Rik en Rak 3


Hoofdstuk 1 – Vallende sterren


Rik wordt wakker en gaat rechtop zitten in bed. Hoort hij daar iets? Is hij daar van wakker geworden? Ja hoor, hij hoort een vreemd zoevend geluid. Het lijkt een beetje op zo'n geluid als een lichtzwaard maakt in de film. Het geluid lijkt wel van buiten te komen. Zachtjes staat hij op en gaat naar het raam toe. Voorzichtig tilt hij een klein puntje van zijn gordijn op om naar buiten te kijken. Daar ziet hij allemaal kleurige flitsen door de lucht schieten. Het lijken wel vallende sterren, maar vallende sterren zijn eigenlijk altijd wit, en hier ziet hij ook oranje, gele, blauwe en zelfs rode flitsen. Al die kleurige flitsen maken hem toch wel nieuwsgierig en snel schiet hij een trui en sokken aan. Zachtjes sluipt hij naar beneden. Papa en mama slapen al, dus hij moet heel zachtjes doen, anders worden ze wakker. Rak heeft hem al aan horen komen, en samen sluipen ze naar de keuken. "Wat denk jij dat het zijn, Rak? Zouden het vallende sterren zijn? Ik dacht dat die altijd wit waren" zegt Rik zachtjes. "Ik weet het niet," zegt Rak, "Ik heb nog nooit zoiets gezien. Het lijkt wel een beetje op vallende sterren, ja, maar ik heb nog nooit zoveel kleurtjes gezien. Volgens mij zijn de lichtjes ook een beetje te laag voor sterren, maar ik kan me natuurlijk vergissen." "Laten we gaan kijken," stelt Rik voor. Rak vindt het goed en snel doet Rik zijn schoenen en jas aan. Zachtjes doet Rik de buitendeur open en dan glippen ze naar buiten. In de tuin kunnen ze de lichtjes niet zo goed zien, dus lopen ze verder richting van het bos, waar de lichtjes boven zweven. "Kijk nou, nu gaan de lichtjes ook nog omhoog en omlaag!" zegt Rik enthousiast, "Dat heb ik sterren nog nooit zien doen!" Snel lopen ze verder in de richting van de lichtjes. Als ze tussen de bomen komen, kunnen ze de lichtjes niet meer zien. Maar dan zien ze tussen de bomen ook een lichtje. Maar meteen is het ook weer verdwenen achter een boom. Snel lopen ze in de richting waar het lichtje vandaan kwam, bang dat ze het niet meer kunnen zien. Maar ze hadden zich geen zorgen hoeven maken, want het duurt niet lang of er verschijnt nog een lichtje. En nog een, en nog een. Als ze al een tijdje door het bos lopen in de richting van de lichtjes lopen, schrikt Rik opeens, "Oei, wat nou als het dwaallichtjes zijn, Rak? Straks verdwalen we nog!" "Malle Rik, in dit bos wonen geen dwaallichtjes. En zelfs als die er al wel waren, dan kunnen ze ons toch niet laten verdwalen? We kennen dit bos als de beste!" moet Rak lachen. Tja, dat is wel waar. Gerustgesteld loopt Rik weer verder. Steeds weer schieten de lichtjes omhoog en omlaag. Even later horen ze naast het zoevende geluid ook nog zachte muziek, en niet lang daarna komen ze bij een open plek in het bos aan. Midden op de open plek danst een koppel op de zachte muziek. Wat een vreemd koppel. De man heeft lange blonde haren en een oranje pak aan. De vrouw heeft lange bruine haren een een lange, wijde lichtblauwe jurk. En ze hebben allebei een blinddoek om! En nu ze zo dichtbij zien kunnen ze ook zien dat de lichtjes afkomstig zijn van een soort vliegtuigjes die om het danspaar heenvliegen. Ze lijken wel op een soort vliegende robotvissen, zo groot als meeuwen. Er zijn er geen twee hetzelfde. Sommige hebben een soort zwaardvormige snuit, en anderen weer niet. De een lijkt op een haai, en de ander op een goudvis. Sommige hebben een gevorkte staart, anderen een rechte, en weer anderen hebben helemaal geen staart. Het is een bijzonder spektakel. Verbaasd blijven Rik en Rak met open mond staan kijken. De vissen dansen door de lucht om het dansende paar heen. Zwierend gaat alles in het rond. Het is werkelijk een prachtig gezicht. Opeens klinkt in de verte de kerkklok uit het dorp en plotseling zijn de dansers en de robotvissen verdwenen. Op de open plek in het bos is helemaal niets meer te zien. "He, waar zijn ze nou heen?" vraagt Rik. "Blijf maar even hier, Rik, dan ga ik wel even onderzoeken wat er hier aan de hand is," zegt Rak, "Ik vertrouw het allemaal niet zo." Snuffelend onderzoekt Rak de open plek in het bos. "Ik kan echt helemaal niets vinden," zegt Rak verbaasd, "Ik ruik echt helemaal niets, geen mensen, geen robots, het is net of ze er helemaal niet waren. Net alsof we alles gedroomd hebben!" Nu loopt ook Rik de open plek op. Maar ook hij kan helemaal niets vinden. "Waarom zouden ze die blinkddoek omgehad hebben," vraagt Rik zich af. Rak weet het ook niet. "Ik vond ook dat ze er best bedroefd uitzagen," zegt Rak. Dat had Rik niet gezien, "echt waar? Waren ze bedroefd? Ik dacht dat mensen alleen dansten als ze blij waren, op bruiloften enzo." "Tja, dat is misschien wel zo, maar ik vond toch echt dat ze er bedroefd uitzagen," vindt Rak, "Kom laten we maar naar huis gaan, morgen kunnen we Tony wel eens vragen of hij weet wat er hier gebeurd kan zijn. En anders weten Twitter en zijn vriendjes misschien meer. Hier is in ieder geval niets te vinden dat ons meer kan vertellen." Teleurgesteld gaat het tweetal weer naar huis, want het is nu al heel erg laat. Thuis kruipt Rik weer heel stilletjes terug zijn bed in om verder te dromen van dansende mensen met blinkddoeken en vliegende robotvissen die als felgekleurde strepen een patroon om het paar heen trekken.

Hoofdstuk 2 – Verschillende petten


Het duurt een paar dagen voordat Rik en Rak weer naar het bos kunnen, want Rik moet naar school, en eerst moeten ze 's middags op visite, en de volgende dag regent het. Maar dan is het eindelijk weer mooi weer en kunnen ze op pad. Snel rennen ze naar Tony's brug. Maar Tony is er niet, en ook bij zijn geitjes kunnen ze hem niet vinden. "Zullen we dan maar naar Twitter en zijn vriendjes gaan?"stelt Rak voor. Dat vindt Rik een goed idee.

"Hee, dag Rik en Rak," tjilpt Twitter vrolijk, "Wat brengt jullie hier vandaag?" "Dag Twitter," roepen Rik en Rak in koor. "We hebben een vraag," zegt Rak. "Ja," zegt Rik, "Hebben jullie wel eens vliegende robotvissen gezien?" Rak vertelt wat ze precies allemaal gezien hebben, maar Twitter heeft zoiets nog nooit gezien, "Ik heb er zelfs nog nooit van gehoord," zegt hij verbaasd, "Maar ik zal het eens aan de anderen vragen!" Rik en Rak gaan er lekker bij zitten, want ze weten dat het wel even kan duren. Twitter heeft ten slotte een hoop vriendjes en familie. Rik speelt wat met de takjes en de veertjes onder de boom. "Kijk Rak, lijkt het niet precies op een vogeltje?" vraagt hij even later. "Ja, inderdaad!" zegt Rak, "Jammer dat we geen papier en lijm hebben, anders had je het mee naar huis kunnen nemen!" Maar Rik vindt dat vogeltjes toch buiten in de vrije natuur horen.

Even later komt Twitter al weer aangevlogen, "Sorry, jongens, maar ik kan niemand vinden die het ooit gezien heeft. En niemand die weet wat jullie gezien zouden kunnen hebben. Maar misschien weet Tony meer, hij weet altijd veel. En hij kent ook veel mensen." Rik en Rak nemen weer afscheid en lopen terug naar Tony's brug. Gelukkig is hij weer terug. "Hee jongens, kijk eens wat ik gevonden heb?" roept hij hen toe. Nieuwsgierig lopen Rik en Rak naar de grot onder de brug. Tony zit op zijn steen. Om zijn voeten heen ligt een grote stapel kleurige objecten. "Kijk nou, Rak," allemaal hoeden en petten!" roept Rik. "Wat een gekke hoeden!" vindt Rak. En inderdaad het zijn geen gewone hoeden en petten. Er is een blauwe puntmuts met sterren er op, en een muts met twee kromme punten met belletjes er aan, de ene blauw en de andere groen. Er is een hoge hoed, waar een goochelaar een konijn uit zou toveren, en een leren muts met flappen voor over je oren. Er is een spierwitte hoed met konijnenoren. "Hoe kom je aan al die hoeden, Tony," vraagt Rik nieuwsgierig. "Ik vond ze op een open plek in het bos," legt Tony uit, "Ik denk dat iemand ze weggegooid had. Dus ik heb ze maar meegenomen. Rommel hoort ten slotte niet in het bos." Dat zijn Rik en Rak helemaal met hem eens. "Maar zou het niet kunnen zijn dat iemand ze verloren is?" vraagt Rik bezorgd. "Nee, hoor," denkt Tony, "ze zaten niet in een tas ofzo, en kijk maar, ze zijn helemaal vies en sommige zijn ook stuk." En inderdaad, er zitten op een aantal hoeden vlekken die er duidelijk niet op horen. Op de konijnenoren zitten vieze bruime vlekken en op een gele muts zitten zelfs donkerrode vlekken. "Ik wilde ze gaan schoonmaken," zegt Tony, "En repareren als dat kan, misschien kan ik ze dan verkopen." "Kunnen we helpen?" vraagt Rik enthousiast. "Natuurlijk kan dat!" vindt Tony, "pak maar een arm vol mutsen, dan gaan we ze eerst een wassen in de beek." Rik pakt zo veel mutsen en hoeden als hij kan en draagt ze naar de beek. Rak pakt voorzichtig ook een paar mutsen tussen zijn tanden en neemt ze mee achter Rik aan. Naast de beek maken ze een grote hoop. Een voor een wassen, boenen en schrobben ze de mutsen en hoeden tot ze weer glimmen. Als ze schoon zijn leggen ze ze op een paar grote stenen in de zon te drogen. Nu hebben ze niets meer te doen tot alles weer droog is.

"Zeg Tony," zegt Rak, "Waar we eigenlijk voor kwamen, heb jij wel eens vliegende robotvissen gezien? We zagen ze een paar nachten geleden vliegen om een paar dansende mensen heen." "Vliegende robotvissen zeg je?" zegt Tony, met een frons, "Nee, daar heb ik volgens mij nog nooit van gehoord. En gezien heb ik ze zeker niet. En die heb je hier in het bos gezien? Wat bijzonder, misschien zijn ze hier pas net komen wonen. Ik zal mijn ogen en oren open houden. Als ik er meer over te weten kom, dan laat ik het jullie meteen weten!" Rik was het door alle mooie hoeden al weer een beetje vergeten, maar nu is hij toch wel teleurgesteld. "Je kunt nog proberen om de tovenaar om hulp te vragen," stelt Tony nog voor, "Misschien dat er in zijn boeken nog iets staat." "Tja," zegt Rak, "misschien wel, maar of hij het ons wil vertellen? Dat is weer een heel ander verhaal. Maar we kunnen het allicht een keer proberen. Maar niet meer vandaag, we moeten weer naar huis, Rik." "Kunnen jullie nog even helpen om de mutsen terug naar de grot te dragen?" vraagt Tony. Natuurlijk willen ze dat wel. Omdat de hoofddeksel nu nat zijn, kan Rik niet meer zo veel vasthouden als eerst, want hij wil zijn kleren niet helemaal nat maken, zo vlak voordat ze naar huis gaan. Tony vindt het niet zo erg om nat te worden en hij laadt zijn armen vol. Als ze alles vasthebben wat ze kunnen, ligt alleen de hoge hoed nog op een steen. Tony krult zijn staart om de hoed heen en zet hem met een zwaai op Rik zijn hoofd, "Zo, nu hebben we alles." Gelukkig is de hoed bijna droog, anders was Rik alsnog nat geworden. Samen dragen ze alles naar de grot.

Hoofdstuk 3 – Magische hoeden


In de grot legt Tony de hoeden en mutsen een voor een neer, zodat ze netjes kunnen drogen. Als hij zijn eigen lading neergelegd heeft, helpt hij Rik met het neerleggen van de rest van de hoofddeksels. Als laatste doet Rik de hoed af die hij op zijn hoofd heeft. Maar wat is dat nu, beweegt er daar iets in de hoed? Nieuwsgierig kijkt hij nog eens beter. Ja hoor, er zit iets wits in de hoed. Wat zou het zijn? Als hij zijn hand in de hoed steekt, voelt hij iets dat pluizig en zacht is. Voorzichtig haalt hij het uit de hoed. "Kijk nou! Er zit een konijn in deze hoed! Hoe kan dat nou? Zat die er net bij het wassen ook al in?" vraagt Rik verbaasd. Tony en Rak zijn ook verbaasd. "Nee, er zat net nog geen konijn in," weet Tony zeker, "Ik heb de binnenkant ook uitgewassen. Hij was echt helemaal leeg." Rik zet het konijn zachtjes neer op de grond en kijkt hoe het weghuppelt. Tony pakt de hoed aan en kijkt er nog eens een keer in, "Nou, nu is hij in ieder geval echt leeg. Wat een vreemde zaak." Hij zet de hoed op een steen neer, zodat die verder kan drogen. Rik is toch wel nieuwsgierig hoe dat konijn in die hoed gekomen is, en pakt de hoed weer op. Als hij in de hoed kijkt om te zien hoe het konijn er ingekomen zou kunnen zijn, ziet hij iets kleurigs zitten. Nog veel meer verbaasd trekt hij een oranje zakdoek uit de hoed. "Tony, ik dacht dat je zei dat de hoed leeg was! Maar hij is niet leeg, er zat een oranje zakdoek in!" roept Rik verbaasd. "Wat?" roept Tony, "Ik keek net nog, en hij was echt leeg hoor. Laat me nog eens kijken." Weer kijkt hij in de hoed, en weer is de hoed leeg. Rik pakt de hoed weer aan, "Nee hoor, hij is nog steeds niet leeg!" Dit keer trekt hij een groene zakdoek uit de hoed. Tony snapt er niets meer van. Dan moet Rak opeens lachen, "Ik weet al wat er aan de hand is! Het is de hoed van een goochelaar! Die lijken altijd leeg, en dan blijkt er toch iets in te zitten." "Maar waarom is hij dan steeds leeg als ik kijk, terwijl als Rik kijkt, dat er altijd iets in zit?" vraagt Tony zich af. "Ik denk dat dat komt omdat Rik de hoed opgehad heeft," denkt Rak, "De hoed denkt nu dat Rik de goochelaar is." "Hmm, zou het dan ook werken als ik de hoed op zet?" vraagt Tony zich hardop af. Hij pakt de hoed weer aan en zet hem op zijn hoofd. Rik moet lachen, het is wel een beetje een gek gezicht, zo'n grote trol met een goochelaarshoed op. Tony haalt de hoed weer van zijn hoofd en kijkt er in, "Hmm, nee hij is nog steeds leeg. Kijk jij nog eens, Rik." Rik kijkt weer in de hoed, maar dit keer ziet hij ook niets, "Nee, nu is de hoed leeg." Tony kijkt nog eens een keer en zet de hoed dan weer op zijn hoofd, "Misschien is de hoed nu in de war. Ik zal hem nog eens een tijdje dragen, kijken of het dan wel werkt." Rik heeft intussen de muts met twee punten gepakt en op zijn hoofd gezet, "Dit vind ik toch wel de raarste muts," zegt hij tegen de andere twee, "Wat vinden jullie?" Ja, dat zijn de anderen toch wel met hem eens, de groen met blauwe muts is de raarste van het hele stel. Rik schudt zijn hoofd op en neer om de belletjes te horen tinkelen. Meteen krijgt hij de neiging om eens raar op en neer te springen. Hij springt heen en weer en schudt met zijn hoofd. Tony en Rak moeten lachen om zijn gekke capriolen. Opeens maakt Rik een salto. Verbaasd kijken de andere twee toe. "Ik wist helemaal niet dat jij een salto kon maken, Rik," zegt Rak verbaasd, "Heb je dat op school geleerd?" Rik blijft van verbazing stilstaan en zet de muts weer af, "Nee, ik wist ook niet dat ik dat kon. Maar ik had er opeens zin in om het te doen." Tony kijkt verbaasd toe en zet de goochelaarshoed af om eens op zijn hoofd te krabben. Als hij de hoed neerzet, ziet hij er iets in bewegen. Nu trekt ook hij een konijn uit de hoed. "Ik denk dat dit magische hoeden en mutsen zijn," zegt hij dan, "Als je ze een tijdje opzet, dan kun je opeens de dingen doen die mensen met zo'n hoed anders kunnen doen. Met deze goochelaarshoed wordt je een goochelaar, en met die narrenmuts wordt je een nar." Rik kijkt Tony verbaasd aan, "Wat is een nar precies?" vraagt hij zich af. Tony legt het uit, "Ben je bij je avonturen in het kasteel van de koning geen nar tegengekomen? Een nar was vroeger iemand die kunstjes uithaalde voor de koning en die grappen maakte. Soms zelfs hele nare grappen. De nar was vaak de enige persoon die de koning door een grap kon vertellen dat hij verkeerde dingen deed." Nee, Rik was in het kasteel geen nar tegengekomen, "Maar die koning was ook heel aardig, misschien had hij geen nar nodig? Volgens mij luisterde hij wel naar het advies van zijn ridders." "Misschien is dat het. Het kan ook zijn dat hij er niet van hield om mensen belachelijk te maken. Mensen waren vroeger niet erg aardig tegen narren," vertelt Tony verder. "Wat zouden de andere hoeden en mutsen kunnen?" vraagt Rak zich af. Hij pakt de hoed met de konijnenoren en wipt hem op zijn kop. Spontaan begint hij op en neer te hupsen en aan het gras te knabbelen. "Hmm, dat had ik kunnen verwachten, natuurlijk," bromt hij en schudt de hoed weer van zijn kop af. Tony heeft de leren muts opgezet, "Wat zou deze muts doen?" Maar er gebeurt niets. "Jammer zeg, deze muts doet helemaal niets," zegt hij teleurgesteld. "Volgens mij is dat een pilotenmuts," zegt Rak, "Dus daarmee kun je niets, totdat je in een vliegtuig zit. Dus dan moet je eerst een vliegtuig bouwen." Tony denkt eens na, "Hmm, we zullen zien. Maar hé, moesten jullie niet weer naar huis?" Oei, dat is waar ook. Snel zetten Rik en Rak de mutsen weer terug en nemen afscheid van Tony, "Tot later Tony!"

Hoofdstuk 4 – Tony's vliegtuig


Een paar weken gaan ze weer eens bij Tony op bezoek. Als ze aankomen, horen ze al van verre het geluid van hamer en zaag. "Wat zou Tony aan het maken zijn?" vraagt Rik zich af. Rak heeft wel een klein beetje een idee, maar zegt liever niets. Het zou heel goed kunnen zijn dat hij het mis heeft. Tony moet ten slotte wel vaker hekken repareren. Rak denkt namelijk dat het wel eens zou kunnen zijn dat Tony een vliegtuig aan het bouwen is. Maar vliegtuigen van hout zijn tegenwoordig zeldzaam en je mag ten slotte niet zomaar rondvliegen, dus hij twijfelt toch wel heel erg.

Maar als ze aankomen, blijkt dat hij gelijk had. Tony is inderdaad een vliegtuig aan het bouwen. Op zijn hoofd zit de leren vliegeniersmuts. "Ha jongens, kijk eens, wordt ze niet mooi?" roept Tony hen enthousiast tegemoet. "Wauw, weet je met die muts op ook nog hoe je een vliegtuig moet bouwen?" vraagt Rik, onder de indruk. Tony moet lachen, "Nee, dat niet. Nou ja, een klein beetje meer verstand van hoe een vliegtuig in elkaar zit heb ik zo met die muts op wel, maar de meeste kennis heb ik gewoon uit een boek. Dat boek heb ik in de bibliotheek gehaald. Het gaat over de eerste vliegtuigen en hoe die in elkaar zaten. Ik moet nog op zoek naar wat onderdelen in de stad, maar een groot deel kon ik zo al bouwen met de materialen die ik hier al had." Rik en Rak zijn onder de indruk, Tony heeft een best mooi vliegtuig gebouwd. "Maar Tony, je kunt toch straks als het klaar is, zo maar rondjes gaan vliegen," zegt Rak, "Tegenwoordig hebben ze radar enzo, dus dan hebben ze meteen door als je in de rondte vliegt. En als je officieel de lucht in wilt, dan moet je een vliegbrevet hebben, en dan moet je vliegtuig gekeurd worden." Tony haalt zijn schouders op, "Dat zien we dan wel weer. Ik wilde gewoon eens kijken of het kon. En ik denk dat hier boven het bos de radar best eens niet zo best zou kunnen werken. Ik heb nog nooit een vliegtuig direct boven het bos gezien, jij wel? Misschien vlieg ik wel gewoon een rondje laag over het meer, volgens mij doet radar het niet als je heel laag vliegt. Als het dan toch misgaat, dan kan ik gewoon naar de kant zwemmen." "Als je het maar wel goed uitzoekt" waarschuwt Rak, "De mensen in de bibliotheek mogen dan niet zo goed opletten en denken dat je een mens bent, als de politie je oppakt, dan kijken die vast heel wat beter!" Tony belooft het allemaal goed uit te zoeken, "Maar eerst moet ik dit vliegtuig afmaken. Dat gaat nog wel even duren, al dat getimmer is een hoop werk!" Rik vindt het jammer dat hij niet kan helpen. Het vliegtuig is al best groot, en al het timmerwerk is nu hoger dan Rik groot is. En Tony heeft geen ladder waar hij op kan staan. Rik kijkt even toe hoe Tony aan het werk is, maar na een tijdje verveelt hij zich. Ze nemen afscheid van Tony, die belooft dat ze hem mogen helpen met schilderen als hij klaar is met het timmeren, "Ik zal dan een ladder of zoiets voor je timmeren, zodat je er bij kunt!"

Twee weken later is het zover, Tony is klaar met timmeren, en ze kunnen het vliegtuig gaan schilderen. Het vliegtuig is heel mooi geworden, een dubbeldekker die zo uit een geschiedenisboek weggevlogen lijkt te zijn. De romp is van hout, en de vleugels zijn gemaakt van zeildoek. Naast het vliegtuig staan grote emmers met verf, blauw en groen. "Ik wilde het vliegtuig schutkleuren geven," zegt Tony, "blauw voor de onderkant, zodat als je tegen de onderkant aankijkt, het net de lucht lijkt, en groen voor de bovenkant, zodat als er iemand omlaag zou kijken, dat het net het bos lijkt."

Voordat ze aan de slag gaan, haalt Tony ook nog een groot overhemd te voorschijn, "Kijk eens Rik, als jij deze nou aandoet, dan komt er geen verf op je kleren als je per ongeluk morst." Dat vindt Rik een goed idee en snel doet hij het overhemd over zijn kleren aan. Het is natuurlijk veel te groot, maar Tony helpt hem om de mouwen op te rollen, zodat zijn handen er weer uit steken. Dan pakken ze allemaal een kwast en gaan aan de slag. Tony verft de bovenkant groen, en Rik en Rak verven samen de onderkant, waar ze beter bij kunnen, blauw. Ze zijn de hele dag bezig, maar dan ziet het vliegtuig er ook heel mooi uit. "Jammer dat we nu moeten wachten tot het droog is voor we een proefvlucht kunnen maken," vindt Rik. Dat zijn Tony en Rak helemaal met hem eens. En dus duurt het nog een week voordat ze het vliegtuig echt uit kunnen proberen. Wat Rik en Rak niet weten, is dat Tony het in de tussentijd nog een laagje verf heeft gegeven, en dat hij ook al een rondje is wezen vliegen. Dat klinkt misschien niet aardig, maar hij wilde toch wel even zeker weten of hij met de pilotenmuts op ook echt kan vliegen. Hij wil niet neerstorten met zijn vriendjes in het vliegtuig, alleen omdat de muts toch niet zo goed werkt als hij dacht.

Als ze aankomen staat het vliegtuig al op hen te wachten. Tony heeft het inmiddels naar een plek in het bos gebracht waar hij genoeg plek heeft om op te stijgen, een mooie rechte brandgang die breed genoeg is voor het vliegtuig. Snel stappen ze in en Tony start de motor, "Hou je vast, jongens, daar gaan we!" roept hij enthousiast over het brullen van de motor heen. Vasthouden hoeft niet echt, want Tony heeft veiligheidsgordels ingebouwd, maar dat is nou eenmaal wat je zegt in zo'n geval. Ronkend stijgt het vliegtuig op en Tony gaat vlak boven de bomen vliegen. Overal waar ze komen stijgen de vogels in grote zwermen op, opgeschrikt door de herrie van de motor. Maar omdat ze midden in het bos zitten, is er verder niemand die hen hoort. Het is geweldig, bijna net zo leuk als echt vliegen vindt Rak. Maar al snel maakt Tony weer een bocht en vliegen ze terug. En voor ze het weten zijn ze alweer geland. "Jammer dat het zo snel voorbij was!" vindt Rik. "Ja," zegt Tony, "maar er kan niet zo veel brandstof in, dus hij kan gewoon niet zo heel veel verder. Dan had ik een groter vliegtuig moeten bouwen. En die had dan weer niet in het bos kunnen opstijgen." "Nou ik vond het gaaf," zegt Rak, "dank je wel Tony! Rik, ga je mee? We moeten weer naar huis." Opgetogen lopen ze samen weer naar huis.

Hoofdstuk 5 – Op bezoek bij de tovenaar


Omdat Rik en Rak toch wel erg nieuwsgierig zijn naar waar die robotvissen nou vandaan kwamen en waarom die dansende mensen een blinddoek om hadden, besluiten ze om toch maar bij de tovenaar op bezoek te gaan. Dat is dan wel niet zo'n heel erg aardige man, maar hij weet toch wel erg veel met al die boeken. Als ze bij de toren aankomen, zien ze de tovenaar buiten op een bankje zitten. Hij kijkt een beetje bedroefd. "Dag tovenaar, wat kijk je sip," zegt Rik, "Is er iets mis?" "Dag jongen, ik ben ook sip," zegt de tovenaar, "Dat komt, ik weet alles al. Ik heb alle boeken in mijn toren al uitgelezen, en zelfs alle boeken uit de bibliotheek. Dus ik verveel me een beetje." "Nou, dat komt dan goed uit," zegt Rak, "Want wij hebben een vraag, en we hopen dat u het antwoord weet. Dus als u alles al weet, dan kunt u het ons vertellen. En als u het antwoord ook niet weet, dan heeft u weer iets te doen!" Snel legt hij uit wat ze in het bos gezien hebben. Naarmate het verhaal vordert, kijkt de tovenaar steeds minder sip. "Nou, het slechte nieuws is, dat ik nog nooit van vliegende robotvissen heb gehoord. Het goede nieuws is dat ik het voor jullie uit ga zoeken," zegt de tovenaar, "Al heb ik geen idee waar ik moet beginnen met zoeken," en meteen kijkt hij een stuk sipper. "Weet u nog dat we u verteld hadden over het internet?" vraagt Rak. "Ja, maar daar snapte ik niets van hoor, al die computer dingen zijn zo ingewikkeld," moppert de tovenaar. "Nou, maar dat kunnen wij u wel uitleggen hoor. Op het internet is nog veel meer kennis te vinden dan er in de bibliotheek is," zegt Rak. De tovenaar kijkt een beetje ongelovig, "Nog meer kennis? Hmm, nou goed laat maar eens zien dan." En met een zwier tovert hij hen naar de ingang van de bibliotheek in het dorp. "Hee, heeft u weer een nieuwe toverstaf?" floept Rik er uit, voordat hij zich bedenkt dat de tovenaar daar misschien liever niet aan herinnerd wil worden. Een beetje bang kijkt hij naar de tovenaar, maar die lijkt zijn eerdere boosheid al weer vergeten te zijn. "Ja, het duurde even, maar ik heb een nieuwe gevonden," zegt de tovenaar afwezig. Rik en Rak leiden de tovenaar naar de computer. "Kijk, zo zet u de computer aan," zegt Rik en wijst naar de knop op de computer. Met een lange vinger drukt de tovenaar er voorzichtig op. Meteen springt de computer aan. "Huh, en dan geloven mensen niet meer in magie," mompelt de tovenaar. Rik laat zien hoe je kunt inloggen en hoe je een zoekmachine opent. "Kijk, en dan voert u hier het woord in waar u naar zoekt," legt hij uit. "Maar waarom heb je dan zelf nog niet gezocht?" vraagt de tovenaar verbaasd, "Met zo'n wonderapparaat heb je mij toch niet nodig?" "Nou, ik mag eigenlijk niet in de bibliotheek komen zonder mijn ouders," legt Rik uit, "En we gaan meestal maar één keer per week. Het was makkelijker om het eerst aan iedereen in het bos te vragen. Zeker omdat de meeste mensen een hoop van de dingen die in het bos gebeuren niet zouden geloven. En ik kan ook nog niet zo goed lezen en schrijven. Dat kunt u veel beter!" Dat lijkt de tovenaar wel leuk te vinden om te horen, "Hmm, nou dan zal ik maar eens uitzoeken of ik deze magie ook onder de knie kan krijgen," mompelt hij. Even later lijkt hij Rik en Rak al weer vergeten te zijn. Rik en Rak kijken elkaar aan. "Wat doen we nu, Rak," zegt Rik, "Hij is ons al weer vergeten. Maar ik moet zo naar huis, en als ik uit het dorp kom in plaats van uit het bos, dan gaat mama vast vreemde vragen stellen!" Rak denkt even na en besluit dan toch om de tovenaar maar te storen in zijn werk, "Meneer de tovenaar?" De tovenaar hoort het niet eens. "Meneer de tovenaar?" vraagt Rak nog eens. "Hmm? Wat? Oh, zijn jullie hier nog?" vraagt de tovenaar verbaasd. "Ja meneer, kunt u ons naar het bos toveren?" vraagt Rik. "Jullie kunnen toch lopen?" zegt de tovenaar. "Ja meneer, en dat zouden we normaal ook echt doen, maar dan wordt mijn moeder boos, ziet u," legt Rik uit. "Boos, waarom zou ze dan boos worden?" vraagt de tovenaar verbaasd. "Nou, ik ging in het bos spelen, en ik mag helemaal niet alleen naar het dorp. Mama vindt de straat hier veel te druk om alleen over te steken. Dus als ik uit het dorp terug kom, dan gaat ze allemaal nare vragen stellen," legt Rik uit. "Hmm, nou vooruit dan maar. Jullie hebben me ten slotte deze magie uitgelegd," zegt de tovenaar. Hij zwaait met zijn staf en, poef, Rik en Rak staan weer naast de toren. "Hoe lang zou het duren voor de tovenaar een antwoord heeft?" vraagt Rik zich af terwijl ze naar huis lopen. "Nou dat kan nog wel even duren," zegt Rak, "Ik denk dat hij nog een hoop te leren heeft over computers, en daarnaast gok ik dat hij ook wel afgeleid gaat worden door een hoop andere dingen die hij straks tegen komt. Maar we kunnen volgende week wel even kijken of hij thuis is. Ik hoop maar dat hij niet al te boos wordt als ze hem vanavond uit de bieb zetten als ze gaan sluiten. Het zou niet zo mooi zijn als hij het personeel in kikkers verandert ofzo."

Hoofdstuk 6 – Een vreemde vlinder


Gelukkig voor Rik vliegt de week voorbij en voor hij het weet is het weer weekend en kan hij het bos in om te kijken of de tovenaar al meer weet. Maar als ze bij de toren aankomen, is er geen teken van de tovenaar te bekennen. Het is heel stil op de open plek. En als ze aankloppen, doet er niemand open. Maar als ze de deur proberen, dan zit die niet op slot. "Hmm, misschien is hij toch thuis en heeft hij ons niet horen kloppen," stelt Rak voor, "Laten we maar even binnen gaan kijken." Maar de tovenaar is ook niet binnen. Het luik naar de kelder zit van de buitenkant dicht met een hangslot, en ook op de bovenverdiepingen is niemand te vinden. "Hij zou natuurlijk toch in de kelder kunnen zitten, want het moet een koud kunstje voor hem zijn om dat slot van binnen uit dicht te toveren, maar ik heb zo'n idee dat hij dat niet gedaan heeft," denkt Rak. "Ik denk dat hij weer in de bibliotheek zit," denkt Rik, "Het is vast niet makkelijk om een antwoord te vinden op onze vraag. Hij had zelf van de week ook al even op het internet gezocht naar vliegende robotvissen, maar hij had niets kunnen vinden. Mama had wel een beetje raar gekeken toen hij haar om hulp vroeg, maar toen hij vertelde dat het voor een verhaal van school was, had ze hem toch geholpen. "Wat doen we nu Rak?" vraagt Rik, "Blijven we hier wachten, of gaan we weer weg?" "Ik denk dat we maar beter wat anders kunnen gaan doen," zegt Rak, "Het duurt nog best lang tot de bieb sluit, en tenzij de tovenaar heel toevallig een antwoord vindt, denk ik niet dat hij voor die tijd thuis komt." Daar ziet Rik de logica ook wel van in. Toch een beetje teleurgesteld lopen ze samen weer naar buiten. Maar net als hij de deur achter zich dicht wil trekken ziet Rik iets bewegen tussen de stapels boeken die overal in de toren liggen. "Hee, wat is dat?" vraagt hij zich hardop af en doet de deur weer open. Rak komt nieuwsgierig achter hem aan, "Wat is er? Zag je iets?" "Ik dacht dat ik iets door de lucht zag bewegen daar tussen die boeken," fluistert Rik, "Misschien is het wel een robotvis!" Maar als hij tussen de stapels doorloopt, ziet hij geen robotvis. Hij ziet helemaal niets meer. "Ik zag toch echt iets vliegen," houdt hij stug vol. "Wat het ook was, nu is het er niet meer," zegt Rak en draait zich weer om naar de deur. Maar hij lette niet goed op waar hij liep en stoot per ongeluk een van de stapel boeken om. Met een luid geraas vallen de boeken op de grond. En wat is dat? Daar vliegt iets door de lucht! "Het lijkt wel een stuk papier!" zegt Rak. Even later gaat het fladderende ding op een andere stapel boeken zitten. Heel stilletjes stapelt Rik wat van de gevallen boeken op naast de toren waar het fladderding op zit. Als de toren hoog genoeg is, klimt hij er op om te zien wat er op de stapel boeken zit. "Het is een vlinder," fluistert hij, "Maar wel een hele bijzondere vlinder! Er staat een soort landkaart op zijn vleugels!" Hij klimt weer van de stapel boeken af, "Wat jammer dat ik geen fotocamera mee heb, het leek wel een beetje op een schatkaart, er stond zelfs een X op, met een stippeltjeslijn er naar toe!" Rak wil ook wel eens een kijkje nemen, en hij klimt op de stapel waar Rik net vanaf geklommen is. "Kom eens naast me staan, Rik, dan kan ik mijn poten op je schouders leggen, dan kan ik ook zo hoog kijken," vraagt hij. Rik komt naast hem staan en Rak duwt zich op zijn schouders een beetje omhoog. Rak is best zwaar. Rik is blij dat hij niet al zijn gewicht op Rik's schouders leunt, want dan was hij beslist omgevallen. "Je hebt gelijk, Rik," zegt Rak, "Het lijkt inderdaad veel op een schatkaart. Misschien kunnen we de vlinder vangen en de kaart natekenen? Dan laten we de vlinder daarna weer vrij," zegt hij snel als hij Rik zijn bezorgde blik ziet. Rik denkt nog even na, hij houdt niet zo van dieren gevangen nemen, maar hij is toch wel erg benieuwd naar die landkaart, en zo lang de vlinder daar zo hoog op de stapel boeken blijft zitten, kunnen ze hem niet natekenen. Hij zoekt even naar een glazen stolp die groot genoeg is om over de vlinder te zetten zonder zijn vleugels aan te raken, want de juf op school heeft gezegd dat de vleugels van een vlinder heel makkelijk stuk gaan. Gelukkig heeft de tovenaar een heleboel van dat soort dingen rondslingeren, dus het duurt niet lang voordat Rik vindt wat hij zoekt. Met de stolp klimt hij weer op de stapel boeken en zet de stolp heel voorzichtig over de vlinder heen. Gelukkig probeert die niet weg te vliegen. "Maar hoe krijg ik de vlinder nu op de tafel?" vraagt Rik aan Rak, "Als ik de stolp optil vliegt hij weg." Rak denkt even na, "Je moet een stuk karton zoeken dat groot genoeg is om onder de stolp te schuiven, dan kun je die allebei optillen, dan kan de vlinder niet weg." Karton is iets moeilijker om te vinden, maar even later heeft Rak een dik stuk papier gevonden, "Hier moet het ook wel mee lukken!" Heel voorzichtig schuift Rik het papier onder de stolp. Heel, heel langzaam duwt hij het papier tegen de pootjes van de vlinder aan, hij wil hem ten slotte geen pijn doen. Maar gelukkig stapt de vlinder op het papier. Dan tilt Rik de stolp en het papier op, en zet de vlinder op de tafel. Dan trekt hij het papier weer onder de vlinder weg. Rak heeft intussen ook een potlood gevonden. Het lijkt wel of de vlinder begrijpt wat de bedoeling is, want hij blijft heel rustig zitten met zijn vleugels uitgespreid. Zo snel als hij kan, tekent Rik de kaart na. "Wat denk je, Rak, heb ik het zo goed gedaan?" zegt hij als hij klaar is. Rak inspecteert de kaart, "Ja, ik denk dat het zo wel klopt." Rik haalt snel de stolp van de vlinder af. Die blijft nog steeds rustig zitten. Rik wil al de deur uitlopen, als Rak hem helpt herinneren dat ze de boeken nog weer op moeten ruimen. Snel stapelt Rik de boeken die ze omgegooid hadden weer op en dan lopen ze naar de deur. Als hij de deur opentrekt vliegt de vlinder eindelijk op en vliegt met hen mee naar buiten.

Hoofdstuk 7 – Op zoek naar de schat


Rik trekt de deur achter hun dicht. "Waar zullen we nu heen gaan, Rak?" vraagt hij. "Ik stel voor dat we naar Tony gaan, hij kent het bos het beste van ons allemaal. Als dit een kaart van het bos is, dan is hij degene die het weten kan," stelt Rak voor. De vlinder fladdert vrolijk weg tussen de struiken door. Rik en Rak gaan snel op weg naar Tony.

"Ha dag jongens, weten jullie al meer over de robotvissen?" vraagt Tony vrolijk als ze aan komen lopen. "Ha die Tony," roepen Rik en Rak. "Nee, de tovenaar was er niet, dus we konden hem niet vragen of hij al wat wist. Maar weet je wat we wel tegengekomen zijn? Een schatkaart!" vertelt Rik blij. "Een schatkaart? Hoe komen jullie daar nou weer aan?" vraagt Tony verbaasd. Snel vertelt Rak het hele verhaal. "Een schatkaartvlinder? Wat bijzonder! Jullie komen ook wel de gekste wezens tegen," vindt Tony, "daarbij vergeleken zijn jij en ik nog maar saai en gewoontjes, nietwaar, Rak?" Daar kunnen Rik en Rak wel om lachen. "Maar goed, laat eens zien die kaart? Ik ben reuzebenieuwd!" zegt Tony. Rik laat hem de kaart zien. "Hmm, daar kan ik niet zo snel iets in herkennen. Die rivier kan overal wel zijn in het bos, daar hebben we er heel wat van. En een boom is ook niet zo bijzonder in een bos," zegt Tony over de grote boom waar het pad lijkt te beginnen. "Nou, maar op de vlinder had de boom een hele hoop kleurtjes, maar ik had alleen een grijs potlood, dus dat kon ik niet tekenen," zegt Rik, "Hij deed me op de vlinder eigenlijk een beetje denken aan de boom waar Twitter en zijn vriendjes wonen. Er stonden wel geen vogeltjes getekend, maar als je niet weten dat Twitter er woont, dan had je ze nooit gezien, denk ik." "Hmm, als die boom inderdaad de boom van Twitter is, dan is die rivier vast de rivier waar het paleis van de ijskoningin stond, en dan is die heuvel waarschijnlijk de heuvel waar jouw speelgoedboom staat!" Tony wordt nu echt enthousiast, "Maar het gebied ten Noorden daarvan ken ik niet zo goed, dus de rest wat op de kaart staat weet ik niet. Hoeveel tijd hebben jullie vandaag? Gaan we meteen op pad, of zal ik eerst in mijn eentje de boel verkennen?" Rik en Rak kijken elkaar aan, eigenlijk willen ze graag meteen op pad, maar de speelgoedboom is best een eind weg en als ze er dan ook nog een flink stuk voorbij moeten, dan zou het handig zijn als ze niet zo lang hoefden te zoeken. Rik zucht, "Ga jij eerst maar kijken, Tony, dan kunnen we misschien morgen terugkomen en samen verder zoeken." Rak knikt, "Maar we zouden wel graag meehelpen bij het zoeken naar de schat zelf!" "Natuurlijk! Ik ga alleen op zoek naar de herkenningspunten, dat beloof ik!" belooft Tony plechtig, "Ik ga meteen op pad, dan kan ik hopelijk terug zijn voor het donker wordt. Tot morgen!" En meteen gaat hij er vandoor. "Maar wat zullen wij dan de rest van de dag gaan doen, Rak?" vraagt Rik zich af. Rak weet het niet zo goed, "Misschien kunnen we nog heel even bij de tovenaar langs gaan om te kijken of hij al terug is. Ik denk het niet, maar we kunnen allicht even kijken. Dan gaan we daarna gewoon naar huis." Als ze bij de toren komen is de tovenaar er inderdaad nog steeds niet. Teleurgesteld gaan ze naar huis. "Hee, wat zie jij er sip uit, Rik," zegt mama als ze thuis komen, "Is er iets?" "Huh, oh nee hoor mama, we vervelen ons alleen een beetje," zegt Rik. Hij kan toch moeilijk vertellen waarom hij sip is. Gelukkig heeft mama nog een goed idee, "Zullen we koekjes gaan bakken? Ik heb nog een lekker recept voor muffins met bananen en nootjes dat ik een keer uit wil proberen." Daar heeft Rik wel oren naar. Snel gaan de schoenen en de jas uit en wordt het schort voorgeknoopt. Even de handen wassen en dan worden de bananen gepeld en geprakt, de nootjes gehakt en het deeg gekneed. Voor hij het weet zitten de muffins in de oven en begint mama aan het avondeten. En ook de avond vliegt voorbij. De volgende dag gaan Rik en Rak zo vroeg als ze mogen naar het bos. Tony zit al op hen te wachten. Rik heeft een paar van de muffins meegenomen en ook Tony heeft al een hele picknickmand klaarstaan. Snel nemen ze de kortste route naar de speelgoedboom. Onderweg legt Tony uit dat hij al een aantal van de herkenningspunten heeft gevonden, maar nog niet allemaal. "Kijk, deze vogel bleek een rots te zijn die een beetje op een vogel lijkt. En die spleet die daar getekend staat is een ravijn waar je doorheen kunt. Maar dan staat er een kasteel, en dat heb ik nog niet kunnen vinden. Ik heb er steeds groter wordende rondjes gelopen, maar ik zag helemaal niets wat op een kasteel leek. Maar misschien zien jullie iets wat ik over het hoofd gezien heb." Het is een heel eind lopen, en als ze bij het ravijn komen is het al lunchtijd. Gelukkig zijn er bij het ravijn een paar grote rotsblokken die prima als stoel kunnen dienen. Moe ploffen ze neer en gulzig schrokken ze de boterhammen naar binnen die Tony mee heeft gebracht. Meteen daarna verdwijnen de muffins en drinken ze wat water. Ondanks dat ze al best moe zijn, hebben ze geen van allen zin om lang te blijven zitten, en dus gaan ze meteen weer op pad. Als ze het ravijn doorgelopen zijn, gaan ze op zoek naar iets wat op een kasteel lijkt. Ze bekijken alle rotsen om te zien of die eruitzien als een kasteel. Maar er is inderdaad niets wat er op lijkt. Na een uur zoeken, ploft Rik bij een beekje neer waarin een paar bevers spelen met wat takjes.

Hoofdstuk 8 – Zoeken met het vliegtuig


"Moet je die bevers eens zien gaan," zegt hij tegen Rak. "Ja, die gaan vast een burcht bouwen," zegt Rak. "Wat zeg je Rak?" vraagt Tony die net aan komt lopen en maar de helft van het gesprek heeft gehoord, "heb je een burcht gevonden?" "Verrek, dat is het natuurlijk! Een kasteel noem je ook wel eens burcht! En deze bevers hebben vast een beverburcht hier in de buurt!" roept Rak enthousiast. Snel zoeken ze het water af of ze de beverburcht kunnen vinden. En het duurt gelukkig niet lang voor ze de burcht gevonden hebben. "Maar de burcht is midden in het water," zegt Rik, "en het pad loopt langs de burcht, hoe moeten we dan nu verder?" Dat weten de andere twee ook niet zo snel. "Misschien moeten we iets van een boot bouwen," stelt Rak voor. "Maar daar is het eigenlijk al te laat voor," zegt Tony, "We moeten het hele eind ook nog teruglopen. "Konden we maar vliegen," verzucht Rak. "Nou ja zeg, wat stom van ons, dat kunnen we toch ook!" roept Tony, terwijl hij zich voor zijn hoofd slaat. "De kaart stond ten slotte op een vlinder, dus het is niet zo vreemd dat je de route moet vliegen. Zodra jullie weer terug kunnen komen pakken we het vliegtuig en vliegen we hierheen. Dan gaan we nu weer terug naar huis," stelt Tony voor. En dus lopen ze het hele eind weer terug naar huis. Gelukkig mogen ze de volgend avond nog even het bos in na het eten, en dus rennen ze zo hard ze kunnen naar Tony toe. Die giet dan nog snel even wat benzine in de tank van het vliegtuig en dan gaan ze op weg. "Ik heb nog geen tijd gehad om het gebied rond de beverburcht te verkennen, dus dat moeten we dan nu maar doen. Ik had wel al een extra tank met benzine in het vliegtuig gezet, dus als de tank leeg is, dan moeten we landen, kunnen we de tank vullen en moeten we weer terug," zegt Tony. Hij vliegt meteen in een rechte lijn naar de beverburcht om daar hun zoektocht voort te zetten. "Het laatste kenmerk dat we zoeken is het kruisje dat op de kaart stond. Volgens de kaart moest het vanaf de burcht van de zon af zijn, dus ik denk dat we verder naar het noorden moeten," roept Tony over zijn schouder. "Jammer dat er niets bij stond op de kaart over hoe lang het was vanaf de burcht!" roept Rik terug. "Als je naar de lengte van het lijntje kijkt, dan is het bijna net zo ver vanaf de burcht als het was van het ravijn naar de burcht, dus heel ver kan het niet zijn," roept Rak. "Zou er echt iets van een kruis zijn?" vraagt Rik zich af. "Ik weet het niet," zegt Rak, "Ik hoop het maar, want aangezien we niet weten wat voor soort schat we zoeken, wordt het anders lastig zoeken!" Vanaf het ravijn vliegen ze verder naar het noorden, maar een kruis vinden ze niet. "Ik moet terugkeren naar het meer, want anders kan ik daar niet landen om de tank bij te vullen," zegt Tony. Hij keert het vliegtuig en ze vliegen terug naar het meer. "Ik kan zo meteen nog een rondje maken, zegt Tony, nadat ze geland zijn, "Wat denken jullie, zal ik laag vliegen om een klein kruis te zoeken, of hoog vliegen om een groot kruis te zoeken?" "Doe maar hoog, want we vlogen net al heel laag, dus tenzij het echt heel klein is, zien we het niet als we lager vliegen, denk ik," zegt Rak. Rik vindt dat ook goed, en dus stijgen ze snel weer op om nog een hoog rondje ten noorden van het meer te vliegen. Rik en Rak kijken alle kanten op, in de hoop toch nog iets van een kruisje te vinden, maar ze zien nog steeds niets. "Ik moet nu echt terug," zegt Tony en keert het vliegtuig weer. Terug bij Tony's brug moeten Rik en Rak ook meteen weer terug naar huis. "Hopelijk kunnen we snel weer terug komen, Tony! Dan kunnen we weer verder zoeken!" zegt Rik voordat ze weglopen. "Ja, tot snel jongens!" roept Tony hen na. Helaas duurt het een paar dagen voor ze het bos weer in kunnen. Dus als ze bij Tony komen heeft die al een paar keer boven het bos gevlogen om het kruis te zoeken, "Ik snap er niets van jongens, ik heb nu al een keer of tien daar rondgevlogen, maar ik kan nog steeds niets vinden. Misschien moeten we eens nadenken wat een kruis allemaal zou kunnen betekenen, want blijkbaar is het niet gewoon een kruis. Ten slotte was het kasteel ook niet zo makkelijk om te vinden, daar moest je ook even goed over nadenken wat ze bedoelden." Rik en Rak denken even na. "Kruisen vind je vaak op de kerk," zegt Rik. "Ze helpen volgens de verhalen ook goed tegen vampiers," vult Rak aan. "Je vindt ze ook op kerkhoven," weet Rik. "Hmm," peinst Tony, "Zou dat wat zijn? Ik heb wel wat vreemde regelmatige heuvels gezien vlak bij een ruine, misschien moeten we dan daar maar eens gaan kijken." Meteen springen ze in het vliegtuig dat al weer klaar staat. Tony landt het vliegtuig weer op het meer, omdat er verderop niet genoeg ruimte is. En dus gaan ze weer aan de wandel. Zo snel ze kunnen lopen ze naar de ruine. Er is niet zo veel meer over van de ruine, maar als je heel goed kijkt, kun je nog net zien dat het ooit een kerkje was. "Zou de schat begraven zijn?" vraagt Rik zich af. "Ik hoop het niet," zegt Rak, "want dan vinden we hem nooit. Ik kan wel goed ruiken, maar ik weet niet wat ik zou moeten ruiken, want ik weet niet wat de schat is." Alledrie lopen ze kriskras door en om de ruine heen. Maar omdat ze niet weten wat ze zoeken, vinden ze ook niets.


Hoofdstuk 9 – Toch nog een schat

Na een half uurtje zoeken heeft Rik er niet zo'n zin meer in. Hij heeft al heel wat stenen en stukken hout opgetild om te zien wat er onder lag, maar er is eigenlijk niets te vinden, behalve wat scherven en hier en daar een stukje steen waar nog wat vage omtrekken van een soort figuur in te zien zijn. Maar dat kun je toch moeilijk een schat noemen. Misschien dat een museum er in geinteresseerd zou zijn, maar voor hem is er niets aan. Je kunt niet eens meer zien wat het ooit voor moest stellen. En dus gaat hij de omgeving maar eens verkennen. Achter het kerkje ziet hij een hele grote dode boom staan. Rik gaat op onderzoek uit. Als hij om de boom heen loopt, ziet hij dat er aan de andere kant een heel groot gat in zit. Zou daar soms een schat in zitten? Hij loopt zo dicht mogelijk naar het gat toe, maar het zit net iets te hoog om er in te kunnen kijken. Rik kijkt in het rond of er niet ergens iets in de buurt ligt waar hij op kan staan. Hij zou natuurlijk Tony kunnen roepen om te kijken, want die is een stuk groter, maar hij heeft de boom gevonden, dus eigenlijk wil hij zelf kijken wat er in de boom zit voor hij de anderen roeps. Als er dan niets in zit, heeft hij ze ook niet voor niets geroepen. Als eerste probeert Rik een grote tak die in de buurt van de boom ligt, maar als hij die eenmaal tot vlak naast de boomstam heeft gesleept en er op gaat staan, stort de tak meteen in. De tak is helemaal verrot. Iets verderop ligt ook een grote steen, maar die is te groot om op te tillen. Maar rollen lukt gelukkig wel. Het kost wat moeite, maar uiteindelijk lukt het Rik om de steen tot naast de boomstam te rollen. Snel klimt hij op de steen om te kijken of hij nu in het gat kan kijken. En ja hoor, hij kan precies in het gat kijken. Alleen is het heel erg donker in het gat, dus kan hij nog niets zien. Boos springt hij van de steen af. Naast de boom ligt ook een dunne tak. Rik pakt de tak op en springt weer op de steen. Hij steekt de stok in het gat om te kijken of er iets in zit. Maar nog voordat hij met de stok kan rondpoeren in het gat, komt er opeens een enorme zwerm vlinders uit het gat te voorschijn. Van schrik valt Rik met een schreeuw achterover van de steen af. Met een bons komt hij op zijn bips terecht. Vol verbazing kijkt hij naar de enorme zwerm vlinders die nu om zijn hoofd vliegt. Tony en Rak hebben zijn schreeuw gehoord en komen nu aangerend om te kijken wat er aan de hand is. "Is alles in orde, Rik?" vraagt Rak bezorgd. "Ja hoor, Rak, ik heb met niet echt pijn gedaan," stelt Rik hem gerust, "Ik wilde weten wat er in die boomstam zat, maar ik kon er niet in kijken, dus ik stak er een stok in, en toen kwamen al die vlinders er uit." Vol verbazing kijken ze alledrie toe hoe de zwerm vlinders in de rondte vliegt. "Ze lijken wel een beetje op die vlinder die we in de toren tegenkwamen," vindt Rak. Langzaam dalen de vlinders neer op de boom en op de grond. Daardoor kunnen ze hen ook wat beter bekijken. "Ja, ze lijken echt veel op de vlinder die we nagetekend hebben," vindt nu ook Rik, "Alleen heeft er niemand een schatkaart op zijn vleugels." En ja, de vlinders hebben wel dezelfde vorm en kleur als de vlinder die ze gezien hadden, maar geen zwarte lijntjes. "Hoe zou dat kunnen?" vraagt Rak zich af. "Ik weet het niet," zegt Tony, "maar we moesten maar weer eens terug naar het vliegtuig voor het donker wordt, ik heb er geen lampen op zitten, dus als het donker wordt kunnen we niet meer landen!" Rik vindt het wel jammer dat ze al weer weg moeten, hij zou best meer willen weten over deze vlinders. Als hij zich omdraait om weg te gaan, vliegt er een vlinder voor hem uit. "Oei, sorry vlinder, ik wilde je niet laten schrikken!" Maar de vlinder blijft voor hem vliegen. De hele weg naar het vliegtuig zelfs. Maar wat gebeurt daar nu, terwijl de vlinder vliegt verschijnt er een streepje op zijn vleugels. "Rak, Tony, kom eens kijken naar deze vlinder," roept Rik enthousiast. Bij het meer aangekomen, gaat de vlinder op een steen zitten. Nu kunnen ze echt goed zien dat er ook een kasteeltje op de vleugel getekend is. "Dat stond er daarstraks echt nog niet," weet Rik zeker. Tony lacht verrukt, "Weet je wat ik denk? Ik denk dat we de schat gevonden hebben!" Rik kijkt hem verbaasd aan, "De schat gevonden? Hoezo?" "Ik denk dat de vlinders de schat zijn!" zegt Tony, "Ik denk dat er bij ieder van die vlinders een schatkaart op de vleugels verschijnt naarmate ze verder wegvliegen van die boom, die waarschijnlijk hun thuis is. En met die kaart kunnen ze dan de weg naar huis weer vinden. En als ze dan thuis zijn, dan verdwijnt de kaart weer van hun vleugels, want dan hebben ze hem niet meer nodig. Die vlinders zijn net een soort postduiven!" Rik en Rak moeten nu ook lachen. "haha, ik denk dat je gelijk hebt Tony," zegt Rak, "En wat een schat hebben we gevonden dan! Want wie heeft er ooit eerder van zulke vlinders gehoord?" "Ik ben blij dat de tovenaar hen niet gevonden heeft," zegt Rik opgelucht, "Hij zou er vast een hoop kapot maken om de tover uit hun vleugels te halen." Plotseling stijgt de vlinder op en vliegt weer terug. En terwijl de vlinder terugvliegt, zien ze dat de lijntjes van de vleugels weer verdwijnen. "Dag vlinder! Dank je wel dat je ons dit liet zien!" roept Rik de vlinder na, "Doe de groeten aan je vriendjes!" "Denk je echt dat de vlinder ons dat wilde laten zien, Rik?" vraagt Tony. "Waarom zou hij anders zo'n eind voor ons uit zijn blijven vliegen?" denkt Rik. Daar kunnen de anderen niets tegen in brengen, en snel vliegen ze weer terug naar Tony's brug.

Hoofdstuk 10 – Het rendiervolk


Rik en Rak rennen door het bos. Ze doen tikkertje. Maar dan struikelt Rik opeens. "Ha ik heb je!" roept Rak triomfantelijk. Maar Rik let al niet meer op. Vlak voor zijn neus ziet hij een afdruk van een rendierhoef in het zand. Maar dat is nog niet het vreemdste. Veel vreemder is dat er zich in de afdruk hele kleine boompjes en huisjes bevinden. De huisjes zijn niet groter dan twee opgestapelde legoblokjes. En de kleine boompjes zijn ook niet gewoon jonge boompjes die nog moeten groeien, nee het zijn duidelijk volwassen bomen met heel veel bladeren, maar dan heel, heel erg klein. De huisjes zijn waarschijnlijk gemaakt van die bomen, ze zijn gemaakt van houten plankjes die nog kleiner zijn dan ijslolliestokjes. De kleine muurtjes zijn bruin geschilderd en het dak is blauw. Uit de ramen schijnt licht naar buiten. "Kijk nou eens, Rak," zegt Rik, "Heb je ooit zo iets kleins gezien?" Rak komt naast hem staan en tuurt naar de afdruk. "Nee, dat is wel heel bijzonder. Dat moet wel het kleinste boompje zijn dat ik ooit gezien heb." Terwijl ze staan te kijken, komt er een heel klein mannetje naar buiten, niet groter dan een mier. Het mannetje loopt om het huis heen en knoopt dan een lijntje tussen twee van de hele kleine boompjes. Als het lijntje hangt, loopt hij weer naar binnen. Even later komt hij weer naar buiten met een piepklein wasmandje, zo klein dat een rijstkorrel er nog niet in zou passen. Met het wasmandje loopt hij naar de waslijn die hij net opgehangen heeft om zijn was op te hangen. Gefascineerd kijken Rik en Rak toe. Als het mannetje klaar is met de was ophangen gaat hij weer naar binnen toe. De kleertjes zijn zo klein dat het niet lang duurt of het mannetje komt al weer naar buiten om de was binnen te halen. Met de was verdwijnt hij weer naar binnen. Maar dan gebeurt er pas echt iets geks, de huisjes verdwijnen opeens! De boompjes staan er nog wel, maar de huisjes zijn er niet meer. En niet lang daarna verdorren ook de boompjes. Verbaasd kijken Rik en Rak elkaar aan. "Wat gebeurde er nou opeens?" vraagt Rik zich af. "Ik heb geen idee," zegt Rak, "maar ik denk niet dat de huisjes er al stonden voordat dat rendier hier langs kwam, want als hij op het huisje was gaan staan, dan was het zeker kapot gegaan. Laten we kijken of we het rendierspoor kunnen volgen. Volgens mij is het hier niet zo heel erg lang geleden langs gekomen!" Rak snuffelt eens goed aan de afdruk en loopt dan al snuffelend een rondje om het spoor heen. "Ehm, Rak, we hoeven toch niet helemaal om het spoor heen, je kunt toch zo ook wel zien waar het spoor heenging, zo'n hoef heeft een voor- en een achterkant," zegt Rik een beetje verbaasd. Rak moet lachen, "Ja, dat weet ik natuurlijk ook, maar ik probeer vooral het geurspoor van het rendier goed in mijn neus te krijgen. Kom laten we gaan, want je hebt gelijk, het is die kant op!" Samen lopen ze in de richting die de hoef op wees. Even later zien ze weer een spoor in de prut. En ook hierin groeien hele kleine boompjes en zelfs een paar struikjes. Maar er staan geen huisjes naast de boompjes. En dus volgen ze het spoor verder. Steeds weer komen ze hoefafdrukken tegen met kleine boompjes en struikjes er in. In een van de sporen bevindt zich zelfs een veld rode bloemetjes. "Kijk nou eens, als er niet zoveel bloempjes waren geweest, hadden we ze nooit kunnen zien, zo klein zijn ze!" zegt Rak. Rik kijkt er eens goed naar, "Hé, kijk eens, daar tussen die bloempjes zit een mannetje!" Rak kijkt ook nog eens goed, "Je hebt gelijk Rik, maar ik denk dat het geen mannetje maar een vrouwtje is." Het vrouwtje zit huilend op een heel klein steentje. Rik heeft medelijden met haar, "Wat zou er aan de hand zijn?" "Ik denk dat haar huis verdween terwijl ze bloemen aan het plukken was," denkt Rak, "Kijk maar in haar handje heeft ze een bosje rode bloemen." En inderdaad in haar hele kleine handje kan Rik nog net een rood stipje zien, dat best eens een bosje bloemen kan zijn. "Misschien kunnen we verder zoeken naar een huisje en haar daar dan afzetten?" stelt Rik voor. "Wat een goed idee, Rik," zegt Rak, "Maar hoe vertellen we haar dat? Ik betwijfel of ze ons kan begrijpen." "Ik probeer het gewoon," zegt Rik, "Dan zien we wel verder." Hij pakt een boomblaadje van de grond en houdt dat heel voorzichtig tegen het steentje aan waar het meisje op zit. Heel zachtjes geeft hij het steentje een duwtje. Het meisje schrikt en springt op. Eerst loopt ze weg van het blad, maar Rik houdt het blad snel aan de andere kant van het meisje. Nadat hij het blaadje een paar keer van de ene naar de andere kant verplaatst heeft, geeft het meisje het rennen op en klimt op het blad. Heel voorzichtig tilt Rik het blad op, zodat ze er niet vanaf valt. "Nou Rak, gauw op zoek dan maar!" stelt Rik voor. Ze kunnen niet heel hard lopen, want Rik moet heel voorzichtig doen met het blad, maar zo snel als ze kunnen volgen ze het spoor. "Ik denk dat we het rendier inhalen, Rik," zegt Rak na een paar minuten lopen, "De geur wordt steeds sterker." En nog een paar minuten later zien ze eindelijk een huisje in het voetspoor staan. Snel houdt Rik het blaadje op de grond, zodat het meisje er af kan klimmen. Het meisje ziet het huisje staan en springt van het blad af. Vlak voordat ze bij de deur is, draait ze zich om en zwaait even. "Zou ze ons dan kunnen zien?" vraagt Rik zich af, "Volgens mij moeten we groter dan een berg zijn voor iemand die zo klein is." "Ik denk dat ze gewoon het idee had dat er iets of iemand moest zijn die haar geholpen had," denkt Rak, "Stel je voor Rik, nu zijn we net goden!" Even later verdwijnt het huisje weer. Snel zetten Rik en Rak het op een lopen om het spoor verder te volgen. Ze kunnen nu weer rennen, en dus halen ze langzaam maar zeker het rendier in. Naarmate ze dichterbij komen zien ze steeds vaker huisjes in het spoor. Tot ze ten slotte het rendier zien staan. Heel voorzichtig lopen ze dichterbij. Het rendier is blijkbaar niet bang voor hen, want het blijft gewoon staan grazen. Nu ze er naast staan kunnen ze zien dat er geen huisjes voor het rendier zijn, maar wel een heleboel in de sporen achter het rendier. Als het rendier weer een pas zet, kunnen ze zien dat er in zijn spoor meteen allemaal plantjes groeien. En vlak daarna verschijnt er opeens een huisje. "Weet je wat ik denk?" zegt Rak, "Ik denk dat die mensen een manier hebben gevonden om hun huisjes te verplaatsen, en dat ze zo achter het rendier aan reizen, van spoor naar spoor, achter de plantjes aan waar ze van leven." Rik denkt dat hij best eens gelijk zou kunnen hebben, en tevreden lopen ze samen terug naar huis.

Hoofdstuk 11 – De rijke man


Rik en Rak gaan samen met papa boodschappen doen op de markt. Op de markt is altijd een hoop te zien. Er zijn altijd een hoop lekkere dingen te zien, zoals worst, fruit, koekjes en snoepjes. Maar er zijn ook altijd leuke dingen te zien, zoals fietsbellen en toeters, sieraden die mooi glimmen, en speelgoed. En dan zijn er natuurlijk ook nog de mensen die over de mensen die er rondlopen. Papa staat bij de bakker in de rij om brood te kopen. Voor hem staat een beetje dikke meneer in een lange zwarte jas, met een zwarte bolhoed op en een rode sjaal om. Hij bestelt een grote taart en een doos met soesjes. "Zou hij soms jarig zijn," fluistert Rik tegen Rak. "Misschien wel," fluistert Rak terug. Als de meneer afrekent, haalt hij een grote hand vol bankbiljetten uit zijn jaszak. Rik vindt dat niet zo handig van de meneer, om zoveel geld in zijn jaszak te hebben. Er zit geen eens een rits op de zak! Dus als er een zakkenroller in de buurt was, dan kon die de man zo beroven. Als de man de rest van zijn geld weer in zijn zak gepropt heeft en de taartdozen heeft aangepakt van de bakker, draait hij zich om om weg te lopen. Maar er heeft iemand een soesje op de grond laten vallen, dat platgetrapt is. De man glijdt uit in de slagroom en valt bijna. Gelukkig kan hij met een paar snelle renpasjes overeind blijven. Maar door de bijna-val is zijn jas opengegaan. En daaronder... De man doet snel zijn jas weer dicht. "Zag je dat Rak?" vraagt Rik. Gelukkig heeft Rak het ook gezien. Onder de jas van de man zat geen buik zoals normale mensen hebben. Er zat een soort van gouden kooi onder zijn jas. Je kon dwars door de man heenkijken en de jas aan de achterkant zien zitten. En de gouden kooi zat vol met nog veel meer bankbiljetten. "Zou het een robot zijn?" vraagt Rik zich af. Iets te hard, want papa hoort het ook. "Een robot? Die meneer van net? Welnee, die meneer was de directeur van een heel groot bedrijf hier in het dorp!" zegt papa, "Hoe kom je erbij dat dat een robot zou zijn." Rik denkt snel na, zijn vader gelooft hem natuurlijk nooit als hij vertelt wat hij gezien heeft, "Oh gewoon, hij liep een beetje als een robot." Gelukkig kan papa er wel om lachen, "Wel nee joh, dat kwam gewoon omdat hij uitgleed. Dan zou jij ook raar lopen hoor!" Maar dan opeens is Rak verdwenen. "Hee, waar is Rak nou heen?" vraagt papa zich af, "Die loopt normaal nooit weg. He wat vervelend nou." Rik heeft Rak weg zien glippen achter de vreemde man aan, terwijl hij met papa aan het praten was. "Ik denk dat hij achter een muis aan rende," zegt hij tegen papa, "Hij komt zo wel weer terug. Moeten we niet nog een paar boodschappen doen? Hij vindt ons wel weer. Hij kan heel goed speuren." papa zucht, "Ja, dat zal ook wel. Maar we kunnen niet al te lang op hem blijven wachten. Maar goed, hij vindt vast de weg naar huis ook wel weer." Als ze bij de visboer in de rij staan, komt Rak al weer aangelopen. "Ah mooi, daar ben je dan," zegt papa, "En dat is maar goed ook, want hierna gaan we weer naar huis. Mama komt zo terug van de sportschool, en ik wil al begonnen zijn met koken als ze komt. Je weet hoe moe ze altijd is na het sporten." Zodra papa klaar is bij de visboer lopen ze weer naar huis. Rik en Rak hollen vooruit, zodat ze kunnen praten. "Ik ben de man gevolgd tot hij een huis binnenging. Ik weet natuurlijk niet zeker dat het zijn eigen huis was, maar het was wel een heel groot huis," zegt Rak zachtjes, zodat papa het niet horen kan, "met een hele grote tuin en een oprijlaan. Ik was eigenlijk een beetje verbaasd dat hij lopend naar huis ging en dat er niet een auto met chauffeur voor hem klaar stond." De volgende dag op school, vertelt Rik aan Bram wat hij gisteren op de markt gezien heeft. "Echt waar? Had die man geen buik? Dat moet ik zien!" zegt Bram, "Kom je vanmiddag bij me spelen? Dan kunnen we mooi langs die man zijn huis gaan." Daar heeft Rik wel oren naar, en hij vraagt meteen tussen de middag of het mag. Gelukkig mag het ook. Alleen mag Rak niet mee, "Je weet dat Bram zijn vader allergisch is voor honden, dan is het niet erg aardig van je om te vragen of Rak niet toch mee mag," zegt mama streng. Tja, dat is natuurlijk wel waar, maar Rak is degene die weet waar die meneer woont, maar dat kan Rik natuurlijk niet zeggen. Als mama er achter komt wat ze van plan zijn, dan mag hij natuurlijk meteen niet meer bij Bram spelen! Rik is een beetje teleurgesteld als hij weer naar school gaat. Op school vertelt hij Bram meteen van het probleem. "Dus jij wou mij vertellen dat Rak niet straks gewoon voor onze neus staat als we buiten gaan spelen?" zegt Bram verbaasd, "Nou daar geloof ik niets van hoor. Die hond van jou is veel te nieuwsgierig, die wil zelf ook graag weten wat er met die man aan de hand is!" denkt Bram. Bram weet natuurlijk al dat Rak een draak is, maar hij heeft beloofd om niets te laten merken, en dus noemt hij Rak altijd een hond als hij het over hem heeft. Natuurlijk heeft Bram gelijk. Zodra Rik en Bram hun neus buiten de deur steken om buiten te gaan spelen nadat ze hun limonade op hebben, komt Rak er al aangerend. "Hoi jongens!" roept hij opgetogen, "Zijn jullie er klaar voor?" "Ha die Rak, Rik was bang dat je niet zou kunnen komen," roept Bram hem toe, "Maar ik zei al dat je wel zou komen." "Dat had je dan goed gedacht," grijnst Rak. Met zijn drietjes lopen ze naar het huis van de rijke man toe. "Nou hier ging hij dus gisteren heen," zegt Rak.

Hoofdstuk 12 – Bij de rijke man thuis


Rik, Rak en Bram staan voor het grote huis. Maar daar is eigenlijk niets te zien, want er staat een heel groot hek omheen. En het huis staat een heel eind bij de straat vandaan. Bram stelt voor om over het hek heen te klimmen, maar Rik wil daar niets van weten, "Nee hoor, straks wordt hij boos en komt hij achter ons aan! Jij kan misschien goed klimmen, maar ik kan dat niet zo snel. En voor Rak is het al helemaal niet makkelijk om over zo'n hek heen te komen." Eigenlijk is Bram ook wel een beetje opgelucht dat Rik niet wil, het hek is erg hoog met gemene punten aan de bovenkant, als je daar snel overheen moet, dan scheur je vast je broek of erger. "Maar wat doen we dan?" vraagt Bram zich af. "Waarom lopen we er niet een rondje omheen?" stelt Rak voor. Zo gezegd, zo gedaan. Maar het is best een eind lopen, en er is helemaal niets te zien, behalve de keurig onderhouden tuin. Als ze helemaal rond zijn, hebben ze nog steeds helemaal niets bijzonders gezien. Bram is teleurgesteld, "Kunnen we niet gewoon aanbellen?" "En dan," vraagt Rik, "Wat gaan we dan zeggen. Hallo meneer we zagen u gisteren op de markt en we dachten, kom we gaan eens op bezoek. Denk je niet dat hij dan wil weten hoe we weten waar hij woont?" Bram wil het toch nog niet opgeven, "Kunnen we niet gewoon vragen of hij kinderpostzegels wil kopen ofzo?" "Nee joh, die zijn altijd aan het eind van het jaar!" weet Rik. "Dag jongens, wilden jullie bij mij op bezoek komen?" klinkt er dan opeens een stem. De jongens schrikken zich wild! Snel kijken ze om zich heen, maar er is helemaal niemand te zien. Dan zien ze opeens dat er een luidspreker in het hek zit. "Kom maar binnen," klinkt de stem weer. Tegelijkertijd gaat het hek automatisch open. Heel even kijken de jongens elkaar aan, is het wel slim om zo maar naar binnen te gaan? Maar dan wint hun nieuwsgierigheid het van de voorzichtigheid en lopen ze naar binnen. "Is dit wel verstandig?" vraagt Rik nog even als ze voor de buitendeur van het huis staan. "Nee, waarschijnlijk niet," zegt Rak, "Maar ik ben toch wel nieuwsgierig, jij niet dan?" "En we hebben Rak toch," vindt Bram, "Zonder hem was ik niet naar binnen gegaan hoor!" Nog voordat ze op de deurbel kunnen drukken gaat de deur al open en staat de rijke man er achter. Hij heeft nu zijn bolhoed niet meer op, en de lange zwarte jas is vervangen door een soort van badjas. Maar dan eentje die van een glimmende stof is gemaakt in plaats van badstof. "Dag jongens, wees welkom!" zegt de man vriendelijk, "Zag ik jou niet gisteren op de markt bij de bakker?" vraagt de man aan Rik. "Ja meneer, we stonden achter u," zegt Rik een beetje verlegen. "En toen zag je ook hoe ik uitgleed en wat er onder mijn jas zat," gaat de man verder, "En toen vertelde je op school je vriendje er over en toen besloten jullie eens een kijkje te komen nemen." Rik krijgt een kleur van verlegenheid, zo was het natuurlijk precies. "Het enige dat me verbaast is dat je mijn huis zo snel gevonden hebt," gaat de man verder, "Of wist je vader toevallig dat ik hier woonde?" De man kijkt nog steeds niet boos, dus Rik durft wel antwoord te geven. "Mijn hond volgde u vanaf de markt," geeft hij blozend toe. "Zo, dat is een slimme hond dan," vindt de man, "Lopen jullie mee naar de zitkamer? Dan zal ik jullie mijn verhaal vertellen. Lusten jullie ook een kopje thee met een soesje? Ik heb nog een paar soesjes over van gisteren." De jongens lopen achter hem aan naar de zitkamer, een hele luxe kamer met een grote open haard en allemaal lekkere stoelen. De ramen in de kamer hebben uitzicht op de vijver in de tuin. Als ze zijn gaan zitten, trekt de man aan een touwtje en zegt dan luid en duidelijk, "Drie thee met soesjes graag!" Even later komt er een klein robotkarretje aan met een dienblad erop. De man deelt de thee uit en zet de schoteltjes met soesjes op kleine tafeltjes die naast de bank eb stoelen staan. "Lust jij ook wel een soesje?" vraagt de man aan Rak. Rak knikt enthousiast wat hem een verbaasde blik van de man oplevert. "Ja, hij is erg slim," zegt Rik trots. De man legt een soesje op de grond neer, en Rak eet het zo voorzichtig mogelijk op om geen slagroom te knoeien op het tapijt. Likkebaardend gaat hij daarna naast de bank liggen waar de jongens op zitten. "Slim en goed opgevoed, daar mag je inderdaad trots op zijn, jongen. Laat ik me even voorstellen. Ik ben Theodoor Nobel en ik ben directeur van de grote machinefabriek hier even buiten het dorp." Als de man daarna stil valt, blijft het even stil, voordat Rik door heeft dat de man wacht tot de jongens zich ook voorstellen. Haastig stelt hij zichzelf en Bram dan voor, "Ik ben Rik, en dit is mijn beste vriend Bram, en dat is Rak, mijn hond." Tevreden knikt de man, "Nogmaals welkom in mijn huis. Jullie mogen wel meneer Theodoor zeggen. Ik krijg niet zo vaak bezoek. En als er al iemand komt, dan zijn het meestal zakenrelaties. Ik had toevallig gisteren nog een grote groep zakenlui die wat met me wilden bespreken, vandaar dat ik taart in huis gehaald had. Ik hou er van om mijn bezoek op juiste wijze te kunnen ontvangen, en ik vind dat als je zo rijk bent als ik, dan hoort er gebak bij de koffie, en niet gewoon een biskwietje. Maar goed, laat me even een slok nemen van mijn thee, dan vertel ik jullie zo mijn verhaal."

Hoofdstuk 13 – Het verhaal van meneer Theodoor


Meneer Theodoor neemt een flinke slok van zijn thee, en begint dan aan zijn verhaal. "Ik was niet altijd zo rijk als ik nu ben. Ik ben ooit begonnen als werknemer in de fabriek. Ik was toen helemaal niet rijk, sterker nog, ik was best arm. Maar ik was niet ongelukkig, ik had een vrouw en kinderen en ik verdiende genoeg om van te eten, hoewel we onze kleren bijna altijd tweedehands moesten kopen. Jarenlang ging alles goed. En naarmate ik langer in de fabriek werkte, verdiende ik een beetje meer, en ging het steeds beter met ons. Maar toen op een dag gebeurde er een ongeluk. Ik was 's ochtends net naar mijn werk gegaan en was de straat nog niet uit toen er een enorme knal klonk. Van het ene op het andere moment stond ons kleine huisje in lichterlaaie. Ik rende terug om mijn vrouw en kinderen te redden, maar het was al te laat. Ze moeten op slag dood geweest zijn. Maar dat wist ik toen nog niet, en ik rende de vuurzee in om ze te zoeken. Ik moet flauwgevallen zijn, want ik herinner me daar verder niets meer van. Ik werd wakker in het ziekenhuis. Er zaten allemaal slangetjes aan mijn lijf en er waren allemaal piepende apparaten om me heen. Ik dacht dat er een zuster naast me stond, dus ik probeerde haar te vragen hoe het met mijn vrouw en kinderen was. Maar het bleek geen zuster te zijn. Misschien geloven jullie me wel niet, maar er stond een heuse goede fee aan mijn bed. Compleet met vleugeltjes en toverstafje. 'Theodoor,' zei ze, 'je hebt een verschrikkelijk ongeluk gehad. Als ik je niet help, ga je dood. De artsen kunnen niets meer doen. En zelfs al zouden ze het kunnen, dan kon je het waarschijnlijk niet eens betalen. Maar je bent altijd een goed mens geweest. En dus heb ik besloten om je te helpen. Maar je moet er zelf voor kiezen, want je zult nooit meer een normaal mens zijn. Ik kan met mijn toverkunsten heel veel, maar je lichaam is te erg beschadigd, dat kan ik niet repareren. Maar als je wilt, kan ik van jou een magisch wezen maken. Je zult verder kunnen leven en je krijgt een tweede kans om gelukkig te worden. Maar let wel, het zal niet makkelijk zijn. En waarschijnlijk ook vaak eenzaam. Aan jou de keuze.' Ze had nog niets gezegd over mijn vrouw en kinderen. En eigenlijk wist ik wel dat ze dood zouden zijn, als ik op sterven lag, dan moesten zij er wel erger aan toe zijn. Maar ik vond dat als er ook maar een kleine kans was dat ook maar één van hen het overleefd had, dat ik er voor hem of haar moest zijn. Wat zouden ze ten slotte zonder mij moeten beginnen? En dus stemde ik toe. Ik moet zeggen dat als ik had geweten hoe het leven later zou zijn, dat ik het misschien wel niet gedaan zou hebben. Dan was ik nu in de hemel bij mijn vrouw en kinderen. Maar ja, dat wist ik dus toen nog niet. En dus zei ik tegen de fee dat ik wilde leven. Ze zwaaide een paar keer met haar toverstokje en toen waren we opeens niet meer in het ziekenhuis. We stonden in het bos. En op de plek waar vroeger mijn buik zat, zat nu de gouden kooi die je gisteren gezien hebt, Rik. Al mijn andere verwondingen waren genezen. 'Maar hoe zit het met mijn familie?' vroeg ik aan de fee. De fee keek heel verdrietig en zei, 'Het spijt me Theodoor, ze hebben het ongeluk niet overleefd. Je zult een nieuw leven moeten beginnen.' En met die woorden verdween ze. 'Wacht, hoe moet ik dat doen, een nieuw leven beginnen?' riep ik haar nog achterna. Maar er kwam geen antwoord. Ik had geen huis meer, geen jas om de gouden kooi te verbergen en geen idee waar ik naartoe moest. Ik ging op een steen zitten en huilde. Ik huilde hard en lang, maar er was niemand die het hoorde. Ik weet niet hoe lang het duurde, maar op een gegeven moment besloot ik dat het me niet verder hielp. Ik had het niet koud, maar ik kon zo toch moeilijk terug naar het dorp. En dus stopte ik de kooi vol met bladeren en begon te lopen. De kooi is tamelijk groot, dus ik kon net doen alsof ik een bijzonder carnavalskostuum had gemaakt en dat mijn lijf gewoon tussen de bladeren verstopt zat. Ik liep en liep, tot ik aan de andere kant van het bos kwam. Daar was een ander dorp waar niemand mij kende. Ik vroeg aan de mensen of er nog iemand een baantje voor mij wist. De meeste mensen keken me alleen maar vreemd aan, maar er was één oud mannetje die naar de heuvel vlak bij het bos wees, 'Daar woont de burgemeester, en die zoekt nog een knecht,' zei hij met krakende stem, 'maar wees gewaarschuwd, geen van de andere jongemannen hield het langer dan een week uit!' Voordat ik hem kon vragen waarom niet, was hij al weer doorgelopen. En dus liep ik de heuvel maar op. Ik had niet echt een andere keus. Verder lopen kon ik altijd nog. Ik zal jullie niet vermoeien met wat er allemaal gebeurde in dienst van de burgemeester, maar ik heb het langer volgehouden dan een week. Uiteindelijk stierf de burgemeester en bleek dat hij mij had aangewezen als zijn erfgenaam. Met het geld dat hij me naliet kocht ik de fabriek en heb geprobeerd om het leven van de werknemers te verbeteren. Als ik dan zelf niet gelukkig kan zijn, dan toch misschien mijn werknemers," besluit meneer Theodoor zijn verhaal. Hij knoopt zijn jas los en laat de jongens de gouden kooi zien. "Wat een ongelofelijk verhaal," zucht Bram, "maar ik geloof het wel hoor, echt waar!" zegt hij er snel achteraan. "Ja, hoe kunnen we het nou niet geloven als we het zelf kunnen zien," zegt Rik. "Ik denk dat jullie weer naar huis moeten," zegt meneer Theodoor, "Anders komen jullie nog te laat thuis. Maar ik zou het fijn vinden als jullie dit aan niemand vertellen. En misschien kunnen jullie nog eens op de thee komen?" Dat beloven Rik en Bram. "Tot gauw, meneer Theodoor," roepen ze samen als ze de deur uit lopen.

Hoofdstuk 14 – Een vriend voor meneer Theodoor


Rik en Rak zijn weer thuis. Nadat ze bij meneer Theodoor weg gingen, liepen ze gauw weer terug naar Bram zijn huis. Niet lang daarna kwam papa hen weer halen. Nu zitten ze samen op Rik zijn slaapkamer te wachten tot het eten klaar is. "Eigenlijk is meneer Theodoor best wel zielig," vindt Rik, "Door zijn grote geheim heeft hij helemaal geen vrienden meer. En wij kunnen ook niet zo vaak langs gaan, want papa en mama mogen het natuurlijk niet weten." "Misschien kunnen we meneer Theodoor voorstellen aan Tony," stelt Rak voor, "Die heeft net zo'n groot geheim. Misschien kunnen zij vrienden worden." Dat vindt Rik wel een goed idee, "Hopelijk kunnen we morgen nog even het bos in na school, dan kunnen we het aan Tony voorstellen." Gelukkig is het de volgende dag inderdaad mooi weer en mogen ze buiten spelen. Snel rennen ze naar Tony toe om hem te vertellen van wat ze beleefd hebben. "Ha jongens, hoe is het met jullie?" vraagt Tony. Rik vertelt het hele verhaal van hoe ze meneer Theodoor op de markt gezien hadden, en hoe Rak hem achtervolgd was en hoe ze toen bij hem op bezoek gingen. "En nu vroegen we ons af, of jij niet af en toe bij hem op de koffie wilde gaan," besluit Rik zijn verhaal. "Dat hadden jullie mooi bedacht jongens, dat vind ik lief van jullie," zegt Tony, "Dat zal ik binnenkort zeker eens doen. Maar ik denk dat jullie wel eerst zelf even langs moeten gaan om meneer Theodoor te vragen of hij dat goed vind. Ik stel voor dat jullie dan niet vertellen dat jullie zijn geheim al aan mij verklapt hebben. Jullie kunnen wel vertellen dat jullie iemand kennen die net zo'n groot geheim heeft en of hij geïnteresseerd zou zijn om die persoon te ontmoeten. En als meneer Theodoor het goed vindt, dan moet je dat aan mij komen vertellen dan ga ik de volgende dag even langs. Oh, vraag ook even of dat uitkomt dan, want ik heb wel altijd tijd, maar ik kan me voorstellen dat een belangrijk directeur het vaak druk heeft." Helaas duurt het een paar dagen voordat Rik weer bij Bram kan spelen, want Bram zijn ouders hebben het erg druk. Maar dan eindelijk kunnen ze weer bij meneer Theodoor op bezoek. "Nou maar hopen dat hij thuis is," zegt Bram als ze onderweg zijn, "Anders kan het wel weer even duren voordat we langs kunnen!" Dat hoopt Rik ook, want hij kan nog niet genoeg schrijven om een hele brief te schrijven. Gelukkig is meneer Theodoor inderdaad thuis, "Ha jongens, wat leuk dat jullie er weer zijn. Kom binnen!" Snel lopen de jongens naar de zitkamer. Daar wacht al een kopje thee op hen. "Geen taart, helaas dit keer, ik wist niet dat jullie kwamen," verontschuldigt meneer Theodoor zich. "Nou, als u tijd heeft voor visite morgen, dan kunt u misschien zorgen dat er dan taart is?" vraagt Bram liefjes. "Hoezo, wil je zo graag taart dat je morgen al weer langs komt?" vraagt meneer Theodoor lachend. "Nee hoor," zegt Rik, "Maar als u interesse hebt, dan kennen wij nog iemand die graag eens op de koffie zou komen. Hij heeft net zo'n groot geheim als u, ziet u, dus hij heeft ook niet zo veel vrienden." "Zozo, heeft hij ook een geheim. En mag ik al weten wat dat geheim is?" vraagt meneer Theodoor. "Ja hoor, dat mag. U vertelde ons toch dat u een fee ontmoet had. Nou wij hebben ook al eens vreemde wezens ontmoet en dan heb ik het natuurlijk niet over u," legt Rik uit, "In het bos wonen namelijk nogal veel bijzondere wezens. Zo woont er een tovenaar, maar dat is een beetje een vreemde snuiter. Die is nogal eens onaardig. Maar er woont ook een trol in het bos. En die is wel heel erg aardig. Hij heet Tony en hij wil u graag ontmoeten." "Een trol? Echt waar, wat bijzonder. En wat voor soort trol is hij dan? Zo'n hele kleine of juist een hele grote?" vraagt meneer Theodoor nieuwsgierig. "Hij is bijna net zo groot als u," zegt Rik, "en hij heeft een lange staart. Oh, en zijn tanden zijn ook groter dan die van een mens. Toen ik hem voor het eerst ontmoette schrok ik daar erg van. Maar hij is erg aardig en hij eet geen mensen, alleen geitjes. Net als u, zie je het verschil bijna niet als hij een lange jas aan doet. Zo gaat hij ook wel eens boodschappen doen." "Nou, het lijkt me heel gezellig om hem eens te ontmoeten. Morgenochtend heb ik een belangrijke vergadering, maar 's middags zou ik wel tijd hebben. Kunnen jullie hem vragen om zo rond drie uur te komen? Dan kan de vergadering eventueel iets uitlopen en heb ik toch nog tijd om een lekker taartje te halen," stelt meneer Theodoor voor met een knipoog naar Bram. Rak schudt zijn kop, "Dat gaat niet, Rik. We moeten Tony ook nog vertellen dat hij langs mag komen. En dat lukt natuurlijk niet voor drie uur, want je moet morgen naar school." Meneer Theodoor zet grote ogen op, "Je kunt praten?" "Oh ja," zegt Rak, "Dat waren we u helemaal vergeten te vertellen! Sorry. Ziet u, het zit zo, ik ben eigenlijk geen hond. Ik ben een draak, een van de laatste levende draken. Daarom vermom ik me al jaren als hond." Meneer Theodoor moet opeens lachen, "Als ik dat geweten had, had ik me niet zo'n zorgen hoeven te maken dat jullie mijn geheim aan iemand zouden verklappen. Als jullie een draak verborgen kunnen houden, dan lukt mijn geheim ook wel!" Rak grijnst. "Maar als jij toch geen gewone hond bent, dan kun je misschien een briefje namens mij aan Tony doorspelen? Ik durf te wedden dat jij vanavond na het eten nog best even het bos in kan ontsnappen. Ik ben nu toch wel erg nieuwsgierig geworden, zie je. En ik krijg het de komende dagen best druk, dus dan kan het nog wel een week ofzo duren voor ik weer tijd heb voor theevisite," vraagt meneer Theodoor. "Natuurlijk kan ik dat, wat een goed idee," zegt Rak. Terwijl de jongens hun thee opdrinken, schrijft meneer Theodoor snel een briefje. Hij geeft het briefje aan Rik mee, "Niet vergeten, hè? Ik kan echt niet wachten om Tony te ontmoeten." Rik belooft het, en dan moeten ze weer naar huis. 's Avonds knoopt Rik het briefje aan Rak zijn halsband en laat Rak dan naar buiten. Snel brengt Rak het briefje naar Tony.


Hoofdstuk 15 – Boeken in het bos


De volgende avond is Rik zo ongedurig, dat mama hem gelukkig nog even naar het bos stuurt. Daar worden ze al opgewacht door Tony, "Ha jongens, nog heel erg bedankt dat jullie me voorgesteld hebben aan meneer Theodoor! Wat een aardige man is dat zeg. Ik weet zeker dat we hele goede vrienden gaan worden!" "Ik ben blij dat te horen, Tony," zegt Rik, "Daar hoopte ik al een beetje op." Net als Tony wil gaan vertellen dat hij met meneer Theodoor heeft afgesproken dat die binnenkort een keer naar het bos komt, valt er een boek uit de lucht, zo maar op Tony's hoofd! "Auw! Wat is dat nou? Waar komt dat boek nou vandaan?" Plof, even verderop valt nog een boek naar beneden. "Kom gauw mee naar de brug, Rik en Rak, want mijn hoofd is stevig genoeg om niet in te deuken, maar ik weet niet of dat voor jullie hoofden ook geldt. Dat zijn zware boeken!" stelt Tony voor. Met zijn drieën rennen ze naar de brug om er onder te schuilen. Om hun heen vallen er steeds meer boeken. "Een regen van boeken, dat heb ik nog nooit meegemaakt!" zegt Rak verbaasd, "En ik heb toch echt al heel wat gezien in mijn leven." Vanonder de brug luistert het drietal naar het wegstervende geluid van boeken die neerkomen in het bos. "Kijk er zitten parachuutjes aan," wijst Rik, "Zouden ze dan uit een vliegtuig gegooid worden? Wie zou dat doen en waarom?" Rik heeft gelijk ieder boek hangt onder een kleine witte parachute. "Nou, die parachutes maakten anders niet veel verschil voor hoe hard het boek aankomt als je het op je hoofd krijgt. Volgens mij hadden ze ze groter moeten maken als het idee was om mensen geen pijn te doen!" vindt Tony. Rak moet toch een beetje lachen, "Ik denk dat het doel was dat de boeken niet zouden beschadigen, door ze op de goede manier te laten vallen. Kijk maar, ze vallen allemaal netjes plat op hun kaft," wijst Rak. "Volgens mij valt de boekenregen steeds verder weg, zullen we eens gaan kijken wat voor boeken het zijn?" stelt Rik voor. "Dat is een goed idee, Rik, ik heb het boek dat op mijn hoofd viel nog niet eens bekeken," Tony bekijkt eindelijk het boek dat hij in zijn handen heeft. "De geheimen van de druides. Dat zegt me niets, laten we gauw gaan kijken wat de rest is." De geluiden van vallende boeken zijn inderdaad al bijna niet meer te horen en dus komen ze onder de brug vandaan om de boeken op te rapen. Tony is de eerste die een boek opraapt, "De leer van de druiden, een andere titel, maar wel over hetzelfde onderwerp." Rik en Rak hebben ook ieder een boek gevonden. "Het mijne gaat over de M, A, I, A, S," zegt Rik, "Over de mama's?" "Nee Rik, over de Maia's" verbetert Tony hem. "Wat zijn Maia's?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Dat was een volk dat heel vroeger in Zuid Amerika woonde. Ze wisten al heel veel van techniek voor mensen van die tijd, maar toen de Spanjaarden Zuid Amerika veroverden zijn ze allemaal uitgestorven," weet Rak. "Mijn boek gaat weer over druides," voegt hij er aan toe. Tony en Rik verzamelen ieder een arm vol boeken, terwijl Rak steeds heen en weer rent om de boeken naar de brug te brengen, hij kan ten slotte maar één boek tegelijk dragen. Als ze alle boeken uit de buurt van de brug verzameld hebben, liggen er wel dertig boeken op de stapel over allemaal verschillende onderwerpen. Druiden, Maia's, verschillende stammen in Afrika, genezende kruiden, en nog veel meer. "Laten we maar eens verderop gaan kijken," stelt Tony voor, "we kunnen toch moeilijk al die boeken zo maar in het bos laten liggen. Dat is niet goed voor de boeken, en ook niet voor het bos!" En zo volgt het drietal het spoor van boeken door het bos, waarbij Rak de verstopte boeken opspoort en naar Rik of Tony brengt, die het boek dan op zijn stapel legt. "Meer kan ik niet tillen hoor," zegt Rik na een tijdje. "Nou dan gaan we gauw terug om de boeken weg te leggen," zegt Tony, "Als het te zwaar wordt moet je het maar zeggen, dan hevelen we een paar boeken van jou naar mij over." "Nou, ze zijn niet echt zwaar, maar wel onhandig. En als ik er meer oppak, dan valt de stapel om," denkt Rik. Zo lopen ze drie keer heen en weer om stapels boeken te verzamelen. Inmiddels hebben ze al zestig boeken in de grot onder de brug liggen en nog steeds zijn niet alle boeken verzameld. Als ze de vierde keer op pad gaan om boeken te verzamelen, komen ze de tovenaar tegen met een stapel boeken op zijn arm. "Ha mannen, kijk eens wat mooi al die boeken!" zegt de tovenaar vrolijk. "Dag meneer de tovenaar!" zegt Rik, "Weet u soms hoe die boeken hier komen?" "Die boeken? Natuurlijk weet ik dat, die heb ik besteld! Dat internet is zo handig joh, je kunt er van alles bestellen! Het was even moeilijk om ze te laten bezorgen, maar ik heb een aardige jongeman gevonden die wel een methode wist," legt de tovenaar uit. "Alleen mis ik nog een boek of zestig," voegt hij toe met een verbaasde frons. "Nou," zegt Tony, "daar weten wij toevallig meer van. Ziet u, we wisten niet dat ze van u waren, uw naam stond er niet op, ziet u." "Oh, en toen heb je ze maar gewoon gestolen, zeker!" snauwt de tovenaar. "Nee, nee, nee, zeker niet. We hebben ze alleen even veilig gesteld. Die vochtige bosgrond is geen goede plaats voor boeken," haast Tony zich te verklaren, "Nu ik weet dat ze van u zijn, zal ik ze persoonlijk naar uw toren brengen. Ik was alleen wel nieuwsgierig waar u al die boeken voor nodig had." Dat stelt de tovenaar weer gerust, "Oh die boeken zijn voor onderzoek. De bibliotheek kon er niet aan komen, zie je." "Zou ik misschien af en toe eens een boek mogen lenen," vraagt Tony. "Wat lenen? Oh, ja, waarom niet," zegt de tovenaar afwezig, "Dat is wel het minste wat ik kan doen voor het veiligstellen van mijn boeken." "Was u ook nog bezig met uitzoeken van die vliegende robotvissen?" vraagt Rak nieuwsgierig. Dat is waar ook, Rik was het al weer bijna vergeten! "Hmm, robotvissen? Oh hemeltje, dat zou ik ook nog doen he. Het spijt me, ik ben geloof ik een beetje afgedwaald. Maar ik zal het meteen op mijn lijst zetten als ik zo thuis kom," en met die woorden draait de tovenaar zich om en marcheert weg. "Maak je maar geen zorgen, jongens," zegt Tony, "Ik zal hem wel af en toe helpen herinneren als ik bij hem langs ga om een boek te lenen." "Dank je wel Tony. Het spijt me, maar we kunnen je niet helpen om die boeken naar de tovenaar te dragen, want we moeten weer naar huis," zegt Rak. "Geen probleem hoor. Ik weet niet hoeveel boeken de tovenaar al in zijn toren heeft liggen, maar ik vermoed dat hij daar voorlopig wel even zoet mee is, dus ik denk niet dat hij er een probleem van maakt als het even duurt voor hij de rest krijgt," lacht Tony. En dus nemen Rik en Rak afscheid en gaan weer naar huis.

Hoofdstuk 16 – Circus in het dorp


"Kijk eens Rik," zegt papa als hij de post doorkijkt, "Het circus komt naar het dorp dit weekend. Ze hebben een flyer in de bus gegooid met een uitnodiging. Zullen we daar heen gaan?" Vol verwachting kijkt Rik mama aan, "Mag het mama?" "Mag het? Hoe kan ik nee zeggen? Je vader heeft al gevraagd of je zin hebt?" lacht mama, "Natuurlijk mag het!" Juichend danst Rik door de kamer. "Wij gaan naar het circus, wij gaan naar het circus!" zingt hij. Papa moet lachen, "Ik geloof dat dat een ja is. Ik ben wel benieuwd wat voor acts ze allemaal hebben. Als ik die flyer zo bekijk denk ik dat ze in ieder geval clowns en olifanten hebben!" Op de flyer staat een mooi gekleurde poster met de naam van het circus en een plaatje van clowns op eenwielers en een olifant die op één poot op een krukje staat. Rik kan niet wachten tot het weekend is. "Misschien hebben ze ook wel leeuwen en acrobaten," zegt hij tegen Rak, "Of een goochelaar!" De volgende dag op school is het circus het gesprek van de dag. Juf geeft al snel het knutselproject op. "Laten we dan maar circusje gaan spelen," stelt ze voor, "Dan moeten jullie allemaal een act verzinnen, en dan gaan we daarna oefenen. Dan kunnen we morgen na school een korte voorstelling geven." "Jaaaa," juichen alle kinderen in de klas. "Ik kan op een eenwieler rijden," roept een meisje. "Ik kan radslagen maken als een acrobaat!" roept een jongen. Al snel roepen alle kinderen door elkaar. "Rustig aan, rustig aan!" roept de juf, "Een voor een! Als ik je naam opnoem mag je zeggen wat je wilt gaan doen. En als je nog niets weet, dan geeft dat niets, dan verzinnen we samen wat. Als iedereen die het al weet gezegd heeft wat hij of zij wil doen, dan gaan we daarna kijken of we alles hebben wat een circus nodig heeft." Al snel staan er heel wat acrobaten en clowns op de lijst. En zelfs een goochelaar en een paar 'leeuwen' met een temmer. Maar Rik en Bram weten het nog niet zo goed. In acrobatiek of grappig doen zijn ze niet zo goed. Gelukkig zijn er ook nog een paar andere kinderen die het nog niet weten. "Eens even zien," zegt de juf, "Wat ik nu nog mis, is een spreekstalmeester die alles aankondigt, een kaartjesverkoper en..." hier aarzelt de juf even om na te denken, "een paar mensen die de garderobe beheren en de jassen van de bezoekers ophangen," besluit ze dan. Bram wil wel de spreekstalmeester zijn, en een kaartjesverkoper is ook al snel gevonden. Maar Rik heeft eigenlijk niet zo'n zin in helpen in de garderobe. Hij wil ook een artiest zijn. Dan krijgt hij een briljant idee, "Juf, mag ik mijn moeder vragen om Rak mee te nemen naar school? Die kan heel veel kunstjes, dan ben ik zijn temmer!" "Wat een goed idee, Rik," vindt de juf, "Voor een keer mag dat, maar alleen omdat het circus is. Maar dan moet je thuis oefenen, in plaats van hier op school." "Geen probleem hoor juf, Rak is heel slim en kent al veel trucjes!" vindt Rik. Bram knikt, "Ja hoor juf, een hele hoop trucjes, ik heb het zelf gezien." De rest van de dag oefenen de kinderen hun trucjes. Bram oefent de hele dag op de lange lijst met optredens, zodat hij ze op de goede volgorde aankondigt. Rik helpt hem een beetje. Aan het eind van de dag gaat het al bijna goed. Opgewonden gaan alle kinderen naar huis om te vertellen van de voorstelling en om thuis nog verder te oefenen. 's Avonds neemt Rik samen met Rak de kunstjes door die ze zullen gaan doen. "Zullen we simpel beginnen?" zegt Rak, "Dan bouwen we de spanning op. Dan verwachten de mensen hele simpele kunstjes, maar dan maken we ze steeds moeilijker!" Dat vindt Rik wel een goed idee. En dus beginnen ze met lopen over een plank van de ene naar de andere stoel. Daarna springt Rak van de ene naar de andere stoel. Dan houdt Rik een hoepel tussen de twee stoelen waar Rak doorheen moet springen. Dat is al wat moeilijker en moeten ze toch een paar keer oefenen totdat Rik weet wat de goede plek is om de hoepel te houden. Daarna loopt Rak een rondje om Rik heen op zijn achterpoten. "Zullen we ook een paar sommen doen, Rak?" stelt Rik voor, "dan roep ik een som en blaf jij net zo veel keer als het antwoord is." "Oeh, dat is een goede om mee af te sluiten," vindt Rak, "En dan mag het publiek ook een paar sommen roepen! En als we klaar zijn, maken we samen een buiging." Dan roept mama dat het bedtijd is. Rik is blij dat ze de hele act al bedacht hebben. De volgende dag heeft mama een verrassing voor hem, "Kijk eens Rik, als echte dompteur, dat is een dierentemmer, moet je natuurlijk ook een zweep hebben." Mama geeft hem een stokje waar een touwtje aan vastgeknoopt is, "Je moet natuurlijk wel oppassen dat je er niemand mee pijn doet, hè." Dat belooft Rik. Snel eet hij zijn ontbijt op, zodat hij nog heel even met Rak kan oefenen met de nieuwe zweep. Dat gaat prima, dus Rik gaat tevreden met zijn nieuwe zweep naar school. De hele dag oefenen de kinderen hard en dan komen om drie uur de ouders. Alle ouders kopen braaf een kaartje bij de kaartverkoper en leveren hun jassen in bij de garderobe. Vol trots kondigt Bram de eerste act van de acrobaten aan. Onder luid geklap komen de acrobaten binnen. Sommigen maken een handstand, anderen een flikflak, koprol of zelfs salto. Een jongen kan zelfs op zijn handen lopen, en een meisje fietst rondjes op haar eenwieler. De ouders zijn dolenthousiast. Dan zijn de clowns aan de beurt, en daarna de leeuwentemmer met zijn leeuwen. Daarna de goochelaar en ten slotte zijn Rik en Rak aan de beurt. Stiekem is Rik best een beetje zenuwachtig, maar stoer loopt hij de ring van stoelen in. Hij klapt eens met zijn zweep en Rak komt ook de ring in. Hij klapt nog een keer en Rak springt op een stoel die al is klaargezet. Rik wijst met zijn zweep en Rak loopt over de plank naar de andere stoel. Het publiek klapt. Dan haalt Rik de plank weg en springt Rak naar de andere stoel. Het publiek klapt nog harder. Rik pakt de hoepel en precies zoals geoefend springt Rak door de hoepel naar de andere stoel. Hij loopt een rondje om Rik heen op zijn achterpoten en dan komt de finale. "Dames en heren, deze hond kan niet alleen goed springen en lopen, hij kan ook tellen!" zegt Rik met luide stem. Gegrinnik uit het publiek. "Rak, hoeveel is één plus één?" Rak blaft twee keer. Het gegrinnik houdt op. "Rak hoeveel is twee plus drie?" Rak blaft vijf keer. "En vier min één?" Drie keer blaffen. "En dan nu de finale!" roept Rik, "Om te bewijzen dat dit niet gewoon ingestudeerd is, mag iemand uit het publiek een som roepen!" "Ja, je moeder zeker!" roept een jongen. "Nee hoor, roep jij er maar één!" kaatst Rik terug. "Nou hoeveel is drie keer vier?" roept de jongen. Rak blaft twaalf keer. Nu is het gejuich echt niet meer te stoppen. Rik en Rak maken samen een buiging en dan kondigt Bram aan dat het circus voorbij is en dat iedereen zijn jas weer kan ophalen in de garderobe. "Wauw, jouw hond is echt knap," zegt de jongen die het eerst niet geloofe. "Dank je wel," zegt Rik. Maar dan komt zijn moeder hem halen om zijn jas weer aan te doen, omdat ze naar huis moeten. "Dat hebben jullie goed gedaan jongens!" zegt mama trots.

Hoofdstuk 17 – Naar het circus


En dan is het eindelijk weekend en gaat Rik samen met papa en mama naar het circus. Papa koopt de kaartjes bij de ingang net zoals het op school ging. Maar in het echt circus hebben ze geen garderobe, je mag je jas gewoon aan houden. Maar er is wel een spreekstalmeester en ook acrobaten en clowns. De trucjes die ze uithalen zijn natuurlijk een stuk beter dan die van de kinderen op school, maar Rik vindt dat ze het op school toch best echt hadden gemaakt. Mama raadt zijn gedachten, "Ja, dat hadden jullie goed gedaan op school. Het was echt net zoals in een echt circus!" Rik kijkt haar heel even aan, maar dan komt de volgende act al weer op. Een dompteur met hondjes, "Hee, Rik, daar loop jij!" grapt papa. De hondjes hebben pakjes aan. Hesjes voor de mannetjes en rokjes voor de vrouwtjes. Parmantig gaan ze ieder op een eigen tonnetje zitten. Net als Rak springen de hondjes van het ene tonnetje naar het andere en ook door hoepels heen. Maar waar Rak kon tellen, maken deze hondjes een pyramide door boven op elkaar te gaan staan. "Tja, dat kun je natuurlijk niet als je maar één hond hebt," zegt papa. "Nou, ik vond het veel knapper dat Rak kon tellen en rekenen," vindt mama. "Ja, daar heb je helemaal gelijk in," vindt papa, "Wat denk je Rik, ga je later in het circus werken?" Rik moet lachen, "Nee hoor papa, ik weet nog niet wat ik later worden wil, maar in het circus ben je altijd op reis, en ik blijf liever bij jullie!" Voordat papa en mama kunnen reageren, komen de olifanten de ring binnenlopen. Ze doen een paar indrukwekkende kunstjes en na het applaus wordt het stil in het circus. Iedereen kijkt vol verwachting naar boven. Rik kijkt ook, benieuwd wat hij te zien gaat krijgen. Bovenin de circustent, hoog boven iedereens hoofden, hangt een strak gespannen koord. En aan één kant van het koord staat een man op een ouderwetse fiets. De man moet wel de dunste man zijn die Rik ooit gezien heeft. De man is zo dun dat het lijkt alsof elk zuchtje wind hem om kan blazen. Pas als het helemaal stil is in de tent, fietst hij naar de andere kant. In het midden stopt hij met trappen en heel even lijkt het of hij gaat vallen en de hele tent houdt zijn adem in, maar dan fietst hij weer door en bereikt veilig de overkant. Als hij op het platformpje afstapt en een buiging maakt, barst de hele tent in luid applaus los. Na de koordfietser komen de clowns nog even terug, en dan is de voorstelling al weer afgelopen. Rik vindt het jammer dat het voorbij is. Zo'n leuke middag heeft hij nog nooit gehad. Papa en mama vinden het goed om nog even een rondje te lopen over het circusterrein. Rik ziet een paar vriendjes van school en papa en mama kopen een kopje koffie terwijl de jongens de show nabespreken. Rik is druk in gesprek en merkt niet dat er een paar circusartiesten rondlopen, omdat hij er met zijn rug naar toe staat. Maar de andere jongens zien het wel en vliegen opeens weg. Verbaasd kijkt Rik om zich heen en rent dan achter zijn vriendjes aan naar de artiesten toe. Daar loopt de dompteur, met zijn hondjes achter zich aan. En daar loopt een clown, met zijn rode neus nog op. De meeste van zijn vriendjes rennen naar een stoere acrobaat. Maar Rik is meer geïnteresseerd in de man die op zijn fiets over het koord fietste. "Dag meneer," zegt hij verlegen, "Was u niet bang daar zo hoog in de tent? Ik was bang dat u weg zou waaien!" Gelukkig kan de man er om lachen, "Haha, nee hoor jongeman, ik fiets elke dag wel drie keer over het koord naar de overkant. Zal ik je eens wat vertellen? Dat moment waarop ik bijna leek te vallen, hè? Dat hoort ook gewoon bij de act. Dat doe ik elke dag. Ik ben nog nooit gevallen." "Echt niet?" vraagt Rik verbaasd, "Zelfs niet toen u nog klein was en het nog moest leren?" "Hmm, ja toen natuurlijk wel, maar niet verder vertellen hoor!" fluistert de man hem toe. "Zeg, zou jij soms ook circusartiest willen worden?" vraagt de man opeens, "Ik hoorde dat jullie op school ook een voorstelling gegeven hadden." "Hoe weet u dat nou?" vraagt Rik verbaasd, "U was er toch niet bij?" "Haha," lacht de man weer, "Circusartiesten weten alles. Maar wat heb jij gedaan in uw voorstelling?" Nu is het Rijk zijn beurt om te lachen, "Circusartiesten weten toch alles?" plaagt hij. Maar dan geeft hij gauw antwoord op de vraag, want hij wil de man niet beledigen, "Ik was dompteur. Ik liet mijn hond trucjes doen." "Zozo, dompteur hè? Hé Pedro, kom eens hier, dan stel ik je voor aan mijn nieuwe vriend!" roept de man. De man met de hondjes komt hun kant op gelopen. "Pédro ontmoet mijn nieuwe vriend de dompteur! Als je niet oppast gaat hij je ooit vervangen!" stelt de man Rik aan Pédro voor. "Jonge vriend, dit is Pédro, de dompteur van ons circus." Pédro steekt zijn hand uit naar Rik, "Welkom in ons circus vriend dompteur, ik ben Pédro." Rik pakt de hand aan, "Dag meneer Pédro, ik ben Rik." "Vertel eens Rik, wat voor trucjes kan jouw hond zoal?" vraagt Pédro. "Nou, hij kan over een plankje lopen. Hij kan van de ene naar de andere stoel springen, en ook door een hoepel. Hij kan ook op zijn achterpoten lopen, en hij kan zelfs tellen en rekenen!" vertelt Rik trots. "Echt waar, dat is een hond om trots op te zijn! Zo'n hond zou ik ook wel kunnen gebruiken! Maar je wilt hem vast niet kwijt, of wel soms?" vraagt Pédro met een twinkeling in zijn ogen. "Nee meneer Pédro, Rak is mijn beste vriend," zegt Rik. "Oho, Rik en Rak, jullie zouden een geweldige act zijn!" lacht de man van de fiets, "Jullie hebben al echte artiestennamen!" Pédro lacht mee, "Nou, mochten jullie ooit in het circus willen werken, dan bel je me maar," zegt hij en overhandigt Rik een kaartje.

Hoofdstuk 18 – De circushondjes zijn weg


Maandagochtend op school vertellen de kinderen de mooiste verhalen over wat ze in het circus gezien hebben. De kinderen die nog niet heen geweest zijn, zijn dan ook stikjaloers. Maar dan komt 's middags het nieuws dat Pédro zijn hondjes kwijt is. De circusvoorstelling 's avonds is dan ook afgelast, want alle artiesten uit het circus speuren de stad af op zoek naar de hondjes. Als papa Rik met de fiets komt halen, vraagt hij of ze niet kunnen helpen met zoeken. "Pédro is zijn hondjes kwijt, papa, kunnen we alsjeblieft in het dorp blijven om hem te helpen zoeken?" "Het spijt me Rik, maar we moeten naar huis, ik heb mama beloofd dat ik de was nog zou doen, en er moet ook nog gekookt worden. Maar je kunt als we thuis komen wel even in het bos gaan zoeken. Wie zegt ten slotte dat de hondjes in het dorp zijn?" probeert papa zijn haast goed te maken. Rik is teleurgesteld, maar neemt zich voor om toch maar in het bos te gaan zoeken, want je weet ten slotte nooit. Papa trapt hard door op weg naar huis. Thuis neemt Rik nog gauw even wat te drinken en rent dan met Rak het bos in. "Laten we alle anderen om hulp vragen," stelt Rak voor, "Het bos is wel heel erg groot om met zijn tweeën te doorzoeken." "Het is jammer dat we niet vanaf het circusterrein kunnen zoeken, want dan had je ze zo opgespoord!" vindt Rik. "Tja, het is nou eenmaal niet anders," zegt Rak, "Als we ze vanavond nog niet gevonden hebben, dan glip ik er vannacht misschien wel tussenuit om ze te zoeken." Rik wil eigenlijk mee, maar Rak vindt dat niet goed, "Nee hoor, jij moet morgen naar school, terwijl ik de hele dag kan luieren. Ik kan best eens de hele nacht weg zijn, want het spoor is tegen die tijd al koud. En als jij niet slaapt, dan kun je morgen niet leren. Dat kunnen we niet hebben. En wie weet zijn ze voor die tijd al lang weer gevonden!" Rik moppert nog een beetje, maar hij weet dat Rak nog liever de hele nacht thuis blijft dan hem mee te nemen. En hij wil er toch ook niet de schuld van zijn dat de hondjes niet gevonden zijn. "Kun je niet nu al naar het circusterrein gaan om te gaan zoeken?" vraagt Rik na een tijdje, "Hoe eerder je er heen gaat, hoe beter het is, toch?" "Ja eigenlijk wel, maar nu is iedereen daar in rep en roer en druk bezig met zoeken. En die Pédro klonk wel aardig, maar zoals ze altijd zeggen 'the show must go on', ik zou niet graag door hem gegrepen worden zodat ze toch een optreden kunnen geven," legt Rak uit. En dan zijn ze bij Tony en heeft Rik geen tijd meer voor nog meer vragen. Snel leggen ze het probleem aan Tony uit. "Vermiste hondjes? Jammer dat we niets van ze hebben, want anders zou ik de tovenaar om hulp kunnen vragen. Sinds ik hem zijn boeken gebracht heb, kunnen we het best met elkaar vinden," vertelt Tony. Rak belooft dat als hij vannacht op zoek gaat dat hij zal kijken of hij een pluk haar van hen te pakken kan krijgen. Maar nu gaan ze eerst zoveel mogelijk vriendjes in het bos op de hoogte stellen. Eerst gaan ze bij Twitter en zijn stam langs, want die zijn met heel veel en kunnen snel een groot deel van het bos doorzoeken. Ze gaan ook nog bij Sneeuwwitje en de prins langs om te kijken of die hun kunnen helpen. Maar als Rik naar huis moet, is er nog geen spoor van de hondjes. "We hebben nog niet alle plekken in het bos gehad, Rik," zegt Twitter, "Zolang het nog niet donker is, blijven we zoeken. En totdat we horen dat de hondjes terecht zijn, zullen we blijven zoeken." Toch een beetje teleurgesteld gaat Rik weer naar huis. Thuis staat het eten al op tafel. Mama vertelt dat er net op het nieuws was dat de hondjes nog steeds niet gevonden zijn. Na het eten gaat hij op zijn kamer zitten, want hij mag van mama niet meer het bos in. Rak probeert hem op te monteren door te bedenken wat er gebeurd zou kunnen zijn. "Misschien zijn ze wel ergens van geschrokken en toen weggelopen. Of iemand heeft hen ontvoerd. Wat denk jij dat er gebeurd is, Rik?" Omdat hij toch niets beters te doen heeft, speelt Rik het spelletje mee. Zo brengen ze de avond door tot het tijd is om te gaan slapen. "Ga jij rustig slapen, Rik. Ik wacht tot je ouders ook naar bed zijn, en dan ga ik die hondjes zoeken," belooft Rak. Maar Rik slaapt niet lekker rustig, hij droomt van de hondjes en wordt steeds wakker om te kijken of Rak al weer terug is. De volgende morgen is Rik erg moe. "Slecht geslapen, Rik?" vraagt mama bij het ontbijt. "Ja mama, ik droomde over de circushondjes, en ik werd steeds wakker," legt Rik uit. Hij vertelt er maar niet bij dat hij wakker werd omdat hij bezorgd was over Rak. "Heb jij Rak ook gezien, Rik?" vraagt mama, "Hij lag vanmorgen niet in zijn mand toen ik beneden kwam." Rik verslikt zich in zijn melk. "Rak is weg?" vraagt hij verbaasd, "Nee, ik heb hem niet gezien vanmorgen." Rik kan wel huilen, hij kan niet aan mama vertellen dat er misschien wel iets ergs gebeurd is met Rak, want hoe kan hij haar vertellen hoe Rak buiten gekomen is? Rik sliep ten slotte al toen Rak weg ging. En dus eet hij zijn broodjes op en laat hij zich door een bezorgde mama naar school brengen. "Maak je maar geen zorgen, Rik, ik weet zeker dat Rak weer thuis is als je thuis komt," probeert mama hem gerust te stellen. Rik kan horen dat ze het zelf ook niet zo gelooft. Niet nu er al eerder honden verdwenen zijn in het dorp. "Ja mama," zegt Rik automatisch en loopt dan snel de school in.

Hoofdstuk 19 – Rak is weer terug


"Wat zit je toch te dromen Rik?" vraagt de juf tijdens de les, "Je bent helemaal niet aan het opletten! Maak je je soms zogen ergens over?" Rik legt uit dat Rak weg is en dat hij bezorgd is. Alle kinderen uit de klas stellen nu vragen, maar Rik heeft geen antwoorden. Tussen de middag is Rak nog steeds niet thuis. Rik is nu heel erg bezorgd. Hij krijgt geen hap door zijn keel. 's Middags gaat de les weer niet zo goed, maar de juf snapt het wel en laat hem met rust. Maar wat is dat? Vlak voordat de bel gaat dat alle kinderen weer naar huis mogen, komt er een troep honden het schoolplein op gelopen! Het zijn Rak en de circushondjes. Rik, die uit het raam staarde en zich net voor de honderste keer afvroeg waar Rak zou kunnen zijn is de eerste die de troep honden ziet, "Rak!" roept hij luid door de klas en stormt naar buiten. Verbaasd kijkt de juf uit het raam. Al snel rennen alle kinderen uit de klas naar buiten. "Rak, waar kom jij nou vandaan!" roept Rik verbaasd. Hij rent op de honden af en omhelst Rak, "Ik heb je zo gemist!" Rak heeft in de gaten dat de andere kinderen achter Rik aangelopen zijn en kan dus geen antwoord geven. Hij geeft Rik een knuffel en fluistert in zijn oor dat hij het later thuis allemaal zal uitleggen. Alle kinderen staan in een kring om Rik en de honden heen. "Zijn dat de circushondjes niet?" "Waar komen die nou vandaan?" "Zou Rik ze ontvoerd hebben?" "Nee joh, Rak heeft ze gevonden volgens mij!" "Ja, Rak is zo'n slimme hond, die is ze gewoon gaan zoeken!" Rik hoort het niet eens. Maar de juf wel. "Rik, zijn dat inderdaad de circushondjes?" "Ja juf, volgens mij wel," zegt Rik. "Nou, dan zal ik eerst gauw eens het circus bellen om te komen kijken," zegt de juf en loopt snel de school weer in. De hondjes zijn intussen trucjes gaan doen om de kinderen te vermaken. Bram moet lachen, "Kijk nou het zijn ook echte artiesten, geef ze een publick en ze gaan optreden!" Al snel komt de juf weer terug, en net als alle ouders komen om hun kinderen op te halen, komt ook Pédro in een klein autootje aangescheurd. Inmiddels staat het hele schoolplein vol met kinderen die opgehaald moeten worden. Als Pédro aan komt lopen, maken de hondjes een buiging en klappen en juichen alle kinderen. "Mijn hondjes!" roept Pédro blij, "Hoe zijn jullie hier nou weer beland? Jongeheer Rik, weet jij daar meer van?" Terwijl hij met Rik praat omhelst hij ieder van zijn hondjes die vrolijk blaffen. Pas als ze weer stil zijn, kan Rik antwoord geven, zo'n kabaal maken ze. "Nee meneer Pédro," zegt Rik, "Mijn hond Rak was vanmorgen ook opeens weg. En ze kwamen net gewoon aangelopen toen we in de klas zaten." Alle kinderen om Rik en de honden heen, knikken of roepen dat Rik gelijk heeft. "Dan zullen we wel nooit weten wat er echt gebeurd is," zegt Pédro, "Maar het belangrijkste is dat ik mijn hondjes weer terug heb!" Omdat er uiteindelijk niemand meer kan vertellen over wat er gebeurd is, gaat iedereen weer naar huis. "Dank je wel, Rak," zegt Pédro, "Ik heb zo het idee dat jij ons wel meer zou kunnen vertellen als je kon praten." Rak geeft een kopje tegen Pédro's been. En dan stappen Pédro en zijn hondjes allemaal in het kleine autootje en rijden weer weg. Papa staat al op Rik te wachten, "Heb je weer eens een avontuur beleefd, Rak? Ik ben in ieder geval blij dat je weer thuis bent." Papa geeft Rak een aai over zijn bol. Thuis gaat Rik meteen naar zijn kamer, hij is heel erg benieuwd naar wat Rak te vertellen heeft. Zachtjes sluit hij de deur achter Rak die achter hem aanloopt. "Wat heb jij allemaal voor avonturen beleefd?" wil hij weten. "Ga er maar eens goed voor zitten, want dit is een lang verhaal, zoals je wel zult begrijpen," zegt Rak. Rik gaat lekker met wat kussens op zijn bed zitten. "Nou, het begon dus allemaal gisteravond toen jij al sliep. Je ouders gingen pas heel laat naar bed, want ze hadden blijkbaar nogal wat te bespreken. Het was al één uur 's nachts voordat ik eindelijk weg kon sluipen. En toen was het nog een flink eind lopen naar het circusterrein. Het was ook wel even zoeken, want ik was natuurlijk niet mee toen jullie heen gingen. Maar uiteindelijk had ik het terrein gevonden. Toen moest ik nog proberen om ongezien de kooi van de hondjes te vinden, en dat viel niet mee, want er zijn op zo'n circusterrein nog best veel mensen wakker 's nachts. En toen bleek ook nog eens dat ze niet in een kooi sliepen, maar bij Pédro in de caravan. Maar tegen de tijd dat ik die gevonden had, had ik de geur van de hondjes wel redelijk gevonden. Omdat er natuurlijk heel veel sporen van de hondjes over het hele terrein liepen, omdat ze los mochten lopen, was het moeilijk om het laatste spoor te vinden dat ze achtergelaten hadden. Zo'n hondeneus is heel erg goed in ruiken, en hij kan je best veel vertellen of een spoor al oud is, maar is toch ook weer niet zo precies dat je makkelijk kunt zeggen hoe oud het spoor is. Dus na een tijdlang tussen de caravans en de tent doorgeslopen te hebben, besloot ik om dan maar een grote cirkel om het circusterrein heen te maken, om te kijken of ik niet kon vinden waar de hondjes het terrein verlieten. En ik had mazzel, want de hondjes waren niet in een auto ontvoerd ofzo. Ik pikte het spoor op en eerst ging het spoor bij het dorp weg, maar een stuk verderop maakte het een grote bocht en ging toch weer terug naar het dorp. Het spoor maakte ook door het dorp heen nog een hoop bochten en omwegen, maar uiteindelijk vond ik het huis waar het spoor ophield. Ik kon alleen geen manier vinden om binnen te komen, en alle deuren waren op slot. En om het nog erger te maken begon het ook al licht te worden. Toen heb ik me maar in de tuin verstopt om te kijken wat er zou gebeuren."


Hoofdstuk 20 – Rak redt de hondjes


Rak gaat verder met zijn verhaal, "Ik had alleen niet verwacht dat het zo lang zou duren voor ik weer thuis was, anders had ik het natuurlijk nooit gedaan. Het was niet mijn bedoeling om jullie zo te laten schrikken. Maar goed, ik had me dus in die tuin verstopt en toen kwam er 's ochtends heel vroeg een lief klein meisje naar buiten. En die had een grote bak met vleesbrokken bij zich. Ik moet bekennen dat ik onvoorzichtig werd omdat ik honger had. Ze ging achter in de tuin een schuur binnen en ik achtervolgde haar. Maar toen ik eenmaal binnen was, viel de deur dicht. Achter in de schuur had ze inderdaad een kooi met de hondjes er in. Het bleek dat het meisje de hondjes in het circus had gezien en het zogezegd zielig vond dat ze gedwongen werden te werken. Helaas zag ze niet dat de hondjes nu een stuk ongelukkiger waren dan voordat ze hen gered had. De arme stakkertjes wilden niet eens meer eten. Eerst had ze niet eens door dat ik er ook was. Ze praatte tegen de hondjes en probeerde ze te vertroetelen, maar ze moesten niets van haar weten. Op een gegeven moment kon ik het niet meer aanzien en zei ik er wat van. 'Zie je dan niet dat ze doodongelukkig zijn?' vroeg ik haar. Ze schrok enorm en nog veel meer toen ze zag wie er tegen haar praatte. 'Hoe kunnen ze nou ongelukkig zijn? Ik heb ze toch bevrijdt! En wie ben jij? Waar kom je vandaan? En hoe kan het dat je kunt praten?' vroeg ze mij verbaasd. 'Je hebt ze niet bevrijdt, je hebt ze ontvoerd en nu missen ze hun baasje,' legde ik uit. Ik heb heel lang geprobeerd om het haar uit te leggen, maar ze wilde het niet van me aannemen. 'Nee hoor, ze zijn wel blij. Ze moeten alleen nog even wennen,' waren haar laatste woorden. En voordat ik door had wat er gebeurde had ze mij ook opgesloten in de schuur. Pas tussen de middag kwam ze weer terug om meer voer te brengen. In de tussentijd had ik geprobeerd om de hondjes moed in te spreken en hen wat te laten eten. 'Luister jongens, als ik haar niet kan ompraten als ze terug komt, dan moeten we ontsnappen en dan moet ik er op kunnen rekenen dat jullie op krachten zijn.' Dat leken ze niet erg te snappen, maar het openen van hun kooi begrepen ze wel, en toen aten ze snel al het eten op. Dus toen het meisje weer binnenkwam waren we klaar voor haar. Ik had een stuk zeildoek gevonden en had het voor elkaar gekregen om de hondjes met dat stuk zeil bovenop wat spullen in de schuur te laten balanceren. Toen ze binnenkwam lieten we het zeil over haar heen vallen. En toen zijn we er vandoor gegaan. Daarna moest ik wel even zoeken waar je school ook al weer was, want ik dacht dat dat minder ver lopen was dan ons huis, en de hondjes leken niet zo heel erg fit. Zodoende kwamen we daar. En de rest weet je." Rik is onder de indruk van Rak's dappere verhaal. "Maar wat doen we nu, denk je dat dat meisje het opgeeft? Wat nou als ze weer naar het circus gaat om hen te ontvoeren?" vraagt Rik. "Ik denk dat het circus al bijna weer verder trekt naar de volgende stad en ik denk ook dat Pédro de hondjes nu geen moment meer uit het oog laat," zegt Rak, "Maar misschien moeten we ook even met dat meisje gaan praten. Ze heeft mij horen praten, dus als ze mij ooit met jou door het dorp ziet lopen, dan konden er wel eens problemen van komen." Daar heeft Rak wel een punt. "Maar denk je dat praten helpt? Gaan er niet juist problemen komen als we bij dat meisje langs gaan om alles uit te leggen?" vraagt Rik zich af. "Ja, dat zou kunnen, maar we moeten toch ten minste proberen uit te leggen dat je niet zomaar dieren uit een circus kunt ontvoeren. En misschien... Misschien kunnen we zelfs wel beweren dat ik niet gepraat heb, maar dat ik een zendertje om mijn nek had hangen en dat het jouw stem was die ze hoorde," stelt Rak voor. "Maar jouw stem klinkt heel anders dan de mijne!" roept Rik. "Dat is wel waar, maar het meisje zal nu wel een beetje in de war zijn. En vaak willen mensen iets geloven, omdat het makkelijker is dan om het alternatief te geloven. Het is makkelijker te geloven dat ik een zendertje om mijn nek had hangen die je over het hoofd gezien hebt, dan te geloven dat ik kan praten. We kunnen altijd nog zeggen dat het apparaatje je stem ook nog vervormde," denkt Rak. Rik knikt, het klinkt logisch, "Nou, dan moeten we alleen nog wachten op een moment dat ik bij haar langs kan. Ik zal wel proberen of we binnenkort weer bij Bram kunnen spelen. Als we dan nog tijd over hebben kunnen we meteen even bij meneer Theodoor langs."

Hoofdstuk 21 – Op bezoek bij de hondenontvoerster


Rik heeft mazzel en hij kan meteen de volgende dag al bij Bram spelen. Op school heeft hij het probleem al aan Bram voorgelegd. Bram vindt eigenlijk dat ze het meisje gewoon zo bang moeten maken dat ze het nooit meer zal doen en begint daar ook weer over als ze bij hem thuis zijn, "Of we geven haar gewoon aan bij de politie!" "Maar we hebben helemaal geen bewijs!" zegt Rik, "We zijn nooit bij haar thuis geweest, en we kunnen toch moeilijk Rak's verhaal aan de politie vertellen. Ik kan ook niet zeggen dat ik Rak op haar afgestuurd heb, want dan gaan ze naar mijn ouders en die zullen dan vertellen dat ik lieg. Dat gaat nooit werken," vindt Rik. "Nou dan moeten we gewoon langs gaan om te vertellen dat ze het nooit meer mag doen en dat we anders naar de politie zullen gaan," houdt Bram koppig vol. Rik denkt er eens over na, "Ja, dat zou wel kunnen werken," geeft hij toe. Ook Rak knikt, "Ja, ik denk dat dat beter werkt dan ons plan om alles uit te leggen." Bram kijkt bijna verbaasd dat zijn idee goed is. "Heb jij iets van een zwart kastje, Bram?" vraagt Rak hem, "We moeten nog iets hebben wat dat apparaatje kan voorstellen wat we gebruikt hebben als luidspreker." Bram denkt eens na, "Nee zoiets heb ik niet. Of je moet al de radiobesturing van mijn raceauto nemen, maar ik denk niet dat dat werkt." "Nee, dat gaat niet werken inderdaad," geeft Rak toe. "Nou, dan moeten we maar gewoon zeggen dat we het thuis hebben gelaten," zegt Rik, "Zullen we op pad gaan? Als we te lang hier blijven, dan mogen we niet meer naar buiten." Rak denkt nog heel even na of ze niet iets vergeten zijn, maar ook hij kan niets meer bedenken, "Laten we maar gaan dan." Met zijn drieën gaan ze op pad. Rak loopt voorop, want hij weet de weg. "Het spijt me als we een beetje omlopen, maar de kortste weg weet ik niet," verontschuldigt hij zich. Rik en Bram vinden het niet zo erg, het is mooi weer en het is toch ook wel een beetje spannend om zo bij iemand langs te gaan die ze niet kennen. Maar dan zijn ze eindelijk bij het huis. "Wat doen we? Bellen we aan? Of gaan we door de achtertuin naar binnen?" vraagt Rak. Bram en Rik weten het eigenlijk niet zo goed. Het is moeilijk om zo maar aan te bellen, maar zo maar iemands tuin binnen lopen is niet veel beter. "Je weet niet toevallig haar naam hè?" vraagt Bram, "Het staat zo stom als je aanbelt en er doet iemand anders open en je weet niet om wie je moet vragen." Nee, Rak weet haar naam niet, er was niemand om die te noemen toen hij er was. Omdat ze het niet zo goed weten, lopen ze eerst maar eens om het huis heen naar de tuin. Maar wat is dat nou? Uit de tuin horen ze het geluid van iemand die zit te huilen. Verbaasd kijken de jongens elkaar aan. Rak neemt een besluit en duwt de poort open. In de tuin zit het meisje op een bankje naast de schuur met haar gezicht in haar handen te snikken. "Hee, wat is er?" vraagt Rik zachtjes. Het meisje schrikt en wrijft woest haar tranen weg. "Niets, ga weg, wat moeten jullie hier?" snauwt het meisje. "Wij kwamen om eens te praten over die hondjes uit het circus," zegt Bram die nu twijfelt of hij boos moet zijn of medelijden moet hebben. Nu pas ziet het meisje Rak, "Die hond! Hij heeft mijn hondjes laten ontsnappen!" "Nee," zegt Rik, "Hij heeft ze niet laten ontsnappen, hij heeft ze hèlpen ontsnappen. Ze zijn nu weer terug bij hun baasje. En je had ze moeten zien toen Pédro aan kwam lopen, ze waren zo blij dat ze blaften en tegen hem opsprongen en hem in zijn gezicht likten." "Maar ik had ze bevrijdt!" zegt het meisje verbaasd, "Ik had ze bij die nare man weggehaald zodat hij ze nooit meer zou dwingen om te werken. Zodat hij ze nooit meer zou slaan en verhongeren!" "Hoe kom je er bij dat hij ze zou slaan en verhongeren?" vraagt Bram verbaasd. "Nou dat zei mijn moeder, dat circusdieren altijd mishandeld worden," legt het meisje uit. "Nou ik weet zeker dat Pédro dat nooit zou doen. Ben je al in het circus geweest om te kijken?" vraagt Rik. "Nee, ik mocht niet van mijn moeder, want die vond het zielig," zegt het meisje, "En toen zag ik op een poster dat ze ook kleine hondjes hadden, en ik heb altijd al een hondje gewild. Maar ik mag niet, want mijn moeder vindt het maar zielig." "Weet je, een hoop dieren vinden het best leuk om trucjes te doen voor hun baasje," legt Rik uit, "Daar is niets zieligs aan. Rak hier is ook dol op trucjes. Hij is ook heel erg slim, maar dat heb je al gezien. Hij is zo slim dat hij al honderd keer ontsnapt had kunnen zijn als hij dat zou willen, maar hij heeft het bij ons veel te veel naar zijn zin. En waarom ook niet, we geven hem drie keer per dag te eten en we houden heel erg veel van hem. In het wild moet hij nog maar zien of hij op een dag te eten krijgt." "Misschien kun je je moeder overtuigen om een hondje uit het asiel te halen," stelt Bram voor. Het meisje kijkt hem verbaasd aan, "Waarom zou ze dat goed vinden?" "Nou, dieren die in het asiel zitten zijn pas echt zielig," vindt Bram, "Dus als je er eentje uit haalt, dan kun je goed voor hem zorgen. Dat is toch al een stuk minder zielig dan de hele dag in een kooitje zitten wachten. Sterker nog, als een dier te lang in het asiel zit, maken ze hem zelfs af. Dat is pas echt zielig!" "Maar je moet geen dieren meer ontvoeren, hoor," zegt Rik, "Dat mag niet!" Het meisje belooft het plechtig en geeft Rak een aai over zijn kop en bedankt de jongens voor hun goede advies. Dan gaan de jongens er weer vandoor, want ze willen ook nog even bij meneer Theodoor langs.

Hoofdstuk 22 – Het mannetje in het meer


Als Rik en Rak weer bij Tony op bezoek gaan, vertellen ze hem uitgebreid van al hun avonturen. "Nou, dat hebben jullie weer mooi opgelost. Ik hoop maar dat dat meisje een hondje uit het asiel mag redden," zegt Tony als ze uitverteld zijn, "Wat dachten jullie van weer eens een ritje in mijn vliegtuig? Ik heb een heel mooi picknickplekje ontdekt naast een meer waar ik mijn vliegtuig kan landen." Daar hebben Rik en Rak wel oren naar, en snel pakken ze een picknick in. Rik vindt het jammer dat ze niet van te voren wisten dat ze zouden gaan picknicken, want dan had hij wat lekkere dingen van huis mee kunnen nemen. Maar gelukkig heeft Tony de picknick al voorbereid en heeft hij inkopen gedaan. Ze stoppen allemaal lekkere dingen in een mand, en zetten de mand tussen Rik zijn benen in het vliegtuig. Rak kruipt naast hem en Tony slingert het vliegtuig aan. Als de motor aanslaat springt hij snel in het vliegtuig, en daar gaan ze. Ze vliegen een heel eind over de boomtoppen en dan komen ze bij een meertje aan. Naast het meertje is een strand waar Tony kan landen. Maar vlak voordat hij gaat landen ziet Rik iets op het meer. Het is heel klein en rood. Hij kan niet zo goed zien wat het is, maar het heeft niet de vorm van een vogel. "Tony, kun je nog even een rondje over het meer maken? Ik zie daar iets vreemds," zegt Rik tegen Tony. Omdat hij toch nog genoeg benzine heeft en ze de hele dag nog hebben, vliegt Tony een rondje over het meer. Rak kijkt naar de plek waar Rik heen wijst. En wat is dat nu? Het lijkt wel een heel klein mannetje op een vlot. Het mannetje wappert met een vlag, Rik zwaait terug. Maar als ze weer naar de kust vliegen kijkt het mannetje heel sip. "Volgens mij wil hij gered worden," zegt Rik als ze op het strand staan. "Tja, dat kan wel zijn," zegt Tony, "Maar hoe komen we daar? Als ik het vliegtuig op het water land, dan gooien we vast zijn vlot om. En het is me toch echt te ver om te zwemmen!" "Ik kan zo'n eind wel zwemmen," stelt Rak voor, "Maar ik denk dat ik het mannetje wel heel erg bang maken als ik het vlot met mijn tanden vastpak. En als ik het gewoon met mijn snuit duw, dan duw ik het vast om, zo klein is het vlot." "Je zou misschien een stokje mee kunnen nemen dat het mannetje vast kan pakken, zodat je het vlot voort kan trekken," stelt Rik voor. "Ik denk dat hij dan het mannetje van het vlot af trekt, maar het idee is wel goed," zegt Tony, "Maar dan moeten we alleen een stuk touw aan het uiteinde binden zodat dat mannetje het aan het vlot kan vastknopen. Dan zou het goed moeten gaan." Tony gaat in het vliegtuig kijken of hij niet een eindje touw heeft, terwijl Rak een stok zoekt die hij vast kan houden om het vlot te trekken. Rak is het snelste terug. Als Tony weer terugkomt heeft hij ook de picknickmand vast meegenomen. "Dan kan ik met een van de messen een inkeping in de stok maken, zodat het touw er niet af kan schieten," legt hij uit. Snel voegt hij de daad bij het woord en knoopt het touwtje stevig vast. Om het uit te proberen doen Rik en Rak eerst even een wedstrijdje touw trekken. Zowel het touwtje als de stok overleven het. "Het ziet er naar uit dat dat wel gaat werken. Veel succes, Rak!" zegt Tony. Rak pakt de stok nog eens stevig vast en loopt dan het water in. Met snelle slagen zwemt hij naar het kleine vlot en steekt zo voorzichtig als hij kan de stok met het touwtje naar het mannetje uit. Die kijkt heel even vreemd, maar ziet dan het touw dat aan de stok vast zit en knoopt het uiteinde om de mast van zijn vlot. Zo langzaam als hij kan begint Rak te zwemmen. Heel even is er een klein rukje, waardoor het vlot even wankelt, maar gelukkig had het mannetje zich al aan de mast vastgegrepen nadat hij het touw vastgeknoopt had. En zo zwemt Rak rustig weer naar het strand terug. Als hij weer vaste grond onder zijn poten voelt, draait hij zich om en loopt langzaam achteruit om het vlot het strand op de slepen. Als het vlot ook op het strand ligt springt het mannetje er af en kust de grond. Daarna staat hij op en klopt het zand van zijn broekje af en maakt een diepe buiging voor Rak. Hij zegt ook iets, maar Rik kan er helemaal niets van verstaan. Het stemmetje van het mannetje is zo hoog dat het wel een vogeltje lijkt. Maar dan valt opeens het mannetje flauw! Heel voorzichtig pakt Tony het mannetje op en draagt hem naar de picknickdeken die ze al uitgespreid hadden. Hij pakt een fles water en maakt zijn vinger nat. Heel voorzichtig laat hij een druppel water op het gezicht van het mannetje vallen. Die spluttert een beetje en wordt weer wakker. Snel schenkt Tony wat water in een beker. Maar de beker is zo hoog dat het mannetje er niet bij kan. Rik maakt een trappetje van zijn handen waar het mannetje met een beetje moeite opklimt. Met zijn handjes maakt hij een kommetje om wat van het water op te scheppen en te drinken. In de tussentijd heeft Tony een boterham uitgepakt en breekt een klein stukje af. Hij geeft het stukje aan het mannetje die het zo snel wegschrokt dat Rik bang is dat hij het weer uit zal spugen. Maar gelukkig gebeurt dat niet. Het mannetje drinkt nog wat water. Rik vindt het wel een beetje kriebelen, die kleine voetjes. Maar het mannetje weegt bijna niets. Als het manetje uitgedronken is, maakt hij nog een buiging en loopt dan weg. "Hee, waar gaat hij nou heen?" vraagt Rik. "Terug naar huis denk ik zo," zegt Tony. "Jammer, ik was eigenlijk wel nieuwsgierig hoe hij zo met dat vlot op het water gekomen was," vindt Rik. "Tja, dat zou ik ook wel willen weten, maar we konden hem toch niet verstaan, dus hij zou het ons niet kunnen vertellen. En ik denk dat we hem een beetje bang maakten, zo veel groter zijn we," zegt Tony. Al babbelend eten ze de picknick op en dan is het weer tijd om terug te vliegen.

Hoofdstuk 23 – Het kistje van de tovenaar


Terug bij Tony's brug stelt Tony voor om weer eens langs de tovenaar te gaan. "Hij is echt veel minder onaardig tegenwoordig. En hij was druk bezig met zoeken naar die robotvissen de laatste keer dat ik er was. Ja, ik was ook verbaasd dat hij er aan dacht, maar wie weet verveelde hij zich en moest er daarom weer aan denken. Die man is echt alleen gelukkig als hij met zijn neus in de boeken zit," vertelt Tony, "Dus ik dacht dat we wel even konden kijken of hij al wat gevonden had." Dat vinden Rik en Rak wel een goed idee en dus gaan ze op pad. Als ze bij de toren van de tovenaar aankomen zit hij lekker met een boek op het bankje voor zijn huis. "Ha dag jongens!" roept hij hen vrolijk toe, "Heeft Tony jullie verteld dat ik weer op zoek was naar die robotvissen? Ja dat dacht ik al." "Heeft u al iets gevonden?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Nee, helaas nog niet," moet de tovenaar toegeven, "Het is hoogst merkwaardig. Ik heb heel wat legendes over dwaallichtjes gevonden, en ook heel wat zeemanslegenden. Ook wel flink wat verhalen over vervloekte mensen, maar geblinddoekte, dansende mensen met vliegende robotvissen er omheen? Helemaal niets. Maar niet getreurd, ik heb het nog niet opgegeven. Ik zal binnenkort nog wat nieuwe boeken bestellen die er veelbelovend uitzagen. Maar willen jullie thee? Ik zou zelf wel een kopje lusten namelijk, van dat warme zonnetje krijg je dorst!" De tovenaar gaat hen voor naar binnen om thee te maken. In de toren kijkt Rik een beetje rond, er is ook altijd zoveel te zien. Dit keer valt zijn oog op een klein schatkistje. "Wat is dat voor kistje?" vraagt Rik aan de tovenaar, "Het lijkt wel een schatkist!" "Ik weet eigenlijk niet meer wat voor kistje dat is. Volgens mij heeft iemand het ooit aan me opgestuurd, maar dat is al heel lang geleden. Ik heb het nooit open kunnen krijgen," zegt de tovenaar. "Mag ik het eens proberen?" vraagt Rik, die toch wel nieuwsgierig is. "Hmm, wat? Oh ja hoor, prima," zegt de tovenaar die nu thee in kopjes aan het schenken is. Rik loopt naar het kistje toe, maar de plank waar het op staat is te hoog. "Wacht maar even," zegt Tony, en pakt het kistje van de plank af, "Zo, dat is makkelijker dan proberen iets van een stoel ofzo vrij te maken om bovenop te klimmen." "Zullen we lekker buiten op het bankje gaan zitten?" stelt de tovenaar voor. Hij zet de kopjes op een dienblad en gezamenlijk lopen ze weer naar buten. Rik neemt het kistje ook mee. Tony en de tovenaar gaan op het bankje zitten met hun thee. Rik neemt het kistje mee naar een boomstronk en gaat daar zitten om te kijken of hij het open kan krijgen. Gewoon het deksel openklappen werkt niet, blijkbaar zit het kistje op slot. Maar er is geen sleutelgat. Het kistje is versierd met glimmende steentjes. Rik probeert op alle steentjes te duwen, maar ook dat helpt niets. Dan probeert hij of er een steentje schuiven kan, maar ook dat levert niets op. Zachtjes schudt Rik het kistje eens. Er rammelt iets binennin, dus er zit wel iets in. Hij blijft nog een tijdje zitten puzzelen, maar dan opeens schiet het kistje open. Rik weet eigenlijk niet eens wat hij precies gedaan heeft. In het kistje ligt een vreemd lampje in de vorm van een hartje. Rik pakt voorzichtig het lampje uit het kistje om het te bekijken. "Ha, is het je gelukt, jongen?" vraagt de tovenaar, "Je weet zeker niet toevallig hoe je het gedaan had hè?" Rik schudt zijn hoofd. "Jammer, nou goed het is in ieder geval open," zegt de tovenaar, "Laat eens zien wat er in zit?" Rik legt het lampje weer terug in het kistje en brengt het open kistje voorzichtig naar de tovenaar, "Het is een lampje denk ik." De tovenaar pakt het lampje ook op en draait het eens rond in zijn vingers. Maar wat is dat nu? Het lampje geeft opeens licht. "Een lampje dat vanzelf licht geeft? Wat alleraardigst. Als ik nu nog wist van wie ik het gekregen had, dan kon ik die persoon bedanken," denkt de tovenaar hardop. "Maar toen ik het lampje net vasthield gaf het geen licht!" zegt Rik verbaasd. Nu wordt de tovenaar helemaal nieuwsgierig. "Heer trol, zou u ook het lampje eens vast kunnen pakken?" zegt hij terwijl hij het lampje aan Tony aanbiedt. Tony pakt het lampje aan, maar zodra de tovenaar loslaat, gaat het lampje uit. "Het wordt steeds interessanter!" vindt de tovenaar. Hij pakt het lampje weer terug en meteen gaat het weer aan, "Nou dan moet ik toch maar eens kijken of ik uit kan vinden hoe ik ook al weer aan het kistje gekomen ben," vindt hij. Rik is nieuwsgierig en pakt het kistje weer op dat de tovenaar heeft neergezet om er nog eens in te kijken. In het kistje zitten mooie, zachte kussentjes waar het lampje in lag, zodat het niet kon breken. Rik voelt eens met zijn vingers of er nog iets anders tussen de kussentjes zit. Hij wil het net opgeven als er een klein laatje openspringt onder in het kistje. "Hee, kijk nou, er zat nog een geheim vakje in!" In het laatje zitten een ring en een briefje. Rik kan het briefje niet lezen en geeft het aan de tovenaar. Die leest snel het briefje en wordt dan langzaam rood. "Wat staat er in het briefje?" wil Rak weten, "Staat er in wie het kistje gestuurd had?" "Ehm, ja," stamelt de tovenaar, "En ik had met haar zullen trouwen, schijnbaar." "Wat?" vraagt Tony verbaasd, "Een liefje?" "Nee, nee, ik heb haar nog nooit ontmoet. Het was een huwelijk dat door onze ouders geregeld was, de ring is de verlovingsring. Schijnbaar had de dame in kwestie nog wat invloed op haar vader, en was de eis dat ik het kistje open moest krijgen voordat ze met me wilde trouwen. Ik heb dat toen een tijdje geprobeerd, maar ben het vervolgens vergeten," legt de tovenaar uit, "Maar dat is eeuwen geleden. Ik weet niet eens of ze nog leeft." "Dan moeten we haar gaan zoeken!" vindt Rik.

Hoofdstuk 24 – De verloofde van de tovenaar


"Mijn verloofde opzoeken," zegt de tovenaar, "Dat durf ik niet hoor. Wie weet is ze al getrouwd met een ander! Of nog erger, misschien is ze wel al dood." "Nou, dan weet u dat dan toch," vindt Rik, "Nu weet u helemaal niets. Wilt u dan niet weten hoe het met haar is?" De tovenaar moet toegeven dat hij wel nieuwsgierig is hoe het met haar afgelopen is. "De enige manier om er achter te komen, is haar opzoeken," vindt ook Tony, "Laten we gaan!" "Nu? Kunnen we niet volgende week gaan?" vraagt de tovenaar een beetje verschrikt. "Volgende week? Nee hoor, wat een onzin, dan ben je het al lang weer vergeten. We gaan gewoon meteen. Is het ver? Want dan moeten we met het vliegtuig. Dat wordt een beetje proppen met z'n allen, maar ik denk dat het wel gaat," verklaart Tony. Nu wordt de tovenaar gewoon wit om zijn neus, "Vliegen? Nee hoor, ik tover ons er wel heen. Ik ga niet met zo'n duivelse machine. Wat voor indruk zou dat maken?" Tony moet lachen, "Ik zou het niet weten. Nou vooruit, tover ons er maar heen dan." Rik vindt het wel spannend, hij is nog nooit ergens heengetoverd. De tovenaar verzamelt iedereen om zich heen en zwaait dan met zijn toverstaf. Plotseling staan ze voor een andere toren. Rik moet nog eens goed kijken om te zien dat ze wel echt ergens anders zijn. Het voelde net alsof er helemaal niets gebeurd was. Maar de toren waar ze nu voor staan is een stuk groter en hoger. Er zit zelfs een slotgracht met een ophaalbrug omheen. De ophaalbrug ligt over de gracht heen en de poort erachter staat open, dus lopen ze de toren maar binnen. Binnen in de toren is een lange wenteltrap en verder helemaal niets. Rik is een beetje verbaasd dat er zo weinig in zo'n grote toren zit. Het lijkt van binnen veel kleiner dan van buiten. Achter elkaar lopen ze de trap op, met de tovenaar voorop. "Zo, zo, ben je daar eindelijk?" horen ze een stem zeggen, "Je hebt er wel je lieve tijd voor genomen, hè?" Als Rik de laatste traptrede gehad heeft, ziet hij eindelijk de eigenaresse van de stem. Bovenop de toren zit een oude vrouw op een soort van ingemetselde troon. Ze heeft een lange blauwe jurk aan en leunt verveeld met een elleboog op de gemetselde leuning van haar troon. Eerst heeft Rik het idee dat ze een lange verrekijker als neus heeft, maar dan ziet hij dat de verrekijker gewoon voor haar gezicht zit en dat ze een normale, kleine neus heeft. De verrekijker staat op een standaard op de leuning van haar troon. Het is zo'n lange smalle verrekijker waar je maar met een oog doorheen kunt kijken. "Oh, en je had ook hulptroepen nodig om mij tegemoet te treden?" vraagt de vrouw als ze de anderen ziet, "Dappere tovenaar ben jij hoor." "Mevrouw mijn welgemeende excuses. Ik ben een slap excuus van een tovenaar zoals u correct opgemerkt heeft," verontschuldigt de tovenaar zich, "In mijn verdediging toen ik uw kistje niet op normale wegen open kon krijgen, ben ik de toverkunst gaan bestuderen om te kijken of het langs die weg kon, maar ook daar heb ik gefaald. Als deze jongeman niet langsgekomen was, dan stond uw kistje nu nog steeds op mijn plank stof te vangen." Rik is verbaasd, hij had niet verwacht dat de tovenaar de waarheid zou spreken, laat staan zich verontschuldigen. Hij klinkt heel anders dan normaal. "Hmm, beleefd en eerlijk ben je wel. Nou vooruit, mijn hart heb je al, laat ik je mijn hand dan ook maar geven. Er kwam nooit een betere kandidaat langs, en mijn vader hield bij zijn leven altijd vol dat hij mijn hand aan jou geschonken had en dat hij die niet terug kon nemen zolang jij die niet geweigerd had," zegt de vrouw. Ze klapt in haar handen en plotseling staan ze niet meer boven op de toren, maar in een grote zaal en komt er een heel leger bedienden aan met een tafel die snel neergezet en gedekt wordt en volbeladen met lekkernijen. "Maar laat ik jullie eerst fatsoenlijk onthalen. Mijn excuses, een paar eeuwen wachten maakt iedereen wat knorrig neem ik aan. Ik hoop dat jullie me kunnen vergeven. Mijn naam is vrouwe Mathilda, wie zijn jullie?" Snel stelt Tony zichzelf en Rik en Rak voor. Dan wijzen de bedienden hen naar hun plaatsen. Matilda zit aan het hoofdeinde van de tafel en de tovenaar wordt aan het voeteneinde gezet, Rik, Rak en Tony zitten aan weerszijden van de tafel er tussen in. De ene na de andere lekkernij wordt aangedragen, net zo lang tot ze allemaal bommetjevol zitten. Er past zelfs geen chocolaatje meer bij. Vrouwe Mathilda klapt weer in haar handen en de tafel wordt met etensresten en al weggedragen. "Jullie zullen ondertussen wel moe zijn, mijn bedienden wijzen jullie naar je kamers. Ik zal straks een kleermaker langs sturen om jullie maten op te nemen, dan kunnen ze vannacht gepaste kledij voor jullie maken, dan kunnen we morgen de bruiloft vieren. Goedenavond," wenst vrouwe Mathilda hen. De bedienden gaan hen voor de trap af naar mooie luxueuze kamers. De kamer doet Rik een beetje aan het kasteel van de koning en Sparky denken. Ze zijn nog maar net in de kamer als er op de deur geklopt wordt. "Binnen" roept Rik. Een man met een meetlint doet de deur open en maakt een buiging. Snel gaat hij aan het werk en meet Rik van onder tot boven op. Zelfs van Rak neemt hij wat maten. Daarna verdwijnt hij weer zo snel als hij gekomen is. Rik beseft dat hij inderdaad best moe is en kruipt onder de wollen dekens. Rak springt op het voeteneinde en al snel vallen ze in een diepe slaap.

Hoofdstuk 25 – De bruiloft


De volgende morgen worden Rik en Rak uitgerust weer wakker. Terwijl ze sliepen hebben de bedienden blijkbaar de nieuwe kleren gebracht, want die liggen al klaar op een stoel. Voor Rik ligt er een blauwe broek, met zwarte laarzen, een wit overhemd en een blauw jasje klaar. Voor Rak ligt er van dezelfde blauwe stof een soort manteltje. Rik hangt het om Rak zijn schouders en moet toegeven dat het er koninklijk uitziet. Nadat ze aangekleed zijn, bewonderen ze zichzelf in de grote spiegel die naast het bed staat. "Dat ziet er wel mooi uit, zullen we gaan kijken hoe de rest er uit ziet?" vraagt Rak. Plotseling klinkt er een klopje op de deur en wordt die opengedaan door een bediende die hen meeneemt terug naar de troonzaal. Daar zit vrouwe Mathilda hen al op te wachten in een schitterende witte jurk. "Goedemorgen vrouwe," zeggen Rik en Rak beleefd. "Wat ziet u er mooi uit vandaag, mevrouw," vindt Rik. "Dank je wel Rik, jij ziet er ook piekfijn uit," antwoord vrouwe Mathilda. Even later komt Tony ook binnen in een outfit die er bijna hetzelfde uitziet als die van Rik. "Goedemorgen vrouwe, goedemorgen Rik en Rak," zegt Tony, "Zie ik er niet geweldig uit? Mijn dank voor de mooie kleren vrouwe, zulke mooie kleren heb ik nog nooit gehad." "Dan mag je ze houden, Tony," zegt vrouwe Mathilda. "Echt?" vraagt Tony verbaasd, "Dank u wel!" "Ja echt, mij zouden ze toch niet passen," zegt de vrouwe met een glimlach. Daar kan Tony ook wel om lachen. Even later komt de tovenaar binnen, Rik's adem stokt, de tovenaar ziet er uit als een prins! Het ziet er echt veel beter uit dan de tovenaarsjurk die hij normaal aanheeft. De kleren die hij aanheeft zijn nog mooier dan wat hij en Tony al dragen, hoewel ze van dezelfde blauwe stof gemaakt zijn. Maar bij de tovenaar komen de laarzen tot zijn knieën, is de blauwe stof om zijn bovenarmen ingesneden zodat de zwarte stof eronder tevoorschijn komt, en zitten er allemaal donkerblauwe en zwarte stenen op de kleren genaaid. Zijn haren en baard zijn geknipt en gekamd en glimmen helemaal. Hij ziet er weer uit als een jongeman. Hoewel hij nog steeds witte haren heeft. Hij gaat voor de vrouwe staan en maakt een diepe buiging, "Mijn vrouwe, ik wens u een goede morgen." "Een goede morgen, mijn heer," antwoordt vrouwe Mathilda, "Heeft u honger? Ik heb mijn bedienden een ontbijt laten voorbereiden. Op een lege maag kun je tenslotte niet trouwen." Ze klapt in haar handen zonder op antwoord te wachten en weer wordt de tafel neergezet en volgeladen. Dit maal met heerlijke broden, kaas en worst. Er zijn ook eieren op allerlei manieren bereid, warme honing en geitemelk. Rik eet zijn buikje weer rond. Na het ontbijt wordt alles weer net zo snel afgeruimd als het neergezet werd. "Zullen we dan maar?" vraagt de vrouwe aan de tovenaar. Hij knikt, "Ik heb u lang genoeg laten wachten." Plotseling komt er een heel leger bedienden de zaal binnen en gaat langs de randen staan. "Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ze er allemaal bij zijn? Ze hebben mij door de jaren heen goed verzorgd, ik vond dat ze het recht hadden om er bij te zijn," legt de vrouwe uit. "Mijn vrouwe, hoe kan ik u zo'n verzoek weigeren?" zegt de tovenaar. Dan komt er een priester de zaal binnen. De vrouwe staat op uit haar troon en neemt de hand van de tovenaar in de hare. De priester spreekt wat korte woorden die Rik meteen weer vergeet omdat hij ze niet allemaal begrijpt, maar het belangrijkste begrijpt hij wel, "En dan verklaar ik u nu man en vrouw." De tovenaar geeft de vrouwe een dikke zoen en al het personeel juicht. "Laat het feest beginnen!" zegt vrouwe Mathilda als ze uitgezoend zijn. Het personeel sleept een hele verzameling tafels en stoelen de zaal in en zet die in een grote kring. Binnenin de kring van tafels is een grote dansvloer, met aan één kant een podium voor de muzikanten. Sommige bedienden hebben muziekinstrumenten meegenomen en beginnen een vrolijk deuntje te spelen. De tovenaar sleept zijn vrouwe de dansvloer op en begint een wervelende dans. Rik is onder de indruk, "De tovenaar lijkt echt wel een ander mens, hè?" "Ik denk dat je een klein stukje ziet van hoe hij vroeger was," denkt Tony, "van de elegante jongeman waar de vrouwe aan beloofd was. Het zou mij niets verbazen als hij niet altijd zo'n nare oude man was, en misschien is hij zelfs wel zo'n mopperaar geworden omdat hij de puzzel niet kon oplossen. We zullen wel zien hoe het later gaat." Een van de bediendes tikt de tovenaar op de schouder als de muzikanten even ophouden om het volgende nummer in te zetten en danst weg met de vrouwe. Heel even kijkt de tovenaar beteuterd, maar dan grijpt hij een vrouwelijke bediende en wervelt met haar over de dansvloer. Een jong dienstmeisje wil met Rik dansen en een dikke kokkin grijpt Tony voor een dans. Rak springt er vrolijk tussendoor en heeft het ook prima naar zijn zin. Rik en Tony kunnen niet dansen, maar de dans is simpel en de dames leren het hun snel. Als de muzikanten pauze nemen, dragen de bedienden een feestmaal binnen. En nadat ze het opgediend hebben schuiven ze zelf ook aan tafel. Alleen de koks blijven in de keuken, omdat er teveel voorbereiding nodig is om al het eten te koken. Als de eerste gang op is, komt er een goochelaar binnen. Hij vertoont indrukwekkende kunsten en mag daarna aanschuiven voor de tweede gang van de maaltijd. De volgende artiest is een acrobaat, en de derde is een muzikant die zo mooi speelt dat de tranen over ieder's wangen biggelen. Als vierde komt er een echt grote verrassing, er komt een lange blonde man binnen met een troep vliegende robotvissen. Rik's mond valt open van verbazing, dat is de man die in het bos danste!

Hoofdstuk 26 – De man met de robotvissen


De man laat zijn vissen door alle hoeken van de kamer vliegen. Ze vormen uitgebreide patronen van vorm en licht. Het ene moment is het een wervelstorm van kleur en het andere moment vormen ze slingers van lampjes langs het plafond. Dan stuiven ze weer alle kanten op, om een moment later stil te hangen in de vorm van een perfecte kubus. Ze vomen op een gegeven moment ook de vorm van een vis. En Rik moet heel hard lachen als ze de vorm van de tovenaar en zijn vrouwe nabootsen. Maar na het optreden schuift de man niet bij het feestmaal aan, maar maakt een buiging en verlaat met zijn vissen de zaal weer. Rik is teleurgesteld, nu kan hij de man niet naar zijn verhaal vragen. Want wie was de vrouw met wie hij in het bos danste, en waarom waren ze toen geblinddoekt? Nu had de man geen blinddoek meer om. Omdat hij het de man zelf niet kan vragen, loopt Rik naar de vrouwe toe om haar te vragen of zij meer van de man en zijn vissen weet. "Wie die man was? Het spijt me Rik, dat zou ik je niet kunnen zeggen," zegt vrouwe Mathilda. Rik is duidelijk teleurgesteld. "Maar ik kan het wel voor je uitzoeken. Mijn hofmeester heeft al het vermaak geregeld, hij zal wel weten wie de man is." Meteen roept vrouwe Mathilda haar hofmeester bij zich en vraagt hem om meer informatie. Hoopvol kijkt Rik de man aan, maar weer wordt hij teleurgesteld. "Het spijt me vrouwe, maar de man was gisteren aan de poort verschenen en bood zijn diensten aan in ruil voor een maaltijd. Omdat we het feest voor vandaag gepland hadden, hebben we hem meteen gevraagd of hij op het feest wilde optreden. Hij heeft zijn betaling meteen na zijn optreden in ontvangst genomen en is weer vertrokken," legt de hofmeester uit, "Maar ik kan wel navraag doen of er iemand anders meer van hem weet. Hij heeft gisteren in de keuken gegeten, dus misschien dat er daar iemand meer weet. Morgenochtend zal ik meer weten. Rik durft al niet meer te hopen dat er iemand van het keukenpersoneel meer weet. "Wat een geheimzinnige man is dat, zeg," zegt hij tegen Rak. Het feest gaat nog de hele dag door. Kleine en grote borden met eten worden afgewisseld met dansen en optredens, maar voor Rik is de lol er wel een beetje af. De tovenaar heeft het wel door en belooft hem nogmaals dat hij de man zal opsporen, "Hij is hier geweest Rik, en ik heb hem gezien. Dat zou het voor mij een stuk makkelijker moeten maken om hem op te sporen. Ik zal morgen mijn kristallen bal halen, daarmee zou ik hem gemakkelijk moeten kunnen vinden." Vanaf dat moment doet Rik weer vrolijk mee met het feest. Het feest duurt nog de hele dag en tot laat op de avond. Uiteindelijk valt Rik uitgeput onder een tafel in slaap. Tony ziet hem liggen en draagt hem naar bed. De volgende morgen wordt Rik pas laat wakker. Alle anderen hebben al lang ontbeten, maar Tony wijst Rik naar de keuken waar nog een hoop lekkere hapjes te vinden zijn van het feest. Als Rik met een volle buik weer in de troonzaal komt, heeft de tovenaar zijn glazen bol al gehaald en zit er zelfs al in te turen. "Hmm, ik zie de man voor het kasteel staan met zijn zwerm vissen. Het personeel laat hem binnen. De hofmeester spreekt met hem, en neemt hem mee naar de keuken. Hij eet wat en slaapt in een van de logeerkamers. Hij wordt wakker, eet weer wat in de keuken en wacht dan bij de andere artiesten op zijn beurt. Hij treedt op en ontvangt na afloop zijn geld. Dan loopt hij de deur uit en het woud in. Maar dan verdwijnt hij opeens. Een hele vreemde zaak," zegt de tovenaar. "Laat mij eens kijken," zegt de vrouwe, "Ik heb al een tijdje niet meer met kristallen ballen gewerkt, ik geef er de voorkeur aan om alleen te zien wat er nu in mijn omgeving gebeurd, maar zoiets verleer je volgens mij niet."Ze tuurt in de glazen bol, "Zo glazen bol, laat mij eens zien waar die man met zijn vissen nu is. Hmmm, water. Waar zou dat zijn? Een meer in het woud, zo te zien. Maar daar zijn er zo veel van, waar in het woud is het meer? Bomen, bomen, niets dan bomen. Is er dan werkelijk geen enkel herkenningspunt? Nou laat me dan het meer maar eens beter bekijken, misschien kunnen we daar iets bijzonders aan zien. Een beetje ovaal, met water dat meer groen dan blauw is. Maar verder kan ik er niets mee, het spijt me." De tovenaar is onder de indruk, "Daar heb je duidelijk meer ervaring mee dan ik!" "Ik zal je eerlijk bekennen dat ik in de eerste jaren van onze verloving de bol vooral gebruikte om je te bespioneren. Maar ik gaf het op toen jij het opgaf om mijn kistje open te krijgen. Wat zullen mijn bedienden me vervloekt hebben toen ik die bol op de vloer stuk gooide. Er zaten werkelijk overal kristalsplinters," bekent vrouwe Mathilda, "Maar nu zou ik willen dat ik de beelden die ik zag ook kan vastleggen. Veel meer dan mijn beschrijving kan ik jullie niet geven, helaas." "Het is al heel wat meer informatie dan we hiervoor hadden, vrouwe, onze dank," zegt Rak, "Wat denken jullie er van? Zullen we maar weer eens op huis aan gaan? Heer tovenaar, zou u ons weer voor uw toren kunnen afzetten?" Tony en Rik willen ook wel weer naar huis. "Natuurlijk kan ik jullie wegbrengen, zijn jullie er klaar voor?" zegt de tovenaar. Rik en Tony knikken, ja het is tijd om weer naar huis te gaan. De tovenaar zwaait met zijn staf en ze staan weer voor zijn toren, "Ik zal samen met mijn vrouwe nog wel verder zoeken naar dat meer, jullie horen nog van mij." Rik, Rak en Tony zwaaien nog even naar hem voor hij weer verdwijnt. "Ik ben benieuwd wanneer we hem hier weer bij zijn toren zien," zegt Tony met een grijns. "Ja volgens mij beviel het hem wel daar bij zijn vrouwe," beaamt Rak. Samen lopen ze terug, en bij de brug nemen Rik en Rak afscheid van Tony.

Hoofdstuk 27 – De kwakzalver


Het is weer weekend en Rik en Rak zijn bij Tony in het bos als ze een vreemd geluid horen. "Zullen we maar gaan kijen wat dat is?" stelt Tony voor. Rik en Rak zijn ook wel nieuwsgierig en met zijn drieën gaan ze op pad hun oren achterna. Naarmate ze dichterbij komen horen ze dat het geluid gemaakt wordt door een aantal kleine belletjes en een paar grote knarsende wagenwielen. Als ze even later op een pad aankomen, zien ze de oorsprong van het geluid. Het is een grote, bontgeschilderde wagen waar kleine belletjes aan hangen. De wagen wordt voortgetrokken door een klein ezeltje en op de bok zit het vreemdste wezen dat Rik tot nu toe gezien heeft. Het is een soort van slang met drie hoofden. Als het slangewezen hun ziet, slist het, "SlllfHaa, klanten, slllf, wat kan ik ffoor jullie betekenen?" Een van de andere hoofden mengt zich nu ook in de discussie, "Sssscheelt er ssssomsss ietsss aan de gesssondheit?" Het wezen trekt aan de teugels tot het ezeltje stilstaat en glijdt dan van de bok. Het verdwijnt achter de kar en plotseling gaat er luik in de kar open en wordt er een toonbank zichtbaar. Op en achter de toonbank staan allemaal flesjes in alle vormen, maten en kleuren. "Ietsss tegen de kriebelhoessst, missschien?" Slist het eerste hoofd. "Off ietsss tegen jeugdpuissstjes?" Slist de tweede. "Ssslapeloosssheid, ssstresss of ffermoeidheid?" "Heeft u niet iets tegen slissen?" grapt Tony. "Nee, dat isss helaasss de enige kwaal waar wij nog nooit ietsss tegen hebben kunnen ffinden," antwoord het eerste hoofd. "Nee, helaas, wij zijn kerngezond," zegt Rak. "Bent u op doorreis?" vraagt Tony nieuwsgierig. "Ja, wij sssijn altijd op doorreisss," slist het tweede hoofd. "Onsss werk sssiet u," voegt het linkerhoofd toe. "Wij moeten altijd fferder naar waar onssse klanten sssijn," maakt het rechterhoofd af. "Dus nooit klachten van de klanten," zegt Rak liefjes. "Nee, wij krijgen nooit klachten, onssse middelen werken namelijk gewoon altijd," zegt het middelste hoofd. "Maar nu sssijn we op sssoek naar een plek om te kamperen en missschien een paar dagen te blijven om onssse waren te fferkopen," zegt het linkerhoofd. "Nou, als u een paar honderd meter verder trekt, dan is daar een mooie open plek," stelt Tony voor, "Niet al te ver er vandaan is een beekje voor schoon water en er staan flink wat bosjes voor beschutting tegen de wind." "Hartelijk dank ffoor de tip," zegt het linkerhoofd. "Mocht u nog iemand weten die nog iets ffoor sssijn gesssondheid nodig heeft, ssstuur ssse dan gerussst door," zegt het rechterhoofd. De klep van de kar gaat weer dicht en het wezen klimt weer op de bok. Een tikje met de teugels en het ezeltje zet zich weer in beweging. "Zo," zegt Tony, "Dat weten we dan ook weer." "Een echte kwakzalver," zegt Rak, "Die had ik al lang niet meer gezien zeg. Al moet ik zeggen dat ik nog nooit eerder een kwakzalver gezien heb die een hydra was. Tot nu toe heb ik alleen de menselijke variant gezien." "Wat is een hydra?" vraagt Rik. "Een hydra is een slang met twee benen en drie hoofden," legt Rak uit. "Ik moet toegeven dat ze er uit zagen als het stereotype kwakzalver," zegt Tony, "Maar ik wil ze niet beschuldigen van kwakzalverij voordat ik bewijs heb dat hun middeltjes niet werken." Als Tony de vragende blik van Rik ziet, voegt hij toe, "Kwakzalvers zijn mensen die beweren dat ze dokter zijn en dat ze medicijnen verkopen. Alleen zijn het geen echte medicijnen. In het meest gunstige geval zijn hun medicijnen water met kleurstof, maar soms werden mensen ook ziek van de troep die ze verkochten. Maar omdat ze altijd weer verder trokken, kregen de mensen niet vaak de tijd om te klagen." Nu snapt Rik ook waar Rak daarstraks op doelde. Aan Rak's stem had hij al gehoord dat Rak het gemeen bedoelde, maar hij snapte niet goed wat er zo nou gemeen was aan wat Rak zei. Rak moet toegeven dat deze hydra niet zo opdringerig was als de kwakzalvers vroeger waren", "Ik weet alleen niet of ze hier echt goede zaken zullen doen. Er zijn hier niet zo vaak mensen ziek. Maar goed, we zullen hun in gedachten houden zolang ze hier zijn." "Misschien moet ik hen dan maar te eten uitnodigen," denkt Tony hardop na, "Als ze echt geen goede zaken doen, zullen ze een gratis maal niet snel afslaan. En wie weet wat voor nieuws of verhalen ze kunnen vertellen." Daar heeft Rik wel oren naar, hij is dol op verhalen, "Mogen wij dan ook komen?" Tony lacht, "dan zal ik er een lunch van maken. Kunnen jullie morgen? Ik verwacht niet dat de hydra zo snel weg is. Ik gok zo dat ze wel een weekje ofzo zullen blijven, ten slotte moeten ze de bosbewoners tijd geven om van hun aanwezigheid op de hoogte te raken." Rik denkt dat ze morgen wel het bos in mogen. "Nou, tot morgen dan," zegt Tony, "Dan zal ik zo even bij de tovenaar langs gaan om te kijken of hij al weer in zijn toren is, misschien wil hij ook wel komen. Dan ga ik daarna langs de hydra om hen uit te nodigen en dan moet ik de voorbereidingen treffen." "Tot morgen, Tony! Ik heb er nu al zin in!" zegt Rik. "Ik ook," zegt Rak, "Zeg, misschien moeten we Twitter en zijn vriendjes gaan vertellen dat er een pillendraaier in het bos is. Die willen vast ook wel even langs gaan om te kijken. Het is ten slotte niet elke dag dat er een hydra door het bos trekt." Dat vindt Rik een goed idee en dus maken ze een omweg om het nieuws te gaan brengen.

Hoofdstuk 28 – Een nieuwe baan voor de hydra


Het is druk rondom het kampvuur dat Tony gemaakt heeft. Boven het vuur hangt een geit te roosteren. De geur die er vanaf komt laat Rak watertanden. Om het vuur heen zitten de hydra, Tony, Rik en Rak, de tovenaar en vrouwe Mathilda. In de takken van de bomen om de open plaats heen zitten Twitter en flink wat van zijn vriendjes. Tony heeft iedereen aan elkaar voorgesteld en nu zitten ze gemoedelijk te wachten tot de lunch klaar is. "Vertel eens, hydra, hoe gaan de zaken?" vraagt de tovenaar. "Niet al te bessst," zegt het middelste hoofd. "Het bosss wordt sssteedsss kleiner, en dusss houden we sssteedsss minder klanten ooffer," zegt het linkerhoofd. "En met de mensssen ffalt al eeuwen niet meer te praten," vult het rechterhoofd aan. "Ja, en jullie kunnen je ook niet echt vermommen als mens om op die manier zaken te doen," zegt Tony. "Presssiesss," zegt het middelste hoofd, "En dan nog, de mensssen kopen allang geen medisssijnen meer van rondtrekkende doktersss." "Onsss beroep isss gewoon aan het uitsssterffen," zegt het linkerhoofd. Tony draait nog eens aan het spit, zodat het vlees niet verbrand. "Maar kunnen jullie dan niet ergens gaan wonen zodat iedereen naar jullie toe moet komen?" vraagt Rik. "Dan sssouden we nog minder klanten hebben," zegt het middelste hoofd. "Maar genoeg getreurd, laten we het ooffer iets ffrolijkersss hebben," zegt het rechterhoofd. "Sssullen we ietsss vertellen ooffer de plaatsssen waar we geweessst sssijn?" stelt het linkerhoofd voor. "We hebben al heel wat wonderen gesssien," bevestigt het middelste hoofd. Terwijl ze wachten op het vlees vertelt de hydra van alle wonderlijke dingen, plaatsen en wezens die ze tijdens hun reizen zijn tegengekomen. Als het vlees klaar is snijdt Tony voor iedereen een portie af en serveert er brood bij. Tijdens het eten valt er een diepe stilte die alleen onderbroken wordt door het geluid van krakende broodkorsten en gesmak. Pas als iedereen voldaan is, worden de verhalen weer opgepakt. Maar nu vertelt iedereen van de avonturen die ze meegemaakt hebben. Na de lunch moet Rik weer naar huis. Als Rik en Rak weer naar huis lopen, denken ze hardop na over het probleem van de hydra. "Ik vind het toch jammer dat ze niet gewoon zoals moderne dokters een dokterspraktijk kunnen openen," zegt Rik. "Wat ze eigenlijk zouden moeten hebben is een rijke koning ofzo, die hun in dienst zou willen nemen," zegt Rak. "Jammer dat de vrouwe dan niet rijk genoeg is om hun in dienst te nemen," vindt Rik. "Hee," zegt Rak opeens, "Weet je wie we eens zouden moeten vragen of ze niet nog een dokter nodig hebben? Sneeuwwitje en de prins!" Dat vindt Rik een goed idee, en hij baalt dat ze niet meteen heen kunnen. Maar Rik heeft weer nieuwe broeken nodig omdat hij zo hard groeit, en mama heeft besloten dat ze die vanmiddag gaan kopen in de stad. Winkelen is natuurlijk ook wel weer leuk, maar nu heeft Rik meer zin om bij Sneeuwwitje op bezoek te gaan. Hij hoopt maar dat er vanmiddag nog wat tijd over is om het bos in te gaan, want morgen moet hij al weer naar school. En Sneeuwwitje woont te ver weg om uit school even langs te gaan. Maar helaas komen ze pas aan het eind van de middag weer uit de stad terug, dus Rik moet wachten tot het volgende weekend. Hij gaat nog wel even op bezoek bij de hyrda om te vragen hoe lang ze hier in de buurt willen blijven, maar gelukkig belooft de hydra om niet weg te gaan voor het volgende weekend. "We sssullen ssseker afssscheid ffan iedereen hier nemen ffoor we weer weggaan, hoor!" belooft het middelste hoofd. Gerustgesteld gaat Rik weer naar huis. Elke middag uit school gaat hij nog even bij de Hydra langs om nieuwe verhalen te horen over wonderbaarlijke genezingen die de hydra met zijn medicijnen klaargespeeld heeft. Hij weet niet zeker of hij alle verhalen kan geloven, maar mooie verhalen zijn het zeker. Dan is het eindelijk weer zaterdag en pakt hij een lunchpakket in zijn tas en gaat op pad naar het kasteel van Sneeuwwitje. Als hij daar aankomt is het hele kasteel in diepe stilte gehuld. Rak vindt het maar vreemd, want hoewel het maar zelden echt lawaaierig was in het kasteel, is dit wel een hele enge stilte. De bediende die hen ontvangt fluistert zelfs helemaal. Uit beleefdheid fluisteren Rik en Rak hun antwoord ook maar. Gelukkig wil Sneeuwwitje hen wel ontvangen. Ze moeten even wachten in de ontvangstkamer. Als Sneeuwwitje binnenkomt schrikken ze, wat ziet Sneeuwwitje er treurig uit! "Oh Rik en Rak, het spijt me dat het hier zo droevig is als jullie langskomen. Maar het is de prins zie je, hij is heel erg ziek, en de dokters denken dat hij niet lang meer te leven heeft. Maar volgens mij weten ze gewoon niet wat er met hem aan de hand is," barst Sneeuwwitje uit, en dan vloeien de tranen over haar wangen. Rik en Rak kijken elkaar verbaasd aan. "Nou, heel misschien hebben wij de oplossing," zegt Rak voorzichtig, "Ik wil je niet te veel hoop geven, maar wij kennen een dokter die nog een baan zoekt, dus misschien wil die wel even kijken of hij iets voor de prins kan doen." "Oh, als dat zou kunnen, deze kwakzalvers vertrouw ik gewoon niet meer!" zegt Sneeuwwitje. "Ik moet je wel waarschuwen dat we tot nu toe alleen maar verhalen van de dokter zelf gehoord hebben, dus we hebben geen idee hoe goed hij daadwerkelijk is, maar niet geschoten is altijd mis," waarschuwt Rak. Rik en Rak nemen weer afscheid van Sneeuwwitje en haasten zich naar de hydra. "Hydra, hydra, kom snel," roept Rik als ze bij de open plek komen waar de wagen staat. "Rik? Wat isss er aan de hand?" vraagt het linkerhoofd. "Ben je sssomsss sssiek?" vraagt het middelste hoofd bezorgd. "Nee, maar de prins wel," antwoordt Rak. "Nou, dan gaan we meteen op pad!" zegt het rechterhoofd.

Hoofdstuk 29 – Wordt de prins weer beter?


Rik en Rak rennen naast de kar van de hydra mee. Het ezeltje loopt zo hard als hij kan, maar de kar is zwaar, dus erg hard is het niet. Het is al bijna tegen het middaguur voor ze bij het kasteel aankomen. Omdat ze al verwacht worden, mogen ze zo doorrijden naar de binnenplaats. De hydra glijdt van de bok af en loopt op Sneeuwwitje af, die hen al op staat te wachten. Ze schudt de handen van de hydra. "Waar isss de passsient?" vraagt het middelste hoofd. "Komt u maar mee, de prins is in zijn kamer," zegt Sneeuwwitje. Ze gaat hen voor naar de slaapkamer van de prins. De prins ligt in een donkere kamer op een groot bed vol met kussens. Zijn bleke, bezwete gezicht is nog net zichtbaar in zijn hoofdkussen. Om het bed heen staan vier doktoren zachtjes te overleggen. De hydra buigt naar hen. "Collegae," zegt het middelste hoofd ter begroeting. "Ik wil u ffragen om mij eerssst mijn eigen ondersssoek te laten doen," zegt het linkerhoofd. "Sssodra ik daarmee klaar ben sssal ik mijn beffindingen met u oofferleggen," zegt het rechterhoofd sussend als hij de duistere blikken van de doktoren ziet. "Heren, u hoort het verzoek van uw collega. Ik wil u verzoeken om even buiten de kamer te wachten," beveelt Sneeuwwitje. De doktoren hebben geen keus en verlaten de kamer. "Rik en Rak, willen jullie ook eeffen buiten wachten?" vraagt het rechterhoofd. Rik en Rak laten Sneeuwwitje en de hydra bij de prins achter. Eigenlijk wil Rik aan Rak vragen of hij denkt dat de prins weer beter wordt, maar de vier doktoren staan ook op de gang. Rak schudt zijn hoofd, nee het is beter om er nu niet over te praten. De hydra gaat het al moeilijk genoeg krijgen. Het wachten duurt heel lang. De doktoren zijn druk met elkaar aan het fluisteren, maar Rik en Rak snappen er niet veel van. Na een hele lange tijd komt er een bediende wat te drinken brengen. Koffie voor de doktoren, limonade voor Rik en een bak water voor Rak. Rik is blij dat ze er ook een koekje bij krijgen, want hij heeft al best honger. Maar als het koekje op is, moeten ze nog steeds wachten. Uit verveling hinkelt Rik de gang maar op en neer. De doktoren kijken fronsend naar hem, maar Rik kan het niets schelen. En dan gaan eindelijk de deuren van de slaapkamer weer open. De doktoren struikelen bijna over elkaar om weer naar binnen te komen. Rik en Rak kijken elkaar aan, en wachten even tot de doktoren binnen zijn, voordat ze hen achterna gaan. "Ssso, nu sssou ik graag jullie meningen horen," zegt het linkerhoofd van de hydra. Onmiddellijk beginnen de vier doktoren door elkaar te praten en te discussieren. Er is geen woord van te verstaan. "Hmpfff, geen wonder dat de prinsss nog niet beter isss," moppert het middelste hoofd. "Ssstilte!" beveelt het rechterhoofd. "Een ffoor een, alssstubliefft! U eerssst," zegt het linkerhoofd en wijst naar een van de doktoren. De dokter begint een technisch verhaal over wat er met de prins mis zou zijn, waar Rik niets van begrijpt. Als een van de andere doktoren hem in de rede wil vallen, wordt hij terechtgewezen door de hydra. "U komt ssso aan de beurt!" zegt het rechterhoofd. Als de eerste dokter eindelijk is uitgesproken, knikken de drie hoofden en wijzen de tweede dokter aan. En zo vertellen de vier doktoren na elkaar wat ze denken dat er mis is met de prins en wat ze er aan gedaan hebben om het op te lossen. "Wat hebben jullie gedaan? Geen wonder dat die arme man ssso sssiek isss!" barst het rechterhoofd uit. "U sssou toch beter moeten weten!" vindt het middelste hoofd. "Medisssijnen zijn geen sssnoepgoed dat je ssso maar door elkaar kan eten!" voegt het linkerhoofd toe. "U bent een ssschande voor onsss beroep!" wijst het rechterhoofd hen nog eens terecht. Sneeuwwitje is erg geschrokken van de uitbarsting. "Heren, ik heb genoeg gehoord, u kunt uw spullen inpakken en vertrekken!" beveelt ze bars. "Kunt u iets doen voor de prins? Is hij nog te redden?" vraagt ze vervolgens aan de hydra. "Ik sssal eerlijk sssijn, ik durff nietsss te belooffen," zegt het middelste hoofd. "De prinsss isss erg fferssswakt door de behandeling ffan mijn collegae," zegt het rechterhoofd. "Maar we sssullen er allesss aan doen om hem te redden," zegt het linkerhoofd. "We sssouden het op prijsss ssstellen alsss u de keuken om wat krachtige bouillon sssou kunnen versssoeken," vraagt het middelste hoofd. "Lieffssst met rundffleesss," voegt het rechterhoofd toe. "Ik zal er direct voor zorgen," belooft Sneeuwwitje. De hydra gaat naar zijn wagen en komt terug met een tas vol flesjes en potjes. "Rik kun jij sssomsss sssorgen dat we een taaffeltje ffrij hebben?" vraagt het linkerhoofd. Rik kijkt de kamer rond en ziet een kastje tegen de muur staan naast het raam, "Is dat kastje goed?" "Uitssstekend," zegt het linkerhoofd. Op het kastje staan wat kaarsen en doosjes. Rik blaast de kaarsen uit en zet dan alles wat op het kastje staat op de grond ernaast. "Dank je wel," zegt het middelste hoofd. De hydra stalt een heel arsenaal aan potjes en flesjes uit op het kastje. Sneeuwwitje komt terug met een kom soep, "De bouillon is nog niet zo heel erg sterk, want daar was nog geen tijd voor, maar dit is het beste dat de kokkin zo snel kon regelen. De volgende kom zal een stuk sterker zijn." De hydra proeft eens van de soep. "Prachtig," zegt het linkerhoofd. "Een momentje nog," zegt het middelste hoofd en roert een poeder door de soep. Het linkerhoofd proeft nogmaals van de soep en knikt. "Alsss u de prinsss dan langsssaam de sssoep wilt ffoeren?" vraagt het rechterhoofd. Sneeuwwitje zet de kom even aan de kant en helpt de Hydra om de prins rechtop in bed te zetten, zodat ze hem de soep kan voeren. Hapje voor hapje, krijgt de prins de kom soep binnen. Als de kom leeg is, heeft hij zelfs weer een beetje kleur op zijn wangen. "Ah, dat ziet er veelbelovend uit," vindt het rechterhoofd. "Nu heeft hij slaap nodig," zegt het linkerhoofd. Samen met Sneeuwwitje legt de hydra de prins weer plat in bed. Zachtjes lopen ze de kamer uit. "Ooffer een uurtje sssal ik weer eensss gaan kijken," belooft het rechterhoofd. Rik en Rak moeten intussen weer naar huis."Morgen komen we weer terug," belooft Rik.

Hoofdstuk 29 – Melk voor de prins


De volgende dag gaan Rik en Rak eerst even bij Tony langs om hem het nieuws te vertellen. "Ah, ik vroeg me al af waar de hydra zo plotsklaps naartoe gegaan was," zegt Tony, "Ik ben blij dat hij niet stilletjes vertrokken is. Gaan jullie maar gauw naar Sneeuwwitje toe, dan vertel ik de anderen waar de hydra heen is. Twitter was al komen vragen of ik het wist." Rik en Rak rennen het hele eind naar het kasteel. Ze lopen dan ook flink te hijgen als ze aankomen. "Zo, jullie hadden haast," zegt de wachter bij de poort, "Ga maar gauw naar de ontvangstzaal, daar hebben ze vast wel wat te drinken voor jullie om bij te komen." Sneeuwwitje is niet in de ontvangstzaal, maar de bedienden daar regelen snel wat te drinken. "Als jullie zo een beetje bijgekomen zijn, dan mag je wel naar de slaapkamer van de prins," zegt de hofmeester, "De wachter daar kan jullie wel vertellen of je naar binnen mag of niet. En als je niet naar binnen mag, dan komt Sneeuwwitje vast wel even naar buiten om met jullie te praten." Gelukkig slaapt de prins niet, en mogen ze even bij hem binnen om te kijken hoe het gaat. De prins zit weer rechtop in bed en krijgt nog een bord met soep. Rik en Rak maken een buiging voor hem en Sneeuwwitje. De hydra is er even niet en Sneeuwwitje vertelt dat hij in de naastgelegen slaapkamer even een dutje doet, "De arme man is de hele nacht in touw geweest om de prins te verzorgen." Als de soep op is, gaat de prins weer liggen om een dutje te doen. Sneeuwwitje laat een bediende achter om de prins in de gaten te houden en gaat Rik en Rak dan voor naar de troonzaal. "Ik heb een verzoek voor jullie," zegt Sneeuwwitje als ze alledrie zitten, "De hydra vroeg of we ook geitenmelk hadden, want dat zou goed zijn voor de prins, maar de kokkin heeft me verteld dat we dat niet hebben. Nu weet ik dat Tony geiten heeft, en ik vroeg me af of jullie namens mij zouden kunnen vragen of hij ook wat geitenmelk voor de prins heeft." "Natuurlijk willen we dat gaan vragen!" zegt Rik meteen. "Oh, eerlijk waar? Dat zou geweldig zijn. Ik weet dat het een eind lopen is voor jullie," zegt Sneeuwwitje. Ze klapt in haar handen en draagt de bediende die komt aansnellen op om een leren drinkzak te gaan halen. De bediende haast zich weg en komt al snel weer terug met een drinkzak. Er zit een handig koord aan de zak dat Rik om zijn schouder kan hangen. De zak hangt dan alleen wat te laag, zodat hij tot Rik zijn knieen komt. De bediende schiet te hulp en legt een knoop in het koord zodat de zak makkelijker hangt. Rik en Rak maken een buiging voor Sneeuwwitje en haasten zich weer terug naar Tony. "Zo, zijn jullie nu al weer terug," zegt Tony verbaasd, "Waren jullie niet welkom?" "Ja wel hoor, Tony," zegt Rak, terwijl Rik nog staat na te hijgen van het harde hollen, "Maar de hydra had Sneeuwwitje aanbevolen om de prins geitenmelk te voeren. En die hadden ze niet in het paleis, dus toen vroeg ze ons of we naar jou wilden gaan en wilden vragen of jij toevallig wat geitenmelk over had." "Natuurlijk heb ik geitenmelk!" zegt Tony meteen, "Kom, dan gaan we meteen de geiten melken. Dat moest ik vandaag toch nog doen." Meteen pakt Tony de emmer en het krukje en lopen ze naar de geiten. De geitjes komen al mekkerend op hen af in de hoop dat ze wat lekkers bij zich hebben. De mannetjesgeiten lopen dan ook meteen weer weg als blijkt dat ze niets lekkers bij zich hebben, maar de vrouwtjes willen wel graag gemolken worden. Snel melkt Tony alle geiten tot de emmer vol is. Voorzichtig giet hij de melk over uit de emmer in de drinkzak. Maar als de zak vol is, is de emmer nog lang niet leeg. "Wacht maar even," zegt Tony en haalt nog een paar van zijn eigen drinkzakken uit de grot onder de brug. Hij giet de rest van de melk in de andere zakken en hangt de zakken vervolgens om zijn eigen nek. "Zo, zijn jullie weer genoeg uitgerust om de tocht nog een keer te maken?" vraagt Tony. Rik heeft de drinkzak van de prins om zijn nek gehangen, "Ja hoor, Tony, we zijn er helemaal klaar voor!" Dit keer gaan ze niet rennend naar het paleis, want Rik is stiekem nog wel een beetje moe en de drinkzak is best zwaar nu hij vol is, en Tony kan toch niet zo ver rennen. Maar ze lopen flink door, en sneller dan verwacht zijn ze weer terug in het paleis. "Dag Sneeuwwitje," zegt Tony, "Hier zijn vier zakken met geitenmelk, vers gemolken vandaag." "Oh Tony, dank je wel!" zegt Sneeuwwitje, "Maar een zak was wel genoeg geweest hoor!" Meteen gaan ze naar de prins toe met de melk. Daar zit de hydra naast het bed poedertjes te mengen. "Ha, de melk," zegt het linkerhoofd. De prins trekt een vies gezicht en Sneeuwwitje moet lachen, "Nu weet ik zeker dat je weer beter wordt!" Rik kijkt haar verbaasd aan. "Hij houdt helemaal niet van geitenmelk, maar als hij een vies gezicht kan trekken, dan betekent dat dat hij al een stuk beter is dan eerst, want eerst slikte hij gewoon alles wat de dokters in zijn mond deden. Hij was gewoon te ziek om te protesteren." De hydra knikt met alledrie zijn hoofden. "Ja, het gaat heel goed," zegt het linkerhoofd. "Onssse diagnoossse was gelukkig juissst," zegt het rechterhoofd. "De mediesssijnen werken booffen verwachting goed," zegt het middelste hoofd. "Nou," zegt Sneeuwwitje, "Dan zou ik graag willen dat u hier aanbleef als onze hofarts. Ik heb de vorige artsen de deur uitgestuurd namelijk." "Wij sssijn ffereerd," zegt het middelste hoofd. "Maar willen dan wel om een gunssst ffragen," zegt het rechterhoofd. "Zegt u het maar," zegt Sneeuwwitje. "Wij sssouden graag aff en toe fferloff krijgen om het bosss rond te reisssen om ook de andere bewonersss te helpen," zegt het linkerhoofd. "Oh, maar natuurlijk mag dat!" zegt Sneeuwwitje, "Ik zou niet willen dat het mijn schuld is dat de zieke bosbewoners geen dokter hebben!" Rik juicht, "Hoera!" De hydra bedankt Rik voor alle moeite die hij voor hen gedaan heeft. Maar dan is het weer tijd voor Rik en Rak om naar huis te gaan. Tony loopt met hen mee en neemt Rik halverwege op zijn schouders. Het is toch wel een erg lange tocht om vier keer op een dag te maken. Thuis wacht mama al weer op hen met het eten.

Hoofdstuk 30 – Op jacht naar de vliegende robotvissen


In de dagen daarna kan Rik niet meer bij Sneeuwwitje en de prins op bezoek, maar hij hoort van Tony dat het steeds beter gaat met de prins. Tony vertelt ook dat de tovenaar en vrouwe Mathilda op bezoek zijn geweest. "En moet je zien wat de tovenaar gemaakt heeft," zegt Tony enthousiast, "Het is een doosje en als ik er iets in doe en het doosje sluit, dan verschijnt het vanzelf bij hun in de toren in een ander doosje. En dan gaat er daar een belletje. De tovenaar vertelde dat hij het idee had gekregen van de liftjes die bedienden altijd gebruiken om maaltijden vanuit de keuken naar boven te transporteren. Zo'n liftje is natuurlijk niet magisch, maar de tovenaar had bedacht dat hij zo'n zelfde systeem met magie zou moeten kunnen bouwen. Dus nu kunnen we brieven en boeken naar elkaar sturen!" Rak is nog een beetje wantrouwig, "En werkt het ook net zo goed als hij beweert?" "Ja hoor, ik moet zeggen dat ik in het begin ook een beetje sceptisch was, we hebben allemaal gezien dat zijn tovers niet altijd doen wat hij verwacht. Maar ik denk dat vrouwe Mathilda zich er mee bemoeit heeft, want het werkt prima. Ik heb al een aantal boeken en brieven heen en weer gestuurd zonder problemen," zegt Tony, "En nu zat ik te denken, nu we berichten naar de tovenaar en vrouwe Mathilda kunnen sturen, kunnen we ook landkaarten versturen." Rik kijkt Tony niet-begrijpend aan, "Wat voor landkaarten?" Ook Rak begrijpt er nog niets van, "Wat moet de tovenaar met landkaarten?" Tony lacht geheimzinnig, "Nou eigenlijk zijn de kaarten niet voor de tovenaar, maar voor vrouwe Mathilda. Ik dacht zo, als wij nou eens over het bos vlogen en een kaart maken van het hele bos. En dan met name van elk meertje in het bos..." Opeens snapt Rak waar Tony heen wil, "Ah, en dan kan zij kijken welk meertje we van dichterbij moeten bekijken!" Rik zit met zijn gedachten nog bij zieke prinsen en brieven versturen, en denkt niet meer aan de robotvissen, "Waarom moeten we een meertje van dictherbij bekijken dan?" "Nou, om de robotvissen op te sporen, want volgens vrouwe Mathilda waren die bij een meertje, weet je nog," helpt Tony hem herinneren. Nu snapt Rik eindelijk waar ze het over hebben. "Maar kunnen we zo'n kaart niet gewoon op internet vinden?" Daar had Tony nog niet aan gedacht, "Tja, dat soort dingen denk ik niet aan. Ik heb nou eenmaal geen computer, dus dan vergeet je wel eens wat er allemaal mogelijk is met die dingen. Maar zou die kaart ook echt kloppen? Er zijn tenslotte ook bijna geen mensen die weten wat voor wezens er in dit bos allemaal wonen." "Ik denk dat mensen gewoon heel erg goed zijn in het over het hoofd kijken van dingen die ze niet verwachten," zegt Rak, "Maar wat we kunnen doen, is een paar kaarten printen van het bos en dan met het vliegtuig gaan controleren of de kaarten kloppen. En als we twee setjes kaarten printen, dan kunnen we het eerste setje meteen naar de tovenaar en de vrouwe sturen." Tony belooft dat hij de volgende dag naar de bibliotheek zal gaan om de kaarten te printen, "Dan kunnen we morgen meteen de eerste orientatievlucht maken!" En zo vliegen ze in de weken daarna meerdere vluchten over het bos om de kaarten te controleren. Rik smokkelt elke dag een setje stiften mee en maakt aantekeningen op de kaarten, terwijl Tony vliegt. De kaarten vanuit de lucht aflezen valt toch niet altijd mee, maar Rak helpt hem. De eerste dag tekenen ze de brug van Tony, de toren van de tovenaar, de boom van Twitter en het paleis van Sneeuwwitje in. De dag erna de speelgoedboom, de legotempel en de ruine met de vlinders. Ze tekenen ook enkele kleine meertjes in op de kaart. Elke kaart die ze af hebben, sturen ze door naar de tovenaar. Tony heeft de kaart van het bos namelijk heel erg groot uitgeprint, zodat er heel veel blaadjes voor nodig waren, maar er staan dan ook heel veel details op. In zijn grot heeft hij ook een kleinere kaart hangen waar ze op aftekenen welk deel van het bos ze al gehad hebben. Als ze na een paar weken eindelijk klaar zijn, hebben ze heel wat kleine plasjes en meren ingetekend die oorspronkelijk niet op de kaart stonden, maar ze hebben nog niets van de tovenaar gehoord. "Weet je wat we ook nog niet gevonden hebben?" zegt Rak verbaasd, "De toren van vrouwe Mathilda. Zou ze soms in een ander bos wonen? Dan kan het zijn dat we in dat bos moeten zoeken, en dan hebben we voor niets dit hele bos uitgekamd." Daar hadden ze nog helemaal niet aan gedacht. "Daar zeg je wat," zegt Tony, "Ik was er altijd van uitgegaan dat vrouwe Mathilda ook hier in het bos woonde. Morgen ben je de hele dag vrij toch, Rik? Ik zal de tovenaar een briefje sturen of hij ons dan kan komen ophalen om te overleggen."

Hoofdstuk 31 – Waar is de toren van vrouwe Mathilda?


Rik en Rak rennen de volgende morgen al vroeg het bos in. Ze zijn heel benieuwd of Tony inmiddels al antwoord heeft van de tovenaar. Als ze aankomen is Tony bij de geitjes om hen te melken en te voeren. "Ha jongens, zijn jullie daar al? Ik ben nog even bezig, ik kom er zo aan," begroet Tony hen. Rik helpt mee bij het voeren, zodat Tony sneller klaar is. "Zo, dat is ook weer gedaan. Komen jullie mee, ik heb goed nieuws van de tovenaar. Hij komt ons straks halen. Het kan nog even duren, want hij moet nog wat voorbereiden bij de toren." Rik en Rak lopen achter Tony aan terug naar de brug. Tony schenkt voor allemaal een beker melk in. Rak's melk doet hij in een schaaltje. Gelukkig duurt het niet heel lang voordat de tovenaar voor hun neus staat. "Zo, waar is dat vliegtuig van jullie?" valt hij met de deur in huis. "Het vliegtuig?" vraagt Tony verbaasd, "Dat staat een flink eind verderop, hoe dat zo? Wilde je toch vliegend heen?" "Vliegend? Lieve help, nee. Maar het is wel de bedoeling dat we het meenemen. De toren van mijn vrouwe moet ergens hier in het bos staan, dus het is de bedoeling dat jullie straks daarboven rondvliegen om te kijken waar het is," legt de tovenaar uit. "Nou, laat ik dan de overzichtskaart ook maar meenemen," zegt Tony en loopt de grot in om de kaart te gaan halen. Twee tellen later komt hij weer naar buiten met de opgerolde kaart in zijn ene hand, een enorme jerrycan benzine in zijn andere hand en zijn pilotenmuts op zijn hoofd, "Zo, nu kunnen we gaan." De tovenaar kijkt een beetje vreemd naar de muts. "Wat? Tovenaars hebben een puntmuts, piloten hebben een leren muts met flappen," zegt Tony, "Zo heeft ieder beroep zijn eigen rariteiten." "Goed punt," vindt de tovenaar en zegt verder niets. Tony heeft zijn vliegtuig verstopt op een open plek naast een brandgang in het bos. Daar stonden eerst wat struiken, maar die heeft hij gekapt en gebruikt hij nu als camouflage door de takken ervan over het vliegtuig heen te leggen. Hij haalt de takken van het vliegtuig af en vult de tank van het vliegtuig. "Zo, en wat nu?" vraagt hij als hij klaar is. "Nu wil ik graag dat jullie in het vliegtuig gaan zitten," zegt de tovenaar. Rik, Rak en Tony klimmen in het vliegtuig, en nog voor ze kunnen vragen wat er nu gaat gebeuren, zwaait de tovenaar met zijn staf en staan ze opeens op een andere open plek in het bos. "Onze bedienden hebben hier vanmorgen een gang in het bos gehakt, we hopen dat het groot genoeg is om op te stijgen," legt de tovenaar uit, "De toren is ongeveer honderd meter ten noorden van hier." Aan de rand van de open plek staat al een bediende te wachten met een rol kaarten in zijn hand. De tovenaar pakt de kaarten aan en rolt ze uit, "Ons vermoeden is dat we ongeveer hier moeten zitten. En dan zouden jullie dus deze rots en dat meer daar moeten zien als je opstijgt en rondvliegt." Tony bestudeert de kaart nog eens goed, "Ja, die rots herken ik nog. Goed we zullen eens zien, ik ben toch benieuwd waarom we de toren niet eerder gezien hadden." Snel maken ze zich klaar om op te stijgen. "Je kunt ons straks in de toren vinden," roept de tovenaar boven het geluid van de brullende motor uit, "Ik stuur met een half uurtje wel een bediende om op jullie te wachten!" Snel haast hij zich weg bij het vliegtuig vandaan, met de bediende op zijn hielen. "Het lijkt haast wel of ze bang zijn," zegt Rik verbaasd. Maar het vliegtuig is al begonnen met rijden en de motor brult nu zo hard, dat niemand hem hoort. Het pad in het bos is een beetje hobbeliger dan de brandgang waar ze normaal opstijgen, maar het lukt toch. Allereerst vliegt Tony naar het noorden om te kijken waar de toren precies is. Vanuit de lucht zien ze dat de toren in een kleine ondiepe vallei staat, en dat hij omringd is door enorme bomen. Maar de toren steekt er toch nog steeds bovenuit. "Vreemd dat we die niet gezien hebben," vindt Tony. Rik en Rak zijn het met hem eens. Tony gaat nog wat hoger vliegen en maakt een grote bocht. In de verte is de rots die op de kaart aangegeven stond, en ook het meer ligt waar ze het verwacht hadden. "Dus toch in ons bos, gelukkig," zegt Rak, "Zullen we eens gaan kijken waar we eerder gevlogen hebben? Misschien kunnen we dan zien waarom we de toren eerder niet zagen!" Tony draait meteen het vliegtuig met een grote bocht naar de rots. Als ze eenmaal op de koers zitten die ze vlogen toen ze de kaart maakten, kunnen ze de toren inderdaad niet meer zien. "Maar waarom zien we de toren dan niet?" vraagt Rik, "Hij was toch hoger dan de bomen?" Tony maakt nog eens een bocht om de route die ze bij het kaarten maken namen terug te vliegen. Maar ook nu kunnen ze de toren niet zien. Uiteindelijk vliegt Tony in de richting waarvan hij weet dat de toren daar staat. Na een eindje vliegen kunnen ze de toren plotseling wel zien. "Hee, hoe kan dat nou?" roept Rik verbaasd. Rak moet lachen, "Kijk maar eens heel goed onder ons, volgens mij vliegen we over een heuvel heen." En inderdaad er is een lage heuvelrug die precies zo ligt dat ze de toren niet konden zien van waar ze gevlogen hadden. Tony heeft genoeg gezien en vliegt weer terug naar de toren om te landen. De bediende staat al op hen te wachten en begeleidt hen naar binnen waar een warme kop thee wacht.

Hoofdstuk 32 – Op zoek naar het meer


"Maar dan kan het dus zijn dat we nog niet helemaal alles in kaart gebracht hebben," zegt de tovenaar als ze in de troonzaal zitten. "Ja, dat zou kunnen," zegt Tony, "Maar vrouwe Mathilda, staat er dan helemaal nergens een meertje op de kaart dat lijkt op wat u in de kristallen bol gezien hebt?" "Tja, er zijn er wel een aantal die in aanmerking komen, maar ik heb nog niets gezien waarvan ik meteen dacht, ja die is het," zegt de vrouwe. "Maar waarom gaat u dan niet gewoon met Tony in het vliegtuig langs de meertjes die er een beetje op lijken om te zien of het de goede is?" vraagt Rik. Vrouwe Mathilda kijkt hem verbaasd aan, "Weet je daar heb ik helemaal niet aan gedacht. Zou dat kunnen Tony?" "Natuurlijk vrouwe! Alleen dan denk ik niet dat jij er nog bij past, Rik," zegt Tony, "Maar misschien kan de tovenaar je naar huis brengen. Dan komen we je halen als we de plek gevonden hebben." Rik vindt het wel jammer, maar hij begrijpt ook wel dat het gewoon niet past als Rak en hij ook nog mee moeten in het vliegtuig. Bovendien moeten ze dan ook veel vaker terug om te tanken, want Tony heeft uitgelegd dat hoe zwaarder het vliegtuig is, hoe meer brandstof het gebruikt. "Kom volgende week zaterdagochtend maar naar de grot onder de brug. Hopelijk hebben we tegen die tijd het meer gevonden en kunnen we dan op onderzoek uit," spreekt Tony af. Rik knikt. De tovenaar, die al lang blij is dat hij niet mee hoeft in het vliegtuig, geeft zijn vrouwe vlug een zoen op haar wang, "Zul je voorzichtig zijn, lieve? Klaar, jongeheer Rik?" Rik zwaait naar Tony en vrouwe Mathilda en gaat dan dicht bij de tovenaar staan, samen met Rak. De tovenaar zwaait met zijn staf en dan staan ze weer voor de toren van de tovenaar. "Gaat u hier ooit nog wonen?" vraagt Rik nieuwsgierig. De tovenaar kijkt even een beetje weemoedig, maar schudt dan zijn hoofd, "Nee, dat denk ik niet. De toren van vrouwe Mathilda is een stuk groter en comfortabeler. En je raakt best gewend aan al die bedienden die voor je zorgen. Nee, vandaag of morgen zal ik al mijn boeken gewoon eens op moeten halen en de toren sluiten. Tot volgende week, jongeheer Rik. Dag Rak!" En met een zwaai van zijn staf is hij weer verdwenen. Rik en Rak lopen langzaam weer naar huis. Maar een week later staan ze weer bij Tony zijn grot. Tony is er niet. "Zou hij de hele week niet hier geweest zijn? Wie zou er dan voor zijn geitjes gezorgd hebben?" vraagt Rak zich af. Ze lopen naar de geitjes om te kijken of Tony daar soms is, maar ook daar is hij niet. Maar de geitjes zien er gezond en gelukig uit. "Zo te zien heeft er toch iemand voor ze gezorgd," denkt Rik. Hij klimt op het hek en kijkt hoe de jonge geitjes tikkertje spelen. Het duurt niet lang voordat Tony en de tovenaar er aan komen lopen. "Ha, daar zijn jullie. Waren jullie bang dat ik de geitjes zou verwaarlozen? Maak je daar maar geen zorgen over hoor, die kunnen prima voor zichzelf zorgen. Eigenlijk hebben ze helemaal geen extra voer nodig, maar ik hou wel van een lekker vetgemest geitje," grapt Tony. Rik geeft hem een por, "We kwamen ook gewoon hier omdat ik dan naar de geitjes kon kijken. Bij de brug gebeurt niet zo veel als jij er niet bent!" "Zal ik je eens wat nieuws vertellen," zegt Tony geheimzinnig. "Jullie hebben het meer gevonden?" vraagt Rik hoopvol. "Huh wat? Ja, dat ook natuurlijk. Maar daar had ik het niet over," zegt Tony, "Nee, wat ik wilde vertellen is dat ik ga leren paardrijden. De tovenaar kan me niet altijd blijven ophalen om langs te komen, en als ik te vaak met het vliegtuig heen en weer vlieg, dan valt dat op een gegeven moment toch op." "En al die vluchten die we gemaakt hebben om het meer te zoeken vallen niet op?" vraagt Rak sarcastisch. "Hmm, ja, goed punt, nou ja, daar kunnen we niets meer aan doen. Maar vrouwe Mathilda zei dat het een goed idee was als ik kon paardrijden, dan kon ik op bezoek komen wanneer ik wilde. Als ik eenmaal goed genoeg kan rijden, dan mag ik het paard meenemen en bij de geitjes in de wei zetten," zegt Tony trots. Rik kan het toch niet zo goed voor zich zien, Tony op een paard. "Zijn jullie bijgekletst?" vraagt de tovenaar een beetje mopperig, "Dan kunnen we gaan." Nog voordat iemand iets terug kan zeggen staan ze alweer voor de toren van vrouwe Mathilda. Bij de toren staat vrouwe Mathilda al klaar met twee paarden. "Gaat u niet mee?" vraagt Rik aan de tovenaar. "Nee, ik houd niet van paarden. Net zo min als van vliegtuigen," moppert de tovenaar. Nu snapt Rik waarom de tovenaar zo mopperig is, hij is gewoon jaloers dat Tony zo veel tijd met zijn vrouw doorgebracht heeft. "Kom jij bij mij achterop, Rik?" vraagt vrouwe Mathilda, "Of kun je toevallig al paardrijden? Dan regel ik een eigen pony voor je, hoor." "Nee vrouwe, ik heb nog nooit op een paard gezeten," zegt Rik. Met een grote zwaai zet Tony hem achter op het paard. Snel slaat Rik zijn armen om vrouwe Mathilda heen, zo'n paard is wel erg hoog. Tony klimt op zijn eigen paard, en dan gaan ze op pad, met Rak achter hun aan. Het is best een eind rijden, maar uiteindelijk komen ze bij een groot meer aan dat ovaal is, en waarvan het water meer groen dan blauw is. "Hier zijn we dan," zegt vrouwe Mathilda.

Hoofdstuk 33 – Het goede meer


Tony klimt van zijn paard af en tilt dan Rik uit het zadel. Rik heeft nu wel een beetje moeite met lopen, want zijn benen zijn helemaal stijf van het gekke zitten op een zadel. Vrouwe Mathilda glijdt elegant van haar paard en bindt de beide paarden aan een boomtak. "En wat doen we nu?" vraagt Rik. "Laten we eerst maar eens om het meer heen lopen," stelt Tony voor. "Dat is anders best een eind," zegt Rik. "Des te beter," denkt Rak, "Dan stroomt het bloed weer een beetje door je benen. Je ziet er uit als een zeeman die net twee maanden op zee is geweest!" Rik moppert nog een beetje, maar loopt toch achter de anderen aan als ze op pad gaan. En Rak heeft gelijk, na een flink stuk lopen, voelen zijn benen inderdaad beter aan. Hij loopt al weer bijna normaal. Halverwege hun rondgang om het meer gaan ze even zitten om uit te rusten. Tony heeft een leren drinkzak bij zich met geitenmelk en de vrouwe tovert kleine bekers uit een tasje te voorschijn. "Getrouwd zijn met een tovenaar heeft zo zijn voordelen," zegt ze lachend. Als ze weer uitgerust zijn, gaan ze verder met hun rondgang. Uiteindelijk komen ze weer bij de paarden aan zonder iets te vinden. Teleurgesteld en moe ploft Rik in het gras neer. "Wat nu," vraagt Tony, "Als dit het meer is, waar zijn de robotvissen dan?" "Het zijn vissen, misschien zwemmen ze wel in het meer," grapt Rak. Vouwe Mathilda pakt har glazen bol uit haar tas, "Ik zal nog eens kijken of ze nu nog steeds bij het meer moeten zijn." Ingespannen tuurt ze in de glazen bol. Ïk denk dat Rak gelijk heeft," zegt ze na een tijdje. "Als ik mijn bol vraag waar de vissen nu zijn, dan is de omgeving behoorlijk groen, en ook nogal vaag. En als ik de man zoek, dan wapperen zijn haren vreemd heen en weer, alsof hij onder water is. Zou het soms een meerman zijn?" "Maar hoe komen wij onder water?" vraagt Rik zich af, "Ik kan niet onder water zwemmen." Plotseling begint het water te kabbelen. "Hee, wat gebeurt daar?" vraagt Rak zich hardop af. Het water golf steeds harder. En dan opeens komt er een arm uit het water. En nog een, en nog een. De armen spartelen wat op en neer en verwijnen dan weer. Dan komt er opeens een groot hoofd boven water. "Het is een oktopus," weet Rik, "Maar dan een robotoktopus. Ik denk dat we toch het goede meer gevonden hebben," juicht hij. Langzaam loopt kruipt de oktopus het water uit. Als vanzelf deinst de groep avonturiers achteruit. "Wat heeft hij allemaal vast voor ronde dingen?"vraagt vrouwe Mathilda zich af. De armen bewegen zich zo snel, dat Rik het niet goed kan zien. Maar dan legt de oktopus de objecten voor hun voeten en kruipt een stuikje achteruit. Met een tentakel duwt hij het ronde voorwerp nog eens in de richting van Rik en de anderen. "Ik denk dat het voor ons is, wat het ook is,"zegt Rak en doet een stapje naar voren om de objecten te bestuderen. Ze zijn rond en van metaal. Met een poot rolt hij het voorwerp om, zodat de andere kant voven komt te liggen, daar blijkt een groot rond gat in te zitten. "Het lijkt wel een helm,"zegt hij verbaasd. "Misschien is het wel een duikhelm," zegt Rik enthousiast. Meteen loopt hij op de helm af en zet hem op zijn hoofd. "Kijk hij past precies!" Met de helm op, loopt hij richting het water. "Wees voorzichtig, Rik," roept Tony hem toe, maar Rik hoort het al niet meer. Voetje voor voetje loopt hij het water in. Net zolang tot zijn oren onder water zijn. Met de helm op gaat ademen prima. Hij kan ook goed zien onder water al is alles een beetje groenig en troebel. Als hij zich omdraait ziet hij dat de anderen hem niet gevolgd zijn, dus loopt hij maar weer terug om ze te halen om ook te komen. Als ze niet onder water gaan zoeken, zullen ze de robotvissen nooit vinden. Als zijn hoofd weer boven water komt, ziet hij de anderen bezorgd naar het water een stukje verderop turen. Blijkbaar is hij niet zo recht terug gelopen als hij dacht. "Hee jongens, pak een helm en kom er in!" roept hij. Maar de anderen horen hem niet. Dus loopt hij nog een stukje verder de kant op, en zet de helm af. Intussen hebben de anderen hem gezien en zijn erg opgelucht. "Hee, pak een helm en kom er ook in!" roept hij nogmaals, "Met zo'n helm op kun je prima ademen onderwater." Tony en vrouwe Mathilda pakken nu ook een helm. Rak gromt van frustratie, want hij kan de vierde helm niet zelf opzetten. Als hij zijn kop er in probeert te duwen, duwt hij de helm weg. Gelukig ziet vrouwe Mathilda het probleem en zet de helm op zijn kop. "Dank u," zegt Rak. "Graag gedaan," antwoordt vrouwe Mathilda. "Hee, nu kan ik jullie horen," roept Rik opgtogen. "Ja, en we kunnen jou ook horen," zegt Tony, dus je hoeft niet zo te schreeuwen, mijn oren toeteren er helemaal van." "Oeps, sorry," verontschuldigt Rik zich, "Maar toen ik jullie daarstraks riep toen ik net het water uitkwam hoorden jullie me niet." "Ik denk dat er een microfoon in de helms is ingebouwd," denkt Vrouwe Mathilda, "en luidsprekers, zodat we elkaar kunnen horen." Nu iedereen een helm opheeft, gaat de oktopus terug het water in. Hij wuift met een tentakel. "Ik denk dat hij wil dat we hem volgen," zegt Tony. "Zullen we dan maar?" stelt vrouwe Mathilda voor.

Hoofdstuk 34 – Onder water


Achter elkaar aan loopt het viertal het water in, Rik voorop, maar al snel ingehaald door de oktopus. Zodat ze nu met zijn vijven achter elkaar lopen. Maar lopen onder water gaat niet erg snel en de oktopus is al snel overgegaan op zwemmen in plaats van lopen, dus het duurt niet lang of hij is uit het zicht verdwenen. Want zo traag als hij op het land is, zo snel is hij onder water. Rik weet niet goed waar hij heen moet, maar besluit gewoon rechtdoor te lopen, die kant op verdween ten slotte de oktopus ook in. Gelukkig voor hem verschijnt de oktopus al snel weer, want die bleek toch een hoek omgegaan te zijn. De oktopus wenkt weer en lijkt wel bijna ongeduldig. Rik besluit dat het dan maar tijd is om te proberen te zwemmen. Hij heeft ten slotte al een paar zwemlessen gehad. En hoewel het erg moeilijk was om zijn hoofd boven water te houden, moet dat nu geen probleem zijn, omdat zijn hoofd toch al onder water is. "Strekken, wijd, sluit," murmelt hij, terwijl hij zijn best doet om de schoolslag die hij op zwemles geleerd heeft te herinneren. Rak komt hem al snel grijnzend voorbij spartelen. Hij hoeft geen moeilijke schoolslag te gebruiken, hij spartelt gewoon met zijn poten heen en weer en gaat dan vooruit. Heel even probeert Rik hem na te doen, maar zijn langere armen en benen zijn toch niet zo geschikt voor zwemmen op zijn hondjes. Tony kan niet zwemmen, maar doet zijn best om Rik na te doen. Vrouwe Mathilda kan heel goed zwemmen en haalt hen al snel in. Ieder in zijn eigen tempo zwemmen ze zo snel mogelijk achter de oktopus aan. Die leidt hen steeds diepter het meer in, tussen rotsen en planten door, tot ze ten slotte bij een soort onderwatergrot aankomen. Daar zwemmen ze door een gang weer omhoog, tot ze bij een grote grot onder water komen met lucht er in. Ze duiken op uit een minimeertje en zien aan de kant een oude man met een baard staan. Rik doet zijn helm af en de anderen volgen zijn voorbeeld. "Welkom reizigers," begroet de oude man hen, "Het gebeurt niet vaak dat we hier bezoek krijgen. Ik zag jullie om het meer heen lopen en wanhopig kijken, dus ik dacht dat jullie misschien wel een uitnodiging wilden. Ludo hier is de beste zwemmer van mijn huisgenoten en kan ook nog dingen vasthouden terwijl hij zwemt." De oude man aait de oktopus over zijn kop. "Dank u wel voor de uitnodiging," zegt vrouwe Mathilda hoffelijk. "Maar vergeef een oude man zijn nieuwsgierigheid, wat bracht jullie hier eigenlijk," vraagt de oude man. "Nou," zegt Rik, "Het begon allemaal met de robotvissen en de dansende mensen die we in het bos zagen. En niemand wist iets van hen af. Toen werd ik nieuwsgierig en vroeg ik de tovenaar of hij niet iets wist. Maar hij wist het ook niet. En hij weet bijna alles! Maar toen kwam de man met zijn robotvissen opeens op de bruiloft van de tovenaar en vrouwe Mathilda, en toen hebben we geprobeerd hem te vinden. En zo kwamen we hier." "Dansende mensen in het bos? Daar weet ik niets van, maar de robotvissen, ja die ken ik wel. Ik heb ze zelf gemaakt," vertelt de man, "Kom maar verder, dan zal ik jullie mijn werkplaats laten zien." De man gaat hen voor naar de andere kant van de grot, waar hij een gang inloopt. Aan het einde van de gang is een deur, en achter de deur is een grote werkplaats. De werplaats staat vol met werkbanken, en op de werkbanken ligt van alles en nog wat. Grote glazen kolven met bubbelende vloeistoffen, robots en robotonderdelen, en vooral heel veel papieren. Achter een van de werkbanken staat ee nstoel en op die stoel zit nog een oude man, die precies op de eerste man lijkt. De man ziet hen verbaasd kijken en vertelt, "Ach ja, dat is weer een ander project. Ik wilde proberen of ik niet een robot van mezelf kon maken die al het saaie priegelwerk kon doen. Als je robots maakt, moet je namelijk heel vaak hetzelfde doen, en daar had ik niet zo'n zin meer in. Maar zo'n robotbouwende robot blijkt nog best moeilijk te zijn. Maar eens even zien, ah ja, daar had ik ze opgeborgen." De man beent naar een grote kast die tegen de muur aan staat en trekt hem open. "Hee, zou ik ze dan toch ergens anders opgeborgen hebben?" zegt de oude man verbaasd. Een voor een trekt hij alle kasten in de werkplaats open, maar nergens kan hij zijn robotvissen vinden. "Ze zijn verdwenen," zegt hij uiteindelijk teleurgesteld. "Dus u heeft geen idee wie die lange blonde man kan zijn?" vraagt Tony. "Wonen er soms meermannen hier in het meer?" stelt vrouwe Mathilda voor. "Meermannen? Nee, niet dat ik weet. En het zou me verbazen als ze zich voor mij verborgen konden houden. Ik heb heel wat robots hier in het meer zwemmen," vertelt de oude man, "Maar wat deze robots zo speciaal maakte was dat ze ook het water uit konden vliegen. Ik was er erg trots op. Maar jullie zeiden dat je die man twee keer gezien had? Kun je hem misschien beschrijven?" "Nou hij was lang, met lange blonde haren," zegt Rik. "En de eerste keer droeg hij een oranje pak en een blinddoek," voegt Rak toe. "En op de bruiloft had een donkerblauw pak aan. Hij had lichtblauwe ogen," zegt vrouwe Mathilda, "Heel felblauw, want ik vond nog dat ze zo afstaken bij zijn pak." "Hmm, ja alles past, behalve het blonde haar. Maar ja, dat kun je natuurlijk verven..." murmelt de oude man afwezig voor zich uit. "Weet u wie het is?" vraagt Tony. "Hmm, wat? Oh ja, het is waarschijnlijk mijn zoon," zegt de oude man, "Maar waar hij en mijn vissen nu zijn zou ik niet weten, helaas."

Hoofdstuk 35 – Het mysterie is opgelost


"Maar weet u misschien ook wie die vrouw was waarmee hij in het bos danste?" vraagt Rik die toch wel heel erg nieuwsgierig is, "En waarom ze allebei geblinddoekt waren? Zij had lange bruine haren een een lange, wijde lichtblauwe jurk." "Ja, dat weet ik wel. Zij is een robot. Mijn beste creatie ooit. Misschien wel te goed. En zij draagt tegenwoordig altijd een blinddoek. Dat is zodat ik niet door haar ogen kan zien waar ze is. En zij is ook de reden dat ik mijn zoon niet meer spreek. Zie je, ik had haar gemaakt om mij gezelschap te houden. Ik wist dat mijn zoon me ooit zou verlaten en na de dood van mijn vrouw was ik erg eenzaam. Dus maakte ik haar. Ik maakte haar mooi, maar niet alleen dat, ik gaf haar ook gevoelens. Achteraf gezien was dat dom, want ze werd verliefd op mijn zoon, en niet op mij. Ik was te oud en te lelijk blijkbaar. Ik kreeg ruzie met mijn zoon om haar, want hij was ook verliefd op haar. En dus liepen ze weg. In het begin achervolgde ik hen met mijn robots. Ludo heeft haar zelfs een keer teruggehaald. Maar ze ontsnapte nog een keer en deed toen een blinddoek om, zodat ik nooit meer kon zien wat ze zag," legt de oude man uit. "Maar waarom liet u haar niet gaan dan?" vraagt Rak verbaasd. "Ach, ik was een domme oude man. Mijn vrouw was al zo lang dood dat ik geen rekening meer hield met mensen hun gevoelens. En misschien heb ik dat zelfs voor mijn vrouw al niet gedaan," legt de oude man uit, "Ik wou maar dat mijn zoon langskwam, dan kon ik hem vertellen dat ik ze niet meer zal bespioneren. Ik heb het apparaat waarmee dat kon zelfs al vernietigd, dus ik kan het niet eens meer. Als ik wist waar hij was dan ging ik zelf naar hem toe, het is ten slotte ook mijn schuld dat we ruzie hebben, dat begrijp ik nu. Ik heb al een aantal jaren gehad om er over na te denken. Maar ik weet niet waar hij is, dus ik kan het niet goedmaken." Rik heeft wel een beetje medelijden met de man, hij lijkt erg eenzaam. Vrouwe Mathilda denkt er ook zo over, "Ik weet niet waar uw zoon is, maar onze beste informatie leert ons dat hij hier in het meer is. Dus als u goed zoekt, dan zou u hem moeten kunnen vinden. Zijn er soms plekken waar uw robots nooit komen?" De oude man denkt eens goed na, "Niet heel veel, om eerlijk te zijn." "Niet heel veel, maar dan zijn er dus wel plekken waar ze nooit komen," denkt Tony, "Dan zou ik toch daar eens beginnen met zoeken." "Zou hij werkelijk zo brutaal zijn?" vraagt de oude man zich af, "Ach ja, waarschijnlijk wel, het is ten slotte mijn zoon." De man loopt naar een kastje in de hoek, pakt er een apparaatje met microfoon uit, draait aan wat knoppen en spreekt dan in de microfoon, "Zoon, ik weet dat je me kunt horen. Wil je alsjeblieft naar me luisteren? Het spijt me. Hoor je dat, het spijt me. Ik zou graag met je willen praten. Maar ik kan me voorstellen dat je niet naar me toe wilt komen. Dus vertel ik het zo ook maar even. Het spijt me zoon. Ik zat fout. Al die jaren. Het is allemaal mijn schuld. Ik heb het apparaat vernield waarmee ik Diana kan bespioneren. Dus als je wilt kunnen jullie nu samen ergens een leven beginnen. Ongestoord door mij. Het spijt me." Als de man uitgesproken is biggelen de tranen over zijn wangen. Tony overhandigt hem een zakdoek, waarmee de man woest zijn tranen afveegt. "Het spijt me, ik ben geen erg goede gastheer geloof ik," verontschuldigt de oude man zich, "Ik ben ook al zo veel jaren alleen, en ik was om te beginnen ook al niet erg goed in met mensen omgaan. Daarom ben ik ook robots gaan maken." "Nou, als u een goede gastheer wilt zijn, dan kunt u ons wel een kopje thee aanbieden," stelt vrouwe Mathilda voor, "En maakt u er maar vast een te veel. Ik heb zo'n vermoeden dat we zo dadelijk meer bezoek krijgen." Hoopvol kijkt de man op, doet zijn mond open om iets te vragen, maar bedenkt zich dan en loopt naar een andere hoek van de werkkamer om thee te maken. "Hoe wist u dat ik zou komen?" klinkt er dan opeens een stem. Verbaasd kijkt Rik om. Het is de man die danste in het bos, en de man die een optreden gaf op de bruiloft! "Nou ik kon me zo voorstellen dat je wel wat terug te zeggen had op de toespraak van je vader," zegt vrouwe Mathilda, "Al was het alleen maar om hem nog eens stevig de huid vol te schelden." De mond van de jongeman valt open. "Ik geloof dat ik meer een kind van mijn vader ben dan ik zou willen," stamelt hij uiteindelijk, "Ik kwam inderdaad om mijn vader nog eens goed de huid vol te schelden. Maar ik geloof dat ik daar dan toch maar van af zie. Vader, is het waar dat u het apparaat waarmee u Diana kunt bespioneren hebt vernield?" De oude man komt teruglopen met de thee, "Ja zoon, al een paar jaar geleden. Ik had weer eens een van mijn mopperbuien, en was op jullie beide aan het mopperen. Ik zal je de details besparen, maar het woord koppig kwam er meerdere keren in voor. En toen hoorde ik opeens de stem van je moeder. 'Jij bent anders ook maar een koppige ezel,' zei ze tegen me. Ik sputterde nog wat tegen, maar ik wist dat ze gelijk had. Je moeder had uiteindelijk altijd gelijk en blijkbaar had de dood daar niets aan veranderd. Toen heb ik het apparaat vernietigd. En vanaf die dag hoopte ik dat ik je ooit nog mijn verontschuldigingen aan kon bieden. Kun je me vergeven, zoon?" "Ik moet je bekennen dat ik dat niet weet," zegt de zoon, "Maar ik kan je wel beloven dat ik niet boos zal verdwijnen. Ik zal af en toe bij je langskomen, en als ik je ooit vergeven heb, dan ben je de eerste die het te horen krijgt. Maar nu moet ik er vandoor, ik moet het goede nieuws aan Diana brengen. Het spijt me van de thee." En met die woorden loopt de zoon weg.

Hoofdstuk 36 – De oude man en zijn zoon maken het weer goed


De tranen biggelen weer over de wangen van de oude man. "Dank jullie wel," fluistert hij. Dan schraapt hij zijn keel. "Dank jullie wel," zegt hij nog een keer, maar dan luider, "Jullie hebben mijn grootste droom in vervulling laten gaan." "Ach," zegt vrouwe Mathilda, "We kwamen alleen maar op bezoek om ons eigen mysterie op te lossen. En daar heeft u ons bij geholpen. Uiteindelijk heeft u het allemaal zelf gedaan. Wij hebben u alleen maar verteld dat uw zoon hier in het meer was." "Nou, zelfs die kleine bijdrage was al van levensbelang. Ik had het nooit geraden als jullie niet langsgekomen waren," vindt de oude man. "Bent u niet boos op uw zoon dat hij uw vissen gestolen heeft?" vraagt Rik. "Boos? Ach welnee. Ik stel me zo voor dat het zijn manier was om wraak te nemen. Als hij plezier beleeft aan die vissen, dan doet dat me deugd," zegt de oude man, "Maar ik zou jullie thee aanbieden. Wie wil er een kopje?" Allemaal nemen ze het aanbod aan, en ze blijven nog een uurtje gezellig bij de oude man thee drinken. De man vertelt over de robots die hij gebouwd heeft en Rik en Rak vertellen over de avonturen die ze beleefd hebben. Maar na een uurtje staat vrouwe Mathilda op, "Kom jongens, het is helaas weer tijd om terug te gaan. De tovenaar zal zich wel afvragen waar we blijven." Snel staat de rest op en bedankt de oude man voor zijn gastvrijheid. "Nou, jullie nogmaals bedankt voor alle hulp en het bezoek," bedankt de oude man hen, "Ludo zal jullie zo terugbrengen. Als jullie willen, mag je de helmen wel houden, dan kun je nog eens langskomen als je dat leuk lijkt. Ik zou het in ieder geval gezellig vinden." "Komt u gerust ook eens bij ons op de thee," stelt vrouwe Mathilda voor. "Dat lijkt me gezellig," zegt de oude man, "Maar hoe zal ik jullie vinden? Ik weet tenslotte niet waar jullie vandaan komen." "Dat is snel opgelost," zegt Tony en overhandigt de man de kaart, "Kijk hier zijn we nu, en dat daar is de locatie waar de toren van vrouwe Mathilda woont. Mijn eigen woonplaats is een flink stuk verder weg, maar als u bij vrouwe Mathilda op de thee gaat, dan kunnen ze mij dat laten weten en dan kom ik ook even langs. En wie weet kan ik u dan ook meenemen voor een vluchtje in mijn vliegtuig, tenzij u daar niets voor voelt natuurlijk." "Vliegen als een vogel? Dat lijkt me machtig," zegt de oude man, "Dat zou ik graag eens proberen!" "Nou, dat is dan afgesproken," zegt vrouwe Mathilda, "Tot de volgende keer dan maar!" Net als ze willen weglopen, komt de jongeman terug. Achter hem aan loopt de vrouw met het bruine haar en grote donkerbruine ogen. "Dag vader," zegt de vrouw. "Diana," fluistert de oude man. "We hebben besloten u te vergeven," zegt Diana. De zoon van de man knikt, "Ik heb het met Diana overlegd. En als u het goed vindt, dan zouden we graag bij u komen wonen. Feitelijk deden we dat al, maar we zouden hier graag wonen met uw toestemming." "Maar natuurlijk mogen jullie hier wonen!" roept de oude man uit, "Niets zou mij gelukkiger maken." "Ik zou graag ook weer bij u in de leer komen. Ik wil graag leren hoe je al die robots maakt," voegt de zoon toe. De oude man straalt helemaal en zijn ogen vullen zich weer met tranen. Tony geeft hem zijn zakdoek weer, "Houdt u die maar." "Het is tijd om te gaan, jongens," zegt vrouwe Mathilda nog een keer. De oude man en zijn zoon zijn zo druk met elkaar bezig, dat ze niet doorhebben dat hun bezoekers weg gaan. Diana loopt nog even achter hun aan naar het meertje in de grot, "Dank jullie wel. Dit betekent heel veel voor mij, en ook voor mijn man en vader." "Graag gedaan hoor," zegt vrouwe Mathilda, "Zoals ik daarstraks al zei, we kwamen alleen maar hier om ons eigen mysterie op te lossen. Dat is gelukt, dus het is alleen maar mooi meegenomen dat we als dank daarvoor hebben kunnen helpen om de oude man en zijn zoon te herenigen. Maar nu moeten we echt gaan." Ze pakken hun helmen op en zetten die op. Maar vlak voordat Rik zijn helm over zijn oren zet hoort hij Diana nog net dank jullie wel zeggen. Dan zit de helm over zijn oren en hoort hij alleen de anderen nog. "Laten we gaan," zegt Tony. Ludo is al in het water verdwenen. Rik zwaait nog even naar Diana en dan loopt hij het water in. Vergeleken bij de lucht in de grot is het water best wel koud. Snel loopt hij verder. Maar hij is vergeten dat de kant hier niet gelijdelijk afloopt, dus opeens gaat hij kopje onder. Een fractie van een seconde is hij in paniek, maar dan herinnert hij zich weer dat hij een helm op heeft en dat hij gewoon ademen kan. Hij houdt zijn armen en benen, die als vanzelf waren gaan spartelen stil en zakt vanzelf naar de bodem. "Gaat het Rik?" hoort hij Rak vragen. "Ja hoor, Rak, ik was even vergeten dat de rots hier zo plotseling onder je voeten vandaan verdween." De anderen zakken ook naar de bodem en kijken rond of ze kunnen vinden waar Ludo is. Maar die is nergens te bekennen. Tony kijkt nog eens goed rond, het is een grote grot, maar eigenlijk kunnen ze maar één kant op, "Volg mij maar," zegt hij tegen de anderen. Samen zwemmen ze de gang in de rots weer door. Buiten de rotsgang wacht Ludo ook weer op hen. Braaf leidt hij hen naar de oever van het meer waar de twee paarden op hen wachten. "Dag Ludo," roept Rik de oktopus na als ze weer op de kant staan, "Dank je wel!" In het warme zonnetje laten ze hun kleren opdrogen, zodat ze het niet te koud krijgen tijdens het paardrijden. Maar dan gaan ze eindelijk weer terug naar de toren en de tovenaar. In de toren vertellen ze onder het genot van een kopje warme chocolademelk van hun nieuwe avontuur. De tovenaar is best jaloers dat hij er niet bij was. "Nou dan gaan we toch gewoon binnenkort op bezoek, liefste," stelt vrouwe Mathilda voor. En dan is het weer tijd voor Rik, Rak en Tony om naar huis te gaan.

Hoofdstuk 37 – De boom op het marktplein


Papa heeft zin in een visje bij de lunch. "Nou dan ga je die toch halen?" zegt mama. Heel even denkt papa er nog over na, maar dan besluit hij dat het mooi weer is, en dat een visje halen op de markt een best goed idee is. "Wil jij ook wat?" vraagt hij aan mama. Nu is het mama's beurt om even na te denken, "Nee, ik eet wel een broodje kaas, dan kan ik hier nog wat doen aan dat artikel dat ik aan het schrijven ben." "Ik wil het best voor je meenemen, hoor," stelt papa voor. "Nee, dan is de vis koud voor je weer terug bent. Neem Rik en Rak maar mee naar de markt, dan kunnen jullie het lekker daar opeten," zegt mama. "En dan lopen we jou ook niet voor de voeten," begrijpt papa, "Nou goed dan, ga je mee Rik?" Daar heeft Rik wel oren naar. Papa besluit om lopend heen te gaan, dat duurt langer, dus dan hebben ze meer honger, en heeft mama meer tijd om haar artikel te schrijven. Huppelend loopt hij met Rak voor papa uit naar het dorp. Op de markt in het dorp staat een grote boom. Om de boom heen staat nu opeens een hek en om het hek heen staan een heleboel mensen met borden om hun nek. "Wat staat er op die borden, papa?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Op die borden staat dat die mensen boos zijn, Rik," legt papa uit, "Ze zijn boos omdat de gemeente die oude boom om wil kappen." "Omkappen? Waarom? Die boom is toch nog gezond?" zegt Rik verbaasd, "Al zijn blaadjes zijn nog mooi groen!" "Ja, maar de gemeente vindt dat de boom te groot wordt. Ze zijn bang dat als het gaat stormen, dat de boom dan omvalt en dingen stuk maakt," weet papa, "Maar ik denk dat de gemeente eigenlijk gewoon geen zin heeft om veel moeite te doen om het marktplein te repareren om de boom heen. Zie je waar als die hobbels in de weg zitten? Dat komt omdat de boomwortels daar de stenen omhoog duwen. En als je dat allemaal wilt repareren, dan moet je er eerst een heleboel zand op gooien. Want als je de boomwortels stuk maakt, dan gaat de boom dood. En waarschijnlijk moet je dat dan over een paar jaar weer doen, als de boomwortels groter gegroeid zijn." Rik snapt wel dat dat dan heel duur zal zijn, maar hij vindt het toch maar stom dat de gemeente vindt dat de boom weg moet. Terwijl hij samen met papa naar de visboer loopt ziet hij meneer Theodoor bij het stalletje van de bakker staan. Meneer Theodoor ziet hem ook en zwaait even. "Ken je die meneer?" vraagt papa verbaasd. Rik denkt snel na, "Ja, ik heb hem wel vaker op de markt gezien. Ik was een keer bij de bakker met mama en toen gleed hij bijna uit over de slagroom die iemand gemorst had. Toen moesten we allebei lachen, en sindsdien zwaait hij af en toe als ik hem zie." Rik kan natuurlijk niet vertellen dat hij meneer Theodoor wel beter kent dan dat, want dat zou papa vast niet goed vinden. Gelukkig laat papa het daarbij. Even later staan ze bij de visboer in de rij te wachten tot ze hun visje kunnen bestellen. Rik heeft al besloten dat hij wel kibbeling wil, en staat wat rond te kijken over de markt. Plotseling ziet hij dat meneer Theodoor ergens verschrikt naar staat te staren. Hij kijkt wat het is waar meneer Theodoor naar kijkt, maar ziet alleen de mensen die om de boom heen staan. Maar als hij wat beter kijkt, ziet hij plotseling een mevrouw in een roze jurk die wel een soort vleugeltjes op haar rug lijkt te hebben. Maar wat nog vreemder is, dat niemand anders haar lijkt te zien. De vrouw zwaait met een stafje waar een glitterig sterretje op zit, en plotseling lijkt de boom nog wel groener en gezonder dan eerst. En terwijl Rik kijkt, lijkt de boom ook wel te groeien. "Rak, groeit die boom nou, of ligt het aan mijn ogen?" fluistert Rik. Rak knikt en sist, "Ja, hij groeit inderdaad." Even later staat papa weer naast hem met twee bakjes vis. "Hee, wat is er met al die mensen aan de hand?" vraagt papa verbaasd. Intussen is er een flinke menigte mensen die het opgevallen is dat er iets vreemds aan de hand is met de boom. "Hij groeit," gonst het over de markt. "Groeit die boom nou?" vraagt inmiddels ook papa zich af, die gezien heeft waar iedereen naar kijkt. "Het lijkt er wel op, papa," zegt Rik. "Maar hoe kan dat nou? Het lijkt wel op zo'n versnelde film!" zegt papa verbaasd. Papa staart naar de boom en vergeet zijn vis helemaal. Rik trikt hem aan zijn mouw, "Papa, de vis wordt koud!" "Huh wat? Oh, de vis. Ja, goed punt," zegt papa helemaal van zijn stuk gebracht. Ze lopen naar een picknickbank en gaan samen zitten om hun vis op te eten. Maar voor het eerst gaat papa naast Rik zitten, zodat ze allebei naar de boom kunnen kijken. "Het lijkt wel of hij licht geeft, zo groen is hij," zegt papa tussen twee happen door. Rik knikt omdat hij zijn mond vol heeft, ja dat is waar. Iedereen op de markt is vergeten waar hij mee bezig was, ze staren allemaal naar de boom. Er komen ook steeds meer mensen bij, want niemand gaat er weg. Iedereen wil zien wat er gebeurt. Plotseling staat meneer Theodoor naast hen, "Vindt u het erg als ik er bij ga zitten?" Papa kijkt op, "Oh ja, natuurlijk. Er is plaats genoeg. Wat een gek gebeuren, niet waar? Zo'n boom die zo maar opeens zo hard gaat groeien?" "Volgens mij heb ik iemand iets bij de boomwortels zien gieten. Maar echt zeker kan ik er niet van zijn," zegt meneer Theodoor, "Er stonden zoveel mensen omheen, en het gebeurde zo snel." "Maar dan moet u de politie dat vertellen!" vindt papa. "Maar wat nou als ik het mis heb?" zucht meneer Theodoor. "U zegt toch gewoon meteen dat u het niet zeker weet? Dan kunnen ze uitzoeken of het zo gebeurd kan zijn," houdt papa vol. "Ik zal er over nadenken," zegt meneer Theodoor.

Hoofdstuk 38 – Wat is er met de boom aan de hand?


Het duurt niet lang of de politie komt er al aan. Papa en Rik hebben pas net hun vis op. Eerst staren de politiemannen even in verbazing naar de boom die nog steeds zichtbaar groeit, dan vragen ze alle mensen op het plein wat ze gezien hebben en wat er aan de hand is. Maar omdat er heel veel mensen op het plein zijn, duurt dat veel te lang. Al snel grijpt een van de agenten zijn portofoon om om versterking te vragen. Even later komen er nog tien politiemannen het plein op lopen. Ook zij staren eerst verbijsterd naar de boom. Niemand heeft ooit zo snel een boom zien groeien. De boom is nu hoger dan welke boom in het bos ook en hij gloeit nog steeds. "Misschien gloeit hij wel omdat hij zo snel groeit," denkt Rak. "Wie weet," zegt papa, "Ik denk niet dat iemand de boom durft aan te raken om te kijken hoe warm hij is. Zeker niet nu de politie erbij is." Een paar minuten later komt er een agent bij hun tafel staan, "Dag heren, heeft u misschien iets bijzonders gezien? Of heeft u enig idee waarom die boom zo snel groeit?" "Dag agent," zeggen papa, Rik en meneer Theodoor tegelijk. "Nou agent, ik weet het niet zeker, maar ik dacht dat ik daarstraks iemand iets bij de boomwortels zag gieten. Maar het ging allemaal zo snel, en er stonden zo veel actievoerder omheen, dat ik het echt niet met zekerheid kan zeggen," vertelt meneer Theodoor. "Weet u ook hoe de persoon er uit zag die dat mogelijk deed?" vraagt de agent. "Nou ik dacht dat het een dame in een roze jurk was, maar zoals ik zei, ik kong het niet goed zien," zegt meneer Theodoor nogmaals. "Een dame in een roze jurk? Hmmm," schrijft de agent in zijn notitieboekje, "Dat klinkt opvallend, bijzonder dat ik er nog niemand anders over gehoord heb." "Nou meneer, ik heb niet gezien dat er iets vreemds gebeurde, behalve dan toen de boom opeens ging groeien, maar ik heb wel een mevrouw in een roze jurk gezien toen we net de markt op kwamen. Dat was een tijdje voordat de boom begon te groeien," zegt Rik, "Maar sinds de boom aan het groeien is, heb ik haar niet meer gezien." Papa kijkt verbaasd. "Ze deed me een beetje denken aan een fee uit de sprookjes," verklaart Rik, "Daarom herinner ik het me nog." De agent moet lachen, "Bedankt knul. Weet je nog meer hoe ze er uit zag?" "Nee, eigenlijk niet," zegt Rik, "Het was vooral de jurk die opviel." "Jammer, maar evengoed bedankt. Als een van jullie later nog iets bedenkt, kun je me dan even een belletje geven?" zegt de agent en geeft papa en meneer Theodoor een visitekaartje. "Natuurlijk agent," belooft papa. "Zie je wel," zegt papa tegen meneer Theodoor als de agent weer weg is, "Dat viel best mee." Meneer Theodoor moet hem gelijk geven, "Ik ben blij dat jij hetzelfde zag, jongeman," zegt hij tegen Rik. Meneer Theodoor geeft papa een hand en daarna Rik, "Aangenaam kennis te maken, maar ik moet maar weer eens op huis aan. Wie weet hoe lang die boom nog blijft groeien, en ik kan hier niet de hele dag blijven staren." "Daar heeft u een goed punt," zegt papa, "Kom Rik, wij moeten ook maar weer eens naar huis. We hebben mama heel wat te vertellen." Maar net terwijl ze weglopen valt er opeens een diepe stilte op het marktplaats. De boom is gestopt met groeien. En nu pas beseft Rik dat de boom een zoemend geluid maakte tijdens het groeien. Maar ondanks dat hij niet meer groeit, gloeit de boom nog steeds. Verbaasd blijft iedereen nog even staren, maar dan schudt iedereen zichzelf weer wakker en verspreidt de menigte zich langzaam weer. Papa en Rik zijn onder de eersten die weggaan. "Zou mama ons wel geloven?" vraagt Rik zich af. "Ha, met zo'n ongelofelijk verhaal? Ik weet het niet, het zou me niet verbazen als ze denkt dat we een geintje met haar uithalen. Maar ze leest het later vandaag en anders morgen wel. Het zou mij niet verbazen als het vanavond op het journaal is. Ik denk dat er een heleboel journalisten zullen zijn die balen dat ze er niet bij waren," denkt papa, "Hmm, ik ben wel benieuwd of er ook filmpjes van gemaakt zijn. Ik heb niet veel camera's gezien." "Nee, en ook eigenlijk geen mensen die hun telefoontje omhoog hielden om daarmee te filmen," denkt Rik. Papa moet lachen, "Die bedoelde ik eigenlijk ook. Er zijn tegenwoordig niet veel mensen meer die met een filmcamera over straat lopen. Maar zoals ik al zei, ik ben heel benieuwd of er filmmateriaal is, volgens mij waren de meeste mensen zo verbaasd dat ze er niet eens aan gedacht hebben om te filmen. Ik in ieder geval niet! Ha, ik zie de krantenkoppen al voor me, 'massahysterie in provinciaals dorp, bewoners geloven dat hun boom in een dag tien meter hoger is geworden.' Volgens mij is dat veel makkelijker te geloven voor de buitenwereld dan dat die boom inderdaad zo veel groter is geworden op een dag." "Wat is makkelijker te geloven?" vraagt Rik die het niet helemaal meer snapt. "Dat wij allemaal gek geworden zijn, bedoel ik," legt papa uit. Thuis gelooft mama hun inderdaad niet. "Nou, je leest of hoort het straks nog wel," houdt papa vol. "Maar het klinkt gewoon zo ongeloofwaardig. Ze willen de boom omkappen, mensen gaan protesteren en dan groeit de boom opeens tien meter hoger?" twijfelt mama nog steeds. "Nou, ga dan kijken," zegt papa, "Hij is zo veel groter, dat je daarna niet meer zult twijfelen, dat weet ik zeker." "Weet je, misschien spring ik wel even op de fiets," zegt mama. Papa kijkt gekwetst. "En niet omdat ik aan jou twijfel, lief, maar gewoon om even te kijken naar die wonderboom," verzekert mama hem en geeft hem een zoen, "Tot straks."

Hoofdstuk 39 – Mag de boom blijven?


's Avonds komt inderdaad op het landelijk journaal een klein stukje over de boom die op wonderbaarlijke wijze zo veel gegroeid is. De volgende dag hebben alle kranten er ook een stukje over geschreven. De ene krant heeft het over 'wonderbaarlijk groeimiddel ontdekt?', en de ander gooit het op 'massahysterie onder dorpelingen', zoals papa al voorspelde. Maar de meeste kranten lijken het toch wel te geloven. Zo'n enorme boom op een marktplaats is dan ook niet gebruikelijk. Op straat heeft iedereen het er over, en ook over wat de gemeente nu van plan is. "Zouden ze de boom omhakken?" "Straks gaat hij nog een keer zo maar groeien, het is een gevaarlijk ding." "Maar nu is het toch zeker duidelijk dat de boom gezond is? Moet je zien hoe zijn bladeren glanzen!" Maar dan gebeurt er iets geks. 's Middags loopt opeens het hele dorp vol met mensen. Mensen die helemaal niet uit het dorp komen. Ze komen overal vandaan. Sommigen zelfs uit het buitenland. Iedereen wil de boom even zien. 's Avonds zitten het hotel en de bed en breakfast vol. En de restaurants en kroegen doen ook goede zaken. Niet alleen de toeristen komen om te praten, maar ook de lokale bewoners die anders niet zo vaak komen, komen langs om te praten over de boom. Mama denkt dat het na een week wel weer rustiger wordt in het dorp, "Straks verliezen die blaadjes hun glans, en houdt dat malle gloeien op. Dan komen de de toeristen ook niet meer. Maar twee weken later gloeit de boom nog steeds en mensen komen nog steeds van heinde en ver om de boom te bekijken. Nu staan de activisten om de boom heen om hem te beschermen tegen de toeristen die graag een takje met gloeiende bladeren mee naar huis willen. Als Rik op een middag weer eens bij Bram mag spelen, gaan ze samen op bezoek bij meneer Theodoor. "Ha dag jongens," begroet meneer Theodoor hen, "Dat is al weer een tijd geleden! Leuk dat jullie er zijn." De jongens gaan zitten en meneer Theodoor gaat thee halen in de keuken. Al snel komt hij terug met een dampende pot, "Jullie hadden allebei suiker in de thee, toch?" De jongens knikken. "Hoe gaat het met je vader, Rik? Is hij de schok van dat drama met die boom al te boven?" vraagt meneer Theodoor. "Met mijn vader gaat het prima. Ik weet niet zo goed wat hij van de glimmende boom denkt, want hij heeft het er niet zo vaak over," zegt Rik. "Niet?" vraagt Bram verbaasd, "Joh, mijn ouders hebben het er elke dag minstens drie keer over!" "Nee, mijn ouders helemaal niet. Misschien wel omdat ze er die eerste dag bijna ruzie om hadden. Mijn moeder geloofde het niet toen we het vertelden en ging later zelf kijken. Volgens mij vondt mijn vader dat helemaal niet leuk, al heeft hij dat niet gezegd," zegt Rik, "Maar wat denkt u, meneer Theodoor, gaat de gemeente de boom nog omhakken?" "Omhakken? Nee hoor, daar hebben ze het al een tijdje niet meer over. Eigenlijk gaat het nu vooral over hoe ze er het meeste geld aan kunnen verdienen," lacht meneer Theodoor, "Maar er zijn nog een paar groepen die de boom in stukjes willen hakken en als soevenir willen verkopen. En weer andere willen kijken of ze de boom niet kunnen stekken. Dan zou je een heel gloeiend bos kunnen kweken. Dat zou pas echt een toeristische attractie zijn." "Hoe zou het eigenlijk komen dat die boom zo maar opeens ging gloeien?" vraagt Bram zich af. "Weet je nog dat ik je vertelde over die goede fee die mij betoverde?" vraagt meneer Theodoor, "Vlak voordat de boom zo begon te groeien, zag ik haar bij de boom staan. Ze zwaaide met haar stafje en toen begon het hele gedoe." "Ja, ik zag haar ook," zegt Rik, "Zouden ze haar nog steeds zoeken? Of zouden ze het zoeken al opgegeven hebben?" "Jij zag haar ook? En dat vertel je me niet eens?" moppert Bram. "Sorry, Bram, maar er waren altijd anderen bij," verontschuldigt Rik zich, "Als ik het ook aan anderen verteld zou hebben, dan zouden er vast problemen van gekomen zijn. Maar ik had je toch wel verteld van die mevrouw in de roze jurk en dat ik de politie over haar vertelde? Nou dat was dus de goede fee." "Ik weet niet of ze haar nog zoeken," zegt meneer Theodoor, "Het zou mij niet verbazen als ze het opgegeven hebben, wij waren ten slotte de enige twee die haar gezien hebben. Maar weet je wat ik me nou afvraag? Waarom de goede fee het gedaan heeft." "We zullen het wel nooit te weten komen," denkt Rik. "Nou we vragen het haar toch gewoon als we haar zien?" vindt Bram. "Volgens mij kun je maar beter hopen dat je haar nooit te zien krijgt, Bram," denkt meneer Theodoor, "Als je haar ziet, dan komt daar nooit iets goeds van. Ze bedoelt het vast goed allemaal, maar er komt altijd ellende van. Dat is precies wat ze bedoelen als ze zeggen pas op wat je wenst, want anders komt het nog uit." Dan is de thee op en moeten de jongens weer naar huis. Op weg terug naar huis horen ze plotseling iedereen praten over het besluit dat de gemeente genomen heeft, er komt een groot hek om de boom heen, en ze gaan er een officiele toeristische attractie van maken. "Ze hopen zelfs dat de bladeren in de herfst nog steeds gewoon afvallen, want dan kunnen ze die verkopen," zegt een mevrouw op straat. "Volgens mij moeten ze dan het hele marktplein omringen met een hek, anders vallen die bladeren nooit allemaal binnen het hek," denkt een andere mevrouw. Meer horen Rik en Bram niet, want dan zijn de vrouwen al weer buiten gehoorsafstand. "Zouden die blaadjes nog steeds zo gloeien als ze afgevallen zijn? En wat voor kleur zouden ze krijgen in de herfst?" vraagt Bram zich af. "We zullen het pas weten als het herfst wordt," zegt Rik, "Maar ik ben wel blij dat ze de boom niet gaan omhakken!"

Hoofdstuk 40 – Een vliegende boot


Rik en Rak zijn in het bos, bij Tony op bezoek. Tony vertelt dat hij nu eindelijk goed genoeg kan paardrijden, en dat hij het paard mee mocht nemen dat vrouwe Mathilda hem beloofd had. "Hij heet Stardancer," vertelt Tony trots, "dat is Engels en het betekent sterrendanser. Is dat geen mooie naam?" Rak moet lachen, "Pas maar op dat hij niet echt wegdanst tussen de sterren! In dit bos weet je het ten slotte maar nooit!" Tony en Rik lachen mee. "Als hij dat doet, dan vlieg ik hem gewoon achterna met mijn vliegtuig," neemt Tony zich voor, "Maar echt bang dat hij wegloopt ben ik niet, we zijn goede maatjes hoor. Willen jullie hem zien?" Rik en Rak lopen mee naar de wei waar de geitjes staan. En daar staat nu, temidden van alle geitjes ook een mooi paard. Stardancer is heel donkerbruin, met een witte vlek op zijn voorhoofd. Het paard en de geitjes lijken goede vrienden te zijn. "Maar je bent dus weer bij de tovenaar en vrouwe Mathilda geweest? Hoe was het met hun?" vraagt Rak. "Oh, het ging heel goed met ze. Ze zijn ook goede vrienden geworden met de oude man onder het meer en zijn zoon. Er lopen nu heel wat robotjes door de toren heen die de bedienden helpen. Eerst waren de bedienden er niet zo blij mee, ik denk dat ze bang waren om hun baan kwijt te raken. Maar daar hadden ze zich gelukkig in vergist, vrouwe Mathilda heeft beloofd dat ze eerst de robots weg zal doen voor ze mensen gaat ontslaan. Dus nu zijn ze er toch wel blij mee, want het maakt hun werk een stuk eenvoudiger. Ik ben zelf ook nog een keer bij de oude man op bezoek geweest en toen heeft hij me laten zien waar hij en zijn zoon nu mee bezig zijn, ze zijn een zeilboot aan het bouwen die ook vliegen kan. En als alles lukt wat ze van plan zijn, dan wordt hij ook onzichtbaar en kan je er dus een stuk verder mee vliegen dan met mijn vliegtuig," vertelt Tony enthousiast. Een zeilboot die kan vliegen, dat vindt Rik ook wel gaaf, "Dan zouden we op zoek kunnen gaan naar de familie reus en hun wolkenkasteel!" Dat ziet Rak ook wel zitten, want die hebben altijd veel en lekker eten. "Misschien moeten we binnenkort ook maar weer eens op bezoek gaan bij de oude man," stelt Rak voor. Rik moet lachen, want die weet wel waar Rak aan denkt, "Nou morgen is het zaterdag, dus als Tony tijd heeft, kan hij ons naar de toren vliegen, en dan kunnen we van daar naar het meer lopen." "Ik kan jullie ook op Stardancer brengen, tenzij Rak bezwaar heeft tegen een flinke wandeling," stelt Tony voor. "Nee hoor, een stukje lopen is goed voor me, dan kan ik weer eens lekker mijn benen strekken," zegt Rak. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende morgen staan Rik en Rak al vroeg weer bij Tony op de stoep. Tony heeft Stardancer al gezadeld, en het paard staat bijna letterlijk te trappelen van ongeduld. "Laten we meteen maar gaan dan," zegt Rak lachend als hij het paard ziet, "Zo te zien wil Stardancer geen minuut langer wachten dan noodzakelijk is!" Tony klimt in het zadel en trekt met een zwaai Rik achter zich. Rik houdt zich stevig vast en dan gaan ze in vliegende vaart door het bos heen. Rik is wel blij dat Tony zo'n brede rug heeft, want ze gaan zo hard dat hij bang is dat hij anders door heel wat takken geslagen zou worden. Want al die takken vliegen wel heel dicht langs hen heen. De rit naar de toren lijkt nog wel sneller te gaan dan met het vliegtuig. "Zo, dat was een lekker loopje," zegt Rak hijgend als ze aangekomen zijn. Tony klopt Stardancer eens op zijn romp, "Goed gedaan, jongen." Bij de poort komt een bediende om Stardancer mee te nemen naar de stal en een lekker af te wrijven. Rik, Rak en Tony gaan even gedag zeggen tegen de tovenaar en vrouwe Mathilda, want het zou erg onbeleefd zijn om meteen door te gaan naar het meer. De tovenaar en zijn vrouw zitten net aan de thee, en dus drinken ze een kopje mee. Voor Rak zetten ze een grote bak met water neer, die hij snel en luidruchtig leeg drinkt. "Zo, jij hebt dorst," zegt vrouwe Mathilda lachend. "Sorry vrouwe, maar ik heb de hele weg hierheen gerend om het paard bij te houden," legt Rak uit. Ze blijven gezellig een uurtje om weer even bij te praten, waarbij Rik nog eens vertelt over de boom op het marktplein. Tony kent het verhaal al, en had het eigenlijk ook al verteld, maar de tovenaar wil het nog graag eens van Rik zelf horen. "Wat een opmerkelijk verhaal, een heuse goede fee in het dorp? Werkelijk opmerkelijk," vindt de tovenaar. Rik moet lachen om het rijmpje, het klinkt ook zo gek. "Hee, wat is dat? Zit je me nou uit te lachen?" moppert de tovenaar. "Nee hoor tovenaar, maar ik moest lachen om dat rijmpje, het klinkt zo gek! Werkelijk opmerkelijk," bootst Rik hem na. De tovenaar vindt het helemaal niet zo grappig, "Hmpf," bromt hij. Maar dan is het tijd dat Rik en Rak verder gaan naar de oude man onder het meer, want anders lukt dat niet meer voordat ze naar huis moeten. Tony gaat ook mee, want hij is wel benieuwd hoe ver de boot gevorderd is. Omdat Stardancer al een heel eind gerend heeft, krijgen ze van vrouwe Mathilda een ander paard te leen voor de tocht naar het meer. Dus zijn ze er al snel. Tony laat zien waar de onderwaterhelmen nu verstopt zijn, "Vrouwe Mathilda wilde ze niet steeds mee heen en weer nemen naar de toren, want ze zijn best zwaar en dat moeten de paarden allemaal extra dragen." Snel zetten ze de helmen op en duiken het water in. Ludo is in geen velden of wegen te bekennen en even vraagt Rik zich af hoe ze dan bij het huis moeten komen, maar Tony weet de weg nog wel. Snel zwemmen ze naar de ingang van de grot. Binnen staat de oude man hen al op te wachten. "Ha visite!" zegt hij verheugd, "Welkom terug, jullie willen zeker de boot zien? Nou kom maar mee dan!" Hij gaat hen voor naar de werkplaats, waar een grote zeilboot ligt in vrolijke kleuren.

Hoofdstuk 41 – De boot wordt te water gelaten


"Is ze niet mooi?" vraagt de oude man, "Ze is nu bijna af. We moeten alleen nog een goede naam verzinnen en haar testen." Hij neemt hen mee via een loopplank het dek op. Aan de voorkant en de achterkant van de boot is de boot hoger dan in het midden waar de mast staat. Trappetjes leiden het voor- en achterdek op. Op het achterdek zit een groot stuurwiel dat de oude man 'roer' noemt. Van achter het roer kun je de hele boot goed overzien. Vanaf het lagere middendek zijn er ook trapjes naar beneden die naar deuren leiden waarmee je het schip in kunt. In de boot zijn zelfs allemaal kleine kamertjes. Aan de achterkant zitten twee kleine kamers met ieder twee krappe bedden en een tafel met twee stoeltjes die vastzitten, maar wel kunnen draaien. Aan de voorkant van het schip zijn twee nog kleinere kamertjes met twee stapelbedden er in. In de ruimte onder het dek is een soort eetzaal met een keukentje. Rik is erg onder de indruk, het is een mooie en vooral ook grote boot. Na de rondleiding nemen ze de loopplank weer naar beneden de werkplaats in. "Maar hoe gaan we die boot in het water krijgen?" vraagt Rik zich opeens hardop af, "Want we zitten onder water, en de gang waar wij altijd doorheen komen is veel te klein voor de boot!" "Wacht maar eens af," zegt de oude man geheimzinnig, "Dat zul je straks wel zien. Maar nu eerst kunnen we wel wat help gebruiken om een naam te verzinnen voor het schip." "Rik's avontuur," grapt Rak meteen. Daar kan de oude man wel om lachen, "Maar een schip is altijd een vrouw, en Rik's avontuur klinkt niet echt vrouwelijk, vindt je wel?" "Vrouwe Mathilda?" stelt Rik voor. "Dat wordt wat verwarrend als vrouwe Mathilda een keer meevaart," denkt Tony. "Hoe heette uw eigen vrouw eigenlijk?" vraagt Rik aan de oude man. "Ja, dat stelde mijn zoon ook al voor, maar dat vind ik te pijnlijk," zegt de oude man. "Ik vind Stardancer wel een mooie naam," zegt Tony. "Ja, maar zo heet je paard al," zegt Rak. "Hmm," peinst de oude man, "Het klinkt wel leuk inderdaad. Wat dachten jullie er van als we er Clouddancer van maken? Ten slotte is het schip niet gebouwd om tussen de sterren te dansen, maar wel tussen de wolken!" Ook de zoon en Diana kunnen zich daar in vinden, en dus schildert Diana met kunstige letters 'Clouddancer' op de voorkant van de boot. "Laten we een kopje thee drinken terwijl de verf droogt," stelt de zoon voor. Rik is eigenlijk wel heel benieuwd hoe ze de boot naar buiten willen krijgen, maar hij snapt ook wel dat ze dat niet gaan doen voor de verf droog is. Vol bewondering kijkt hij toe hoe een klein robotje de waterkoker vult en aanzet, een theezakje in een pot hangt en kopjes klaarzet op een dienblad dat op een andere robot staat, en zet er een schaaltje naast voor het theezakje en een schaaltje met koekjes. Als het water kookt, pakt het robotje de pot op en schenkt het water in de theepot. Daarna zet hij de theepot ook op het dienblad. Vervolgens drukt hij op een knopje op de wachtende robot, die meteen begint te rijden. Alleen rijdt hij niet naar hun toe, maar naar een werktafel waar een ander robotje klaarstaat om het dienblad aan te pakken. "Aardig werkje, is het niet?" vindt de oude man, "Dat was een projectje van mijn zoon. De volgende stap is natuurlijk om de dienbladrobots naar ons toe te laten komen, maar het is al een hele prestatie!" zegt de oude man trots. Hij loopt naar het dienblad en serveert de kopjes aan zijn gasten. Als de thee en de koekjes op zijn, is de verf droog. "Allemaal aan boord!" roept de oude man. Snel klimt iedereen aan boord. De oude man klimt als laatste aan boord. Als hij aan boord is, klapt hij in zijn handen. Een klein robotje dat in een hoek lag, wordt plotseling actief en sprint naar een kant van de werkruimte. Naast de muur rekken zijn benen uit tot zijn hoofdje bijna tegen het plafond aan stoot, waar een hendel uitsteekt. Het robotje haalt de hendel over, en klautert dan snel op een kast. Ook alle andere robotjes maken dat ze een hoog oppervlak opzoeken. Rik kijkt verbaasd over de railing van de boot naar alle activiteit en vraagt zich af wat er gebeuren gaat. Plotseling krijgt hij een licht gevoel in zijn maag, alsof hij in een hele snelle lift zit. Het duurt gelukkig niet lang en dan klinkt er opeen een loeiend alarm. Aan een kant van de werkplaats splijt de muur open en stroomt opeens het water binnen. Nu snapt Rik ook waarom alle robotjes een hoog heenkomen zochten. Het water komt precies zo hoog dat de boot gaat drijven. De oude man klapt nog eens in zijn handen, en het robotje op de kast haalt een andere hendel over. Rik ziet niet precies wat er gebeurt, maar plotseling drijft de boot vooruit, de werkplaats uit. Achter de boot ziet Rik de ondergelopen werktplaats. Als ze helemaal uit de werkplaats zijn, sluit de rotswand zich weer en zinkt de werkplaats weer naar de bodem van het meer. "Komt dat wel goed met de werkplaats?" vraagt Tony zich af, "Kan al die apparatuur wel tegen water?" "Als het goed is, wordt de ruimte zometeen direct weer leeggepompt en zorgen de robotjes dat alles in de ruimte afgedroogd wordt. Alle papieren waren al in waterdichte containers opgeruimd, en de rest zou tegen water moeten kunnen. En zo niet, dan zien we dat wel weer als we terug komen," zegt de oude man.

Hoofdstuk 42 – De testvlucht van de Clouddancer


"Zo, nu is het tijd om een testvlucht te maken," zegt de oude man. "Vader, we moeten niet vergeten dat we eerst moeten testen of de boot echt onzichtbaar wordt," helpt zijn zoon hem herinneren. "Goed plan, roep jij Ludo er even bij? Dan zet ik de schilden aan," stelt de oude man voor. De oude man gaat achter het roer staan en drukt daar op een knop. Plotseling zoemt het hele schip. De zoon gaat het schip binnen en komt even later met een kastje terug. Het kastje heeft een klein beeldschermpje en een knop. De zoon drukt op de knop en het schermpje gaat aan. "Ludo kun je me horen?" zegt de zoon tegen het kastje, "Kun je even boven water komen?" Op het schermpje is een filmpje te zien van iets dat onder water zwemt. "Oh, dat is wat Ludo ziet!" roept Rik enthousiast. Een paar minuten later begint het water te borrelen en komt Ludo boven water. "Kun je naar de boot kijken, Ludo?" vraagt de zoon. Het filmpje op het scherm toont nu de bovenkant van het meer en draait zoekend rond, maar zelfs als het beeld helemaal rond is gedraaid, is er nog geen boot te zien geweest. "Nog een rondje, alsjeblieft Ludo," vraagt de zoon, "Dan weten we echt zeker dat we niet te zien zijn." Braaf draait Ludo nog een rondje, maar weer is er geen boot te zien op het schermpje. "Mooi, ga maar weer terug naar de grot, Ludo. Vader, het schild werkt," roept de zoon. "Ha mooi, dan kunnen we gaan," roept de oude man terug en haalt een hendel over. Meteen rollen de zeilen automatisch uit. De wind vult de zeilen en het schipt glijdt vooruit. Als de boot wat snelheid heeft gemaakt haalt de oude man een andere hendel over, en voor Rik het doorheeft vliegen ze al over de bomen heen. "Woehoe!" juicht de oude man, "We vliegen!" Een tijd lang geniet iedereen gewoon van de vlucht. Dan zegt de oude man, "Goed, we weten nu dat het schip werkt, waar zullen we heen gaan?" "Naar de reuzen!" stelt Rik voor. "En waar zijn die reuzen?" vraagt de oude man. "Ehmmm, nou, in hun kasteel in de wolken," zegt Rik onzeker. "Je snapt wel dat dat een nogal vage omschrijving is, hè?" lacht de zoon. Rak lacht mee, "Nou begin maar bij die bergen daar, dat is de laatste plaats waar we ze gezien hebben." "Ai, ai, maatje!" roept de oude man en zet koers voor de bergen. Al snel vliegen ze boven de bergen. Maar de wolken zijn heel hoog vandaag en zweven nog steeds hoog boven hun hoofd. De oude man vliegt het schip in een wijde spiraal omhoog naar de wolken toe. Rik is blij dat het van die hoge stapelwolken zijn, want het gebeurt ook wel eens dat er alleen van die dunne wolkjes zijn, en daar kan het wolkenkasteel zich niet tussen verbergen. Een maal boven de wolken, vliegt de oude man in een steeds groter wordende spiraal rondjes om te kijken of ze het kasteel ook ergens zien. Af en toe vliegen ze boven een stukje waar helemaal geen wolken hangen en dan kunnen ze zien dat ze al heel erg hoog vliegen. Maar dan, net als Rik het al op wilde geven, ziet hij in de verte iets wat wel eens een kasteel zou kunnen zijn, "Die kant op!" roept hij opgetogen. Meteen vliegt de oude man in de richting die Rik aanwijst. En ja hoor, het is inderdaad het kasteel van Ward en Gerda. Rik ziet Gerda al in de tuin naast het kasteel staan. Enthousiast zwaait hij naar haar. "Hee, Gerda! Joehoe! Hierboven!" roept hij. Verbaasd kijkt Gerda op, "Rik, wat leuk dat jullie weer eens langskomen! Heb je Rak ook meegenomen? En wie zijn je vrienden?" vraagt Gerda, "Wacht, dan roep ik Ward even." Gerda loopt snel naar binnen om Ward te zoeken. Ondertussen landen de oude man en zijn zoon het schip op de wolken. Even later komen Ward en Gerda samen weer naar buiten, maar wat is dat, er loopt een klein reusje achter hen aan! De zoon van de oude man gooit een touwladder over de railing en een voor een klimmen ze naar beneden. Even kijkt Rak beteuterd naar de touwladder, maar dan krijgt hij een idee. "Hee Gerda, vangen!" roept hij en neemt een aanloop. Verbaasd kijkt Gerda op en steekt net op tijd haar hand uit om Rak op te vangen. "Jij durft," zegt ze bewonderend tegen Rak die grijnzend in haar vingers ligt, "Wat nou als ik je gemist had?" "Nou, dan hadden de wolken me wel opgevangen, neem ik aan," zegt Rak nog steeds grijnzend, "Ik herinner me van ons vorige bezoek dat je daar heel lekker op kon veren en springen." Glimlachend zet Gerda Rak neer. Het kleine reusje heeft zich intussen achter Wards been verstopt en gluurt nu tussen zijn benen door. Hij is wel klein voor een reus, maar toch al bijna zo groot als de zoon van de oude man. Rik en Rak stellen hun vrienden aan de reuzen voor en op hun beurt stellen de reuzen het kleine reusje aan de vrienden voor, "Dit is Joris." Rak moet opeens heel hard lachen, "Haha, dan zijn we samen Joris en de draak!" Snel verstopt hij zich achter Rik, "Bescherm mij, heer Rik! Daar staat een drakendoder!" Dat vindt Joris wel leuk, "Pas maar op jij lelijke draak! Straks kom ik je pakken!" roept hij kraaiend. Maar dan blijft hij plotseling twijfelend staan, "Maar eigenlijk lijk je helemaal niet op een draak, je lijkt meer op een hond!" Rik moet lachen en vertelt waarom Rak meer op een hond lijkt dan op een draak, "Dat is om zich te kunnen verstoppen tussen de mensen, anders was er al lang een echte drakendoder geweest die hem dood gemaakt had." "Willen jullie soms een kop thee?" vraagt Gerda, "Kom maar mee naar binnen. Als je te lang hier buiten blijft, verbrand je levend met deze zon. Dat is het nadeel van een kasteel in de wolken, je hebt nooit schaduw." Daar hebben de reizigers wel oren naar, want van zo'n rondje vliegen krijg je best dorst!

Hoofdstuk 43 – Joris en de draak


Terwijl de volwassenen thee zitten te drinken en zitten te praten, wil Joris graag spelen. Rik en Rak willen wel meedoen. "Ik wil wel Joris en de draak spelen," zegt Joris. "Dat is goed," zegt Rak, "Maar niet met scherpe zwaarden!" "Scherpe zwaarden?" zegt Joris verbaasd, "Hoe kom je daar nou bij? Daar mag ik helemaal niet mee spelen van mama! Maar ik heb wel een houten zwaard en schild." "Hij maakt maar een grapje hoor Joris," zegt Rik. Snel gaat Joris zijn houten zwaard en schild halen en dan gaan ze naar buiten. "En wat ben ik dan?" vraagt Rik. "Jij kunt Joris' schildknaap wel zijn," vindt Rak, "Want hij kan wel wat hulp gebruiken, anders eet ik hem zeker weten op!" Met een grauw springt hij naar voren. Joris schrikt en valt achterover. Spontaan begint hij te huilen. "Hee, wat is er?" vraagt Rik verbaasd, "Heb je je pijn gedaan?" "Neehee, maar hij is eng!" snottert de kleine reus. "Oh, maar dat is niet echt hoor," zegt Rak nu, "We deden maar een spelletje, weet je nog? Ik ga je niet echt opeten hoor, ik lust helemaal geen jongetjes. Daar zitten veel te veel botten in en haren op!" "Echt?" vraagt Joris snuffend. "Ik weet het heel zeker," zegt Rak. "Ja hoor, hij woont al jaren bij ons thuis," zegt Rik, "En ik heb hem nog nooit een jongetje op zien eten. Hij heeft veel liever hondenbrokken." Joris staat gerustgesteld weer op en veegt zijn tranen weg. "Pas maar op lelijke draak!" roept hij stoer. "Ha, jij maakt me niet bang, enge ridder!" roept Rak terug. "Grijp hem, ridder Joris," roept Rik die net doet alsof hij zich achter ridder Joris verstopt, "Het is maar een kleine draak, u heeft veel grotere draken verslagen!" Stoer stapt ridder Joris op de draak af met zijn zwaard geheven. Rak draait zijn kop opzij en spuugt een klein vlammetje, "Pas maar op ridder, anders kook in je in je harnas als een kreeft in zijn schaal! Dan heb ik vanavond ridder op het menu staan!" "Wouw, je kunt echt vuur spugen!" zegt Joris, die even vergeet dat hij de ridder is, "Doe het nog eens!" Rak houdt wel van een beetje show en spuugt een wat grotere vlam omhoog. Hij heeft zo het idee dat het niet zo goed voor de wolken is als ze in contact komen met vuur. Hij heeft op tv gehoord dat wolken gemaakt zijn van waterdruppeltjes, en die kunnen verdampen. Nou zijn dit wel magische wolken waar je op kunt lopen, maar hij probeert het toch liever niet uit. "Grijp hem, ridder Joris," zegt Rik nog een keer. Meteen zit Joris weer in het spel en doet net alsof hij Rak slaat. Hij zorgt er netjes voor dat hij niet echt raakt. Rak doet net alsof hij terug vecht, maar deinst steeds verder achteruit. Ten slotte laat hij zich in de pan hakken en voert een indrukwekkende sterfscene op. "Gewonnen!" juicht Joris, "Nu wil ik de draak zijn!" "Dan ben ik de ridder," zegt Rik enthousiast. "Nou, dan ben ik dus de schildknaap," knikt Rak. Joris geeft zijn zwaard en schild aan Rik en begint enthousiast te brullen als een draak, "Ik ga je koken, ridder!" "Grijp hem, ridder Rik," zegt Rak. De jongens spelen wel een uur in wisselende rollen de ridder en de draak. Op een gegeven moment is zelfs Rak de ridder, hoewel ze zich het zwaard dan even moeten voorstellen, want die kan Rak natuurlijk niet vasthouden. Dan roept Gerda hen weer binnen. "We moeten weer weg," zegt de oude man. "Maar je bent niet in je missie geslaagd, ridder Joris," grapt de zoon, "De draak leeft nog." "Ja, daar kan ik niets aan doen, ik bleef hem maar doden, maar hij kwam steeds weer tot leven," doet Joris net alsof hij moppert. Daar moeten alle volwassenen hartelijk om lachen. "Het was gezellig dat jullie langskwamen. Maar jullie hadden wel mazzel dat we hier in de buurt waren!" zegt Ward, "We reizen normaal de hele wereld over." "Tja, we wilden een testvlucht maken met de Clouddancer, en toen stelde Rik voor om jullie te zoeken, en Rak stelde voor om hier bij de bergen te gaan kijken. Als we jullie niet gevonden hadden, dan waren we gewoon weer naar huis gegaan," zegt de oude man, "Maar ik ben blij dat we jullie gevonden hebben. Het is niet elke dag dat je op de koffie gaat bij een familie reuzen. Ik vond het heel gezellig." "Ja, en ik heb ook nog nooit zulke enorme taartkruimels gegeten," grapt de zoon, "Een kruimel was gewoon een complete maaltijd!" "Maar dan een stuk lekkerder," grapt Tony die er wel twee opgegeten heeft. "Komen jullie snel weer langs?" vraagt Joris, "Dan kunnen we weer Joris en de draak spelen, dat was leuk!" "We zullen wat vaker hier langs gaan Joris, maar je weet dat we niet altijd hier kunnen blijven," zegt Gerda. "Ja mama," zegt Joris mokkend. "En vergeet ook niet dat jij een stuk harder groeit dan Rik. De volgende keer moet je echt oppassen dat je hem geen pijn doet," waarschuwt Ward. "Maar ik was heel voorzichtig, echt waar!" protesteert Joris. "Ja, dat is waar," zegt Rik, "Je hebt me zelfs niet per ongeluk pijn gedaan." "Ik oefen altijd met papa," zegt Joris trots, "Want iedereen is straks kleiner dan ik, en dan moet je heel voorzichtig zijn, want anders doe je iedereen pijn." "Nou, dan komt het vast goed," denkt Gerda, "Maar nu moeten ze echt naar huis, anders wordt het straks nog donker voor ze thuis zijn." Joris fronst, "Maar het wordt nog lang niet donker!" "Nee, maar we moeten nog een eind vliegen," zegt de oude man, "en dan moeten Rik, Rak en Tony ook nog een eind terug naar huis reizen. Maar ik zal eens kijken of ik iets kan maken, zodat we het voortaan weten als jullie in de buurt zijn. Ik zal in ieder geval zo af en toe eens een robotvogel deze kant op sturen om te kijken of jullie er zijn. En hopelijk heb ik dan bij ons volgende bezoek een betere oplossing gevonden." Dan nemen ze echt afscheid en klimmen Rik, Tony, de oude man en zijn zoon weer de touwladder op. Gerda tilt Rak op en zet hem voorzichtig op het dek van het schip. "Dag allemaal, tot de volgende keer!"

Hoofdstuk 44 – De mysterieuze koets


Als Rik weer op school komt, vertelt hij Bram meteen van zijn nieuwste avonturen. "Een zeilboot die kan vliegen? Wat gaaf zeg, jij beleeft ook altijd de beste avonturen!" zegt Bram jaloers, "Het is dat mijn moeder me vreselijk zou missen, anders ging ik bij jullie wonen, dan kon ik ook altijd mee op avontuur." "Misschien mag je in de vakantie wel een paar dagen komen logeren," stelt Rik voor. "Oh, dat zou gaaf zijn," vindt Bram. "Dan gaan we gewoon bij iedereen in het bos op vakantie," belooft Rik. "Ook bij die nare tovenaar?" vraagt Bram, "Want daar heb ik helemaal niet zo'n zin in hoor. Dat is een nare man." "De tovenaar is tegenwoordig een stuk aardiger, en zijn vrouw is al helemaal aardig," belooft Rik, "En we hoeven er niet lang te blijven, dan gaan we gewoon meteen door naar de oude man onder het meer en zijn zoon." Als de jongens 's middags uit school komen, zien ze een koets door de straat racen. "Jee, wat gaat die hard zeg, ik hoop niet dat het paard straks struikelt ofzo," zegt Bram. "Was dat wel een echt paard?" vraagt Rik zich af, "Hij liep zo vreemd." "Geen echt paard? Wat zou het dan moeten zijn? Een ezel?" vraagt Bram verbaasd. "Ik weet het niet, ik dacht heel even dat het misschien een robot was. Maar ja, je hebt gelijk, ik zal het me wel verbeeld hebben. Het was ten slotte gewoon een bruin paard," denkt Rik. "Waar zou die koets heen gaan?" vraagt Bram zich af, "Ik wou dat we er achter aan konden." "Joh, zelfs als we niet opgehaald zouden worden, dan konden we nog niet hard genoeg rennen om hem bij te houden. Rak misschien, maar wij zeker niet!" zegt Rik. Nog even kletsen de jongens na over de koets, maar dan komen hun ouders er aan en moeten ze weer naar huis. Rik's vader komt nog even met Bram's moeder praten en vraagt dan of Rik de volgende dag niet bij Bram kan spelen, omdat hij onverwacht een vergadering heeft die niet verzet kan worden. "Natuurlijk kan dat," zegt Bram's moeder hartelijk, "Tot morgen dan, Rik! Ga je mee Bram?" De volgende dag gaat Rik met Bram mee naar huis, de koets zijn ze al lang weer vergeten. "Zullen we straks bij meneer Theodoor langs gaan?" vraagt Bram als ze samen op zijn kamer zitten. Rik vindt het best, het is veel te mooi weer voor computerspelletjes, en het is altijd gezellig bij meneer Theodoor. Meneer Theodoor is nog niet thuis, maar zijn butler laat hen er in, "Meneer Theodoor zal zo weer terugkomen, gaat u vast zitten, dan zal ik een kopje thee voor u zetten." De jongens nemen braaf plaats op de bank om te wachten. Al snel komt hun thee er aan. Maar als de thee op is, is meneer Theodoor nog steeds niet terug. Rik wou maar dat de butler iets tegen hen zei, maar die is in een hoek van de kamer gaan staan, en zegt helemaal niets. Hij staart alleen maar voor zich uit. "Weet u ook hoe laat meneer Theodoor weer terug is?" vraagt Rik beleefd. "Hij kan ieder moment terug zijn, jongeheer," antwoordt de butler en valt dan weer stil. Bram wiebelt met zijn benen. Gelukkig komt meneer Theodoor inderdaad snel, want Rik stond eigenlijk al op het punt om maar voor te stellen om weer naar huis te gaan. Bij meneer Theodoor op bezoek gaan als hij er niet is, is niets aan met zo'n stille butler. "Ha jongens, wat leuk dat jullie er zijn. Heeft mijn butler jullie nog een beetje vermaakt?" zegt meneer Theodoor als hij binnenkomt. De butler trekt zich onmiddellijk terug naar de keuken. Bram trekt een lelijk gezicht, maar Rik antwoordt netjes, "Nou, hij heeft ons thee gegeven..." "Oei, zo erg hè? Het spijt me, hij is een beetje te beleefd af en toe. En hij vindt dat het niet hoort dat hij met de gasten praat. Misschien stuur ik hem nog wel eens op een cursus over hoe je gastheer moet spelen, maar ik betwijfel of zelfs dat maar helpt," verontschuldigt meneer Theodoor zich. "Zal ik dan maar nog een kopje thee halen?" stelt hij voor, "En dit keer met een lekker koekje erbij, want ik ben net bij de bakker geweest." Daar hebben Bram en Rik wel oren naar. Meneer Theodoor verdwijnt zelf naar de keuken, "Dat zal mijn butler ook niet leuk vinden, maar ik vind dat als je altijd alles door anderen laat doen, dan wordt je ook maar zo'n luie donder," zegt hij terwijl hij de kamer uit loopt. "Ik zou anders maar wat graag zo'n luie donder zijn," vindt Bram, "Lijkt jou dat ook niet gaaf, dat je allemaal bedienden hebt die voor je werken? " Bram knikt, "Dan zou mama meer tijd over hebben om haar artikel te schrijven en om dingen te doen als lekkere koekjes bakken!" fantaseert Rik. Even later, terwijl ze vrolijk fantaseren over hoe het zou zijn als hun ouders bedienden hadden, horen ze het geluid van een dienblad dat met een bons wordt neergezet. Verbaasd kijken de jongens elkaar aan. "Wat zou er gebeurd zijn?" vraagt Rik zich af. "Zouden we moeten gaan kijken?" vraagt Bram. "Nou, de butler is er toch ook nog?" vindt Rik. Dan horen ze buiten een vreemd gehinnik, gevolgd door het knallen van een zweep. Als ze naar buiten kijken, zien ze nog net de koets uit het zicht verdwijnen. "Hee, daar heb je die koets van gisteren weer!" zegt Bram opgewonden, "Misschien kan meneer Theodoor ons dan vertellen wat die hier kwam doen!" Maar even later komt niet meneer Theodoor, maar de butler met de thee terug, "Meneer Theodoor moet zich verontschuldigen, hij werd plotseling weggeroepen. Hij vroeg me om jullie nog een kopje thee en het beloofde koekje aan te bieden, maar hij zal de rest van de middag niet meer terugkeren helaas." Dat is nog eens een teleurstelling. Snel drinken Rik en Bram hun thee op, en eten het koekje op. Dan nemen ze braaf weer afscheid van de butler. "Doet u meneer Theodoor nog de groeten van ons?" vraagt Rik. "En bedank hem voor de thee en koekjes," vult Bram aan. De butler belooft het door te geven en begeleidt hen dan naar buiten.

Hoofdstuk 45 –


Teleurgesteld in het mislukte theebezoek, staan Rik en Bram weer buiten op straat. "Wat gaan we nu doen?" vraagt Bram. "Ik wou dat we wisten waar die koets heen was," zegt Rik, "Volgens mij heeft die meneer Theodoor meegenomen." "Meneer Theodoor zal toch niet ontvoerd zijn?" vraagt Bram geschrokken. "Ik denk het niet, want dan was de butler vast niet zo kalm gebleven," zegt Rik, "Ik denk dat de koets van een zakenrelatie was, die plotseling wilde vergaderen ofzo." "Was Rak maar bij ons, dan kon hij de koets opsporen," wenst Bram. "Ik weet niet of hij dat zou kunnen, want dan moet hij wel weten welke geur bij de koets hoort," weet Rik, "Maar je hebt gelijk, het zou leuk zijn als hij het in ieder geval kon proberen." "Zullen we dan zelf maar detective gaan spelen? Dan doen we gewoon alsof we kunnen spoorzoeken en gaan we op jacht naar de geheimzinnige koets," stelt Bram voor. Dat vindt Rik ook wel als een leuk spelletje klinken en dus spelen ze de rest van de middag detective. Samen speuren ze de straten van het dorp af, op zoek naar de koets. Ze gaan zo op in hun spel dat ze de tijd helemaal vergeten. Opeens kijkt Bram op een kerktoren, "Oh jee, we hadden al lang weer thuis moeten zijn! Kom mee, hollen!" Zo snel ze kunnen rennen ze weer terug. Rik zijn vader zit al met een kop koffie te wachten. "Zo, was het een spannend spel? Als jullie nog iets langer weg waren gebleven, dan waren we jullie komen zoeken!" Rik is blij dat ze niet boos op hen zijn. "We waren detectives," vertelt hij enthousiast. "En we zochten de geheimzinnige koets," vult Bram aan. "De geheimzinnige koets? Zo, zo, dat klinkt inderdaad spannend," zegt Bram's moeder. "En? Hebben jullie hem ook gevonden?" vraagt Rik's vader nieuwsgierig. "Nee, helaas niet," zegt Bram, "We denken dat hij het dorp uitgereden is." "Maar ja," zegt Rik, "Dat is ook logisch, want we zagen hem gisteren uit school. Dus dan kan hij nu al heel erg ver weg zijn." "En wat was er zo geheimzinnig aan die koets?" vraagt Bram zijn moeder nieuwsgierig. "Nou hij reed heel erg hard langs de school!" zegt Bram. "En er was iets raars met het paard," zegt Rik. "En we weten niet wie er in zat, of waar hij heen ging," maakt Bram het af. "Ja, dat klinkt inderdaad heel geheimzinnig," vindt Rik's vader.



Hoofdstuk x – Het land van Sint Maarten


Het is vandaag 11 November en Rik gaat samen met Rak, Bram en mama Sint Maarten lopen. Op school heeft hij een mooie lampion gemaakt. Zingend gaan ze langs alle deuren in het dorp en bij elk huis krijgen ze in ruil voor een liedje een snoepje. Ze zijn zelfs nog bij meneer Theodoor langs gegaan. Mama dacht dat ze niets zouden krijgen, maar Bram en Rik zingen heel hard in de intercom. En natuurlijk gaat het hek open. Bram en Rik hollen samen naar de deur en daar staat meneer Theodoor met een schaaltje met lollies. "Dank u wel meneer," roepen de jongens allebei. Als ze aan het eind van de avond weer bij Bram's huis aankomen, hebben de twee jongens al een hele zak vol met snoep. Mama loopt naar de voordeur, maar Bram wil met Rik door de achterdeur, "moet je zien hoe onze achtertuin er uit ziet! Mama heeft hem supermooi versierd." Mama vindt het goed dat ze door de achterdeur gaan, "Lopen jullie maar om het huis heen, dan ga ik vast naar binnen. Ik zie jullie dan zo binnen wel weer." Bram en Rik rennen samen met Rak om het huis heen. Maar als Bram de poort van de achtertuin opendoet, weet Rik niet wat hij ziet. "Wouw! Dat is wel heel erg mooi zeg!" De hele tuin staat vol met enorme zuurstokken en lollies in alle kleuren van de regenboog en tussen het gras liggen allemaal zuurtjes. En er hangen zoveel lampjes dat het wel dag lijkt. "Maar... Maar... Zo mooi was de tuin nou ook weer niet toen ik weg ging," stamelt Bram. "En waar is de achterdeur?" vraagt Rak zich af. Rik kijkt achter zich, "En waar is de poort?" Verward kijken de jongens om zich heen. Dit is de tuin van Bram helemaal niet! Maar er is ook geen poort om weer terug te kunnen. "Toto, ik denk niet dat we nog in Kansas zijn," zegt Bram, "Ik weet niet wat er gebeurd is, maar we zijn niet meer in de achtertuin. Ik dacht dat dit soort dingen alleen in het bos gebeurde?" "Blijkbaar niet," zegt Rak droog, "Ten slotte lag meneer Theodoor ook gewoon in het ziekenhuis toen die fee langskwam." "Maar hoe komen we nu weer thuis?" vraagt Rik zich af. "Nou gewoon net als altijd, net zo lang zoeken tot we de uitgang gevonden hebben. Helaas gaat mijn neus hier alleen niet zo goed werken met al die zoetigheid," zegt Rak, "Ik stel voor dat we gewoon de kant op gaan waar de achterdeur zou zitten. Terug naar de poort gaat niet werken, want daar zouden we vlak voor moeten staan." Met zijn drieën gaan ze op pad. Bram raapt een zuurtje op dat niet zo groot is als de rest en stopt die in zijn tas. "Weet je het zeker Bram," vraagt Rik, "Je hebt ten slotte geen idee hoe lang dat zuurtje er al ligt en wat er mee gebeurd is." "Maar er zit toch een papiertje omheen? Ik heb nog nooit eerder zulke enorme zuurtjes gezien, dus ik wil er wel een mee naar huis!" vindt Bram. De jongens lopen tussen lollies door zo groot als bomen. Zuurtjes zo groot als rotsblokken en dropveters kronkelen als rivieren overal tussendoor. Bergen van chocolade worden voorafgegaan door heuvels van tumtum. Klauterend en klimmend gaan de jongens over obstakels heen waar ze niet omheen kunnen. Dan opeens staat daar midden in een dal van suiker een peperkoeken huisje. "Zouden we daar wel heen gaan? Meestal woont er een heks in zo'n huisje," zegt Bram. Rik moet lachen, "Dan wordt het sprookje in dit geval 'knibbel, knabbel, krant, wie knabbelt er aan mijn land!' Ik ben eigenlijk toch wel nieuwsgierig wie er in dat huis woont." "Nou vooruit dan maar," zegt Bram. "Ik ben er tenslotte ook nog," zegt Rak, "Als er iemand naar gaat doen, dan smelt ik al het snoep gewoon! En als dat niet werkt, kan ik altijd de oven nog aansteken waar we de heks in duwen." Rik en Bram moeten lachen, ze zien het al helemaal voor zich. Al fantaserend over hoe ze met de heks af zouden rekenen, lopen ze op het huis af. Wat vanuit de verte een klein huisje leek, blijkt toch wel een heel groot huis te zijn. "Oei, het zal toch geen reus zijn?" vraagt Rik zich af. "Wie weet is het wel familie van onze reuzenvrienden in de wolken," stelt Rak voor. Bram klopt op de deur, "Of hadden we gewoon moeten beginnen met eten?" grapt hij. De enorme koeken deur gaat open, maar er staat geen reus achter. In de deuropening staat een gewone man. "Wat kan ik voor jullie betekenen?" vraagt de man. "Dag meneer," zegt Rik, "Wij zijn in dit land verdwaald, en toen zagen we dit huis staan. En toen waren we nieuwsgierig naar wie hier woonde." "Verdwaald zeg je? Wie hier woont? Nou ik natuurlijk!" zegt de man alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is. Dan valt hij stil en staart de jongens aan. De jongens staren terug, wachtend op de rest van het antwoord. Na een tijdje zegt Rik, "Maar wie bent u dan?" "Wie ik ben? Ik ben Sint Maarten natuurlijk," antwoord de man en weer valt hij stil. "Sint Maarten? Van de snoepjes en de liedjes?" vraagt Bram ongelovig. "Snoepjes, liedjes? Hoe kom je daar nou bij?" zegt Sint Maarten, "Nee hoor, ik ben de Sint Maarten die zo stom was om zijn mantel weg te geven aan een zwerver. En als beloning ging ik na mijn dood naar dit ellendige zoete land. Ik had toch eigenlijk meer rivieren van melk en honing verwacht dan van drop." "Maar weet u soms misschien hoe we hier weer weg komen?" vraagt Rak. "Wegkomen? Kan dat dan? Zijn jullie niet dood?" vraagt de man verbaasd. "Nee hoor, wij liepen op uw verjaardag onze achtertuin in, en waren toen opeens hier," legt Rik uit. "Maar als u de weg niet weet, dan moesten wij maar weer eens gaan," zegt Rak.

Hoofdstuk x+1 Een meer van limonade


Rik, Rak en Bram lopen weer weg bij het peperkoeken huisje. Rik verwachtte eigenlijk dat Sint Maarten hen achterna zou komen, want die leek het hier toch eigenlijk wel zat te zijn, maar hij komt niet eens zijn deur uit. "Blijkbaar wil hij toch niet zo graag weg als hij denkt," zegt Rak die Rik achterom ziet kijken. De jongens lopen en lopen, maar er lijkt geen eind te komen aan het snoepgoed. "Zul je zien, vinden we straks na dagen eindelijk mijn huis weer terug, zijn we weer niet langer dan vijf minuten weg geweest," moppert Bram, "Zijn we doodop van het lopen, denken ze straks dat we alleen wat snoepjes gegeten hebben." "Ik hoop het eigenlijk wel Bram," zegt Rik, want stel je voor hoeveel zorgen onze ouders zich anders zouden maken!" Even later lopen ze langs een vogelverschrikker die met een van zijn armen naar links wijst. Nieuwsgierig lopen ze naar de vogelverschrikker toe. "Het begint steeds meer op de tovenaar van Oz te lijken," vindt Bram. Maar de vogelverschrikker praat niet. "Wat zullen we doen, door blijven lopen of in de richting gaan die hij aanwijst?" vraagt Rik. Rak snuift eens wat, "Ik denk dat het in de richting die hij aanwijst iets minder zoet ruikt dan in de andere richtingen, maar dat hoeft niet zo veel te zeggen. Het zou ook kunnen zijn dat daar een woestijn van koekjes is of iets anders dat iets minder zoet is, dan wat er hier is." De twee jongens zijn al het snoepgoed nu toch ook wel zat, en dus besluiten ze om in de richting te gaan die de vogelverschrikker aanwijst. Ze lopen nu toch al zo lang dat ze niet meer zeker weten of ze nog steeds in de goede richting lopen. Al helemaal omdat ze al om flink wat chocoladebergen heen moesten lopen. In het begin lijkt er nog niet heel veel te veranderen. Maar als ze over een laatste rij tumtumheuvels klimmen, zien ze opeens een meer van limonade. "Dat ziet er niet zo heel veel minder zoet uit," zegt Bram. Rak steekt een poot in het meer en likt er aan, "Het meer is minder zoet dan het er uit ziet," zegt hij, "Maar hier kunnen we dus niet verder. Gaan we naar links of naar rechts?" De jongens kijken eens om zich heen. "Ik denk dat ik daar rechts een soort van gebouwtje zie," zegt Rik na een tijdje, "Daar heel in de verte, zie je wel?" Bram ziet het niet, maar Rak is het met Rik eens dat er aan die kant iets is, wat er aan de andere kant niet is. "Laten we maar gaan dan," zegt Bram, "Ik heb geen enkele reden om te denken dat we de andere kant op moeten." Naarmate ze verder langs het meer lopen, wordt steeds duidelijker dat Rik gelijk had, er staat inderdaad een gebouw langs het water. "Maar wat een gek gebouw is dat," vindt Bram, "Het staat voor meer dan de helft in het water!" Als ze naast het gebouw staan, zien ze dat er maar een deur is, en die zit op slot. "Wat moeten we nu dan, er is niemand te bekennen," zegt Bram. Rak loopt naar de kant van het meer toe en voelt eerst voorzichtig met zijn poot hoe de kant loopt. Maar gelukkig loopt die schuin af het water in, en dus kan hij een eindje het water in lopen. "Ik ga wel eens een kijkje nemen," belooft hij. Snel zwemt hij om het gebouw heen. "Ik kan er hier van deze kant gewoon in zwemmen!" horen de jongens hem roepen. Even later gaat de deur open. Verbaasd kijken de twee jongens naar Rak die triomfantelijk op zijn achterpoten tegen de deurpost aan staat. "Hoe heb je dat nou voor elkaar gekregen?" vraagt Rik verbaasd. "Het was zo'n slot dat je moet schuiven, dus die kon ik met mijn tanden vastpakken," legt Rak uit, "Kom gauw binnen kijken wat ik gevonden heb!" Van binnen is het gebouw helemaal open. Het is een grote ruimte die aan één kant open is naar het water. In de ruimte liggen drie boten. "Boten gemaakt van koekjes?" vraagt Bram twijfelend, "Is dat wel zo'n goed idee? Koekjes worden altijd soppig als je ze in water doet." "Maar deze boten liggen zo te zien al een tijdje in het meer, en ze zijn nog niet soppig. Misschien zijn de regels over koekjes in water doen hier anders dan bij ons," stelt Rak voor. Bram hoopt er maar op, want het is duidelijk dat Rik en Rak een boot willen nemen om verder te gaan. En eigenlijk heeft hij ook wel genoeg gehad van lopen, als hij heel eerlijk is. Roeien lijkt hem nu een stuk leuker dan nog weer verder lopen langs het meer. En dus laden ze hun tassen met snoep in een boot en duwen ze af. Rik en Bram pakken ieder een stel roeispanen die gemaakt lijken te zijn van chocolade, met handvaten van koek. In het begin gaat het nog niet zo goed, want roeien is toch best moeilijk, maar langzamerhand krijgen ze de smaak te pakken. Steeds kleiner wordt het botenhuis in de verte, net zo lang tot ze het helemaal niet meer kunnen zien. "Hoe groot zou dit meer zijn, denk je?" vraagt Rik. "Ik ruik nog niets aan de overkant," zegt Rak. "Jammer dat er geen motorboten waren," vindt Bram, "Dat zou een stuk sneller gaan." Nog voordat iemand anders antwoord kan geven, zien ze opeens een draak in het water. "Hee, die lijkt wel wat op Sparky!" vindt Rik. "Wie is Sparky nou weer?" vraagt Bram geïrriteerd. "Lang verhaal," zegt Rak, "Dat leggen we later wel eens uit. De draak steekt zijn kop boven het water uit en kijkt hun nieuwsgierig aan, "Hallo, wie zijn jullie?" "Dag, wij zijn Bram, Rik en Rak," zegt Rak, "Wie bent u?" De draak is duidelijk gevleid dat Rak u tegen haar zegt, "Ik ben de draak van het limonademeer, dat lijkt me nogal duidelijk!" "Weet u toevallig ook hoe we hier uit deze wereld van snoep weg kunnen komen?" vraagt Bram, die nu toch wel een beetje moe begint te worden. "Hoe jullie hier weg kunnen komen? Natuurlijk weet ik dat!" zegt de draak bijna verontwaardigd.

Hoofdstuk x+2 De juiste deur


"Als je hier weg wilt, moet je gewoon door een deur gaan. Volg mij maar," zegt de draak van het limonademeer. Met een enorme noodvaart zwemt ze door het meer weg. Bram en Rik doen hun best, maar zo hard kunnen ze echt niet roeien. De draak wordt een steeds kleiner stipje in de verte. "Nou, dan blijven we maar gewoon die kant op roeien, in de hoop dat we die deuren ooit tegenkomen," zucht Rik. Maar gelukkig komt de draak even later al weer terugzwemmen. "Wat is dat nu, willen jullie dan toch niet weg?" vraagt ze verbaasd. "Beste draak, zo snel als jij kunt zwemmen, kunnen deze jongens niet roeien," legt Rak uit. "Oh, waarom zeiden jullie dat dan niet!" vraagt de draak verbaasd. "Nou, u zwom zo hard weg, dat dat niet meer kon," zegt Rik. "Hebben jullie ook iets van een touw dat aan de boot vast zit? Dan trek ik jullie wel even, want zo langzaam als jullie gaan duurt het nog eeuwen voor we bij de deuren zijn. Die zijn namelijk midden in het meer, zie je," legt de draak uit. Rak gooit het touw overboord waarmee de boot aan de steiger vastzat in het botenhuis, "Alsjeblieft!" "Ja, dat moet wel werken, hou je goed vast!" zegt de draak en neemt het touw in haar bek. Snel halen de jongens de roeispanen binnenboord en gaan goed zitten. Gelukkig heeft de draak dit keer opgelet, want pas als ze goed zitten en zich ook echt vasthouden aan het bankje zet ze het weer op een zwemmen. En hard dat ze gaan! Rik moet zich echt stevig vasthouden, anders zou hij door de wind van het bankje afgeblazen worden. Met deze snelheid duurt het niet lang meer of ze zien in de verte een vlek boven het water. En dan zijn ze voor ze het weten weer gestopt. Als de draak het touw loslaat dobberen ze midden tussen een heel stel deuren. "Kijk eens aan, daar zijn we dan," zegt de draak tevreden, "Als je weg wilt, kies je gewoon een deur en ga je er doorheen." "Maar hoe weten we nou welke deur we moeten hebben om thuis te komen?" vraagt Rik zich af. "Tja, dat weet ik ook niet," zegt de draak, "Ik heb het hier wel naar mijn zin en de paar wezens die wel door zo'n deur gingen kwamen nooit terug om te zeggen of het wel de goede deur was." "Dus of ze hadden allemaal meteen de goede deur," zegt Rak, "of ze konden niet meer terug om het te komen melden." "Tja, daar kan ik niets over zeggen," zei de draak, "Verder dan hier kan ik jullie niet helpen. Veel succes maar weer. En wie weet tot ziens!" "Dag mevrouw de draak! Hartelijk bedankt voor de hulp," roepen Rik, Rak en Bram haar na. "En toen," vraagt Bram, "Wat doen we nu?" "Ik weet het niet," zegt Rak, "Maar ik heb zo het idee dat je maar één deur open kunt maken. Dat zodra je een keus gemaakt hebt, er geen weg terug meer is." "Dus nu moeten we beslissen welke deur we door moeten? Nou dan moeten we maar eens kijken wat de verschillen tussen de deuren zijn. Misschien vinden we een aanwijzing welke deur we moeten hebben," stelt Rik voor. De deuren zijn er in alle kleuren en maten. Alle deuren hebben een soort deurklink, hoewel ook die allemaal verschillend zijn. Ze hebben ook allemaal een nummer, hoewel sommige geschreven zijn met gewone getallen en anderen met wat Rak Romeinse cijfers noemt. En geen van de deuren heeft een raam. Dat vindt Bram wel jammer, want hij had graag even een kijkje genomen om te zien wat er aan de andere kant van de deur was, voordat hij de deur opende. De deuren staan ruwweg in een rondje, dus de jongens roeien overal even langs om te zien of er soms iets kleins is wat hun kan helpen bij het maken van een keuze. Er zijn een hoop deuren die zo'n vreemde vorm hebben, dat de jongens meteen al denken dat die niet de goede deur zijn, maar als ze kijken welke deuren dan nog overblijven, zijn dat er nog steeds tien. "Er is niet echt een deur die het meets op jullie achterdeur lijkt, of wel soms," vraagt Rik aan Bram. Bram schudt zijn hoofd. Nee, onze achterdeur is bruin, en ik zie geen bruine deur. "Wat is jullie huisnummer, Bram?" vraagt Rak, "Misschien heeft een van de deuren het juiste nummer." Maar ook dat is niet het geval alle deuren hebben veel te lage nummers. "Tjemig, wat een moeilijke puzzel," vindt Rik. "Allemaal dezelfde vorm, allemaal de verkeerde kleur, en ook nog het verkeerde nummer. Misschien moeten we allemaal in ons hoofd een deur uitkiezen, en dan kijken of we dezelfde deur hebben?" Maar als ze dat uitproberen, dan heeft Rak een groene deur gekozen met een X er op, wat het cijfer tien is volgens Rak. Rik heeft een blauwe deur gekozen met het cijfer 6, en Bram heeft een gele deur gekozen met het cijfer 8. "Nou, dat schiet ook niet echt op," zegt Rak, "Heeft iemand anders nog een idee? We kunnen er altijd nog blindelings eentje aanwijzen." Rik bekijkt alle deuren nog eens goed, "Nee, ik heb echt geen idee. Hoewel... Rak, kun jij misschien aan de deuren snuffelen om te kijken of er niet één naar thuis ruikt?" Een beter idee kunnen ze niet verzinnen, en dus roeien ze nog een keer langs alle deuren. "Die deur," zegt Rak aan het eind van het rondje en wijst met een poot naar een paarse deur, "Die ruikt naar thuis. Auto's, fabrieken, maar ook bos. Alle andere deuren ruiken vreemd." En dus roeien de jongens voor de derde keer naar de paarse deur. "Nou, op hoop van zegen dan maar," zegt Bram en grijpt naar de deurknop. Hij heeft geen zin meer om lang te discussieren en trekt de deur open. En ja hoor, daar zien ze eindelijk de door Bram's moeder versierde tuin. Er hangen allemaal lampionnetjes in en er staan pompoenen met kaarsjes er in naast de deur. Maar de jongens hebben er geen oog meer voor. Ze grijpen hun tas en lampion en haasten zich naar de achterdeur, blij dat ze eindelijk weer thuis zijn. "Ha jongens, zijn jullie daar weer," zegt Bram's moeder, "Hebben jullie veel snoep opgehaald?" Het lijkt er op dat ook in het land van Sint Maarten de tijd heel anders loopt dan hier in hun eigen wereld. "Kilo's mama," zegt Bram. Rik is intussen naar zijn eigen moeder gerend die nog in het halletje voor staat, "Laten we gauw naar huis gaan mama!"