, "Dus ik denk dat je nog een heel jaar hebt om te bedenken wat je volgende legoproject wordt." Rak staat op en rekt zich uit, "Kom we moeten weer eens op huis aan." Terwijl ze teruglopen denkt Rik na over wat hij allemaal zou kunnen maken, "Misschien ga ik wel een vogelhuisje voor Melodica of Twitter maken. Of iets van meubels voor Tony. Of een groot paasei voor de paashazen."