Ergens in Nederland staat een wit huis. Het is niet zo'n heel erg groot huis, maar voor het gezin dat er woont is het groot genoeg. In dat huis wonen namelijk een vader, een moeder, een jongetje en een hond. Het jongetje heet Rik, en de hond heet Rak. Rik is vijf jaar oud en Rak is zijn beste vriend. Ze zijn altijd samen, en meestal vind je ze ergens buiten in de buurt van het huis. Behalve natuurlijk als Rik naar school moet, want dan mag Rak niet mee. Rik vindt dat wel eens jammer, maar gelukkig komt Rak altijd met mama mee naar de school om hem op te halen. Vandaag hoeft Rik niet naar school, want het is vakantie. Het is nieuwjaarsdag, en het vuurwerk is al geweest en buiten is iedereen bezig om alle papiertjes en stokjes die overblijven na het vuurwerk op te ruimen. Rik is samen met Rak buiten aan het spelen. "Vuurwerk is wel mooi," zegt Rik tegen Rak, "maar het zou niet zo'n rommel moeten geven!" Rak antwoord dat hij veel mooier vuurwerk kan maken, zonder dat het rommel geeft. Hoe het kan dat Rak antwoord kan geven als hij een hond is? Oei, heb ik nog niet verteld dat Rak eigenlijk een draak is? Natuurlijk weet helemaal niemand, behalve Rik dat hij een draak is, want anders zouden er van die nare mensen in witte pakken komen die hem open willen snijden. Vroeger werden draken altijd meteen doodgemaakt door een ridder als ze gevonden werden, maar tegenwoordig zijn er gelukkig geen ridders meer. Maar Rak weet nog niet zo goed of hij de nieuwe ridders, die zichzelf wetenschappers noemen, beter vindt. Want als je een draak maar ver genoeg open snijdt, dan gaat hij vanzelf dood. Zo deden de ridders dat vroeger ook. Die hakten en hakten maar. Eerst een klein sneetje hier, dan een klein sneetje daar. En voor je het weet lag je poot er af en als je niet uitkeek dan was je je kop kwijt! De draken leerden al heel snel dat ze zich moesten vermommen en verstoppen. Ondanks dat ze daar heel goed in zijn, zijn er tegenwoordig niet zo heel veel draken meer over. Want de draken werden zo goed in verstoppen, dat ze ook elkaar niet meer konden vinden. En als de papadraken en de mamadraken elkaar niet kunnen vinden, dan komen er ook geen kindertjesdraken. Rak zijn mama heeft hem altijd verteld dat hij ver bij de mensen vandaan moest blijven. En heel lang hield hij zich daar netjes aan. Maar toen hij na honderd jaar in het bos gewoond te hebben geen andere draken meer kon vinden, werd hij eenzaam. Hij vermomde zichzelf als hond en ging eens kijken hoe het er bij de mensen aan toe ging. Want wie weet waren de ridders allemaal al lang verdwenen. Zwervend door het hele land zag hij dat er inderdaad geen ridders meer waren, en dat ze vervangen waren door de wetenschappers. En toen op een dag werd hij opeens gevangen toen hij even niet oplette. Hij zat rustig voor een televisiewinkel naar het niews te kijken toen er opeens een groot net over hem heengegooid werd. Heel even was hij bang dat het wetenschappers waren, maar deze mannen hadden een bruine jas en een bruine broek aan. Dus hield hij zich rustig en ging met ze mee. De mannen namen hem mee naar een asiel waar een dokter even naar hem keek om te zien of hij ook ziek was. Maar draken worden bijna nooit ziek, dus de dokter vond niets. Rak was vast van plan om 's avonds uit het kooitje te ontsnappen waar ze hem ingestopt hadden, maar nog voordat het avond werd kwamen er al mensen langs bij het asiel die op zoek waren naar een hond. Toen ze Rak zagen werden ze meteen enthousiast en namen hem mee. Heel even dacht Rak nog aan ontsnappen, maar Rik was zo blij toen zijn ouders hem Rak lieten zien. Rak vond het zielig om dat kleine jongetje in de steek te laten. En zo kwam Rak bij Rik terecht. De eerste weken gedroeg Rak zich nog netjes als een echte hond, maar al snel begon hij zich toch een beetje te vervelen. Op een avond toen Rik weer eens aan het vertellen was wat er op school allemaal gebeurd was, gaf Rak zomaar opeens antwoord. En Rik? Die schrok er niet eens van, hij ging gewoon door met zijn verhaal, alsof het heel normaal was dat Rak antwoord gaf. Vanaf dat moment gaf Rak wel vaker antwoord als Rik iets vertelde of vroeg. Toen Rak alweer bijna een jaar bij Rik en zijn ouders woonde, werd Rik vijf jaar en vertelde Rak dat hij eigenlijk een draak was. En omdat hij dat vertelde toen ze samen in het bos speelden, kon hij zelfs heel even laten zien hoe hij er eigenlijk uit zag. Rik beloofde dat hij het aan niemand zou vertellen. En tot op de dag van vandaag heeft hij dat ook niet gedaan. En daarom kon Rak nu opscheppen dat hij veel mooier vuurwerk kon maken. Want hij was dan wel niet zo'n heel grote draak, maar vuurspugen dat kon hij toch wel. Niet genoeg om een ridder in zijn harnas te roosteren, maar genoeg om heel indrukwekkend te lijken. "Als je het maar laat hoor!" Roept Rik geschrokken uit, "Straks ziet iemand het en dan krijg ik op mijn kop dat ik met vuur aan het spelen ben! Want niemand snapt natuurlijk dat jij het deed. En ik geloof zo ook wel dat jij dat veel mooier kunt," zegt hij er snel achteraan om Rak, die nu al een beetje boos kijkt, gerust te stellen. "Weet je zeker dat je het gelooft? Hoef ik het echt niet te laten zien?" Bromt Rak. "Ik geloof het echt!" Belooft Rik hem plechtig, "Jij kan het mooiste vuurwerk maken van allemaal! Maar als je hier in het bos niet oppast, dan staat alles in brand en dat is heel gevaarlijk!"
Buiten sneeuwt het heel hard. Rik mag van mama niet naar buiten, "wacht maar even tot het gestopt is met sneeuwen. Het sneeuwt nu zo hard, je kunt de poort aan het einde van de tuin niet eens zien!" Rik is boos, want dat is juist mooi! Dan kan hij met Rak verstoppertje spelen en door de steeds vallende sneeuw, worden zijn sporen dan uitgewist, zodat Rak hem niet zo snel kan vinden. En dus zit hij samen met Rak voor het raam van zijn kamer naar buiten te staren. Te wachten tot het stopt met sneeuwen en hij eindelijk naar buiten mag. "Zeg Rik, heb jij wel eens van het ijspaleis gehoord?" Vraagt Rak. "Een ijspaleis? Dat bestaat toch alleen in sprookjes?" Zegt Rik verbaasd. "Nee hoor," beweert Rak, "Ik ben er zelf geweest. Het was er heel mooi. Alles glinstert en als de zon er op schijnt, dan zie je alle kleuren van de regenboog. En sommige kamers kun je door de muren kijken, maar andere muren zijn van sneeuw ofzo gemaakt. Die glimmen ook heel mooi, maar je kunt er toch niet doorheen kijken. En alles is van ijs gemaakt, maar toch is niet alles koud." Rak blijft net zo lang praten over het ijspaleis tot het opgehouden is met sneeuwen. Meteen rennen ze samen naar beneden om Rik zijn jas en schoenen op te halen. "Vergeet niet je sjaal en je handschoenen!" Roept mama achter hem aan. Snel doet Rik alles aan en rennen ze naar buiten door de sneeuw. Rik gooit handenvol sneeuw naar Rak, maar die springt zo in het rond, dat alles mist. Buiten in het bos gaan ze op zoek naar het ijspaleis. Rak is er dan wel eens geweest, maar dat is al heel erg lang geleden. En misschien is het nu nog wel niet koud genoeg. Op de sloten ligt ten slotte ook nog geen ijs. Maar Rik is nu zo nieuwsgierig dat ze toch gaan zoeken. Ze lopen al snel van het pad af, want daar is het natuurlijk niet te vinden, anders had Rik er wel al eens van gehoord. Ze kruipen over grote boomstammen heen en onder de struiken door, maar waar ze ook zoeken, een ijspaleis vinden ze niet. Natuurlijk vinden ze wel een hele hoop andere dingen. Zo vinden ze het nest van een egeltje onder de hoop sneeuw die onder aan een boom ligt. Rak zegt dat het egeltje het zonder de sneeuw heel koud krijgt, en dus leggen ze de hoop weer netjes terug. Ze zien ook een ijspegel aan een boomtak. Rik vindt die toch wel hoopvol, maar het is de enige die ze tegenkomen. Rik kijkt nog eens goed rond op de plaats waar de ijspegel hangt in de hoop een aanwijzing te vinden en om goed te onthouden waar de ijspegel hangt. Wie weet is het nog te vroeg in het jaar voor het ijspaleis. Toch een beetje teleurgesteld maakt Rik een sneeuwbal. Als de bal klaar is gooit hij die naar Rak. Gelukkig heeft Rak het door en vangt hij de bal netjes in zijn bek. Omdat de bal van sneeuw is valt hij natuurlijk uit elkaar, en dus moet Rik een nieuwe maken. Rik gooit steeds hoger en hoger, maar Rak vangt ze allemaal. maar dan vangt Rak een sneeuwbal die niet uit elkaar valt en met een zwaai van zijn kop spuugt hij de bal half naar Rik. En Rik? Die krijgt de sneeuwbal midden in zijn gezicht. Hij kijkt er helemaal beduusd van. Het is zo'n grappig gezicht, dat sippe gezicht met al die sneeuw erop, dat Rak in lachen uitbarst en dan kan Rik gelukkig ook weer lachen. Hij veegt de sneeuw van zijn gezicht en samen lopen ze weer richting huis. "Ik hoop maar dat het snel gaat vriezen, want ik ben nu wel heel benieuwd naar dat ijspaleis."Als ze thuis komen heeft mama lekker warme chocomel klaar staan. "Jemig, Rik, jullie zitten helemaal onder de sneeuw, je bent doorweekt! Wat hebben jullie allemaal uitgespookt?" Even twijfelt Rik of hij van het ijspaleis zal vertellen, maar Rak knikt hem toe en dus legt hij uit dat ze daar naar op zoek waren. "Een ijspaleis? Dat klinkt spannend. Jammer dat jullie het niet gevonden hebben, want ik had het best willen zien. Weet je zeker dat dat hier in het bos moet zijn? Ik heb wel eens gehoord van een ijshotel, maar dat was helemaal in Scandinavie." Rik knikt en drinkt tevreden van zijn chocomel. Hij besluit dat zodra de sloten bevroren zijn, dat ze dan weer op zoek gaan naar het ijspaleis. "Als ik het ijspaleis vind, mama, dan kom ik je halen en dan gaan we samen kijken." Dat vindt mama een goed idee. Terwijl mama het eten klaar gaat maken, gaat Rik in de woonkamer het ijspaleis tekenen. natuurlijk weet hij nog niet precies hoe het er uit ziet, maar Rak fluistert af en toe wat aanwijzingen en als het klaar is zegt Rak dat het heel goed lijkt op het echte ijspaleis. Mama vindt de tekening ook mooi en hangt hem aan de koelkast. "Het is zo net of ik er al geweest ben, dank je wel Rik!" Na het eten is het al donker en mag Rik niet meer naar buiten. Boven op zijn kamer maakt hij nog een tekening van het ijspaleis, want omdat mama zijn tekening opgehangen heeft kan hij die natuurlijk niet meenemen als ze het ijspaleis weer gaan zoeken als het straks gevroren heeft. "Ik hoop maar dat het snel gaat vriezen," zegt hij tegen papa als die hem 's avonds naar bed brengt, "want dan kan ik gauw op zoek naar het ijspaleis!" "Ga jij eerst maar eens op zoek naar het ijspaleis in dromenland, jongeman!" zegt papa lachend.
Maar de volgende dag als Rik wakker wordt en uit het raam kijkt heeft het helemaal niet gevroren. Het heeft gedooid! Alle sneeuw is weer weggesmolten. Teleurgesteld zit Rik aan het ontbijt zijn boterhammetje op te eten. Na het ontbijt blijft Rik een beetje in de keuken hangen. Buiten is het blubberig en het miezert een beetje. Het is helemaal geen fijn weer om buiten te spelen. Nu hij niet op zoek kan naar het ijspaleis weet hij niet zo goed wat hij moet doen. Als mama vraagt wat er mis is, vertelt hij dat hij op zoek wil naar het ijspaleis, maar dat dat niet kan omdat het niet vriest. Omdat hij zo verdrietig is, gaat mama gauw kijken wat het weerbericht is voor de komende dagen. "Nou Rik, als het weerbericht klopt, dan gaat het morgen weer sneeuwen, hoor. En de temperatuur gaat ook weer een beetje naar beneden. Ze denken zelfs dat het vanaf maandag wel al eens kan gaan vriezen." "Maar maandag moet ik weer naar school!" Roept Rik teleurgesteld. "Nou, maar als het een paar dagen lekker vriest, dan kan je misschien woensdagmiddag wel op zoek naar het ijspaleis. Dus ik zal voor je duimen dat het maandag echt gaat vriezen en dat het dan lekker hard gaat vriezen ook. Want ik wil dat ijspaleis ook wel zien! Maar waarom ga je vandaag niet een eigen ijshut bouwen op zolder? Ik heb nog wel een paar mooie witte lakens, dan lijkt het net echt!" Dat vindt Rik een goed idee! Hij omhelst mama meteen, zo blij is hij. Hij rent meteen naar zolder om dingen te zoeken die hij kan gebruiken om zijn ijshut te bouwen. De zolder van het huis is een grote ruimte met allemaal rommel. Er staan heel veel dozen en kisten. Er zijn niet zo heel veel kasten, want de zolder is meteen onder het puntdak, dus de muren zijn aan twee kanten helemaal schuin. Tegen de rechte muren aan de voor en achterkant van het huis staan wel een paar kasten. In een hoekje liggen ook een paar oude planken. Rik hoopt nog steeds dat hij daar een keer een hut in de tuin van mag timmeren, maar nu mag hij ze gebruiken om zijn hut te bouwen. Hij vindt ook een oude stoel die een beetje wiebelig is. Met de lakens van mama en een paar van de dozen en kisten bouwt hij zo een hele mooie hut. Als de hut klaar is, gaat hij naar zijn kamer om te kijken wat er allemaal in de ijshut moet komen. Zijn deken natuurlijk, want in een ijshut kan het best koud zijn. Zijn pluche ijsbeer gaat ook mee, net als zijn pinguin, want die vinden het met al dat ijs natuurlijk hardstikke fijn! Rak komt aanzetten met zijn eigen kussen, en Rik gaat gauw ook een kussen van de bank halen. Mama vindt het goed, en dus gaat het kussen mee naar boven. Zo, nu is het lekker knus en warm in de ijshut. Rik hoopt maar dat hij niet smelt. Als hij een tijdje met Rak in de hut zit, waarschuwt Rak opeens dat er sneeuwmonsters aankomen, "Ga gauw sneeuwballen maken, Rik, ik houd de monsters wel even op afstand." Rik rent snel naar beneden en haalt uit zijn ton met lego alle witte blokjes en stopt ze in zijn broekzakken. Terug in de ijshut ziet hij in de verte de sneeuwmonsters al aankomen. Gauw maakt hij sneeuwballen en legt ze klaar voor als de monsters dichtbij genoeg zijn. Hij is nog maar net klaar als de monsters in zicht komen. Een voor een kogelt hij als een echte scherpschutter de monsters omver. Bijna alle monsters zijn verslagen, maar dan zijn de sneeuwballen op! Rak vliegt snel naar buiten en gaat de monsters te lijf. Rik worstelt zich door het dikke pak sneeuw heen en gaat zijn zwaard halen. Hij kan niet geloven dat hij zo dom is geweest om dat te vergeten. Als hij eindelijk terugkomt door de sneeuw met zijn zwaard in de hand, ziet hij dat hij nog maar net op tijd is. Rak is helemaal omsingeld! Snel hakt hij met zijn zwaard op de sneeuwmonsters in. Samen verslaan ze ook de laatste monsters en gaan ze uitpuffen in de ijshut. Als hij weer een beetje op adem gekomen is, gaat Rik weer naar buiten om nieuwe sneeuwballen te maken, want je weet maar nooit of er niet nog andere monsters rondzwerven. Als Rik weer een flinke voorraad sneeuwballen heeft, zegt Rak dat hij wel even op verkenningstocht zal gaan om te kijken of er soms nog meer monsters zijn. Het duurt heel lang voordat hij weer terugkomt en Rik begint zich toch een beetje zorgen te maken. Net als hij zijn zwaard weer om wil gespen om Rak te gaan zoeken komt die er net weer aan. Hij heeft geen monsters meer kunnen vinden, dus ze kunnen vannacht met een gerust hart gaan slapen. Ze hebben echt alle monsters verslagen. Dan komt mama ook eens kijken. Ze heeft een lekker warme sjaal om haar nek gedaan en heeft warme chocolademelk met een koekje meegebracht. Tussen de happen van zijn koekje door, vertelt Rik haar het verhaal van de sneeuwmonsters. Mama schrikt, "Maar zijn ze nu dan wel echt allemaal weg?" "Ja hoor, mama. Rak heeft heel goed gezocht en hij kon er echt geen een meer vinden," stelt Rik haar gerust. "Gelukkig maar," zegt mama, "Je moet er toch niet aan denken dat je sneeuwmonsters op zolder hebt zitten!" Als de chocomel op is, gaat mama weer naar beneden en gaan Rik en Rak nog eens op verkenningstocht over de besneeuwde zolder. Ze zoeken echt in alle gaten en hoeken. Achter de dozen, in de kasten, onder de zakken in de hoek, in de grote kist en zelfs in het kastje met de ketel naast de trap. Maar ook daar is het ijspaleis niet te vinden, dus gaan ze maar weer terug naar hun ijshut, want die is tenslotte ook heel mooi.
Rik wordt wakker en springt snel uit zijn bed. Zou het weerbericht gelijk hebben gehad? Hij loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Helaas, er is nog steeds geen nieuwe sneeuw. Alles is nog net zo grauw en donker als het gisteren was. Maar dan, later als hij in zijn ochtendjas aan het ontbijt zit, wijst mama opeens naar buiten: "Kijk, het sneeuwt weer. Had het weerbericht toch gelijk!" En inderdaad uit de lucht komen allemaal kleine witte vlokjes vallen. Ze blijven nog wel niet liggen op de grond, maar ze vallen toch echt. "Doe maar lekker warme sokken en een warme trui aan, want we gaan straks naar opa en oma." Na het ontbijt gaat Rik zich gauw aankleden. Hij kiest zijn warme groene sokken met tijgers en de blauwe trui die oma voor hem gebreid had. Die is altijd heel warm en ook heel lekker zacht. Als iedereen gewassen en aangekleed is, gaan ze hun schoenen aandoen. "Oh, wacht! Mag ik mijn zwaard mee mama? Voor als we weer sneeuwmonsters tegenkomen? Want nu het weer sneeuwt komen ze vast terug!"Roept Rik. Daar was hij het toch bijna weer vergeten! Mama vindt het goed en op één schoen, en één sok, rent Rik naar boven om zijn zwaard te halen. Terug beneden gespt hij de riem om waar het zwaard aan hangt, zodat hij het niet de hele weg vast hoeft te houden. Eindelijk kunnen ze weg. Het is best een eind lopen naar opa en oma, maar dat geeft niet. Het sneeuwt nog steeds en de vlokken worden al weer wat dikker. Ze blijven nu ook al wat langer op de grond liggen. Rik hoopt dat het als ze terug naar huis gaan weer helemaal wit is. De dikke vlokken maken het er alleen niet makkelijker op om te kijken of de sneeuwmonsters er niet aankomen. Maar gelukkig heeft Rak een goede neus, en hij verzekert Rik er zachtjes van dat hij nog goed weet hoe de sneeuwmonsters ruiken en dat hij het zal weten als ze er aan komen. Oma staat al voor het raam te wachten als ze aanbellen, "Dag grote ridder!" roept ze blij, "Heb je nog wat draken verslagen onderweg?" "Draken? Nee oma, ik vecht nooit met draken!" roept Rik terug, "Ik moest papa en mama verdedigen tegen de sneeuwmonsters! Die zijn heel groot en gemeen, we hebben er gisteren nog een heleboel verslagen bij de ijshut op zolder." "Een ijshut op zolder met sneeuwmonsters? Daar moet je me straks bij de koffie eens meer over vertellen," zegt oma nieuwsgierig. Bij de koffie krijgen ze ook nog een oliebol, want die waren nog over van nieuwjaarsdag. Dus het verhaal van de ijshut moet nog even wachten, want eten en praten tegelijkertijd kan niet. Heel voorzichtig hapt Rik in de bol, want als je te wild bent, dan vliegt de suiker alle kanten op. Als de oliebol op is, zit er maar een klein beetje suiker op Rik zijn trui. Dat veegt oma er in de keuken gauw af. "Zo, en nou wil ik wel eens horen van die monsters en die ijshut op zolder." Uitgebreid vertelt Rik het hele verhaal. Terwijl hij vertelt over hoe hij Rak bevrijdde toen die omsingeld was, laat hij zien hoe hij de monsters in de pan hakte met zijn zwaard. "Zo, jij bent al best goed met dat zwaard van je!" zegt opa, "Rak mag wel blij zijn dat je het nog op tijd kon ophalen." Vanuit zijn hoekje van de kamer knikt Rak, maar iedereen is zo op Rik en zijn verhaal aan het letten, dat niemand het ziet. Als het verhaal en de limonade op zijn, gaat Rik met de blokken spelen en gaan papa en mama met opa en oma praten over saaie grote mensen dingen. De blokken zijn lichtbruin, maar Rik bouwt er toch een mini-ijskasteel van, want sneeuw is ook wel eens vies. Hij is zo druk bezig met bouwen dat hij niet eens merkt dat buiten de sneeuwvlokken steeds groter en groter worden en dat de sneeuw weer blijft liggen. Pas als papa en mama opstaan om hun jas te halen, kijkt hij naar buiten. "Oh! Kijk nou, de sneeuw blijft weer liggen! Het is helemaal wit buiten!" Rik staat bijna te springen zo blij is hij. Maar nu er weer zo veel sneeuw ligt, moet hij extra oppassen voor de sneeuwmonsters. Hij loopt steeds een klein beetje voor papa en mama uit, zodat ze niet in een hinderlaag kunnen lopen. Dan staat Rak opeens grommend bij een boom, wat een grote hoop sneeuw! Daar zit vast een sneeuwmonster in! Woest hakt Rik in op de hoop sneeuw die tegen de boom aangewaait is. Dat is alvast weer een sneeuwmonster dat nooit meer op zal staan. "Zo mama, dat monster kan je niet meer bespringen van achter de boom!" zegt Rik trots. "Goed gedaan hoor, man! Met jou erbij hoef ik nooit meer bang te zijn," zegt mama blij, "We gaan straks thuis gauw een boterhammetje eten, want van al dat vechten zul je wel honger hebben gekregen." Dat heeft Rik inderdaad en hij is blij dat ze al bijna thuis zijn, want zijn buik begint al te knorren. Maar voordat ze daar zijn, komen ze eerst nog twee andere monsters tegen. Eentje probeerde zich te verstoppen achter een regenpijp tegen een schuur aan. En de ander stond weer achter een boom. Rik maakt snel korte metten met allebei en dan kunnen ze weer verder. Thuis eet Rik wel drie boterhammen op, zo'n honger heeft er van gekregen. Na het eten gaat hij snel weer naar de zolder om te kijken of daar ook weer sneeuwmonsters zijn. Maar hoe goed hij ook zoekt, er zijn geen nieuwe monsters meer. Die weten intussen wel beter en blijven ver bij Rik zijn huis vandaan. En dus kan hij rustig theedrinken met Rak, de ijsbeer en de pinguin.
Er is 's nachts een flink pak sneeuw gevallen. Rik is vastbesloten om toch weer op zoek te gaan naar het ijspaleis vandaag, ook al zegt mama dat het nog niet zo heel erg hard vriest. Om wat sneller te kunnen zoeken neemt Rik zijn sleetje mee. Als ze in het bos zijn kan Rak hem voorttrekken. Eigenlijk mag dat niet van mama, maar ja, mama weet ook niet dat Rak een draak is. En draken zijn veel voorzichtiger en handiger dan honden. In het bos pakt Rak het touw waarmee je de slee voort kan trekken en zet het op een lopen. Rik giert van het lachen. Hij vindt het altijd heel mooi als ze zo hard gaan. En met Rak die de weg bepaalt kom je altijd in delen van het bos waar niemand anders komt. Over het overgroeide bruggetje bijvoorbeeld. De bladeren van de begroeiing zijn er nu wel afgevallen, maar de takken van de klimop houden de afbrokkelende stenen mooi op hun plaats. Onder het bruggetje ziet Rik in het voorbijvliegen nog net twee fel glimmende rode ogen van een of ander groot beest. Omdat Rak het touw in zijn bek heeft kan hij niet vertellen wat voor beest het is. En verder gaat het weer. Dwars door een grote ring bomen die zo dicht op elkaar staan dat je er maar nauwelijks tussendoor kunt. Midden in de ring groeien geen andere bomen en struiken en er ligt ook geen sneeuw. Verbaasd kijkt Rik naar de mooie, felgekleurde bloemetjes die de bodem hier bedekken. Ze hebben echt alle kleuren van de regenboog, zelfs paars, blauw en groen! Ze hebben ook allemaal andere vormen. En niet alleen zoals de bloemen die bij mama in de tuin groeien, maar ook in alle andere vormen die Rik kan bedenken. Er zitten zelfs bloemetjes bij die op het hoofd van een olifant lijken. Er vliegen ook allemaal kleine beestjes van bloem tot bloem. Maar voordat Rik gezien heeft wat voor beestjes het zijn is Rak al weer door de bomenring heen. Dan komen ze op een open plek waar de bomen bezaait zijn met ijspegels. Hoop vol trekt Rik aan het touw dat Rak trekt om hem langzamer te laten lopen, maar er is nog nergens een ijspaleis te zien. De pegels zijn wel heel erg mooi. Er zijn korte en lange, dikke en dunne, puntige en afgeronde. Er zijn zelfs een soort van pegels die onder de bomen staan die omhoog lijken te groeien. De meeste daarvan staan onder een hele grote ijspegel waar allemaal kleine druppeltjes water vanaf vallen. "Denk je dat je deze plaats kan terugvinden Rak? Want het kan best zijn dat als het harder vriest dat het ijspaleis hier komt te staan! Dit begint al bijna op een paleis te lijken zo mooi!" Rak heeft het touw inmiddels laten vallen en antwoord dat hij denkt dat hij dat wel kan. Ze nemen zich voor om als het kan woensdagmiddag meteen te gaan kijken als ze hun lunch op hebben. Maar nu eerst gaan ze verder door het bos. Verderop komen ze een hele grote boom tegen. Eerst denkt Rik dat de boom hele rare blaadjes heeft, maar dan ziet hij dat de boom helemaal geen blaadjes meer heeft. De boom zit helemaal vol met allemaal vogeltjes. Groene, gele, bruine en rode. Alle kleuren die herfsblaadjes hebben. Het zijn hele kleine vogeltjes en hun zang klinkt net als het ruisen van de blaadjes van een boom in de wind. Nu ze de ijspegels voorbij zijn loopt Rak iets minder hard, dus Rik heeft nu wat meer tijd om beter te kijken. Als Rak stil blijft staan vliegt er een groen vogeltje uit de boom en landt op zijn kop. "Dag Twitter!" bromt Rak, "Hoe is het er mee?" Het antwoord klinkt voor Rik als niets anders dan het ruisen van de wind, maar Rak lijkt het te begrijpen. "Dus we zijn nog te vroeg voor het ijspaleis? Ja dat dachten we al. Jammer, ik had het aan de kleine jongen willen laten zien. Nu maar hopen dat het gauw gaat vriezen dan, zodat we woensdag weer langs kunnen komen om te kijken of het er al is." Het gesprek is over en Twitter vliegt weer op. Heel even blijft hij voor Rik's gezicht hangen. "Dag Twitter!" fluistert Rik, bang om het vogeltje te laten schrikken, "Aangenaam kennis te maken." Twitter fladdert nog een paar keer en vliegt dan terug naar de boom waar zijn vriendjes op hem zitten te wachten. Rak pakt het touw weer vast en verder gaan ze weer. Een bevroren waterval onderweg geeft Rik weer wat hoop dat het ijspaleis er misschien woensdag al is. Ook naast de waterval stopt Rak even. En dan ziet Rik wat hij eerder niet zag. Er zwemmen vissen door de waterval. Hele mooie vuurrode vissen met gouden kieuwen. Iedere keer als ze opspringen komt er een mooi rond gaatje in het ijs en dampt er een wolkje stoom omhoog. En als ze weer omlaag springen ontstaat er een volgend gaatje. Maar tegen die tijd is het gat waar ze uit kwamen al weer dicht gevroren. Vol verwondering staat Rik te kijken. "Dat zijn vuurvissen," zegt Rak, "die zijn zo heet dat ze in ijs moeten zwemmen om niet te warm te worden. Als het hier zomer is trekken ze naar de ijszee rond de Noordpool." En dan is het helaas weer tijd om naar huis te gaan. mama wacht al met een kopje thee en een biscuitje. Als de thee op is, gaat Rik een mooie tekening maken van alles wat hij in het bos gezien heeft. De brug met de vurige ogen eronder, en de bomenring met de bloemetjes en de rondvliegende beestjes, de ijspegels die al bijna op een paleis lijken, het vogeltje Twitter en zijn vriendjes in hun grote boom en ook de bevroren waterval met de vuurvissen. Mama vindt de tekening heel mooi, en zegt dat hij een grote fantasie heeft. Rik vertelt maar niet dat hij het allemaal echt gezien heeft. Hij gelooft het zelf al bijna niet.
De vakantie is weer afgelopen en Rik moet weer terug naar school. School vindt hij meestal wel leuk, maar het is toch altijd weer jammer dat Rak niet mee mag. Rik heeft wel eens gevraagd waarom dat niet mag, en de juf vertelde toen dat er best veel kindjes zijn die allergisch zijn voor huisdieren. Die moeten dan heel erg hoesten en niesen, of ze krijgen het benauwd. En als iedereen zijn huisdier mee zou nemen, dan werd het toch ook maar een dolle beestenboel. En dan kon je toch niet meer de juf verstaan, en hoe moest je dan nog wat leren? Dus geeft hij bij het hek van de school Rak een knuffel en mama een dikke zoen. Vrolijk huppelt hij het schoolplein op en vertelt iedereen die het horen wil over wat hij allemaal heeft beleefd. Bram, zijn beste vriend komt al snel ook het plein oplopen. En dus vertelt Rik het hele verhaal nog een keer. Natuurlijk moet Bram er nog een schepje bovenop doen en komt hij met een verhaal dat hij ontvoerd is door aliens die hem allemaal lekkere dingen te eten geven en dat hij hun ruimteschip mocht besturen en zo laat naar bed mocht als hij zelf wil. Rik gelooft er maar weinig van, maar ja, Bram gelooft hem waarschijnlijk ook niet. Al snel gaat de bel en moeten ze naar binnen. Vandaag gaan ze tekenen. Rik weet eigenlijk niets meer. Zijn avonturen van gisteren heeft hij al getekend. Bram is druk bezig het ruimteschip te tekenen dat hem ontvoerd heeft. En dus maakt Rik uiteindelijk toch nog maar een keer dezelfde tekening. Maar dit keer tekent hij het ijspaleis in het midden van de tekening. De brug komt bovenaan in het midden van de tekening, de vurige ogen tekent hij heel rood in een zwarte vlek onder de brug. De bloemetjes met de rare beestjes rechtsboven, de ijspegels aan de bomen rechtsonder, Twitter en de grote boom met zijn vriendjes er in linksonder en de vuurvissen in de bevoren waterval komen linksboven. Het lijkt wel een klein beetje op de plaatjes op een klok en dus tekent hij er wijzers in. De grote wijzer wijst naar boven en de kleine naar de vuurvissen. De juf vindt zijn tekening heel erg mooi. Bram is meteen jaloers en vraagt wat de juf van zijn tekening vindt. "Jouw tekening is ook heel mooi hoor, Bram. Zullen we de tekeningen maar aan de muur hangen? Dan kunnen jullie de oude tekeningen die er nu hangen mee naar huis nemen." Dat vindt iedereen een goed idee. Als alle tekeningen opgehangen zijn en de oude zijn opgerold om mee naar huis te nemen is het mooi weer en vindt de juf dat het tijd is om buiten te spelen. Buiten ligt nog steeds lekker veel sneeuw, ondanks dat er duidelijk kinderen op het schoolplein zijn geweest tijdens de vakantie. Dat kun je namelijk goed zien aan de kuilen in het pak sneeuw, waar de sneeuw weggehaald is, en aan de witte vlekken op de muur waar sneeuwballen tegenaan gegooid zijn. Rik vertelt Bram over zijn gevechten met de sneeuwmonsters en samen maken ze hoopjes sneeuw die de sneeuwmonsters zijn. Als de monsters klaar zijn, gaan ze er mee vechten. Rik wilde maar dat hij zijn zwaard weer bij zich had. Maar dat mocht niet van mama, want speelgoed mag alleen mee naar school als het speelgoeddag is. Nu moet hij zijn vuisten en voeten gebruiken, maar de sneeuw is best koud. De sneeuwmonsters bijten gemeen. Op een gegeven moment moet Rik Bram zelfs uit de buik van een sneeuwmonster bevrijden. Ze hadden hem bijna te pakken! Al snel zitten ze van top tot teen helemaal onder de sneeuw. Als ze weer naar binnen gaan vraagt de juf of ze wel zeker weten dat ze gewonnen hebben, want ze lijken zelf wel op sneeuwmonsters. Daar moeten ze om lachen en onderweg naar de kapstok jagen ze nog even achter hun klasgenootjes aan, "Pas maar op hoor! Wij zijn de sneeuwmonsters! We gaan jullie allemaal opeten!" Gillend rennen de andere kinderen voor hun uit. "Ho ho!" roept de juf, "niet rennen in de gang! Straks valt er nog iemand. Met al die sneeuw is het veel te glad." Braaf hangt iedereen zijn jas aan de kapstok. Als mama Rik komt halen, schrikt ze een beetje: "Je jas is helemaal nat! Hebben jullie buiten gespeeld? Dan had de juf toch even moeten helpen om de sneeuw van jullie jassen af te kloppen." Een beetje boos loopt mama naar de juf toe om haar een standje te geven. Beduusd blijft Rik samen met Rak bij het hek staan. Een mama die boos is op de juf! Dat heeft hij nog nooit meegemaakt. Mama is gelukkig al snel weer terug en ze lopen zo hard Rik kan weer terug naar huis om weer lekker warm en droog te worden. Thuis hangt mama Rik zijn jas voor de kachel om te drogen. Gelukkig droogt de jas al weer snel en kan Rik hem gewoon weer aan als hij naar school gaat. "De volgende keer dat je jas op school zo onder de sneeuw zit, moet je hem even uitkloppen, Rik." Mama doet het voor. Het lijkt een beetje op Rak die zichzelf uitschudt. Rik probeert het ook even. "Ja, zo doe je dat. Als je dat nou de volgende keer doet als er sneeuw op zit, dan wordt je jas niet zo nat. Met zo'n natte jas kan je wel ziek worden. En als je ziek bent kun je niet op zoek naar dat mooie ijspaleis van je!" Daar schrikt Rik wel van. Hij belooft mama dat hij voortaan zijn jas goed zal uitschudden.
Die woensdagmiddag heeft Rik de laatste hap van zijn boterhammetjes nog maar net in zijn mond gepropt, of hij vraagt al meteen of hij naar buiten mag. Mama kan er gelukkig wel om lachen: "Ik hoop maar dat je dat ijspaleis vindt, je bent nu al dagen zo nerveus! Kleed je maar goed aan en dan mag je naar buiten." Gauw pakt Rik zijn zwaard, zijn sjaal, muts en handschoenen, zijn jas en zijn schoenen. Bijna doet hij eerst zijn zwaard om en dan zijn jas aan, maar dat is natuurlijk niet handig, want dan kan hij helemaal niet bij zijn zwaard! Gauw doet hij het zwaard over de jas. Als alles aan is, rent hij met Rak naar buiten: "Dag mama, tot straks!" Vandaag nemen ze de slee niet mee, want Rik wil sommige van de dingen die ze het afgelopen weekend tegenkwamen toch wel wat beter bekijken. Hij loopt achter Rak aan het bos in. Vlak voordat ze bij het bruggetje komen zegt Rak: "Je kunt maar beter op mijn rug komen zitten, want dat bruggetje moeten we heel snel overheen. Die ogen die je zag? Die zijn van een trol. En meestal eet hij geitjes, maar ik durf niet te beloven dat hij nooit eens een jongetje grijpt." Daar schrikt Rik wel een beetje van en snel gaat hij op Rak zijn rug zitten. "Hou je goed vast!" roept Rak over zijn schouder. Rik kan nog net op tijd Rak zijn halsband vastgrijpen als Rak het op een lopen zet. Het gaat nog veel harder dan op de slee, want nu hoeft Rak niet ook het gewicht van de slee mee te trekken. Zo hard hij kan rent hij over de brug heen. Rik let goed op of hij niet een grote arm onder de brug vandaan ziet komen, maar hij ziet zelfs de vurige ogen niet. Misschien slaapt de trol wel. Een paar honderd meter voorbij de brug gaat Rak langzamer lopen en stopt hij, zodat Rik weer van zijn rug af kan stappen. "Zijn er nog meer van die enge beesten hier in het bos, Rak?" Rak antwoord dat er nog wel een paar zijn, maar dat die veel dieper in het bos zitten en dat ze daar niet langs zullen komen. Dan zijn ze bij de cirkel van bomen met de mooie bloemetjes. Rak waarschuwt dat Rik niet van het pad af moet gaan, want het is een betoverde cirkel en wie niet precies door het midden loopt, belandt in het land van de feetjes die hier wonen. En het is heel, heel moeilijk om daar weer uit weg te komen. "Mag ik wel stil staan, Rak?" Mama heeft Rik al heel veel sprookjes voorgelezen en er zijn een heleboel waar je niet van het pad af mag of mag blijven stilstaan. En de hoofdpersonen luisteren dan nooit en beleven dan hele enge avonturen. Dus Rik weet hoe belangrijk het is om je aan dat soort regels te houden. "Ja, stilstaan om te kijken is goed, maar pas goed op dat je dan niet een stap in de verkeerde richting zet," waarschuwt Rak nog een keer. Heel voorzichtig loopt Rik tussen de bomen door. Bij iedere pas die hij zet kijkt hij eerst goed of hij wel achter Rak aan naar het gat in de bomen aan de overkant van de cirkel stapt. Na vijf passen blijft hij stilstaan om even te kijken. En nu ziet hij dat de beestjes die hij eerder gezien had eigenlijk elfjes of feetjes zijn. Sommigen zien hem staan en zwaaien naar hem. Dan ziet hij er eentje die precies op Bram lijkt. De mini-Bram zwaait en wenkt hem om dichterbij te komen. Bijna vergeet Rik dat hij niet van het pad af mag, maar gelukkig bedenkt hij het zich nog net op tijd. Hij zwaait terug naar de mini-Bram en loopt weer door, achter Rak aan. Nog een paar passen verder ziet hij dat de mini-Bram hem gevolgd is. Hij kijkt heel zielig en wenkt Rik nog een keer om te komen spelen. Dan komen er nog veel meer feetjes bij de mini-Bram vliegen. Ze lijken allemaal op Rik zijn klasgenootjes! Ze zwaaien en wenken allemaal naar Rik. Rik zwaait enthousiast terug, maar blijft doorlopen. Als hij ziet dat bijna alle feetjes hem nu volgen zet hij het op een lopen achter Rak aan, want ze beginnen nu allemaal steeds bozer te kijken. "Gauw, Rak, laten we maar weer gaan, voordat ze echt kwaad worden. Ik vind het hier helemaal niet leuk meer." Rak zet een drafje in, en zo snel mogelijk lopen ze de bomenring weer uit. "Brr, wat waren die feetjes boos! Weet jij hoe het kan dat ze allemaal op mijn klasgenootjes leken, Rak?" Rak legt uit dat de feetjes altijd zoveel mogelijk op mensen proberen te lijken die je kent. "Dat doen ze omdat ze hopen dat je dan met hun komt spelen. En als je het pad verlaat, dan moet je voor altijd bij ze blijven om met ze te spelen." Ze lopen stevig door, want Rik wil zo snel mogelijk bij de open plek met de ijspegels komen. Hij hoopt heel hard dat daar nu het ijspaleis staat. Maar als ze op de open plek komen, is er helemaal niets meer te zien. Er hangt geen enkele ijspegel meer. "Hoe kan dat nou, Rak, hier was het toch? Maar nu zijn er geeneens ijspegels meer!" Rak kijkt verbaasd om zich heen. Hij vindt het ook maar raar. "Misschien is het ijspaleis wel magisch, en verplaatst het zich," probeert hij het uit te leggen, "Laten we maar verder zoeken. Wie weet is het wel bij de bevroren waterval." En dus lopen ze maar weer verder.
Niet lang nadat ze de open plek waar de ijspegels hadden moeten hangen verlaten hebben, komen ze bij de grote boom van Twitter en zijn vriendjes. "Hee Twitter!" Roept Rak zachtjes. Twitter komt naar beneden gevlogen en twittert iets waarvan Rik denkt dat het misschien wel een vraag is. "Heb jij het ijspaleis al gezien, Twitter? We hadden gehoopt dat het op de open plaats een eindje terug was, maar daar waren zelfs alle ijspegels die er van het weekend hingen nu verdwenen. Twitter kwetterde weer iets en Rak keek verheugd, "Dank je wel Twitter! Twitter zegt dat het ijspaleis gisteren nog bij de bevroren waterval was." "Dank je wel, Twitter," zegt Rik tegen het vogeltje. Maar wat is dat nu, het vogeltje vliegt niet terug naar de boom zoals Rik dacht dat hij zou doen, maar hij gaat bij Rik op zijn schouder zitten! Daar vandaan kwettert hij wat naar Rak. "Twitter wil graag met ons mee naar het ijspaleis. Hij is namelijk nog nooit binnen geweest. Als hij alleen is, dan is hij te klein. Hij kan niet warm genoeg blijven en zou er vast bevriezen. En zijn vriendjes willen nooit mee, want die zeggen dat het te gevaarlijk is. Maar als hij met ons meegaat, dan kan hij dicht tegen ons aankruipen om warm te blijven. Ik dacht dat jij dat ook wel goed zou vinden." Rik knikt dat het goed is. Hij is verbaasd over hoe licht Twitter is en hoe klein. Twitter's klauwtjes zijn zo klein, dat hij alleen de stof van Rik's jas vasthoudt. "Ik wou maar dat ik Twitter ook kon verstaan," verzucht Rik, "ik hoor alleen maar het geruis van blaadjes en takjes in de wind als hij praat." Ze hoeven maar een klein stukje te lopen voordat ze bij de waterval aankomen. "Waarom denken jouw vriendjes dat het gevaarlijk is in het ijspaleis, Twitter?" vraagt Rik een klein beetje bezorgd. Twitter kwettert een antwoord, dat Rak vertaalt: "Ze zeggen dat er een boze heks in het ijspaleis woont. Die zou een mooie prinses gevangen genomen hebben, en hele gevaarlijke bedienden hebben die maar al te graag kleine vogeltjes eten. Maar toen ik er de laatste keer was, was het paleis helemaal leeg, er woonde helemaal niemand, en ik zag ook geen gevangenen. Dus volgens mij proberen ze Twitter alleen maar bang te maken." "Nou en als er wel gevaarlijke sneeuwmonsters wonen, dan heb ik mijn zwaard bij me!" zegt Rik heel stoer, "Er is geen sneeuwmonster dat tegen mij op kan. Ze durven zelfs al niet meer bij mijn huis te komen!" En daar aan de overkant van het beekje staat het ijspaleis. Het is nog veel mooier dan Rik zich had voorgesteld. Het is nu ook een flink stuk kouder bij de beek. Twitter vliegt op en gaat op Rak zijn rug zitten, vlak bij zijn nek, zodat hij zich daar lekker tussen de warme haren kan nestelen. Rik vraagt aan Rak hoe ze aan de overkant moeten komen. Het beekje is niet zo breed, Rak kan er wel overheen springen. Maar Rik kan dat nog niet, zijn beentjes zijn te kort. Het ijs is ook niet stevig genoeg om over heen te lopen, doordat de vuurvissen er steeds doorheen springen. En een brug is er ook al niet. "Zouden we om kunnen lopen, Rak?" Vraagt Rik, "Weet jij of er verderop een brug is? Of een plek waar de beek smaller is, zodat ik er ook overheen kan springen?" Rak weet het ook niet, en zelfs Twitter heeft geen idee. Twitter vertelt via Rak dat hij het hier te koud vindt, en dat hij daarom niet boven de bomen uit durft te vliegen om te kijken hoever het beekje gaat. Dus besluiten ze om dan maar een klein stukje te gaan lopen om te kijken of het beekje smaller wordt. Eerst gaan ze naar rechts, maar daar wordt het beekje al heel snel breder in plaats van smaller. Dan proberen ze de linkerkant, maar daar worden de oevers van het beekje steeds hoger en steiler. Net als Rik teleurgesteld wil voorstellen om dan maar terug naar huis te gaan, gebeurt er iets raars. Aan de overkant van het beekje kraakt het ijs opeens. En kijk, wordt dat kleine bobbeltje in het ijs aan die kant niet groter? Ja hoor, met veel gekraak en gescheur groeit het bobbeltje uit tot een steeds groter wordende klomp ijs. De klomp wordt steeds groter en groter, net zolang tot hij een beetje schuin over het beekje heen hangt. Langzaam, maar zeker, wordt de klomp een soort van kromme plank van ijs. En dan, als de plank het midden van het beekje bereikt heeft, groeit hij omlaag. Nu is het net een echte brug! Eerst is de brug nog heel dun, veel te dun om het gewicht van Rik en Rak te dragen. Maar dan zien en horen ze dat het ijs nog steeds groeit. De brug wordt dikker en dikker, tot hij bijna net zo groot en stevig is als de brug waar de trol onder zit. "Ik ga wel eerst, Rik," zegt Rak, "ik ben groter en zwaarder dan jij, als de brug dan mijn gewicht niet houdt, dan spring ik gewoon naar de overkant. En als de brug mijn gewicht houdt, dan houdt hij het jouwe zeker!" Voorzichtig stapt Rak op de brug. Die blijkt heel stevig te zijn, hij kraakt niet eens meer. Het enige geluid dat te horen is, is het gekras van Rak zijn nagels op het gladde oppervlak van de brug. Als Rak de overkant heelhuids gehaald heeft, stapt Rik ook op de brug. Die is wel een beetje glad, dus hij moet voorzichtig lopen, maar het gaat best. En dan is Rik ook aan de overkant en staan ze voor het paleis.
De deur van het paleis is open. Rik, Rak en Twitter gaan nieuwsgierig naar binnen. Ze komen binnen in een hele grote zaal met een grote trap aan het einde. De trap loopt tegen de muur aan en splitst zich dan in tweeën naar links en naar rechts. Aan het plafond hangen grote kroonluchters van ijs. Rik vraagt zich hardop af of de kaarsjes het ijs niet zullen smelten. Maar er komen geen druppeltjes naar beneden, dus het zal wel niet. Misschien is het wel betoverd vuur dat niet warm is. Er ligt een mooie rode loper de trap op. Rik voelt er even aan om te kijken of die ook van ijs is, maar die is gewoon van stof. Wel heel erg koud, maar dat komt vast omdat de vloer er onder wel van ijs is. Alles glimt, glinstert en glittert en heel langzaam loopt het drietal naar voren over de rode loper. Aan de muren hangen schilderijen van bevroren landschappen. Bevroren slootjes waar mensen op schaatsen, besneeuwde berghellingen waar mensen sleetje rijden, een sneeuwkristal, een sneeuwpop, een sneeuwstorm, een wit konijn met zwarte puntjes aan zijn oren in de sneeuw, en nog veel meer. Het zijn er zoveel dat Rik niet precies kan onthouden wat er allemaal op staat. De vloer naast de loper bestaat uit grote ijstegels in verschillende kleuren wit. Rik had eigenlijk nog nooit eerder gezien dat er zoveel verschillende kleuren wit waren. In de muren zitten verschillende deuren die waarschijnlijk naar andere kamers leiden, maar die zijn allemaal dicht. En voor hij het weet zijn ze bij de trap. Omdat de vloer naast de loper heel glad is, kiest Rik ervoor om de trap op te gaan. Daar kun je tenminste niet zo erg uitglijden. Maar dan moeten ze halverwege de trap kiezen of ze naar links of naar rechts gaan. Twijfelend blijft Rik in het midden staan, met Rak en Twitter vlak achter zich. Hij kijkt eens naar links en dan naar rechts. Links is de deur bovenaan de trap dicht, en rechts staat hij open, dus kiest hij voor rechts. Naast de trap hangen allemaal fakkels aan de muur. Voorzichtig brengt Rik zijn hand een klein beetje dichterbij. Niet zo dicht dat hij zijn handen aan het vuur zou kunnen verbranden, maar dichtbij genoeg om te voelen of het vuur ook warm is. Met zijn handschoenen aan kan hij niets voelen en dus doet hij even een want uit. Maar ook met zijn blote hand voelt hij geen warmte. Hij brengt zijn hand nog een klein beetje dichterbij, maar durft het vuur toch niet aan te raken. Als hij niet verder durft en toch geen warmte voelt trekt hij zijn hand terug en doet zijn want weer aan. Bovenaan de trap gaan ze door de deur. De kamer waar ze nu in terecht komen heeft muren die wel van glas lijken. De vloer is ook heel erg glad. Rik kan het niet laten om even te glijden. En ook Rak doet vrolijk mee. Ze hebben zoveel lol dat het even duurt voordat ze met hun verkenningstocht verder gaan. Als ze uitgegleden zijn kijken ze even rond om te zien waar ze vandaan komen en waar ze heen willen. De deur naar de trap is snel gevonden. Recht er tegenover is nog een open deur die naar de volgende kamer leidt. Midden in die kamer ligt een doorzichtige kist, die ook van ijs is. In de kist ligt een hele mooie mevrouw met een hele witte huid. "Zou dat de gevangen prinses soms zijn?" vraagt Rik zich af. Snel probeert hij het deksel van de kist open te maken, maar zelfs met behulp van Rak lukt het niet. Dus laten ze de kist maar weer met rust en gaan ze verder kijken. Alleen de muur naar de vorige kamer is doorzichtig. Alle andere muren zijn helemaal wit, alsof ze van sneeuw gemaakt zijn. Rik gaat er met zijn handschoenen langs, maar als het al sneeuw is, dan is die zo hard op elkaar geperst, dat hij er geen enkel vlokje vanaf kan schrapen. En weer is er een volgende deur die open staat. De volgende kamer heeft muren die bijna blauw lijken. Het plafond is versierd met allemaal ijspegels, net zoals die in het bos. "Zouden ze alle ijspegels in het bos weggehaald hebben en hier opgehangen?" Vraagt Rik. Rak antwoord dat hij denkt van wel, en ook Twitter kwettert iets wat Rak vertaalt naar ja. In weer een andere kamer vinden ze een heel bos van ijs. Er staan allemaal grote bomen die helemaal van sneeuw en ijs zijn gemaakt. De stam en de takken zijn van doorzichtig ijs, en de blaadjes zijn van witte sneeuw. Ze zijn zo mooi nagemaakt dat ze net echt lijken. Op de vloer van de kamer liggen zelfs afgevallen blaadjes en takken. Rik pakt een tak op en probeert hem te breken. Maar het ijs waarvan de tak gemaakt heeft is zo sterk dat hij de tak niet kapot krijgt. En als hij de tak weer op de grond gooit, valt die in een raar soort boogje, waardoor hij weer op precies de zelfde plek valt als waar hij eerst lag. Dat vindt Rak zo raar dat hij een tak oppakt en heel voorzichtig een paar meter verderop weer neerlegt, zodat de tak niet met een boogje kan vallen. Maar de tak ligt nog niet op de grond of hij begint te rollen. Net zo lang tot hij weer op zijn eigen plek ligt. Rik probeert het nog eens door tegen de blaadjes te schoppen net zoals hij in de herfst altijd doet. Maar ook die vallen allemaal weer netjes op hun plek terug. Ze vinden het maar raar en besluiten naar de volgende kamer toe te gaan.
Het drietal gaat weer door de volgende deur en staan dan verbaasd stil. Aan het eind van de kamer die ze nu binnenkomen is geen deur meer, maar een hele grote troon van ijs met allemaal ijsberenvellen er op en er omheen. Bovenop de troon zit een koningin. Ze heeft een grote kroon van ijs, met ijskristallen versierd. Ze heeft ook een lange bontmantel aan. Die is nog veel mooier wit dan de ijsberenvellen. Hij is zo wit dat de ijsberenvellen bijna geel lijken. De koninging heeft ook heel lang, wit haar. En haar huis is nog witter dan die van de mevrouw in de kist. Ze is zo wit dat ze bijna blauw lijkt. Haar ogen zijn heel licht blauw, en lijken wel weer bijna wit. Ze is een echte ijskoningin. "Dag Rik, dag Rak, en dag Twitter!" zegt de ijskoningin zacht. Ze praat heel zachtjes, maar toch kunnen ze het aan hun eind van de grote troonzaal goed horen. "Welkom in mijn ijspaleis. Vinden jullie het mooi?" Verlegen knikt Rik. En ook Rak en Twitter kunnen alleen maar knikken. "Zouden jullie hier ook wel willen blijven logeren?" De ijskoningin vraagt het vriendelijk, maar toch is Rik een beetje bang als hij antwoord geeft: "Ik weet niet of dat van mama mag. Ik moet altijd voor het eten thuis zijn. En als ik ergens wil blijven logeren, dan moet ik dat eerst vragen. En morgen moet ik naar school, dus dan mag het meestal niet." "Oh, maar ik heb je moeder al gebeld hoor, en zij vond het goed," zegt de ijskoningin. Ondanks dat de ijskoningin heel lief lijkt, twijfelt Rik een beetje, hij is het verhaal van Twitter over de heks die hier woont nog niet vergeten. Hij kijkt Rak eens aan en die schudt ook zijn hoofd. Er klopt iets niet. "Nee mevrouw de koningin. Ik vind het hier een beetje koud en ik slaap altijd beter in min eigen bedje. En morgen moet ik echt weer naar school." Nu kijkt de koningin opeens niet lief meer. "En ik zeg dat jullie hier blijven slapen. En als ik dat zeg komen jullie nooit meer uit mijn paleis!" krijst ze. Overal in het paleis horen Rik, Rak en Twitter nu deuren met een knal dichtslaan. Rik vraagt zich af of ze niet zo hard dichtsloegen dat er een deur brak. "De deur naar je slaapkamer staat open," zegt de koningin, "Ik heb de bedienden lekker warme ijsberenvellen laten brengen. Met etenstijd zal ik een maaltijd laten bezorgen. Je mag alle kamers van het paleis bezoeken, maar je kunt niet naar buiten." Als de koningin uitgesproken is verwijnt ze plotseling. "Waar is ze heen!" Roept Rik. "En hoe moeten we nu weer naar huis? Mama zal zo ongerust zijn!" Rak bromt dat hij ook niet gelooft dat de koningin mama gebeld heeft, "Laten we maar een uitgang zoeken, wie weet is er stiekem ergens een gaatje." Lang dwalen ze door de gangen en zalen. Alles is nog steeds erg mooi, maar nu ze er niet uit kunnen is het lang zo mooi niet meer. Het enige waar ze nog naar kijken is of er ergens een deur is die naar buiten gaat. Maar hoe lang ze ook zoeken, een deur naar buiten vinden ze niet. Buiten wordt het al donker. Verdrietig gaan ze naar de kamer die hun slaapkamer is. Daar staat zoals beloofd al een maaltijd te wachten. Rik heeft niete zoveel honger en hij vindt het ook niet erg lekker. Mama kookt altijd veel lekkerder. Rak zegt dat het vlees konijn is, maar de groente weet hij ook niet. Ze eten allemaal maar een klein beetje. Daarna gaan ze met z'n drieen in het grote bed liggen dat in de kamer staat. De berenvellen zijn wel lekker warm, maar erg lekker ligt het niet. Er biggelt een traan over Rik zijn wang. Maar de traan bevriest meteen. Geschrokken houdt hij op met huilen. Rak geeft hem een lik over zijn wang. Twitter heeft een nestje bovenaan het bed gemaakt van een berenvel. Als hij tussen hen in zou gaan liggen, dan zouden ze hem misschien pletten als ze zich omdraaien. En dat had hij goed bedacht, want Rik ligt nog heel lang te woelen voordat hij in slaap valt. Hij kan alleen maar aan papa en mama en zijn eigen bedje denken. En aan hoe ongerust ze zullen zijn. De volgende morgen wordt Rak heel vroeg wakker. Het is zelfs nog donker. Maar zodra hij zijn voeten naast het bed zet, flikkert een van de fakkels aan. Als hij nog twijfelde of het tovervuur was, dan wist hij het nu wel zeker. Echt vuur gaat niet vanzelf aan. Plotseling komt er een ijsbeer op zijn achterpoten de kamer inlopen. Rik schrikt heel erg en Rak springt grommend tussen de beer en Rik in. De beer trekt zich er niets van aan en zet zwijgend een dienblad op een tafeltje naast het bed. Ze waren zo erg van hem geschrokken dat ze het dienblad niet eens gezien hadden dat hij vasthield. De beer gaat ook weer zonder iets te zeggen weg. Nog steeds geschrokken eten ze dit keer hun bordje leeg. Het is nog steeds niet erg lekker, maar omdat ze gisteren niet zoveel gegeten hebben, hebben ze nu honger. Zodra ze de lege bordjes weer terug op tafel hebben gezet, komt de ijsbeer weer binnen om het dienblad op te halen. Zwijgend kijken ze de grote beer na. Een tijdje nadat de beer weer weg is, zegt Rak: "Rik, Twitter, het is tijd om een plan te maken om te ontsnappen. We hebben gisteren alle open deuren al geprobeerd, dus het wordt tijd voor iets anders. Hebben jullie ideeën?"
Rik, Rak en Twitter denken heel diep na over hoe ze uit het ijspaleis kunnen ontsnappen. "Kun jij met je vlammen niet door de muur heen smelten, Rak?" vraagt Rik. Twitter tjilpt enthousiast. "Hmm, ik denk dat dit betoverd ijs is en dat het niet gaat werken. Maar als ik het niet probeer, dan weten we het natuurlijk nooit zeker," bromt Rak instemmend. Met zijn drieen gaan ze naar de zaal met de trap bij de ingang. Ze lopen meteen op de deur af. Rak gaat vlak voor de deur staan. "Twitter, ik denk dat je beter even bij Rik op zijn schouder kunt gaan zitten. Want als het vuur terugkaatst, dan kan ik de vlammen wel hebben. Maar jij zou geroosterd worden!" Snel vliegt Twitter op om op Rik zijn schouder te gaan zitten. Rik zelf doet ook een stapje achteruit. Rak kijkt nog eens achterom of ze al ver genoeg weg zijn en spuugt dan een mooie hete vlam tegen de deur. De vlammen vliegen om zijn oren, maar na een minuutje is er nog geen druppeltje van de deur gesmolten. Rik is teleurgesteld, maar Rak zegt, "Ik zal ook de muur eens proberen. Het kan best zijn dat de deur speciale bescherming heeft, die de muren niet hebben." Maar ook de muur wil niet smelten. "Nou, dat was dan plan A. Ik was er al bang voor, maar ik ben toch ook teleurgesteld dat het niet werkte." Heel even denkt Rik dat hij een gemeen lachje ergens anders in het paleis hoort. Maar aangezien Twitter en Rak niets gehoord lijken te hebben, negeert hij het maar. Twitter kwettert iets. "Hmm, geen slecht idee Twitter! Twitter stelt voor dat we kijken of we niet ergens boven op een toren een open raam kunnen vinden, dan kan hij naar buiten vliegen en misschien kunnen we iets van een touw gaan zoeken waarmee we kunnen ontsnappen," vertelt Rak, "Zullen we eerst maar kijken of we een open raam ofzo kunnen vinden? Want als we dat niet vinden hebben we het touw niet eens nodig en hoeven we dat ook niet te zoeken." En zo doorzoeken ze echt elke kamer van het paleis of er ook een raam is dat open kan. Ze beginnen onderaan in het paleis en werken langzaam hun weg omhoog. Ondertussen kent Rik de weg al bijna uit zijn hoofd. Alle ramen die ze vinden zijn van mooi doorzichtig ijs gemaakt en lijken net echt glas. Maar geen een raam kan open. Ze vinden zelfs geen raam dat open zou moeten kunnen, maar nu op slot zit. De ramen kunnen gewoon helemaal niet open. "Misschien houdt de ijskoningin wel niet van frisse lucht," verzucht Rik, "en dat terwijl ze de kou toch wel prettig vindt." "Misschien vindt ze de buitenlucht juist wel te warm." Antwoord Rak. Helemaal bovenin het paleis vinden ze een mooie torenkamer die helemaal rond is, met vier ramen in de muren. Maar ook deze ramen kunnen niet open. Je kunt wel heel ver kijken over het hele bos heen. Rik kan zelfs de brug van de trol zien, heel in de verte. Als Rik omhoog kijkt ziet hij opeens dat in het plafond wel een luikje zit, maar dat zit zo hoog dat ze er niet bij kunnen. "Kijk! Een luikje! Misschien kan dat open als we een trap kunnen vinden!" En dus gaan ze gauw weer naar beneden. Dit keer op zoek naar een trap en een lang touw. In alle kamers doorzoeken ze alle kasten die ze vinden. Ook alle voorraadkasten in de keuken. Die staan vol met allemaal potten en zakken. Maar als Rik een pot openmaakt, zit er helemaal niets in. Verbaasd maakt hij nog een paar potten en zakken open. Ze zijn echt allemaal leeg. "Maar waar halen ze ons eten dan vandaan?" vraagt hij zich af. Rak en Twitter snappen er ook niets van. In een kamer achter de keuken vinden ze een kast vol schoonmaakspullen. Daar ligt wel een touw in, maar geen ladder. Het touw is ook niet zo heel erg lang, Rak denkt niet dat het lang genoeg is om van het paleis af te klimmen. Maar ze nemen het toch maar mee. Ze zoeken zelfs onder het bed in Rik zijn slaapkamer. "Jammer dat er geen lakens op het bed liggen, anders hadden we die aan elkaar kunnen knopen, net als in de film!" zegt Rik, "Deze ijsberenvellen zijn daar toch te klein en te dik voor." Als ze alle kamers doorzocht hebben en nog steeds geen trap gevonden hebben, zegt Rak dat ze maar beter nog een keer alle kamers kunnen doorzoeken om te kijken of ze niet nog ergens een kastje of een kamer gemist hebben. "Er zijn zoveel kamers hier, misschien zijn we wel een vergeten in te gaan. Ik zou niet durven te beweren dat we echt alles gehad hebben. Er zijn zoveel kamers die op elkaar lijken!" En dus gaan ze alle kamers nog eens grondig door. En ja hoor, daar vinden ze nog een kamer. In een hoek ligt een grote hoop bontvellen. Rik kan niet goed zien van wat voor dieren ze zijn, maar in ieder geval niet van ijsberen. "Misschien is dit de kamer van de bediende wel," zegt Rak, "die moet toch ook ergens slapen. Het is trouwens best raar dat we die helemaal nog niet gezien hebben tijdens het zoeken. Zou hij soms naar buiten zijn? Of is hij bij de ijskoningin in de troonzaal?" De troonzaal was de enige kamer die ze niet doorzocht hadden, bang als ze waren om de ijskoningin weer te ontmoeten tijdens hun ontsnappingspoging. Het antwoord op de vraag weten ze niet, en ze hopen dat de bediende ook niet opeens weer terugkomt als ze in zijn slaapkamer aan het zoeken zijn. In de slaapkamer staat een kast en in die kast vinden ze wat mooie kleren op de bovenste plank. Verder ligt er alleen wat gereedschap in.
Rik wil de kast in de slaapkamer van de ijsbeer al weer dicht doen als Rak hem opeens tegenhoudt. Hij heeft iets glimmends achter in de kast gezien. Als hij de kast weer uitkomt houdt hij een hele lange metalen stok in zijn bek die aan het ene uiteinde omgebogen is en twee tanden heeft als een vork, de andere kant heeft ook van die tanden, maar daar is hij niet omgebogen. Als Rik hem aanpakt, zegt Rak dat je zo'n ding kan gebruiken om dingen mee open te breken, "Als het luik dan op slot zit, kunnen we het misschien open breken.". Onderweg naar de toren komen ze weer door de kamer met de kist waar de gevangen prinses in ligt. "Rak, misschien kunnen we haar met die stang er wel uit krijgen!" vraagt Rik opeens, "Weet jij hoe dat moet, iets openbreken met die stang?" Rak legt uit dat je de twee tanden in de spleet moet steken en dat je dan aan de andere kant van de stang moet duwen. Maar de spleet tussen het deksel en de kist is niet groot genoeg. "Probeer eens of je de spleet iets groter kunt smelten, Rak?" Rak maakt een heel klein vlammetje en mikt heel precies op de spleet tussen het deksel en de kist. En ja hoor, die smelt wel. Maar zodra hij stopt met zijn vlam, bevriest het water meteen weer. Eerst liggen de druppels nog een beetje bobbelig op de kist, maar al snel trekken de bobbeltjes weer weg en is de kist weer helemaal heel. Oei, dat is een probleem. Want hij kan de kist wel smelten, maar dat gaat heel langzaam. Als hij zijn vlam te groot maakt, kan hij de mevrouw anders wel verbranden! En Rik kan de stang er niet tussen steken als hij nog vuur spuugt, want de stang is van ijzer, dus die wordt heel snel heet. En dan zou Rik zijn vingers branden. "Let goed op Rik, ik ga zo een gaatje smelten dat groot genoeg moet zijn voor de stang. Als ik stop met de vlam moet je de stang er onmiddellijk tussen steken. Het duurt best lang voordat het gat groot genoeg is. Als Rak stopt met zijn vlam steekt Rik onmiddellijk de stang in het gaatje. Het past precies! Rak is helemaal buiten adem van de inspanning. Rik voelt eens aan de stang, maar die zit al helemaal op zijn plek vastgevroren. Hij gaat aan het uiteinde hangen, maar is niet sterk genoeg. Dan legt Rak ook twee poten op de stang en samen duwen ze uit alle macht. En kijk! Heel langzaam beweegt het deksel een klein stukje! Ze duwen en ze trekken, en uiteindelijk springt het deksel los. Maar de mevrouw in de kist slaapt nog steeds en wordt niet wakker. Het maakt niet uit hoe hard ze roepen. Dan tikt Rik haar heel voorzichtig aan. "Oei, die mevrouw is koud zeg!" Rak duwt heel even zijn neus tegen haar wang. Ja, de mevrouw is inderdaad heel erg koud. "Ik ga de dekens halen!" roept Rak terwijl hij wegrent. Rik blijft bij de mevrouw om te kijken dat de deksel niet weer dicht gaat. Het deksel blijft gelukkig liggen waar hij gevallen is toen de kist open sprong. Al heel snel komt Rak terug met een paar lekker dikke ijsberenvellen. Rik helpt hem om ze over de mevrouw heen te leggen. Nog steeds wordt de mevrouw niet wakker. Twitter, die op Rak zijn nek zit, fluister Rak iets in het oor. "Twitter denkt dat het misschien wel een toverslaap is. En dat we eerst de betovering moeten verbreken voordat ze wakker kan worden." "In sprookjes moet de prins de betoverde prinses altijd een kus geven, maar ik ben helemaal geen prins! Ik ben maar een kleine jongen. En ik kan er ook niet eens bij," zegt Rik, toch een beetje teleurgesteld dat hij het niet kan uitproberen ook al is hij geen prins. "Als ik nou eens naast de kist ga liggen, en jij gaat voorzichtig op mijn rug staan, kun je er dan wel bij?" Rak gaat naast de kist liggen, en heel voorzichtig gaat Rik op zijn rug staan. Hij wil zijn beste vriend geen pijn doen. Hij buigt zich over de kist en kan net op het puntje van de mevrouw haar neus een kusje geven. Maar helaas, ook dat helpt niet. Voor de zekerheid geven ook Twitter en Rak haar nog een vogel- en een hondekusje, maar ze blijft echt slapen. Ze denken nog eens heel hard na of ze nog andere sprookjes kennen waarin een prinses betoverd is en hoe die prinses dan wakker werd. Maar hoe hard hij ook nadenkt, Rik kan niets verzinnen. Er was nog dat ene sprookje waar de prins, de prinses die een stukje appel in haar keel had, liet vallen. Maar Rik is veel te klein om de prinses op te tillen. Twitter kwettert weer iets en Rak vertaalt het: "We kunnen ook proberen om een speciaal liedje voor haar te zingen. Iets heel moois dat ze graag zou willen horen. Misschien wordt ze daar wel wakker van." En dus zingen ze alle liedjes die Rik kent. Daarna zingt Twitter er nog een paar, die Rik heel erg mooi vindt. Sommige zijn heel erg vrolijk en klinken als tjilpende vogels tussen de takken die naar de zon zingen. Andere liedjes zijn een beetje droevig en klinken als een storm die door de takken huilt. Maar ook mooie liedjes zingen helpt niet. De mooie prinses wordt gewoon niet wakker. Een beetje verdrietig geven ze het maar op. "Misschien kunnen we daar later iets op verzinnen als we weten hoe we kunnen ontsnappen," probeert Rak hen een beetje op te vrolijken.
Rik raapt de stang weer op, "Laten we dan toch maar weer op zoek gaan naar een ladder om in de torenkamer te proberen of dat luikje open kan." En dus zoeken ze weer verder. Ze vinden nog wel een bolletje touw en Twitter stelt voor dat ze misschien een trap kunnen maken van de takken van ijs uit de bomenkamer. Omdat niemand iets beters weet, gaan ze dat maar proberen. Rak is even bang dat de takken niet de kamer uitkunnen, omdat ze steeds weer op hun plek vallen. Dus voordat ze beginnen, neemt hij een tak in zijn bek en loopt er mee de kamer uit. Gelukkig lukt dat gewoon en kunnen ze aan de slag. Het valt nog helemaal niet mee om de juiste takken te vinden en aan elkaar vast te knopen, want zodra je een tak neerlegt en loslaat rolt hij weer terug naar de plek waar je hem gevonden had. Maar zo lang je de takken maar vasthoudt, blijven ze waar ze zijn. Rik is eigenlijk helemaal niet zo goed in knopen, hij heeft ook nog altijd moeite om zijn schoenveters vast te krijgen. Meestal moet mama daar bij helpen en daarom heeft hij vooral schoenen met klittenband. Gelukkig weten Rak en Twitter heel veel van knopen. Rik houdt met zijn vingers het touwtje op zijn plaats en Twitter vliegt op aanwijzing van Rak om de tak heen. Met z'n drietjes maken ze een heel goed team. En als de takken eenmaal vastgeknoopt zijn, dan kunnen ze niet meer terug naar de plek rollen waar ze vandaan komen. Rik hoopt maar dat de stukjes touw niet breken omdat de takken allemaal een andere kant opwillen. Het duurt een hele tijd, maar dan hebben ze eindelijk iets wat op een ladder lijkt. Rak schudt de ladder eens heen en weer om te kijken of hij niet uit elkaar valt. De ladder lijkt toch echt stevig te zijn. En zo gaan ze met de ladder weer naar de torenkamer. Af en toe moeten ze een beetje moeite doen om de ladder een bocht in een krappe gang door te krijgen. En een keer is het gangetje waar ze doormoeten zo krap dat ze terug moeten om een andere route te vinden. Maar gelukkig lukt het uiteindelijk toch om de ladder in de torenkamer te krijgen. Eindelijk zijn ze dan in de torenkamer. Maar dan moeten ze nog bedenken hoe ze bij het luikje komen. Want het luikje is nog niet open, dus daar kan je de ladder niet tegenaan zetten. Uiteindelijk zetten ze de ladder maar tegen de muur, dan is het nog wel een eindje naar het luikje, maar Rik kan vanaf de ladder net bij het schuifje dat het luikje dicht houdt. En waarempel, het luikje kan ook echt open! Het schuifje is niet eens vastgevroren. Twitter vliegt van Rak zijn rug omhoog om te kijken wat er boven het luikje is. En ja hoor, het luikje komt boven op de toren uit. Maar hoe komen ze nu op de toren. Het luikje is wel open, maar Rik kan er zo niet doorheen. De ladder staat net te ver bij het luikje vandaan. En voor Rak is het luikje zelfs te klein. Rik klimt weer naar beneden en probeert samen met Rak de ladder zo neer te zetten dat Rik door het luikje kan klimmen. Helaas, de ladder is te breed om in het luikje te kunnen staan, dus ze kunnen hem niet zo neerzetten dat Rik er doorheen kan klimmen. "Denk je dat je zelf naar je boom terug kan vliegen, Twitter?" vraagt Rik. Twitter fluit een antwoord. En hoewel Rik het niet kan verstaan, denkt hij dat Twitter zegt van wel. "Ga dan maar gauw terug, wij zoeken wel een andere uitgang." Als Twitter duidelijk twijfelt, zegt hij: "Ga nou maar, dan hoeven we ons om jou geen zorgen meer te maken. En misschien heeft een van je vriendjes nog goede ideeën." Maar Twitter twijfelt vooral of hij niet zal bevriezen zodra hij wegvliegt, vertelt hij via Rak. Rak moedigt hem aan dat hij het best haalt. De plek om het ijspaleis heen is niet zo heel erg groot, en Rak denkt dat als hij een beetje snel vliegt, hij het best kan halen. Nadat ze een tijdje op hem in praten, is Twitter eindelijk overtuigd en vliegt hij weg. Bang als hij is om zich weer te bedenken neemt hij geen uitgebreid afscheid, maar vliegt met een laatste kwetter tot groet weg. Ze kijken hem door de ramen na zolang ze hem nog kunnen zien. Even lijkt het er op dat hij het toch niet gaat halen, maar gelukkig bereikt hij de rand van het bos. Daarna vliegt hij een stuk makkelijker. Ze kunnen nog net zien hoe hij bij zijn eigen boom aankomt. De boom is namelijk zo groot dat zijn takken een flink stuk boven de andere bomen uitsteken. Maar dan verdwijnt Twitter tussen de andere vogeltjes en kunnen ze hem niet meer zien. Ze blijven nog lang staan nadat ze hem uit het oog verloren, blij dat in ieder geval iemand van hun drieen ontsnapt is. Maar nu moeten ze weer een nieuw plan bedenken, en eigenlijk weten ze het niet zo goed meer. Ze kunnen niet door de deur, ze kunnen ook niet door de ramen, en ze kunnen zelfs niet op het dak komen. En hoe hard ze ook nadenken, een ander plan kunnen ze niet bedenken. En dus blijven ze nog even staan staren naar buiten, in de hoop toch nog een nieuw plan te bedenken. En stiekem hopen ze ook dat Twitter nog weer terugkomt met een goed idee. Maar Twitter komt niet meer terug. Die heeft het waarschijnlijk veel te druk met al zijn vriendjes te vertellen over hun avonturen.
Na een paar minuten gaan ze toch maar weer naar de slaapkamer. Daar vinden ze de grote ijsbeer die op hen staat te wachten. Hij zegt nog steeds niet, maar wenkt dat ze moeten volgen. Ze kijken elkaar aan, halen dan hun schouders op en volgen hem. Iets beters hebben ze nu toch even niet te doen. De beer neemt hen mee naar een grote zaal waar een hele grote tafel in staat. Toen ze er eerder doorheenkwamen was de tafel leeg, maar nu zit de ijskoningin aan het hoofd. Op de tafel staan drie borden met dampend eten. Rik is verbaasd, zouden ze nu warm eten krijgen? Het eten dat ze gisteren en vanmorgen kregen was koud. De koningin wenkt en wijst dat ze tegenover haar moeten gaan zitten. Braaf gehoorzamen ze. "Eet smakelijk," zegt de koningin. "Eet smakelijk," mompelt Rik een beetje bang terug. Het eten op het bord ziet er niet echt lekker uit. Hij herkent zelfs geeneens wat het is. Als hij een hapje neemt, schrikt hij en spuugt het meteen weer uit. "Het eten is hardstikke koud! Hoe kan er dan damp vanaf komen? Damp komt toch alleen van warm eten?" "Je eten uitspugen is niet netjes Rik, heeft jouw mama je geen tafelmanieren geleerd? Het is maar goed dat je bij mij blijft wonen dan," zegt ze een beetje boos. Meteen heeft Rik geen honger meer. "Als ik hier moet wonen, dan eet ik niet meer, en da ga ik dood!" roept hij boos, "Ik wil gewoon warm eten zoals mama altijd voor me kookt! En ik wil naar huis!" Hij is nu zo boos dat hij niet eens bang meer is. "Nou, nou, manieren heb je ook al niet! Je eet gewoon je bordje leeg, anders zal ik je eens manieren leren!" De koningin wordt nu ook steeds bozer. "Je hebt zelf geen manieren!" schreeuwt Rik, "Mensen met manieren nemen andere mensen die op visite kwamen niet gevangen! Visite mag altijd weer naar huis! Jij bent gemeen!" De koningin zegt nu niets meer zo boos is ze. Rik is helemaal rood geworden van de boosheid, maar de koningin wordt alleen maar nog witter dan ze al was. Rik ziet het niet eens, zo boos is hij. Hij gooit zijn bord op de grond en springt van zijn stoel af. Maar voordat hij zijn zwaard kan trekken, houdt de koningin hem tegen. Ze houdt hem tegen door hem te betoveren. Rik kan zich nu niet meer bewegen. Maar nu wordt Rak ook heel boos, "Laat hem los," sist hij. "Nee hoor, niet voordat hij netjes manieren heeft geleerd en zijn bordje leeg heeft gegeten." "Ik waarschuw nog een keer," zegt Rak, "Laat hem los, of ik wordt echt boos!" "En ik moet bang worden van een boze hond? Ik betover jou gewoon ook!" Maar de betovering werkt helemaal niet. Verbaasd kijkt de koningin naar Rak die nu langzaam op haar af komt, "Waarom sta je niet stil? Ik heb je toch betoverd?" "Nee," gromt Rak, "Je hebt geprobeerd een hond te betoveren. Maar ik ben geen hond. Ik ben een draak." En hij heeft het nog niet gezegd of hij spuugt een vlam zo groot als hij kan, recht in het gezicht van de ijskoningin. Die geeft een ijselijke gil en probeert haar handen voor haar gezicht te houden. Maar al snel smelten de handen. En dan smelt ook haar hoofd en houdt het gillen op. Beetje voor beetje smelt de hele ijskoningin. En met een laatste stoomwolkje is de hele koningin gesmolten. Nu kan Rik zich ook weer bewegen. Blij vliegt hij op Rak af en omhelst hem. "Je hebt me gered!" Blij doen ze samen een rondedansje. Maar dan ziet Rak dat de muren beginnen te smelten, "We moeten hier weg, Rik, anders krijgen we straks misschien wel een groot brok ijs op ons hoofd!" Samen rennen ze richting de uitgang. Opeens roept Rik, "Oh, maar die mevrouw in de kist dan? Die kunnen we niet achterlaten! En mijn betovering is verbroken, dus misschien is haar betovering ook wel verbroken en kunnen we haar wakker maken!" Snel gaan ze weer naar de kamer waar de kist staat. En daar zit de mooie mevrouw al rechtop. "Hallo! Wie zijn jullie? En waar ben ik? Ik herinner me alleen nog die lieve mevrouw die me iets te eten gaf." "Dag mevrouw, ik ben Rik en dit is Rak. We zijn hier in het ijspaleis. Maar dat is aan het smelten, dus we moeten weg. Kunt u uit de kist komen?" Voorzichtig stapt de mevrouw uit de kist. Bijna glijdt ze uit, maar Rik pakt nog net op tijd haar hand vast. "Oei, het is glad hier. Maar wat verwacht je ook anders in een ijspaleis," zegt ze geschrokken. En inderdaad is de vloer nu veel gladder als eerst. "Dat komt vast doordat het ijs smelt," zegt Rak. Met zijn drieen glibberen en glijden ze naar de uitgang. Gelukkig gaat die nu wel weer open en kunnen ze naar buiten. Ze zijn nog maar net buiten of het hele paleis stort met een luid geraas achter hun in. Geschrokken kijken ze om. En wie zien ze daar aan de andere kant van de hoop ijs? De ijsbeerbediende! Alleen lijkt hij nu helemaal niet zo groot en angstaanjagend meer. Nu ziet hij er meer uit als een meneer met een ijsbeervel om zich heen! "Sneeuwwitje!" roept hij hard over het paleis heen. "Prins!" roept de prinses die sneeuwwitje heet terug. Ze rent op hem af en is Rik en Rak al weer helemaal vergeten. De prins en de prinses verdwijnen in het bos. "Nou dat is ook fraai," bromt Rak, "Dan red je zo iemand, en dan laten ze je gewoon zo maar staan!" "Ach," zegt Rik, "ze lag daar vast al heel lang, en als je je beste vriend zo lang niet gezien hebt, dan zijn twee vreemdelingen misschien niet zo belangrijk meer. Laten we maar naar huis gaan, mama zal wel heel ongerust zijn!"
Ze draaien zich net om om weg te lopen als ze een luid gefladder horen. Daar komt Twitter aan! Met al zijn vriendjes! "Twitter! Je bent terug gekomen!" roept Rik blij. Twitter tjilpt vrolijk een antwoord terug. Rik kijkt vragend naar Rak: "Wat zegt hij?" "Hij zegt dat hij natuurlijk terug gekomen is. Na alles wat we voor hem gedaan hebben kon hij ons toch niet daar achterlaten? Dus heeft hij al zijn vriendjes meegenomen om ons te komen bevrijden." Onder begeleiding van Twitter en zijn vriendjes lopen ze terug naar de grote boom. Bij de boom vliegen alle vogeltjes terug naar de takken. Met uitzondering van Twitter, die gaat bij Rik op zijn schouder zitten. Dan komt uit de boom een vogeltje naar beneden gevlogen, die al zo oud is, dat hij helemaal grijs geworden is. Het vogeltje kwettert wat en wacht dan even tot Rak het vertaalt heeft voordat hij verder gaat. Rak vertaalt braaf alles wat hij zegt: "Dit is het oudste vogeltje uit de boom van het vogelvolk, zoals hij deze boom noemt. Hij wil je heel erg bedanken wat je voor Twitter gedaan hebt. Hij is ook een sjamaan, een soort van tovenaar. En als dank wil hij je graag de gave geven om zijn volk te verstaan. Het ritueel is alleen een beetje lang, dus dan wordt het al bijna donker voordat je thuis bent. Persoonlijk denk ik dat die laatste paar uurtjes ook niet zoveel meer uitmaken, je moeder is nu toch al ongerust." Rik twijfelt nog even. Mama zal heel erg ongerust zijn, dus hoe sneller hij weer thuis is, hoe beter. Maar de vogeltjes verstaan is natuurlijk wel iets heel speciaals. Dan kan hij eindelijk zelf zijn vriendje verstaan, zonder dat Rak steeds alles moet vertalen. Nog steeds een beetje twijfelend knikt hij toch. Het oude vogeltje vertelt hem dat hij heel stil moet blijven staan met Twitter op zijn schouder. Pas als ze het zeggen mag hij zich weer bewegen. Oei, stil blijven staan is best moeilijk. Dat lukt op school ook nog niet altijd even goed. Nou goed, hij zal het proberen. Hij geeft nog een kort knikje dat hij het begrepen heeft en probeert dan zo stil als een standbeeld te blijven staan. Op een fluitje van de sjamaan komen alle vogeltjes uit de boom en beginnen een heel ingewikkelde vlucht om Rik en Twitter heen. Rak is intussen een flink stuk naar achteren gegaan om de vogeltjes de ruimte te geven. Het ziet er nu uit alsof Rak in een bontgekleurde wervelwind staat. Steeds harder en harder vliegen de vogeltjes om hem heen, in steeds ingewikkelder patronen. Sommigen vliegen rondjes om hem heen, anderen vliegen alleen omhoog en omlaag. Nog weer andere vliegen zo raar, dat Rik ze bijna niet kan volgen. Omdat hij zijn hoofd niet mag bewegen kan hij natuurlijk zowiezo niet zo veel zien. En omdat de vogeltjes toch wel veel op elkaar lijken is hij ook niet altijd zeker dat het vogeltje dat aan zijn ene kant voorbij vliegt hetzelfde vogeltje is dat aan de andere kant weer voorbijkomt. Op een gegeven moment vliegen de vogeltjes zo hard, dat het bijna lijkt alsof Rik in een lichtgrijze wervelwind staat. Hij kan nu niet eens meer de individuele vogeltjes zien, zo hard vliegen ze. Zoals Rak al gezegd had duurt het heel erg lang. Rik vindt het stilstaan wel heel erg moeilijk. Zijn been begint zelfs te jeuken, maar hij durft niet te krabben. En dan opeens hoort hij iemand een woord zeggen. En die iemand is niet Rak, want die klinkt heel erg anders. De stem die hij hoorde is een heel hoog stemmetje, en Rak heeft juist een best lage stem. Maar na dat ene woord, hoort hij weer alleen maar geruis. Dan hoort hij opeens nog een woord. En even later weer een, stukje bij beetje kan hij steeds meer verstaan van wat de vogeltjes zingen. Want dat doen ze, kan hij nu horen. Ze zingen over hoe ze Rik in hun stam opnemen en dat hij hun dan moet kunnen verstaan. Ze zingen nog veel meer, maar Rik begrijpt nog niet alles, zelfs al kan hij de woorden horen. Als het al bijna schemerig is, gaat de wervelwind langzaam minder hard in het rond. Een voor een vliegen de vogeltjes terug naar de boom. Totdat alleen Twitter nog op zijn schouder zit en de sjamaan voor hem vliegt. "Welkom in onze stam, Rik. Je bent nu door Twitter geadopteerd als zijn broer. Hij zal je een van zijn veertjes geven om het ritueel te voltooien. Als je die kwijt raakt kun je ons alleen verstaan als hij bij je in de buurt is, dus bewaar de veer goed!" Twitter trekt een mooi groen veertje uit zijn borst en geeft die aan Rik. "Ik zal mama straks meteen vragen of ze er een ketting van kan maken! Dan kan ik hem niet weer kwijt raken. Dank jullie wel, allemaal!" Rik stopt het veertje in de binnenzak van zijn jas, zodat hij hem niet kwijt kan raken. "Moet ik het veertje ook aanraken, Twitter?" "Nee hoor, Rik, als het maar dicht genoeg bij je in de buurt is, dan kun je ons verstaan," tjilpt Twitter. "Nou, nogmaals bedankt hoor, jullie allemaal. Ik zal zo vaak ik kan langskomen. Maar nu moet ik echt naar huis. Als ik ren kan ik nog net voor het donker thuis zijn. Mama maakt zich zo al zorgen genoeg! Dag allemaal! Tot de volgende keer!" "Dag Rik, dag Rak!" roept de hele vogelstam in koor, "Tot snel hoor!" Rik en Rak zwaaien nog even naar de vogeltjes en zetten het dan snel op een rennen om thuis te komen.
Rik en Rak rennen samen snel naar huis terug. De open plek waar de ijspegels uit het paleis vandaan kwamen zijn ze voorbij voor ze er erg in hebben. Zo hard ze kunnen rennen ze tussen de bomen door de cirkel van de feetjes is. En, oh jee, wat nu? Daar struikelt Rik! En hij valt zo van het pad af, midden tussen de bloemetjes! Snel probeert hij op te staan en terug het pad op te lopen, maar het pad achter hem is verdwenen en Rak is nergens meer te zien. Die liep natuurlijk ook voor hem, dus misschien heeft hij nog wel helemaal niet door dat Rik niet meer achter hem loopt. Oh jee, wat moet hij nu. Daar komen ook de feetjes al aan. Ze zien er gelukkig niet boos meer uit. In tegendeel, ze zien er nu heel erg blij uit. "Hallo, hallo! Kom je met ons spelen?" Rik schrikt, wat moet hij nu zeggen. Als hij met ze gaat spelen dan komt hij hier nooit meer weg, maar als hij zegt dat hij niet wil spelen, dan worden ze vast boos! "Nee hoor, dat durf ik niet! Jullie zijn zo veel kleiner, straks ga ik nog bovenop iemand staan! Kunnen jullie me niet weer de weg naar het pad wijzen?" "Het pad? Welk pad? Wij kennen geen pad? Wij kennen alleen maar bloemen! En spelen!" Ze kwebbelen allemaal door elkaar heen en praten heel erg snel. "Tikkie! Jij bent hem!" Een van de feetjes heeft Bram tegen zijn voet getikt en rent nu heel hard en lachend weg. Alle andere feetjes schieten ook alle kanten op. Bram heeft helemaal geen zin in tikkertje, en kijkt in de rondte of hij niet ergens het pad kan vinden. Maar het pad is nergens te zien, en zelfs de bomen zijn nergens meer te bekennen. Een beetje bang blijft hij staan. Hij kan op zoek gaan naar het pad en de bomen, maar misschien raakt hij dan wel alleen maar verder van het pad weg. Hij wilde maar dat Rak er was, die zou vast weten wat ze moesten doen. Uit de verte hoort hij wat feetjes roepen: "Pak me dan, als je kan! Je kan me toch niet pakken!" Intussen is het al bijna donker aan het worden en Rik heeft honger. Het feetje dat Rik getikt heeft komt weer teruggelopen, "Je moet wel achter ons aan rennen, sufferd! Weet je niet hoe tikkertje gaat?" Op dat moment verschijnt Rak vlak achter Rik, "Ha daar ben je! Ik was je even kwijt. Wat is er gebeurd?" Het feetje schrikt heel erg en begint hard gillend weg te rennen. Hij gilt zo hoog dat het pijn aan Rik zijn oren doet. Snel legt hij zijn handen op zijn oren. Ook Rak begraaft zijn kop onder zijn poten. Gelukkig is het feetje al snel buiten gehoorsafstand. "Ik geloof dat ze bang voor je zijn, Rak. Gelukkig maar, want ze wilden met me spelen en ik was al bang dat ze boos zouden worden. Waarom zijn ze eigenlijk bang voor je? Hebben ze nog nooit eerder een hond gezien?" "Feetjes kun je niet bedriegen met illusies, dus ze zien me zoals ik ben: een echte draak. En ik mag dan wel niet zo groot zijn, maar voor die feetjes ben ik een echt monster. En ik ben hier ook al eens geweest. Ik zie dat ze me nog niet vergeten zijn," gromt Rak, toch een beetje trots, "Maar je hebt nog steeds niet verteld hoe je hier nou terecht gekomen bent. We liepen zo hard, dat ik niet verwacht had dat je je door de feetjes zou laten verleiden." "Ik heb me ook niet laten verleiden om het pad af te gaan," zegt Rik een beetje gekrenkt, "Ik struikelde. Ik weet niet eens waarover, maar toen viel ik van het pad af. Weet jij hoe we weer terug kunnen komen? Ik durfde eigenlijk nergens heen te lopen" Rak weet gelukkig de weg wel, maar het is een heel eind lopen. En dus vertrekken ze meteen maar. "Kunnen we hier ook dingen eten, Rak? Ik heb honger. Maar in de sprookjes mag je nooit wat eten bij de feetjes, want dan vergeet je wie je bent en dat je naar huis wilt." Rak moet lachen, "Zolang je alleen eet wat je zelf plukt of klaarmaakt, is er niets aan de hand. Maar, inderdaad, als je in de zalen van de feetjes mee eet, dan vergeet je langzaam maar zeker wie je bent. Als ik straks wat eetbaars zie, dan zeg ik het wel." En zo gaan ze weer op pad. Het duurt heel lang voordat ze uit het veld met de bijzondere bloemetjes zijn. Als de bloemetjes eindelijk ophouden, dan staan ze aan de voet van met gras begroeide heuvels. Rik verbaast zich er over dat het nog steeds niet donker is, "Wordt het hier nooit donker, Rak? Volgens mij moet het al lang donker zijn!" "Kijk maar eens omhoog, Rik! De maan is hier een stuk feller dan in de mensenwereld. Ik weet niet waarom, maar als de maan op is, dan wordt het hier inderdaad niet donker." Terwijl ze de heuvels oversteken, kijkt Rik af en toe omhoog om de maan te bewonderen. Die klimt langzaam maar zeker helemaal naar boven. Rik is intussen ook wel een beetje moe geworden. "Kunnen we niet even gaan slapen, Rak? Ik wordt al erg moe. Volgens mij ben ik nog nooit zo lang opgebleven!" "Klim maar op mijn rug, Rik. Het is hier niet verstandig om in het gras te gaan liggen slapen. Je weet nooit waar en wanneer je dan weer wakker wordt," weet Rak. Rik klimt op Rak zijn rug en met zijn handen om Rak zijn nek, valt hij al snel in slaap. En als hij al droomt, dan weet hij er niets meer van als hij wakker wordt, zo moe is hij.
Als Rik wakker wordt, is de zon al weer op. "Goedemorgen, Rik!" bromt Rak. Hij klinkt best een beetje moe. "Ik wou dat ik jou ook even tillen kon, Rak, dan kon jij ook even slapen. Je klinkt heel moe!" zegt Rik bezorgd. "Dat gaat straks wel weer over hoor, Rik. Maar ik vind het lief van je dat je me zou willen dragen. Maar we zijn al bijna bij het bos. Nee nog niet het bos waar we heen willen, dit bos is nog steeds in het land van de feetjes. Maar als het goed is kunnen we daar tenminste wat te eten vinden." En inderdaad, in de verte kan Rik al wat bomen zien. De bomen die hij ziet lijken inderdaad niet echt op de bomen uit het bos. Het is net alsof ze door iemand getekend zijn die nog nooit een echt bos gezien heeft. Net als de bloemetjes die hij gezien heeft hebben de bomen namelijk alle kleuren van de regenboog. Het is wel mooi, maar toch ook een beetje gek. Het duurt nog best lang voor ze bij de bomen komen. Ze moeten dan ook heel wat heuvels over. Rik wordt best een beetje moe van al dat geklauter. En ook Rak loopt flink te hijgen. De zon staat al op zijn hoogste punt als ze eindelijk het bos bereiken. Gelukkig komen ze al heel snel bij een beekje waar ze even kunnen drinken. Naast het beekje staan ook wat boompjes met groene en paarse vruchten er in. "Kunnen we die eten, Rak?" vraagt Rik. Rak snuffelt eens aan de boompjes, "Pluk er eens een? Aan de bomen kan ik het niet ruiken, maar ik kan er wel even een voor je proberen. Mijn maag kan heel wat hebben." Rik plukt een groene vrucht van de boom. De vrucht ziet er heel raar uit, het lijkt wel een pyramide. Rak snuffelt er eens aan en slokt dan in een hap de vrucht op. Maar net zo snel spuugt hij de vrucht ook weer uit, "Deze zijn nog niet rijp, probeer eens een paarse?" Rik plukt nu een paarse vrucht. Deze lijkt wel een beetje op een diamant, zoals ze die op televisie altijd laten zien. Rik heeft nog nooit een echte diamant gezien, dus hij kent ze ook alleen van televisie. Rak slokt de vrucht op. Dit keer spuugt hij het niet meer uit, "Ja hoor, deze kun je eten. Het smaakt een beetje naar appel." Snel plukt Rik meer van de vruchten, want ze hebben alletwee reuzehonger. Als ze alle vruchten opgegeten hebben waar Rik bij kon, hebben ze eigenlijk nog steeds honger, maar gelukkig niet meer zo erg als eerst. Toch gaan ze maar weer verder langs de rivier lopen, want hoe sneller ze weer thuis zijn, hoe beter. Terwijl ze lopen bekijkt Rik alle bomen of er niet toevallig ook vruchten inhangen waar hij bij kan. Maar de enige bomen waar dingen in hangen die geen blaadjes zijn, zijn ook meteen te hoog om er bij te kunnen. Na een paar uur verder gelopen te hebben, heeft Rik al weer hele erge honger en hij hoort ook Rak zijn buik regelmatig grommen. Dan spits Rak opeens zijn oren, "Volgens mij hoor ik daar gespetter, verderop in de rivier. Het zou zomaar kunnen dat daar vissen zitten!" Snel lopen ze verder en inderdaad, even verderop zien ze feetjes die aan het vissen zijn. Als ze Rak zien, zetten ze het gillend op een lopen. Rik en Rak doen meteen hun handen en poten over hun oren. Jemig, wat kunnen die feetjes toch hard gillen. Als de feetjes eindelijk ver genoeg weg zijn, dat je ze niet meer kunt horen, gaan Rik en Rak verder naar de plaats waar de feetjes stonden te vissen. Samen turen ze in het water. Het water zit vol met paars en blauw zeewier-achtig spul, dus Rik ziet helemaal niets. Maar Rak zegt dat hij wel vissen ziet, "Als jij nou wat takken gaat zoeken, dan kunnen we straks een kampvuur maken om de vissen op te roosteren. Oh, dus dan hebben we ook een paar mooie lange rechte stokken nodig, waar we de vissen op kunnen spietsen." Rik gaat gauw op zoek en als hij een arm vol met takken en takjes in alle kleuren van de regenboog heeft, gaat hij die gauw naar Rak brengen. Die heeft inmiddels al een aantal felgekleurde vissen uit het water weten te krijgen. Rik maakt snel een mooie stapel van de takken, zodat Rak ze aan kan steken. Als het vuurtje mooi brandt en de eerste vis erboven hangt te roosteren, zegt Rak: "We hebben nog wel wat meer hout nodig, want anders is het al opgebrand voordat alle vissen gaar zijn." En dus gaat Rak weer verder met vissen en Rik op zoek naar meer brandhout. Er liggen niet zo heel veel afgevallen takken onder de bomen, dus nu moet hij iets verder weg van de plek waar Rak staat. Hij heeft net weer een hele arm vol hout als hij een woeste grom hoort. Dan hoort hij de geluiden van een gevecht. Snel rent hij terug naar het kampvuur, maar als hij daar aankomt ziet hij niemand meer. Alleen de vissen op het kampvuur hangen nog rustig te sissen. Een beetje bang kijkt Rik in het rond, wat is er gebeurd? Waar is Rak gebleven? Maar alles om hem heen is nu stil geworden, behalve dus het kampvuur en de vissen. Zou Rak achter de feetjes aangegaan zijn? Of hebben ze hem gevangen genomen? Rik weet het niet. Twijfelend kijkt hij rond of hij soms kan zien wat er gebeurd is. Waar stond Rak ook al weer te vissen? Oh ja, dat was daar, schuin achter het kampvuur. Rik loopt naar de waterkant. Hier ziet hij opeens dat de grond heel erg nat is. Ook loopt er een heel breed spoor van hier het bos in. Zouden ze Rak dan toch gevangen genomen hebben?
Rik besluit om het spoor te gaan volgen, als ze Rak gevangen genomen hebben, dan moet hij hem gaan redden. En als het spoor van iets anders is, dan is Rak daar in ieder geval ook achter aan. Snel haalt hij de vissen van het vuur af en gooit hij zand over het vuur heen. De rauwe vissen naast de waterkant laat hij liggen. Rak kan later wel weer nieuwe vangen, en als hij ze meeneemt gaan ze alleen maar stinken. Hij heeft trouwens toch niets om ze in te doen. Terwijl hij achter het spoor aanloopt, peuzelt Rik een van de twee vissen op. De ander laat hij aan de stok zitten, Rak had tenslotte ook honger. De stok hangt hij over zijn schouder als een knapzak, je weet wel zo'n tasje aan een stok, zoals Douwe Dabbert vroeger in de Donald Duck had. Het spoor loopt weer helemaal terug het bos uit, de heuvels in. In de heuvels is het spoor wel een stuk moeilijker te volgen, want hier liggen niet allemaal blaadjes en takjes die opzijgeschoven zijn. Maar als Rik heel goed kijkt, kan hij zien waar het gras platgedrukt is. Zo loopt hij al speurend weer terug de heuvels in. Af en toe kijkt hij ook om zich heen of hij Rak soms ergens ziet, of erger nog, de feetjes! Maar hij ziet helemaal niets of niemand. Hij let ook goed op of hij niets hoort, want hij heeft al lang gemerkt dat de feetjes heel erg snel zijn. Maar hij hoort gelukkig ook niets. En dan, onderaan een van de heuvels, houdt het spoor opeens op. Verbaasd kijkt Rik in het rond. Het spoor gaat echt niet ergens anders weer verder. Het loopt gewoon dood. Rik loopt een rondje om de heuvel heen, maar nergens is ook maar iets van een deur te zien. Als hij weer terugkomt waar het spoor doodliep is hij ten einde raad. Blijkbaar zijn de feetjes de heuvel in gegaan. Zouden ze soms een toverspreuk hebben om de heuvel open te krijgen? Wacht hoe ging ook al weer die spreuk uit Ali Baba en de veertig rovers? "Sesam, open u!" Ja, zo ging die. Maar er verschijnt geen deur of poort in de heuvel. Rik denkt heel diep na of hij niet nog andere spreuken kent om een deur te voorschijn te toveren en te openen, maar hij kan echt helemaal niets verzinnen. Dus verzint hij er zelf maar een paar: "Abracadabra, doe open die poort!" "Hocus Pocus Pilatus Pas, ik wou dat de deur open was!" Maar wat hij ook roept, er gaat geen deur open. Boos schopt hij tegen het gras onder aan de heuvel. Maar was is dat nou, zijn voet verdwijnt zomaar in het gras! Snel gaat hij op zijn knietjes zitten en tast met zijn handen de heuvel af. Onder aan de heuvel zit een gat waar hij precies op handen en voeten doorheen moet kunnen. Voorzichtig kruipt hij het gat in. Zodra zijn hoofd door de nep-heuvel heen is, ziet hij dat hij in een gang is. Hier gaat ook het spoor dat voor de heuvel stopte weer verder. Even is Rik bang dat het wel eens heel erg donker in de gang kon worden, maar een paar meter verder zit er een soort lichtje in de muur. Het geeft niet zo heel veel licht, maar net als een nachtlampje net genoeg om nog wat te kunnen zien. De tunnel is zo lang, dat Rik eigenlijk verwacht ieder moment er aan de andere kant weer uit te kruipen. Maar hoe ver hij ook kruipt, dat gebeurt niet. Hij wilde maar dat de gang groter werd, want zijn knieen gaan pijn doen van het kruipen, en de hele tijd de stok met de vis meeslepen is ook niet echt gemakkelijk. Vastbesloten kruipt hij toch door. Eindelijk komt hij bij het einde van de gang. Maar net als hij de grote grot er achter in wil kruipen, verschijnt er een lans voor zijn neus. "Halt!" dreunt een stem. Rik kan net niet zien wie of wat dat zegt, want de stem komt om het hoekje vandaan en de lans verhindert Rik om om het hoekje te kijken. "Niemand mag erdoor die het raadsel niet kan beantwoorden!" gaat de stem verder. Oei, een raadsel! Rik is eigenlijk helemaal niet zo goed in raadsels, dat kan Rak altijd veel beter. Maar Rak is er niet, dat is nou net de reden dat Rik hier is. "Wat is het raadsel dan?" vraagt hij met een klein stemmetje. "'s Ochtends loopt het op vier benen, 's middags op twee, en 's avonds op drie. Wat is het?" Oh, maar dat is boffen! Dit raadsel heeft Rik laatst op de schooltelevisie gehoord toen ze keken naar het sprookje van het slimme boerenmeisje! "De mens!" antwoord hij trots. "Hmm, ja dat is goed," bromt de vreemde stem, "Kom er dan maar in." De lans verdwijnt en Rik kan verder kruipen. Om het hoekje ziet hij dat er een klein mannetje staat. Het is wel groter dan de feetjes waren, maar niet heel veel. Het mannetje komt waarschijnlijk niet boven Rik zijn knie uit. "Hallo ik ben Rik, wie ben jij?" vraagt hij beleefd. "Ik ben de poortwachter," antwoord het mannetje trots, "Ik mag alleen slimme wezens doorlaten. En jij had in een keer mijn moeilijkste raadsel beantwoord. Dus je moet wel slim genoeg zijn om er door te mogen." Rik zegt de poortwachter gedag en kruipt verder, het spoor achterna. Al snel wordt de ruimte groot genoeg om in te staan en Rik staat op. Het duurt niet lang of hij komt bij het midden van de grot. Daar zit hij eindelijk Rak weer. Hij zit gevangen in een net en er staan heel veel feetjes omheen. Sommige van hen doen zelfs een woeste rondedans om Rak heen. Ze durven alleen niet zo heel erg dichtbij te komen, want iedere keer dat ze te dichtbij komen, probeert Rak naar ze te happen. Rik wil eigenlijk meteen op Rak afrennen, maar er staan wel heel erg veel feetjes om Rak heen.
Rik denkt heel diep na, Rak is gevangen en omsingeld door de feetjes. Rik wil hem bevrijden, maar hij weet niet zo heel goed hoe. Hij weet niet precies wat de feetjes allemaal kunnen en hij wil niet dat ze hem ook gevangen nemen, want dan komen ze natuurlijk nooit meer vrij. Gelukkig staat de grot vol met grote rotsblokken en stenen waar Rik zich achter kan verstoppen. Voorzichtig sluipt hij van rotsblok naar rotsblok om zo dicht bij mogelijk te komen. De kant die het verste weg is van de ingang heeft een hele hoop meer rotsblokken, dus Rik maakt een grote boog om Rak en de feetjes heen. Omdat hij heel stil moet zijn, duurt het best lang voordat hij eindelijk dichtbij genoeg is om te kunnen verstaan wat ze zeggen. En het feit dat alle feetjes door elkaar heen joelen maakt het natuurlijk niet makkelijker om hen te verstaan. Maar af en toe vangt hij flarden op van wat de feetjes roepen. "Ha ha, wij hebben de grote, machtige draak gevangen!" "Denk je dat je vriendje je komt redden? Hij wist nog niet eens hoe je tikkertje moet spelen!" "Wat zullen we met hem doen?" "We maken een tapijt voor de koning van zijn drakenhuid!" "We verkopen hem aan een circus!" Rik is helemaal niet blij met wat hij allemaal hoort. De feetjes zijn niet erg aardig. Rik denkt en denkt om een oplossing te bedenken hoe hij Rak kan bevrijden. Hij moet snel iets verzinnen, voordat de feetjes hun nare plannen uitvoeren. Maar hij kan niets anders verzinnen dan de hele groep met zijn zwaard te bestormen. En dat lijkt toch niet de beste oplossing, want de feetjes zijn vast veel te snel. En dan nemen ze hem ook gevangen. En zo kijkt Rik hulpeloos toe van achter zijn steen. Buiten Rak weet hij niets waar de feetjes bang voor zijn. De stemmen van de feetjes worden steeds luider, het lijkt wel of ze ruzie hebben over wat ze met Rak zullen gaan doen! En ja hoor, nu gaan ze ook nog vechten. Er wordt geschopt en geslagen en geschreeuwd. Maar wat is dat nu? Daar komen nog meer feetjes aan. Deze zijn een beetje groter dan de andere feetjes. "Wat is hier allemaal aan de hand?" roept het eerste grote feetje dat aankomt, "Zijn jullie weer aan het vechten? Kom dan maar mee, dan mag je voor straf vroeg naar bed!" Het zijn papa- en mamafeetjes! En de feetjes die Rak gevangen houden zijn kinderfeetjes. "Maar we hebben de draak gevangen!" piept een van de kleine feetjes. "Nou, die ligt er morgen ook nog wel. Mee naar bed jullie," zegt een vrouwtjesfeetje dat twee kindertjes aan hun oren wegtrekt. Een voor een worden de kindertjes mee naar huis getrokken. Uiteindelijk ligt Rak helemaal alleen in het midden van de grot. Heel voorzichtig sluipt Rik naar voren, ondertussen goed oplettend dat er geen feetjes meer in de buurt zijn. Want hoewel de ouders boos waren op de kindertjes was dat omdat ze aan het vechten waren, en niet omdat ze een draak gevangen hadden. Rak ziet hem al aankomen, maar zegt niets. Als hij eindelijk bij Rak komt, ziet hij dat die strak vastgebonden is in een net. Zo strak dat hij het niet met zijn zwaard stuk kan snijden, want dan snijdt hij Rak ook. "Hoe krijg ik het net los, Rak? Kun je het zelf niet doorbranden?" Fluister hij heel zachtjes in Rak zijn oor. Die fluistert heel zachtjes terug dat er bij zijn poten een knoop zit en dat het een magisch net is, dat er voor zorgt dat hij geen vuur kan spugen. Rik gaat op zoek naar de knoop. Het duurt even voordat hij die gevonden heeft, want de knoop is heel erg klein en strak aangetrokken, waardoor hij bijna niet te zien is. Het duurt dan ook best wel even voordat hij de knoop heeft losgepeuterd. En dan moet hij nog het net uit elkaar trekken, zodat Rak er eindelijk uit kan. Dat gaat ook best langzaam, want ondanks dat de feetjes door Rak zijn vermomming als hond heen kijken, zit zijn lange hondehaar nog flink met het net in de knoop. En hij kan er natuurlijk niet te hard aan trekken om het los te krijgen, want als Rak te veel lawaai maakt, dan worden ze weer gevangen genomen. Maar eindelijk is Rak weer vrij. Achter Rik aan sluipt hij naar het rotsblok van waarachter Rik de feetjes aan het begluren was. Rik omhelst Rak en geeft hem de vis die hij bewaard had. Zo zachtjes mogelijk eet Rak de vis op. "Dank je wel, Rik. Dat had ik echt hard nodig. Het is maar goed dat de feetjes niet zo'n goede neus hebben als ik, ik rook je al toen je nog bij de poortwachter was. Ik wist alleen niet dat jij het was, want ik had niet verwacht dat je de vis mee zou nemen," fluistert Rak, "Nu moeten we nog bedenken hoe we hier weer uit komen." "Oh," zegt Rik zachtjes, "Kunnen we niet gewoon weer dezelfde weg terug nemen? Ik kwam makkelijk genoeg binnen. Ik hoefde alleen een raadsel te beantwoorden. En nu jij er weer bij bent moet dat geen probleem zijn. En misschien hoeft dat alleen als je naar binnen komt!" "Ik wou dat het zo makkelijk was, Rik. Maar de poortwachter heeft mij als gevangene naar binnen zien komen, dus ondanks dat jij zo naar binnen kwam, denk ik niet dat hij mij weer laat gaan. Ik weet zelfs niet eens of hij jou ook weer naar buiten zal laten, want ik heb nog nooit gehoord dat een mens die hier naar binnen gin ooit weer naar buiten kwam. Natuurlijk komen wij weer buiten," zegt hij vlug als hij Rik zijn verschrikte gezicht ziet, "Maar ik denk niet dat we door de hoofdingang kunnen. Er is vast ook een achter uitgang, maar die moeten we dan wel zien te vinden."
Omdat een achter-uitgang meestal aan de achterkant is, beginnen ze met zoeken aan de kant waar Rik zich verstopt had. Maar het valt nog niet mee om daar een uitgang te zoeken. Al snel is het plafond weer zo laag dat Rik op zijn knietjes moet kruipen. En hier liggen een hele hoop puntige stenen. Gelukkig hoeven ze niet de hele grot af te zoeken, omdat Rak zijn neus ook kan gebruiken. Hij kan precies ruiken waar de meeste feetjes geweest zijn. Het zoeken valt echter nog steeds niet mee omdat de kinderfeetjes blijkbaar erg van verstoppertje houden, dus een heleboel plaatsen zijn niets anders dan favoriete verstopplekken. Ondanks dat Rik zijn knieen weer pijn gaan doen, laat hij Rak niet meer alleen, ook al zou het zoeken dan een stuk sneller gaan. Hij is veel te bang dat ze hem dan weer gevangen nemen. En dus zoeken ze samen de grot af naar de uitgang. "Wacht eens, Rik," zegt Rak zachtjes, "Ik ruik hier iets dat anders ruikt dan de andere plaatsen. Het ruikt veel meer naar buitenlucht. Maar ik ruik ook dat er iemand bij die uitgang zit." Heel, heel zachtjes kruipen ze samen verder. En inderdaad, daar is een gang met een feetje er naast. Hij lijkt wel heel erg veel op de poortwachter. Als ze niet heel erg stil moesten zijn, had Rik aan Rak gevraagd of het soms de broer van de poortwachter zou zijn. Met rare gebaren probeert Rik zonder geluid te maken aan Rak te vragen of hij eens zal kijken of hij niet gewoon naar buiten toe mag. Rak lijkt het gelukkig te begrijpen en schudt zijn kop van niet. Oh ja, Rak dacht dat mensen helemaal niet naar buiten mochten. Vragend kijkt Rik Rak aan, wat moeten ze dan doen. Rak trekt zijn kop tussen zijn poten om aan te geven dat hij het ook nog niet weet. Samen kruipen ze weer een eindje terug. Zachtjes fluisterend overleggen ze wat ze kunnen doen. "Als we hem stil konden houden, dan konden we dat net over hem heen gooien waarmee ze jou gevangen hadden, Rak," stelt Rik voor. Rak vindt dat van dat net geen slecht idee en dus kruipen ze voorzichtig weer terug naar het midden van de grot om het net op te halen. Dat ligt er nog precies zo als ze het achterlieten, dus blijkbaar heeft nog niemand de onstnapping opgemerkt. Snel nemen ze het net mee en verstoppen zich weer achter in de grot. Nu moeten ze nog een manier vinden om te zorgen dat de fee stil blijft en geen geluid kan maken als ze het net over hem heen gooien. "Als hij de andere kant opkeek kon ik hem op zijn kop slaan met mijn zwaard," zegt Rik. Rak vindt het op zich een goed idee, maar is bang dat als hij voor afleiding zorgt vanaf de andere kant dat de fee dan al te veel herrie maakt. En aangezien ze niet weten hoe gemakkelijk ze door de gang kunnen ontsnappen is dat risico te groot. Rak vraagt zich af wat er zou gebeuren als ze steentjes zouden gooien. Rik denkt dat het wel een goed idee is, en aangezien ze geen beter idee kunnen bedenken, zoekt hij een paar kleine steentjes op. Voorzichtig gooit hij er een in de buurt van de fee. Er verschijnt meteen een frons op het mannetje zijn gezicht. "Nip, Tuk? Zijn jullie dat weer, kwajongens! Heb ik jullie nog niet vaak genoeg een pak aframmeling gegeven?" moppert het mannetje. Speurend doet hij een paar stappen naar voren. Snel gooit Rik nog een steentje, maar nu een beetje verder weg. Het mannetje draait zich van hun weg en kijkt zoekend rond. Snel trekt Rik zijn zwaard en maakt een snoekduik naar het mannetje. Hij heeft best wel veel geluk en raakt met het getrokken zwaard het mannetje op zijn hoofd. Als het een echt zwaard was, dan was het mannetje meteen onthoofd. Maar omdat het een plastic kinderzwaard is, raakt hij alleen bewusteloos. Snel propt Rik een van zijn handschoenen in de mond van het mannetje en binden ze het net om hem heen. Dan slepen ze hem achter een steen en laten hem daar liggen. Zo snel ze kunnen kruipen ze de gang in. De gang maakt een hele hoop bochten, en is een stuk minder goed verlicht dan de hoofdingang was. Op een gegeven moment komen ze bij een bocht waarna er helemaal geen licht meer is. Rak, die dit keer achter Rik loopt, loopt een stukje achteruit om een van de lampjes uit de muur te halen. Met het lampje kunnen ze weer een stuk beter zien. Steeds verder en verder kruipen ze, de ene bocht na de andere om. Maar dan wordt de tunnel opeens zo laag, dat Rik niet meer op handen en voeten kan kruipen. En ook Rak kan er niet meer lopen. Plat op hun buik kruipen ze verder. Af en toe blijven ze even stil liggen, want zo kruipen is nog vermoeiender dan gewoon kruipen al was. Maar meestal durft Rik niet zo heel erg lang te blijven liggen. Hij is heel erg bang dat de feetjes ontdekken dat ze ontsnapt zijn. Het lijkt wel uren te duren voordat ze eindelijk weer buiten komen. Als ze eenmaal buiten zijn blijven ze nog heel even liggen onder het licht van de maan om uit te puffen. Maar dan zetten ze het snel op een lopen. Zo snel ze kunnen gaan ze terug naar de plaats waar ze de vissen gevangen hadden. Rak steekt snel het kampvuur weer aan en Rik gooit er nog wat van het hout dat hij verzamelt had bovenop. Rik prikt de vissen, die nog steeds liggen waar Rak ze neergegooid had aan een scherpe stok en hangt ze boven het vuurtje. En al snel zitten ze te smikkelen van heerlijke gebakken vis.
Ze blijven niet heel lang zitten, want hier zullen de feetjes natuurlijk als eerste zoeken als ze ontdekken dat Rak weg is. Snel maken ze het vuur uit en gooien er zand over heen. Zo goed als ze kunnen vegen ze hun sporen uit. Rak stelt voor dat Rik weer op zijn rug gaat zitten, want dan kunnen ze een stukje door de rivier heen lopen. In de rivier laat je namelijk geen sporen achter. Zelfs met een hele goede neus moet je dan heel veel moeite doen om het spoor weer terug te vinden. Rik zegt dat hij zelf ook wel door de rivier heen kan lopen, want hij is nog steeds een beetje bezorgd om Rak. Rak vindt dat niet goed: "Mijn poten worden wel weer snel droog, maar jouw natte schoenen en broek niet. Ik wil niet dat je straks ziek wordt! Wat zou je moeder dan wel niet denken. Maak je over mij maar geen zorgen, als we straks weer thuis zijn, dan kan ik slapen zo lang als ik wil!" Rik stemt maar toe, want hij ziet wel dat hij Rak niet van gedachten kan laten veranderen. Hij klimt op Rak zijn rug en klemt zijn benen naar achteren, zodat ze niet nat worden als Rak door de rivier heen gaat. Snel loopt Rak zo ver de rivier in als hij kan, zonder dat Rik nat wordt. Voorzichtig loopt hij dan tegen de stroming in. "Eigenlijk zou het beter zijn om met de stroming mee te lopen, want die kant moeten we eigenlijk op, maar volgens mij weten de feetjes dat ook, dus is het veiliger om de andere kant op te gaan." Rak loopt een heel eind door het water heen. Als hij voelt dat Rik moe begint te worden van de rare houding op zijn rug, klimt hij snel uit het water. Dankbaar klimt Rik van zijn ruk af. Oei, zijn benen doen best een beetje pijn. "Gaat het, Rik?" Nu is het de beurt van Rak om bezorgd te zijn. "Laten we maar even een beetje langzaam lopen, ik hoop dat het zo weer over gaat." Eerst langzaam, maar daarna steeds sneller als het pijnlijke getintel uit Rik zijn benen verdwijnt lopen ze langs de rivier. "Waar gaan we eigenlijk precies heen, Rak? Ik dacht dat je zei dat we de andere kant op moesten?" "Dat moeten we ook, maar eerst moeten we de rivier over. En die was te diep om over te steken met jou op mijn rug, want dan zou ik moeten zwemmen, en dan was je alsnog nat geworden. Ik hoop dat er verderop iets van een brug komt. Als die er niet is, dan moeten we wachten tot morgen en hopen dat ze de jacht op ons opgegeven hebben, zodat we terug kunnen," antwoord Rak. Rik gelooft niet dat de feetjes ooit de jacht op hen zullen vergeten, dus hij hoopt maar dat ze snel iets van een brug tegenkomen. Hij houdt zijn ogen goed open of hij soms iets ziet dat hen kan helpen om over de rivier te komen. Hij verzint van alles, een grote boom met een liaan er in, waarmee ze naar de overkant kunnen slingeren, een grote plank om als brug te gebruiken, maar niets is bruikbaar. De bomen hier zijn veel te klein en hebben helemaal geen lianen, en er liggen wel takken op de grond, maar geen planken. En alle takken zijn veel te klein. Hij denk ook nog even aan het maken van een ladder, zoals ze in het ijspaleis deden. Maar de takken hier zijn veel breekbaarder, dan de takken van ijs waren. Hij heeft geen touw meer, en Twitter is er ook niet om met de knopen te helpen. Maar dan, net als hij helemaal niets meer kan bedenken, komen ze bij een grote omgevallen boom die over de rivier heen gevallen is. Verbaasd kijkt Rik om zich heen, geen enkele andere boom in de omgeving is zo groot als de boom die over het riviertje heen ligt. Rak legt zijn poten op de boom en test of die stevig ligt. Gelukkig krijgt hij er geen beweging in, hoe hard hij ook duwt. Ten slotte springt hij er maar met vier poten bovenop. Dat gaat prima, want de boom is breed genoeg. "Rak," zegt Rik, "Ik durf niet over die boom heen te lopen hoor, ik ben op gym ook nooit zo goed in de evenwichtsbalk. Meestal val ik er halverwege af. En dan zou ik in de rivier vallen." Rak denkt even na, "Je kunt er ook op gaan zitten, met je benen aan beide kanten, dan blijf ik achter je lopen om je in je nek te grijpen als je dreigt te vallen." Dat vindt Rik een goed idee en hij klimt op de boom. Rak, springt er even af, zodat hij achter Rak kan gaan lopen. Voorzichtig schuift Rik beetje voor beetje naar voren. Het gaat prima zo, Rak hoeft hem helemaal niet te helpen. Halverwege de boom heeft Rik alleen even een probleem. Er steekt een grote tak uit de boomstam schuin naar boven, daar kan hij zijn been natuurlijk niet langs krijgen. Met zijn benen klemt hij zich goed aan de boom vast, zodat hij allebei zijn handen vrij heeft. Voorzichtig probeert hij de tak af te breken. Die zit best goed vast, dus hij moet hem flink ombuigen voordat hij eindelijk breekt. Als de tak afbreekt valt Rik bijna alsnog van de boom af, omdat de tak opeens niet meer terugduwt. Gelukkig kan Rak hem nog net op tijd bij zijn kraag grijpen. Er blijft nog een klein stompje van de tak aan de boom zitten, maar daar kan Rik zijn been wel langs krijgen. Stukje bij beetje schuift hij verder naar de overkant. Eindelijk zijn ze dan veilig aan de overkant. Rik zijn hart klopt nog best een beetje sneller van zijn bijna-val in het water. Samen staan ze nog even uit te puffen, dat is weer een hindernis minder.
Maar ze zijn nog maar net van de boom afgestapt, of daar horen ze gejoel in de verte. De feetjes! "Oei, daar komen de feetjes al aan! Snel, Rik, help me die boomstam in het water te duwen!" Rak zet zijn voorpoten op de boomstam en begint uit alle macht te duwen. Snel helpt Rik hem mee. En hoewel Rak aan de overkant geen beweging in de boomstam kon krijgen, begint de boom nu langzaam te schuiven. De angst voor de feetjes geeft hun extra kracht. Steeds dichter en dichterbij komen de feetjes. Hun gejoel wordt al harder en harder. Maar net voordat het eerste feetje bij de boom is, belandt de boom met een luide plons in het water. Rik springt maar net op tijd naar achteren om niet alsnog nat te worden. Eerst langzaam, maar dan steeds sneller drijft de boom weg. De vreugdekreten van de feetjes slaan om in boze kreten van woede. Rik en Rak wachten niet af wat de feetjes gaan doen, maar zetten het op een lopen. Aan deze kant van de rivier worden de boompjes steeds kleiner, tot het niet veel meer is dan struikgewas. Het wordt dan ook steeds moeilijker voor Rik en Rak om vooruit te komen. Rik moet zelfs zijn zwaard gebruiken om zich een weg te banen door het struikgewas. Rak wenste hardop dat hij een grote draak was die kon vliegen, dan konden ze er gewoon overheen. En dan kon hij ook vlammen spugen die zo heet waren dat het struikgewas in een keer helemaal verbrandde, zonder dat de andere struiken er om heen ook in de fik vlogen. Rik heeft het zo druk met de struiken aan de kant te slaan, dat hij geen adem meer over heeft om te zeggen dat hij Rak veel liever zo klein heeft. Als hij nog groter was, dan kon hij zich niet meer vermommen als hond en dan kon hij ook niet bij Rik in huis wonen. Gelukkig komt er al snel een einde aan het dichte struikgewas. De struikjes worden steeds kleiner en kleiner, totdat ze er gewoon bovenop kunnen gaan staan. Rennen kunnen ze dan nog niet, want als je niet oplet verzwik je een enkel, maar het gaat al veel sneller dan eerst. Als de struikjes overgaan in gras zetten ze het weer op een rennen. "Weet je eigenlijk nog steeds waar we precies heen gaan, Rak?" hijgt Rik. Rak knikt alleen maar en hijgend rennen ze verder. In de verte ziet Rik grote bergen opdoemen. "Stop, Rak, ik kan niet meer..." puft Rik op een gegeven moment. Hij ploft neer in het gras. Rak komt hijgend naast hem zitten. Als ze weer een beetje op adem gekomen zijn, zegt Rak: "We moeten daar naar die bergen toe, maar dat had je vast wel al geraden. Onder die bergen loopt een tunnel. Daar moeten we doorheen om weer in het bos uit te komen." Hij hoeft er niet bij te vertellen welk bos hij bedoelt. "Nou, laten we maar weer gaan dan!" zegt Rik terwijl hij overeind klautert. Rak is best blij dat Rik te moe is om te vragen waar de tunnel uit komt. Samen zetten ze het weer op een rennen. als ze bij een grote steen uitkomen stopt Rak weer even, "Nu weet ik zeker dat we op de goede weg zitten. Als we de andere route genomen hadden, dan waren we hier uitgekomen." "Hallo, hallo!" Klinkt het opeens vanachter de steen. Rik en Rak schrikken, zijn de feetjes toch al hier? Maar nee, vanachter de steen komt een mannetje te voorschijn dat veel groter is dan de grootste feetjes die ze gezien hebben. Dit mannetje is bijna net zo lang als Rik zijn benen. "Dag meneer!" zegt Rik opgelucht, "Heeft u hier toevallig ook feetjes langs zien komen?" "Feetjes? Nee gelukkig niet! Dat zijn me een lastpakken. Die proberen altijd mijn goud te stelen!" Het mannetje schrikt een beetje, bang dat hij zich versproken heeft, "Jullie zijn toch niet hier om mijn goud te stelen, hè?" "Nee hoor, meneer. Wij zijn op doorreis. We wisten helemaal niet dat u hier zou zijn. Maar er komt zo een grote groep feetjes aan, dus misschien moet u dan maar zorgen dat u hier niet meer bent als ze aankomen!" Waarschuwt Rik het mannetje. Die bedankt hem snel voor de tip en verdwijnt weer achter de steen. Als Rik verbaasd achter de steen gaat kijken is het mannetje weg. "Hoe kan dat nou? Weet jij wie hij was, Rak? En hoe hij zo snel kon verdwijnen?" Rak legt uit dat het een aardmannetje was, en dat die in de schaduwen konden verdwijnen. Aardmannetjes zijn meestal aardige, zij het wat mopperige wezentjes, die gek zijn op goud. Snel gaan ze maar weer verder, want voor je het weet komen de feetjes weer achter hun aan. Al snel komen de bergen dichterbij en rent Rak een beetje naar rechts, "Zie je daar die hele hoge piek? Daar moeten we heen. Onder die berg loopt de tunnel. Volgens mij zijn we veilig als we in de tunnel zijn." En dan zijn ze eindelijk aan de voet van de bergen. Onder aan de hele grote berg die Rak aanwees is een soort van steile rotshelling. En in die helling zit een poortje. Rik probeert het poortje open te maken, maar het zit op slot. Rak vertelt hem dat hij moet aankloppen. Rik klopt netjes aan en net als er open gedaan wordt, horen ze achter zich weer het gejoel van de feetjes. En wie staat er voor hun neus? Hetzelfde aardmannetje dat ze eerder zagen! "Weten jullie zeker dat jullie mijn goud niet willen stelen?" vraagt hij argwanend. "Wij niet, maar die feetjes verderop vast wel!" roept Rik snel terwijl hij en Rak de tunnen inlopen. Achter hun doet het aardmannetje snel de poort weer dicht. "Nou dan mag ik jullie wel bedanken, dat is al de tweede keer dat jullie me waarschuwen!" zegt hij blij.
Nu de poort van de tunnel weer dicht is, is het aardedonker in de tunnel. "Oei, wat is het hier donker! Hebben jullie hier geen lampjes?" vraagt Rik aan het aardmannetje. "Lampjes? Nee, waar heb je die voor nodig? Kun je niet zien in het donker?" vraagt het mannetje verbaasd. "Nee meneer, dat kan ik niet. Ik kan geen eens mijn vingers zien als ik ze voor mijn ogen houdt," antwoord Rik, die blij is dat Rak dicht tegen hem aan staat. "Oh, nou wacht hier dan maar even. Ik heb vast nog wel ergens een gloeikristal liggen dat ik niet meer nodig heb. Dat is toch het minste wat ik voor jullie kan doen." En met die woorden hoort Rik het mannetje weglopen. "Kun jij wel wat zien, Rak? Het is best wel eng hier, zo in het donker." Rak bevestigt dat draken prima kunnen zien in het donker. Gelukkig komt het aardmannetje al snel weer terug met een lampje in zijn hand. "Alsjeblieft, veel plezier er mee. Ik weet niet hoe lang het nog werkt, maar het moet genoeg zijn om jullie naar de andere kant te brengen. Jullie willen toch naar de andere kant? Ja, mooi. Nou dan moet je gewoon als maar rechtdoor lopen, dan kom je er vanzelf." Rik neemt het lampje dankbaar aan. Hij wil het mannetje nog bedanken, maar die is al weer verdwenen. "Tja, er zijn hier natuurlijk wel heel erg veel schaduwen," mompelt hij voor zich uit, "Zullen we maar gaan dan, Rak?" De reis door de tunnel lijkt wel eindeloos. De muren en het plafond van de tunnel zijn van aangestampte prut, met hier en daar balken om te zorgen dat de tunnel niet instort. De vloer is gemaakt van simpele stenen. Het loopt prima, maar is niet echt bijzonder om naar te kijken. Rik verveelt zich een beetje en dus doet hij raadselspelletjes met Rak. Rak wint natuurlijk, want die kent veel meer raadsels dan Rik, maar het is tenminste wat afleiding. En dan opeens, net terwijl Rak een nieuw raadsel is begonnen: "Het is geel..." "Wauw, een mooie grot!" roept Rik opeens uit. "Nee hoor, het is geen grot," bromt Rak, "het was een intercity." "Nee, kijk dan, voor ons! Een hele mooie grot!" En Rik heeft gelijk, ze lopen een hele mooie grot binnen. De grot is nog mooier dan de zaal in het ijspaleis waar al de ijspegels hingen. Want in het ijspaleis was alles wit, maar hier zijn alle kleuren van de regenboog zichtbaar. Het plafond hangt vol met pegels, maar dan niet van ijs, maar van steen en kristal. En op de grond staan ook al pegels die wel naar het plafond lijken te groeien. In het zwakke licht van het gloeikristal dat Rik vasthoudt, ziet het er echt betoverend uit. De muren van de grot zijn bedekt met edelstenen. Rik en Rak zeggen niets meer terwijl ze starend naar al het moois doorlopen. Rik is echt teleurgesteld als ze het einde van de grot bereiken. Nu lopen ze weer gewoon door de saaie gang. En ook deze is verschrikkelijk lang. Net als hij wil vragen of er nooit een einde aan de tunnel komt, loopt de tunnel dood. "Hoe moeten we nu verder, Rak?" vraagt Rik verschrikt. "Rustig maar. Dat is weer een poort. We zijn bij het eind van de tunnel aangekomen. Nu alleen nog kijken hoe die poort open moet," stelt Rak hem gerust. "Huh, wat mot dat?" Horen ze opeens iemand zeggen. Rik draait zich om en daar staat weer een aardmannetje. Maar dit keer is het een andere. "Dag meneer," zegt Rik vriendelijk, "Wij willen graag naar buiten. Kunt u ons soms vertellen hoe de poort open moet?" "En er dan met alle schatten van de aardmannetjes vandoor gaan zeker, hè? Mooi niet!" Moppert het mannetje, "Jullie zakken zitten zeker vol met goud hè." "Nee hoor, meneer. Echt niet. Ik heb alleen dit gloeikristal van een aardmannetje gekregen. Verder hebben we zelfs niets aangeraakt. U mag dit kristal wel hebben als u voor ons de poort open doet," biedt Rik aan. Hij is al bijna buiten, en dan heeft hij het licht niet meer nodig. Meteen kijkt het mannetje een stuk vriendelijker, "Een gloeikristal hè? Nou vooruit dan maar." Al mompelend doet hij de poort open, en voordat Rik zich kan bedenken duwt hij hen naar buiten en grist het gloeikristal uit Rik's hand. Met een bons slaat de poort weer achter hen dicht. "Nou die was ook niet echt vriendelijk!" Rik kijkt eens rond, "Waar zijn we eigenlijk Rak?" Rak zegt niets, maar begint te lopen. "Hee, Rak waarom zeg je niets?" "Sst," sist Rak. Verbaasd en geschrokken houdt Rik zijn mond. Ze lopen door een soort van tunnel met bladeren op de grond. Het is er best donker en Rik vraagt zich af of het soms al weer nacht is. Maar nee, want daar verderop ziet hij het einde van het tunneltje en wordt het al lichter. Maar net voordat ze het tunneltje uitlopen staat er opeens een groot harig iets voor hen. Iets met rode ogen. Het is de trol die onder de brug woont. "Ha, dag Rak, kom je ook weer eens langs? Heb je ook nog iets lekkers voor me meegenomen?" vraagt de trol. Hij klinkt best eng. "Dag Tony," zegt Rak, "Nee, helaas dit keer niet. Dit is mijn vriend Rik. We komen net uit het land van de feetjes. En nu is het hoog tijd dat Rik weer terug naar huis gaat." "Oh, nou volgende keer maar weer dan. Dag Rak!" Vrolijk wuift de trol hen na. Snel loopt Rik achter Rak aan. "Tony?" fluistert hij naar Rak als ze wat verderop zijn, "De trol onder de brug heet Tony? Dat klinkt helemaal niet eng!" Rak kijkt om en grijnst, "Tony is ook helemaal niet eng. Ik zei toch al dat hij alleen maar geitjes at?" "Dus je maakte een grapje toen je zei dat hij misschien ook wel kleine jongetjes at?" Rik geeft Rak een tik tegen zijn schouder, "jij met je grapjes altijd!"
"Maar eet Tony echt alleen maar geitjes? Ik heb nog nooit geitjes in het bos gezien," verwondert Rik zich. "Nee, want alle geitjes die in het bos komen, moeten over Tony zijn brug heen. Dus verder komen ze nooit!" plaagt Rak. "Ja maar, zoveel geitjes zijn er niet in het dorp, dus dan moet Tony wel altijd honger hebben!" gaat Rik serieus verder, "Misschien moeten we hem een keer wat lekkers brengen. Geitenvlees hebben we eigenlijk nooit in huis, maar soms heeft mama wel eens geitenkaas. Zou hij dat ook lekker vinden?" Rak denkt er even diep over na, "Ik heb me eigenlijk nooit afgevraagd wat Tony verder zou eten buiten geitjes. Maar geitenkaas lust hij vast wel, dat is tenslotte ook van een geit. Misschien moeten we binnenkort eens op bezoek gaan. Als we eten voor hem meenemen, dan vertelt hij ons vast wat hij normaal gesproken allemaal nog meer eet. Wie weet wat voor verhalen hij allemaal te vertellen heeft. Maar we kunnen maar beter zorgen dat we dan genoeg te eten mee hebben, want als hij echt al zo lang niet gegeten heeft, dan eet hij jou er zo bij op." "Ha, maar Tony is ook groter dan jij, dus dan eet hij jou er zo als toetje bij op!" jent Rik terug. Speels hapt Rak naar Rik zijn benen. Rik op zijn beurt probeert Rak omver te duwen. Stoeiend lopen Rik en Rak verder door het bos. Ze zijn nu al bijna weer thuis. Hoe dichter ze bij huis komen, hoe harder Rik gaat lopen. Tegen de tijd dat hij in de tuin is, rent hij de benen uit zijn lijf. Hij stormt de achterdeur door, met Rak op zijn hielen. Zijn moeder staat in de keuken en hij vliegt haar in de armen. "Sorry dat ik niet thuis kwam, mama. Ik was door de ijskoningin gevangen genomen..." Rik babbelt en struikelt over de woorden, zo snel probeert hij uit te leggen waarom hij zo lang weg was. Mama moet een beetje lachen en geeft hem eens een flinke knuffel, "Sorry dat je niet thuis kwam? Je bent anders mooi op tijd hoor, het is nog niet eens tijd om te eten. En een ijskoningin? Heb je het ijspaleis eindelijk gevonden?" "Maar..." Rik is verbaasd, "Maar was je dan helemaal niet ongerust? Ik moest van de ijskoningin blijven logeren. Had ze dan echt gebeld om te vragen of het goed was? Maar daarna was ik bij de feetjes, en die hebben zeker weten niet gebeld!" "Tjonge, je hebt heel wat avonturen beleefd hoor ik al. Maar nee, ik ben niet door een ijskoningin gebeld of je er mocht logeren. Je bent hier vanmiddag vlak na het eten weggegaan en nu is het vier uur. Je bent wel vaker zo lang in het bos, dus ik was me nog niet erg veel zorgen aan het maken. Rak was ten slotte bij je. Maar vertel eens, wat heb je allemaal beleefd dan?" Ongelovig vertelt Rik het hele verhaal wat hij beleefd heeft. Over hoe hij de feetjes zag, en dat de ijspegels weg waren. Hoe de brug over de bevoren waterval groeide. Hoe ze eindelijk het ijspaleis gevonden hadden, hoe alle kamers daarin er uit zagen. En over hoe ze Sneeuwwitje gevonden hadden in haar kist. Dat ze gevangen werden door de ijskoningin en haar bediende die een ijsbeer was. Hoe ze Twitter hebben geholpen om te ontsnappen. Hoe ze eindelijk de kist van Sneeuwwitje geopend hadden. Dat Rak de ijskoningin verslagen had door haar te smelten. Hoe het hele ijspaleis toen instorte en dat Sneeuwwitje eindelijk wakker werd en er met de prins vandoor ging. Hoe Rik nu Twitter en zijn vriendjes kan verstaan. Dat Rik struikelde toen ze naar huis renden en hoe ze toen in het land van de feetjes kwamen. Hoe ze op zoek gingen naar eten, en hoe Rak toen gevangen werd. Dat Rik toen Rak weer bevrijdt heeft en hoe ze de uitgang weer vonden. Dat de feetjes toen achter hun aanzaten en dat ze de boom in het water duwden om te ontsnappen. Hoe ze het aardmannetje tegenkwamen en hoe ze onder de berg doorgingen. En dat ze uiteindelijk ook nog Tony de trol gezien hadden. Mama luistert vol verbazing naar het hele verhaal, "Nou dan zal je wel honger hebben na al die avonturen! En jij ook, Rak! Ik zal maar eens gauw wat te eten voor jullie maken. Het duurt nog wel even voordat papa thuis is." Snel maakt mama een lekkere kop chocolademelk met een koekje voor Rik en zet ze een bak water met wat brokjes voor Rak neer. "Ik vind het toch wel jammer dat het ijspaleis er nu niet meer is. Ik had het best willen zien, en al die feetjes en de trol onder de brug ook. Maar ja, het is nu al bijna tijd om te gaan koken, dus vandaag gaat het niet meer lukken. Misschien kun je er vanavond een tekening van maken, Rik. Dan weet ik toch nog een klein beetje hoe het er uit zag." "Oh, dat was ik nog bijna vergeten, mama! Kun jij van Twitters veer een mooie ketting voor me maken? Dan kan ik Twitter en vooral zijn vriendjes altijd verstaan, ook als Twitter er niet bij is." Rik haalt de groene veer uit zijn jaszak en geeft hem aan mama. "Wat een mooie veer, Rik! Zulke groene zie je niet zo vaak. En dit is een veer van Twitter? Dat moet dan wel een hele goede vriend van je zijn, als hij zo maar een van zijn veren aan jou gaf. En die wil je aan een ketting hebben? Nou dan zal ik vanavond eens goed nadenken over hoe we dat moeten doen. Een veer kan je niet zomaar een gaatje in maken, want daar is hij te klein voor. Maar ik verzin wel iets." Mama pakt de veer aan en stopt hem in een bakje en zet dat boven op de koelkast. "Maar nu eerst bergen we deze even goed op, want je wilt hem natuurlijk niet kwijtraken!"
"Rik," zegt mama een paar dagen later, "Ik heb de oplossing voor je ketting bedacht. We gaan het veertje niet aan de ketting hangen, maar in de ketting stoppen. En daarom gaan we vandaag naar de markt." Rik is heel benieuwd wat mama precies bedoelt, maar meer wil ze nog niet zeggen. "Je zult het wel zien." Het is zaterdag vandaag, dus Rik hoeft niet naar school. Dus zodra het ontbijt op is, stapt Rik bij mama achter op de fiets, want de markt is niet in hun eigen dorp, maar in een dorp verderop. Rak rent naast de fiets mee. Het is heerlijk weer, maar wel een beetje koud. Gelukkig heeft Rik zijn muts, sjaal en wanten aan. Achter op de fiets probeert hij te bedenken wat mama in gedachten heeft, maar hij kan niets bedenken. Hoe kun je nou een veer in een ketting stoppen? Een beetje ongeduldig zit hij in zijn stoeltje heen en weer te wippen. "Wel stil blijven zitten hoor, Rik! Anders vallen we straks nog om!" roept mama over haar schouder naar achteren. Geschrokken blijft Rik stil zitten, maar al snel is hij de waarschuwing weer vergeten. Hij wil ook zo graag weten wat mama van plan is. Gelukkig komt het dorp al in zicht en duurt het niet lang meer voordat mama Rik van de fiets af tilt. Rik staat bijna te trappelen van ongeduld als mama de fiets op slot zet. "Nog heel even, Rik, we willen toch niet dat de fiets straks weg is als we terugkomen!" En dan huppelt Rik eindelijk aan mama's hand de markt op. Mama neemt hem mee naar een kraampje met allemaal sieraden. Er liggen heel veel kettinkjes, maar ook wel oorbellen en ringen. "Heeft u ook medaillons?" Hoort Rik mama aan de verkoper vragen. "Ja hoor, mevrouwtje. Wat voor een zoekt u?" "Nou ik zoek een simpel medaillon waar dit veertje in past," antwoord mama terwijl ze Twitter's veertje laat zien, "Het is voor mijn zoontje hier." De verkoper pakt een paar kettinkjes met ronde hangers er aan, "Als het voor een jongen is, dan hoef ik het hartje niet te pakken. Daar zijn vooral meisjes verzot op. Maar wat dacht je van deze, jongeman?" De verkoper laat een simpele ronde hanger zien. "Kijk, als je hier op dit knopje drukt, dan gaat hij open, en dan kun je je veertje er in stoppen. En als je hem weer dichtdrukt, dan blijft hij vanzelf weer dicht zitten. En dan hebben we ook nog deze, die heeft een keltische knoop op de buitenkant. En ik heb ze ook met bloemen er op of met een hoofd. Zo'n simpele heb ik ook ovaal." De verkoper laat meerdere kettinkjes zien, maar Rik heeft zijn oog laten vallen op het medaillon met de keltische knoop er op. Hij probeert het lijntje van de knoop te volgen, maar raakt al snel de weg kwijt. Wat de verkoper nog meer vertelt hoort hij eigenlijk al niet eens meer. "Die vind ik wel mooi, mama!" "Hoe duur is deze, meneer?" vraagt mama aan de verkoper. De verkoper noemt een prijs en mama betaalt het genoemde bedrag. Mama helpt Rik om Twitters veertje in het medaillon te stoppen en het om zijn nek te hangen. "Zo, nu heb je een ketting met je veer er aan. Tevreden?" Rik omhelst zijn moeder, "Het is heel mooi, mama! Dank je wel! Je bent de beste mama van de hele wereld!" En hij geeft haar een dikke zoen. Tevreden loopt Rik aan mama's hand verder over de markt. Mama wil meteen nog wat boodschappen doen. Rik heeft er niet veel aandacht voor, want hij bewondert zijn medaillon. Hij past wel goed op dat hij niet per ongeluk op het knopje drukt, want anders zou Twitter's veertje misschien nog wegwaaien. Op de terugweg zit Rik lekker stil achterop, en daar is mama wel blij om. Thuis laat Rik meteen zijn nieuwe medaillon aan papa zien. Papa vindt het ook heel erg mooi, "Wat een stoere ketting! Mooi hoor. En zit daar nou je veertje in?" Voorzichtig maakt Rik het medaillon open en laat papa de veer zien die er in zit. "Nou, dat heeft mama toch maar weer mooi bedacht! Je hebt maar een slimme moeder, Rik." zegt papa tevreden. "Mag ik nog even buiten spelen om het medaillon aan Twitter te laten zien?" vraagt Rik. Papa vindt het goed, dus Rik kleedt zich weer warm aan. In de keuken waarschuwt mama dat hij niet te lang weg moet blijven, omdat ze zogaan eten. Het medaillon stopt hij goed onder zijn jas weg. Samen met Rak rent hij snel het bos in. Bij de bomenring houdt hij in. Hij wil niet nog een keer struikelen en in het land van de feetjes terecht komen. Voorzichtig loopt hij tussen de bloemetjes door, intussen de feetjes express negerend. Maar dan is hij eindelijk tussen de bomen aan de andere kant door en hij zet het snel weer op een rennen. Bij de boom wacht Twitter hen al op. "Dag Rik, ik hoorde je al aankomen!" tjilpt Twitter. "Dag Twitter! Kijk eens wat ik van mama heb gehad?" zegt Rik enthousiast. Hij haalt het medaillon onder zijn jas vandaan en laat het trots zien. Heel voorzichtig maakt hij het open en laat Twitter zien dat het veertje er in zit. "Dat heeft je moeder slim bedacht! Zo raak je het veertje niet kwijt. Ik vind het ook wel een hele mooie ketting!" Rik doet de ketting weer dicht en stopt het weer weg onder zijn jas. "Nu moet ik weer naar huis, want we gaan zo eten. Dag Twitter!" Rik en Rak nemen weer afscheid en rennen weer vlug naar huis.
Rik zit op zijn slaapkamer. Het regent buiten en de sneeuw is al bijna helemaal weggesmolten. De muur van Rik zijn kamer hangt vol met tekeningen die hij de afgelopen dagen heeft gemaakt over zijn avonturen bij de ijskoningin. Maar nu heeft Rik alles al getekend en weet hij niet zo goed wat hij moet doen. Het liefste zou hij natuurlijk het bos in gaan om te kijken wat er allemaal nog meer te ontdekken valt, maar omdat het regent mag hij niet naar buiten. Mama is beneden aan het schoonmaken en papa is de zolder aan het opruimen. En dus zit Rik nu samen met Rak op zijn slaapkamer. Rik op de rand van het bed, en Rak op de vloer naast zijn voeten. "Weet jij nog iets wat we kunnen gaan doen, Rak?" vraagt Rik. Rak ligt een beetje te doezelen en bromt wat. Rik port hem een beetje met zijn voet. "Wat zeg je? Dat gebrom versta ik niet hoor! Wordt eens wakker!" Rak gromt, "Ik zei dat je ook wel een tukje kon doen." En hij sluit zijn ogen weer. "Een tukje? Dat is voor kleine kinderen. Het is nu dag en ik ben al groot. Ik hoef niet meer te slapen overdag!" zegt Rik verontwaardigd. Een klein beetje boos staat hij op om in zijn kast te kijken wat hij kan doen. Hij heeft een heleboel spelletjes, maar Rak houdt niet zo van bordspelletjes, want zijn poten zijn te groot om de kleine pionnetjes netjes te bewegen, en papa en mama zijn bezig. Hij heeft ook veel puzzels, maar daar heeft hij nu geen zin in. Maar dan ziet hij onderin de kast zijn doos met lego staan. Omdat hij niets beters weet, trekt hij die maar uit de kast en keert hem ondersteboven. Wat zal hij eens gaan bouwen. Hij probeert de boom van Twitter na te bouwen, maar dat valt nog niet mee. De takken zijn best moeilijk en voor hij het weet zijn zijn legosteentjes ook al op. En het lijkt nog steeds niet echt op een boom. Met een boze zwaai gooit Rik de boom omver. De takken breken meteen af. Hij komt ook altijd legosteentjes te kort! Boos trekt hij alle steentjes weer van elkaar los en stopt ze terug in de doos. Hij wil net de doos terug in de kast zetten als hij Isidoor de ijsbeer om hulp hoort roepen. "Isidoor? Waar ben je dan?" roept hij verbaasd terug. Meestal kan Isidoor alle problemen zelf wel aan, ijsberen zijn over het algemeen heel sterk. "Hier ben ik, Rik!" Isidoor komt onder het bed vandaan gekropen, "Ik kan Pingu nergens vinden en ik ben bang dat er iets gebeurd is. Dat hij verdwaald is, of ontvoerd ofzo." Rik snapt waarom Isidoor daar bang voor is, want Isidoor en Pingu zijn altijd samen. Ze waren ook met hem mee naar de ijshut op zolder toen de sneeuwmonsters aanvielen. "Ik zal mama eens vragen of ze Pingu gezien heeft, Isidoor. Misschien weet zij iets meer." Snel loopt Rik naar beneden om mama te zoeken. Mama is gelukkig niet net weg om boodschappen te doen of zo, maar staat in de keuken af te wassen. "Mama, heb jij Pingu gezien? Isidoor kan hem niet vinden en dat is raar want ze zijn altijd samen," vraagt Rik aan haar. "Nee, Rik, ik heb Pingu ook niet gezien. Je zult zelf moeten gaan zoeken," antwoordt mama. "Nou ja, het had gekund dat je vond dat Pingu gewassen moest worden of zo. Dat doe je toch wel eens?" Mama antwoordt dat dat waar is, maar nu niet het geval. Rik gaat snel weer naar boven om het nieuws aan Isidoor te vertellen. "Sorry, Isidoor, maar mama weet ook niet waar Pingu is. Waar heb je hem voor het laatst gezien? Dan beginnen we daar met zoeken. Help je mee zoeken, Rak? Of blijf je liever slapen?" Rak bromt wat, maar staat dan op, gaapt eens flink en rekt zich uit, "Vooruit, ik zal mijn diensten wel weer aanbieden. Voordat dat malle beest gevonden is, zul je me toch niet met rust laten." "Nou," begint Isidoor aarzelend, "Vanmorgen zaten we nog samen op de plank. Pingu vertelde dat hij bij zijn moeder op de koffie zou gaan, en dan ga ik nooit mee, zie je. Zijn moeder is nogal bang voor me. Maar hij had al lang terug moeten zijn." "Weet je ook waar zijn moeder woont, Isidoor? Want dan gaan we eerst bij haar kijken. Misschien is Pingu wel gewoon laat." Gelukkig weet Isidoor de weg, en dus gaan ze met zijn drieën op weg naar mevrouw Pinguin. Mevrouw Pinguin woont in het land onder Rik zijn bed. Eerst moeten ze door het land van de pluiskonijnen. Die wonen in een grijs land vol stof. En daarna komen ze in het land van de ijsschotsen waar mevrouw Pinguin woont. Springend van ijsschots naar ijsschots komen ze bij haar huisje aan. "Is het goed als ik buiten wacht, Rik? Mevrouw Pinguin is nogal bang van me, dus ik weet niet of je anders nog antwoorden uit haar krijgt." Rik denkt stiekem dat Isidoor ook een beetje bang voor mevrouw Pinguin is, maar hij zegt dat het goed is dat Isidoor buiten blijft. Rik en Rak kloppen aan bij de iglo waar mevrouw Pinguin woont. Meneer Pinguin doet open en laat hen binnen als ze vertellen dat ze vrienden van Pingu zijn. "Nee, Pingu is al lang weer naar huis," zegt mevrouw Pinguin verbaasd als ze haar het hele verhaal uitleggen, "Dus hij is daar nog niet aangekomen? Oh jee, dan is er vast iets gebeurd onderweg." "Heeft u hier het kopje nog waar hij visthee uit gedronken heeft, mevrouw? Ik kan heel goed ruiken en dan kan ik hem misschien opsporen." zegt Rak geruststellend. Snel pakt mevrouw Pinguin het kopje waar Pingu uit gedronken heeft. "Hier is het kopje, ik heb het gelukkig nog niet afgewassen. Anders had het alleen nog maar naar zeepsop geroken." Rak besnuffelt het kopje grondig. Daarna nemen ze afscheid van meneer en mevrouw Pinguin, met de belofte om iets van zich te laten horen als ze meer weten.
Buiten het huis van mevrouw Pinguin begint Rak onmiddellijk te snuffelen. "Hij ging deze kant op, dus hij was inderdaad weer op weg naar huis!" Het valt niet mee om van ijsschots naar ijsschots het spoor te volgen. Het duurt heel lang, omdat Rak steeds alle ijsschotsen die in de buurt liggen van de laatste ijsschots waar ze het spoor vonden, moet besnuffelen. Heel langzaam komen ze weer in de buurt van het land van de pluiskonijnen. Eindelijk verlaten ze de laatste ijsschots. Maar ook hier wordt het spoor niet makkelijker. Van al het stof dat hier ligt moet Rak steeds niesen. Hij zorgt er goed voor dat hij recht omhoog in de lucht niest, want anders blaast hij straks het hele spoor nog weg. En ook om te zorgen dat hij met de vlammen die steeds met zijn nies meekomen niemand roostert. Maar dan blijft hij opeens stil staan. Hij snuffelt voorzichtig door het stof en begin in een kringetje te lopen dat steeds groter wordt. "Ik ben zijn spoor kwijt. Het houdt hier opeens op." zegt Rak verbaasd, "het is net alsof hij opeens verdwijnt. Ik ruik ook geen andere wezens die hem meegenomen zouden kunnen hebben. Het is echt heel vreemd, ik ruik alleen het stof dat hier overal ligt, verder helemaal niets." Verbaasd kijken de drie vrienden rond of ze ook andere sporen kunnen vinden, maar overal ligt alleen maar stof en behalve hun eigen sporen in het stof zien ze niets. Rik vindt het maar vreemd. "Hij kan toch niet zo maar verdwenen zijn?" Hij kijkt nog eens in het rond, maar er is helemaal niets te zien. Het is gewoon een grote stofvlakte. Maar dan ziet hij in de verte een een soort van wolk aankomen. Eerst nog klein en ver weg, maar langzaam steeds groter wordend. "Wat zou dat zijn, Rak?" vraagt hij verbaasd. "Het lijkt wel een stofstorm!" zegt Rak, "En hij komt deze kant op. Dat is vervelend, want hier is niets waar we kunnen schuilen. Grijp mijn halsband vast en laat niet los, dan blijven we wat er ook gebeurd bij elkaar. Misschien is Pingu ook wel door zo'n storm gegrepen." Snel grijpen Rik en Isidoor Rak zijn halsband met twee handen vast. Gelukkig zit die halsband niet zo heel erg strak, anders zou hij misschien gestikt zijn. Akelig snel komt de storm dichterbij en dan opeens is hij er. Met z'n drieën worden ze zomaar door de wind opgetild. Rik geeft een gil van schrik, maar krijgt een hap vol stof binnen. Snel knijpt hij zijn ogen en mond stijf dicht. Maar ook door zijn neus ademen valt met al dat stof niet mee. Hij hoopt maar dat de storm hen snel weer ergens neer zal zetten. De storm neemt hen steeds verder en verder met zich mee. In ieder geval dat denkt Rik, want met zijn ogen dicht kan hij natuurlijk niets zien. Dus het zou ook kunnen zijn dat ze alleen maar in de rondte geblazen worden en nog steeds op de zelfde plaats zijn waar ze begonnen. Rik krijgt het steeds benauwder van al het stof dat in zijn neus dringt. En net als hij denkt dat hij echt geen adem meer kan krijgen, zet de storm hen weer op de grond neer en gaat liggen. Voorzichtig doet Rik zijn ogen weer open. Aan de horizon ziet hij de stofstorm verdwijnen. Hij laat Rak zijn halsband los, wrijft zijn ogen uit, spuugt het stof uit zijn mond en klopt zijn kleren af. Dan kijkt hij eens goed om zich heen. Ze zijn inderdaad niet meer waar ze eerst waren. Ze staan nu midden in een soort van dorp. Om hun heen staat een ring hutjes, die van een soort grijze steen gemaakt lijken te zijn. Maar erger nog, er staat ook een hele kring pluiskonijnen met speren om hun heen. En erg vriendelijk kijken ze niet! "Nog meer indringers! Wat moet dat hier?" Vraagt het grootste pluiskonijn hun boos. "Sorry, meneer konijn. Het was niet onze bedoeling om uw dorp binnen te dringen. We waren op zoek naar onze vriend en toen werden we overvallen door een stofstorm. En toen die ons losliet, toen lagen we opeens hier midden in uw dorp," probeert Rik uit te leggen waarom ze daar zijn. "Dat zei dat andere malle beest ook al," fluistert het pluiskonijn dat naast de leider staat tegen de leider. Maar erg goed in fluisteren is hij niet, want Rik kan het verstaan. "Is onze vriend soms ook hier belandt?" vraagt Rik aan de leider van de pluiskonijnen, "Want als we hem gevonden hebben kunnen we weer gauw naar huis en zullen we u weer met rust laten." "Naar huis gaan?" roept de leider verbaasd uit, "Wie zegt dat we jullie weer laten gaan? Jullie kunnen wel spionnen zijn voor de stoffanten! Die proberen altijd ons stof in te pikken!" "Stoffanten?" vraagt Rik nieuwsgierig, "Wat zijn dat? Daar heb ik zelfs nog nooit van gehoord!" "Jullie hebben nog nooit van stoffanten gehoord? Hoe is dat mogelijk? Het zijn onze grootste vijanden! Je probeert me niet zo maar wat wijs te maken om te zorgen dat we jullie weer laten gaan?" piept de leider van verbazing. "Nee hoor meneer, wij hebben echt nog nooit van stoffanten gehoord," zegt Rik en Rak en Isidoor schudden hun hoofd om aan te geven dat zij er ook nog nooit van gehoord hebben. "Echt, echt, echt niet?" De leider van de pluiskonijnen kan het nog steeds niet geloven. "Echt niet!" beloven Rik, Rak en Isidoor in koor. "Nou, ga er dan maar eens goed voor zitten, want dan moet ik jullie een verhaal vertellen," zegt de leider. Alle pluiskonijnen gaan er bij zitten en leggen de speren naast zich neer.
Rik, Rak en Isidoor gaan er eens goed voor zitten. De leider van de pluiskonijnen gaat er eens goed voor staan, met zijn voorpootjes op zijn rug. "Er was eens, lang, heel lang geleden een heel dapper pluiskonijn. De meeste pluiskonijnen bleven netjes in de buurt van hun dorp en gingen niet verder weg dan noodzakelijk was, maar dit pluiskonijn wilde de wereld zien. Hij snapte ook nooit zo heel erg goed waarom niemand anders uit het dorp weg wilde om met hem mee te gaan. De naam van dat pluiskonijn? Hij heette Pluk. En elke nieuwe dag ging Pluk een klein beetje verder van het dorp weg. Net zo lang tot hij niet meer voor het donker thuis kon komen. Maar dat gaf niet, want Pluk was niet bang in het donker. En de volgende dag vond hij het eigenlijk niet meer de moeite om meteen terug te gaan, want hij was nu toch al zo ver weg, dat hij best nog even verderop kon kijken. Hij vond een stofstruikje en plukte wat bessen en stilde zo zijn honger. Steeds verder en verder dwaalde hij van het dorp weg, want achter elke heuvel was weer iets nieuws te zien wat Pluk nog nooit eerder gezien had. En eten was er onderweg genoeg, dus daar hoefde hij ook niet voor terug naar het dorp. En hij was zo druk bezig met verkennen dat hij zijn dorpsgenootjes ook niet echt miste. Na ongeveer een week kwam Pluk bij een dorpje. In dit dorpje woonden andere pluiskonijnen. Maar deze pluiskonijnen bleven de hele tijd angstig in hun huisjes. Toen Pluk het dorpsplein van hun dorpje op kwam werd hij angstig naar binnen gewenkt door de leider van het dorpje. "Wat doe jij zo midden op straat!" vroeg de leider bang, "En waar kom je eigenlijk vandaan, ik heb je nog nooit eerder gezien." Pluk legde uit dat hij de wereld aan het verkennen was en dat hij van een dorpje verderop kwam. "Maar ben je dan niet bang dat de stoffanten je grijpen?" vroeg de leider van het dorpje verbaasd. "Stoffanten? Daar heb ik zelfs nog nooit van gehoord. Wat zijn dat?" vraagt Pluk aan de leider van het dorpje. "Stoffanten zijn grote wezens met een slurf. En als ze je zien, dan slorpen ze je in een keer naar binnen met die slurf. En ze zijn ook heel erg snel!" legt de leider van het dorpje uit. "Die stoffanten zou ik best eens willen zien," zegt Pluk. "Niemand die ze ooit gezien heeft kon het navertellen!" roept de leider bang. "Maar hoe weet je dan hoe ze er uit zien? Als niemand het kon navertellen?" zegt Pluk verbaasd. Dat kan de leider niet uitleggen, hij weet alleen dat het zo is. Pluk bedankt de leider van het dorpje voor de informatie en gaat weer verder met zijn ontdekkingstocht. Hij zwerft nog dagen en dagen rond zonder enig spoor van de stoffanten. Maar dan komt hij eindelijk bij een land waar geen stof meer ligt. Verbaasd gaat Pluk verder. Een land waar geen stof ligt, heeft hij nog nooit gezien. Dit is toch wel het meest bijzondere dat hij ooit gezien heeft. Er zijn allemaal bomen, heuvels en struiken, maar nergens ligt stof achter. Dan hoort hij een heel dreunend geluid. Het klinkt een klein beetje als een stofstorm, maar toch heel anders. Snel verstopt hij zich achter een boom en gluurt om het hoekje. En daar komen ze: de stoffanten. Ze zijn inderdaad heel erg groot met een lange slurf. En ze komen recht zijn kant op. Zo snel hij kan zet hij het op een lopen. Hij kan de stoffanten maar net voor blijven. Hij rent en hij rent, net zo lang tot hij weer terug is in het land vol stof. Snel duikt hij daar een holletje in en kan nog net zien hoe de stoffanten hem voorbijrennen. Als het geluid van de stoffanten in de verte verdwenen is, kruipt Pluk uit zijn holletje te voorschijn. In het spoor van de stoffanten is geen stofje meer te vinden. Nu snapt Pluk waarom de pluiskonijnen uit dat dorpje zo bang zijn. Hij besluit om voorzichtig achter de stoffanten aan te gaan om meer over hun te weten te komen. Zou er ook een manier zijn om ze te verslaan? Hij moet heel hard rennen om de stoffanten weer in te halen. Gelukkig is hun spoor goed te volgen. Het spoor leidt direct naar het pluiskonijnendorpje waar hij over de stoffanten hoorde. Als hij daar aankomt ziet hij nog net dat de stoffanten een paar van de huisjes platgetrapt hebben. Helemaal niets laten ze van de huisjes en hun inwoners achter. Geen stofje blijft er liggen. Pluk kan zich nog maar net op tijd weer omdraaien, want de stoffanten hebben blijkbaar weer genoeg gehad en keren zich weer om. Dagenlang achtervolgt Pluk de stoffanten, maar hij kan niet ontdekken hoe hij de stoffanten kan verslaan. Op een dag kan hij niet snel genoeg wegspringen als de stoffanten zich weer omdraaien. Ze zijn al bijna bij hem, en hij kan geen kant meer op. De dichtsbijzijnde stoffant begint al te zuigen met zijn slurf. De zuiging is zo sterk dat Pluk niet meer weg kan. Met zijn laatste krachten spring hij in de lucht, zo over de stoffant heen. Hij tuimelt door de lucht en kan zich nog net aan het staartje vastgrijpen om niet boven op zijn hoofd te vallen. En dan opeens is het stil. De stoffant staat stil en beweegt niet meer. Voorzichtig loopt Pluk er omheen, maar de stoffant doet helemaal niets meer. De stoffant is dood. Pluk heeft het geheim van de stoffanten ontdekt en haast zich weer terug om het aan alle pluiskonijnen te vertellen. En sinds die dag voeren wij oorlog met de stoffanten," besluit de leider van de pluiskonijnen zijn verhaal.
Rik, Rak en Isidoor zijn er helemaal stil van geworden. Wat een spannend verhaal was dat. "Nou, ik had echt nog nooit van stoffanten gehoord, en spionnen zijn we niet. Maar we zouden wel graag willen weten of jullie onze vriend hebben gezien," zegt Rik als het verhaal afgelopen is. "We weten niet of het jullie vriend is, maar we hebben wel een gevangene. Maar die krijgen jullie niet mee hoor! Die zit vol lekkere pluisjes, daar gaan we een feestmaal van houden!" vertelt de leider. "Een feestmaal? Van Pingu? Dat is ook niet erg aardig zeg! Hij is onze vriend, die kunnen we jullie toch niet zomaar laten opeten?" roept Rik verontwaardigd uit. "Tja, dat klinkt niet erg vriendelijk inderdaad, maar de stoffanten komen steeds dichterbij, dus het wordt steeds moeilijker om voldoende te eten te vinden voor alle pluiskonijnen. Dus tenzij jullie genoeg te eten kunnen regelen voor het aanstaande feestmaal, laten we jullie vriend niet vrij." "En wanneer is dat feestmaal?" vraagt Rik, terwijl zijn hersen op volle toeren draaien om te bedenken hoe hij aan voldoende stof en pluisjes kan komen om Pingu weer vrij te krijgen. "Het feestmaal is morgenavond," antwoordt het pluiskonijn beslist. "En als wij nou meer pluisjes weten te verzamelen dan er in Pingu zitten, laten jullie hem dan gaan?" vraagt Rik. "Hmm, nou vooruit, als jullie het feestmaal verzorgen, dan laten we jullie vriend met rust." "Oh wee als jullie je niet aan je woord houden, pluiskonijn!" gromt Rak, "Dan zullen jullie ontdekken dat ik nog veel gevaarlijker ben dan een stoffant. En als je aan mijn staart trekt, dan ga ik niet dood!" "Ik wil Pingu eerst zien!" voegt Isodoor toe, "Voordat we een heel feestmaal aan stof komen brengen en Pingu al lang en breed opgegeten is!" Het pluiskonijn leidt hun naar een van de hutjes toe. Deze hut heeft geen ramen in de muren, alleen een heel klein gaatje met tralies in de deur. Rik is de enige die groot genoeg is om door het gaatje te kijken, maar omdat hij dan voor het licht staat, kan hij niets zien in de hut. "Pingu, ben je daar?" roept hij door het gaatje. "Rik?" klinkt er uit de hut, "Ben jij dat?" "Ja hoor Pingu, ik ben het. Hou nog even vol, we komen je zo snel mogelijk hieruit halen. We moeten nu eerst een berg stof en pluisjes voor de pluiskonijnen zoeken en als we die hebben, dan laten ze je gaan. Nog even flink zijn hoor!" "Gelukkig maar Rik, nu weet ik dat alles goed komt. Nu zal ik flink zijn hoor!" antwoordt Pingu. "Hebben jullie ook een zak om te vullen, pluiskonijn?" vraagt Rik aan de leider. "Een zak? Wat is dat?" vraagt het pluiskonijn. "Nou, iets waar we al dat stof en die pluisjes in kunnen doen?" Als het pluiskonijn het nog steeds niet lijkt te begrijpen, zegt Rik dat hij het mag vergeten en dat ze zelf wel iets verzinnen. Met zijn drieën lopen ze het dorp uit op zoek naar genoeg stof en pluisjes om Pingu vrij te krijgen. "Hebben jullie een idee waar we de pluisjes in kunnen doen?" vraagt Rik aan de andere twee, "we kunnen mijn zakken wel vol stoppen, maar dan moeten we wel vaak heen en weer lopen." Maar Rak en Isidoor hebben geen beter idee. Als ze een eindje bij het dorp vandaan zijn, beginnen ze met al het stof op te rapen dat ze kunnen vinden. Isidoor probeert er een soort sneeuwbal van te rollen, en dat gaat best goed. "Hee, Rik! Moet je kijken! We kunnen wel een stofman voor ze maken!" Roept hij naar Rik die net al het stof in zijn broekzakken aan het proppen is. "Oeh, dat is een goed idee, Isidoor!" roept Rik enthousiast terug. Hij haalt het stof gauw weer uit zijn zakken en maakt er een balletje van. Als het balletje groot genoeg is dat je het over de grond kunt rollen, geeft hij het aan Rak, "Kijk eens, dan kun jij ook meehelpen. Gewoon voortrollen tot hij zo groot is als Pingu zijn buik!" Snel gaat Rik een nieuwe bal maken, terwijl Rak het balletje met zijn poot door het stof rolt. De stofballen worden al snel lekker groot. En gelukkig is er in de verste verte geen stoffant te horen. Als alledrie de ballen lekker groot zijn, dan rollen ze die naar het dorp. Ze verstoppen ze achter de hut waar Pingu in zit, zonder dat één van de pluiskonijnen hen ziet. Snel gaan ze nog een paar stofballen maken, want ze willen wel zeker weten dat de pluiskonijnen het genoeg vinden. Als ze tien grote stofballen gemaakt hebben, valt de avond in. "Zo is het wel mooi, als dit nog niet genoeg is, dan weet ik het niet meer. Volgens mij hebben ze zo genoeg voor wel vijf feestmalen!" beslist Rik. Ze laten de stofballen achter de hut liggen en gaan de leider van de pluiskonijnen halen. "We hebben al het stof dat je nodig hebt, pluiskonijn!" zegt Rik trots, "Kom maar gauw kijken, dan kun je Pingu weer vrijlaten. We moeten nog een eind reizen om weer thuis te komen!" Het pluiskonijn gaat mee kijken en is diep onder de indruk. "Jullie hebben er ballen van gemaakt! Wat handig, dat wij daar nooit aan gedacht hebben. Geen wonder dat jullie zo snel klaar zijn. Wij moeten altijd honderd keer heen en weer lopen met al die kleine beetjes stof. Ik zal jullie vriendje meteen loslaten, dat hebben jullie meer dan verdiend. Weten jullie zeker dat je niet wilt blijven voor het feestmaal morgen?" Rik bedankt vriendelijk, terwijl Pingu en Isidoor elkaar omhelzen. Met zijn vieren gaan de vriendjes weer op de terugreis.
Rik, Rak, Isidoor en Pingu zijn weer op weg naar huis. Het enige probleem is dat ze geen van vieren een idee hebben waar dat precies is. Zelfs Rak, die meestal wel een goed gevoel voor richting heeft, heeft dit keer geen flauw idee. "Die storm heeft ons echt alle kanten opgeblazen. En net als jij moest ik mijn ogen dichtdoen tegen het stof," verontschuldigt hij zich. "Daar kun jij ook niets aan doen hoor, Rak," vindt Rik, "Toch jammer dat de pluiskonijnen niet wisten waar de ijsschotsen zijn, dan hadden we daar heen gekund, dan hadden we de weg misschien van daar weer terug gevonden." "Gelukkig wisten ze in ieder geval de richting waar de stofstorm vandaan kwam," zegt Isidoor, "Nu hebben we in ieder geval een richting die we kunnen proberen." "Ja," zegt Rik, "Nu maar hopen dat die storm niet al te veel bochten maakte." Met zijn vieren achter elkaar lopen ze in de aangewezen richting. Het is minder gezellig, maar Rak zei dat het dan makkelijker was om in een rechte lijn te lopen. En dus wordt er niet veel gepraat. Na een paar uur zegt Isidoor dat hij moe is. Pingu is ook wel al moe, maar aangezien hij de hele dag heeft stilgezeten, durft hij het niet zo goed te zeggen tegen de groep die voor hem de halve dag stof aan het verzamelen is geweest. Dus hij is stiekem wel blij dat Isidoor het vraagt. De hele groep ploft in het stof neer. Na een kwartiertje zegt Rik dat ze toch echt weer verder moeten. Zuchtend staat iedereen weer op en ze ploeteren verder door het stof. Langzaam maar zeker verdwijnen alle kenmerken van het landschap. Er blijft alleen een kale vlakt vol stof over. Het enige wat nog overblijft waar ze aan kunnen zien waar ze vandaan komen zijn hun eigen voetsporen, die in een bijna rechte lijn naar de horizon verdwijnen. Rik hoopt maar dat dit betekent dat ze in de goede richting gaan, want waar ze het land van de pluiskonijnen binnekwamen was het ook een grote rechte vlakte. Nog een paar uur later begint iedereen steeds langzamer te lopen. "Volgens mij kunnen we beter weer even pauze houden," zegt Rak, "Zo schieten we toch niet op. Misschien moeten jullie even een paar uurtjes slapen, dan houd ik de wacht wel. Want ik moet er toch niet aan denken dat er straks stoffanten aan komen en dat jullie allemaal te moe zijn om weg te rennen!" Dat vindt de rest wel een goed idee en dus gaan ze met z'n drieen naast elkaar liggen, met hun hoofd op een kussentje van stof. Al snel slapen ze diep. Rak gaat er bij zitten en houdt alles goed in de gaten. Twee uur later maakt hij hen weer wakker en zegt dat het tijd is om verder te gaan. Liever hadden de drie nog wat langer geslapen, maar ze snappen wel dat Rak door wil. Hij kan tenslotte ook niet slapen. Het kleine beetje slaap dat ze gehad hebben heeft wel wonderen verricht, want ze lopen weer een stuk beter door. Na een lange tijd gelopen te hebben, ziet Rak in de verte iets. Hij kan het nog niet goed zien, en zegt er dus maar niets van. Maar hoe dichter ze in de buurt komen, hoe zekerder hij het weet, "Kijk daar zie ik onze voetsporen! Daar in de verte loopt er een streep over de vlakte." De andere reiken hun halzen uit om het beter te kunnen zien, maar niemand heeft zulke goede ogen als Rak. Het duurt niet lang meer of ze kunnen zelf ook hun sporen zien. Ze zijn weer terug waar de storm hen opgepikt heeft. "Zullen we eerst maar even langs meneer en mevrouw Pinguin gaan? Die zullen ook wel ongerust zijn," stelt Rikt voor. Dat vinden de anderen ook wel een goed idee en dus buigen ze weer af richting de ijsschotsen. Al snel zijn ze bij mevrouw Pinguin aangekomen. Isidoor wil weer buiten blijven, maar meneer Pinguin wil er niets van weten, "Nee hoor, jij komt ook gewoon mee naar binnen. Het is hardstikke donker buiten, dus je komt maar gewoon lekker binnen voor een kopje warme choco." Binnen zet mevrouw Pinguin snel een kan chocolademelk op het vuur. Maar niet voordat ze Pingu flink omhelsd heeft en gecontroleerd heeft of hij nog helemaal in orde is. Bij het zien van het gaatje dat de pluiskonijnen per ongeluk in zijn buik geprikt hebben, valt ze bijna flauw. Gelukkig is meneer Pinguin in de buurt die haar snel aan het werk in de keuken zet, "Ga jij nou maar chocolademelk maken, dan help ik Pingu wel even. Voor je het weet is hij weer de oude." Meneer Pinguin pakt een naald en draad uit de verbandtrommel en naait snel en vakkundig het gaatje in Pingu's buik weer dicht. "Zo, niemand die het nog ziet," zegt hij tevreden. Al snel komt mevrouw Pinguin weer terug met de chocomelk en met z'n allen drinken ze een lekker kopje om bij te komen van hun avonturen. "Maar nu moeten we echt weer naar huis, mevrouw. Dank u wel voor de lekkere chocolademelk. Het is al heel laat, dus mijn moeder zal ons wel al gemist hebben. En ik wil haar niet al te erg ongerust maken." De vier vrienden nemen afscheid van Pingu's ouders en gaan weer op weg terug naar huis. Gelukkig komen ze nu geen stofstorm meer tegen en zonder problemen komen ze weer terug in Rik zijn kamer. Maar daar is het tot Rik zijn grote verbazing nog helemaal licht. En de klok aan zijn muur zegt dat ze maar een uurtje zijn weggeweest. Dus mama heeft hen nog helemaal niet gemist!
Woensdagmiddag na school is het mooi weer. Rik vraagt aan mama of hij in het bos mag picknicken. Eigenlijk vindt mama het een beetje te koud, maar Rik is zo enthousiast dat het toch mag. Mama smeert Rik's gebruikelijke twee boterhammen en stopt ze in een zakje. Er zit leverworst op vandaag. "Mag ik er nog twee mama? Met geitenkaas?" Rik heeft gezien dat mama weer geitenkaas in huis heeft. "Geitenkaas? Vindt je dat lekker? Nou vooruit dan maar." Ze smeert twee boterhammen met geitenkaas en stopt die ook in een zakje. Vervolgens doet ze er nog een flesje drinken bij. Rik haalt als mama even niet kijkt uit zijn kamer twee bekers van zijn kinderservies en stopt die onder in een rugzak. De boterhammen en het flesje drinken stopt hij ook in de rugzak. Mama geeft hem ook nog een klein zakje met snoepjes mee en wat brokjes voor Rak. En dan mag Rik naar buiten. Zo snel ze kunnen rennen Rik en Rak naar de brug van Tony. Maar als ze daar aankomen is er geen spoor van Tony te vinden. "Tony! Tony!" roepen ze samen, maar Tony reageert niet. Teleurgesteld zoekt Rik een plekje om te zitten, om dan maar zelf zijn picknick op te gaan eten. Hij heeft net een mooie grote steen gevonden in het zonnetje, met lekker warm, droog mos er op als Tony er weer aankomt. "Hee, hallo! Heb ik visite? Dat wist ik niet van te voren, ik was net even eten halen. Als ik geweten had dat jullie kwamen dan had ik dat eerder gedaan," zegt Tony een beetje verbaasd. "We dachten, we komen eens langs. Misschien kunnen we gezellig samen picknicken," zegt Rak. Rik is een klein beetje verlegen geworden, want Tony is wel heel erg groot. Hij is bijna net zo groot als papa. "We hebben brood met geitenkaas voor je meegenomen." zegt hij zacht. "Ach, dat vind ik nou aardig van jullie!" roept Tony blij uit, "Wacht, dan zal ik er eens een mooi kampvuur bij maken waar we deze geit op roosteren. Want aan brood met geitenkaas heb ik niet genoeg hoor!" Tony laat het geitenvlees zien die hij net gehaald heeft. "Waar haal je die geiten, Tony?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Gewoon bij de slager hoor, Rik. Dan doe ik zo'n lange regenjas aan en een hoed op, en dan ziet de slager geen eens dat ik er wat raar uit zie. Ah nou zie ik je denken, waar betaalt hij dat dan van? Nou je zou verbaasd staan hoeveel mensen er muntjes in de rivier gooien. Vooral als je er voor zorgt dat er een hoop glimmende dingetjes op de rivierbodem liggen." Tony moet lachen, "Dus al die toeristen die mijn bruggetje op de foto zetten betalen mijn eten." Rik en Rak moeten ook lachen. Al snel heeft Tony een mooi kampvuur brandend met een spit erboven voor het vlees. Rik heeft intussen de broodjes, de brokjes en het drinken uitgepakt. De snoepjes laat hij nog even in de tas. Tony heeft nog een paar mooie grote stenen uit de rivier die hij als borden gebruikt en daar stallen ze alles netjes op uit. Terwijl het vrees hangt te braden smullen ze lekker van de broodjes. Tony heeft een groot mes gepakt en snijdt de boterhammen in kleine dobbelsteentjes, zodat Rak ook mee kan genieten. Van mama mag Rak eigenlijk nooit brood, maar mama weet dan ook niet dat Rak een draak is. Met zijn drieën eten ze al het brood op. Rik komt er achter dat geitenkaas best lekker is op een picknick. Al veel te snel is het brood op. Rik deelt zijn drinken met Tony en Rak drinkt water uit de rivier. En dan is het geitenvlees klaar. Tony heeft er heerlijke kruiden op gedaan. Zo iets lekkers heeft Rik nog nooit geproefd. Het vlees proeft zelfs een beetje naar kampvuur. Net zoals vlees op de barbecue proeft naar barbecue. Ondanks dat hij al bijna twee hele broodjes op heeft eet hij ook nog een flink stuk vlees. Lang niet zoveel als Tony natuurlijk, maar toch genoeg om mama versteld te laten staan als ze het geweten had. Als ze klaar zijn met eten gaat Tony de stenen schotels die ze gebruikt hebben schoonmaken. Rik is wel benieuwd hoe hij dat doet, want je kunt in de rivier natuurlijk geen zeepsop gebruiken. Tony gaat midden in de rivier staan en vist met zijn grote handen nat zand van de bodem van de rivier. Daarmee schuurt hij de borden goed af. Net zolang tot er geen draadje vlees en geen spetje vet meer op zit. Daarna spoelt hij al het zand er in de rivier af. En als laatste zet hij de stenen te drogen in de zo. "Zo doe je dat!" zegt hij tevreden, "maar dat kan natuurlijk alleen met een rivier die zo schoon is als deze en daar zijn er tegenwoordig niet zo veel meer van, vandaar dat jullie thuis zeepsop moeten gebruiken. En bovendien zou je moeder het vast niet leuk vinden als ze elke keer voor de afwas midden in de rivier zou moeten gaan. De meeste mensen houden niet zo van natte voeten, en al helemaal niet in de winter. Maar ja, jullie mensen hebben dan ook niet zo'n dikke speklaag als ik." Als de stenen zijn gedroogd in de zon, bergt hij ze weer netjes op. "Zo en nu is het tijd voor een verhaal. Kennen jullie nog leuke verhalen?" vraagt Tony. Rik wil wel beginnen met vertellen. Hij vertelt het verhaal van het slimme boerenmeisje dat hij laatst op tv gezien had. Tony kent het nog niet en vindt het een heel mooi verhaal. Daarna is Rak aan de beurt en hij vertelt het hele avontuur wat ze laatst met de ijskoningin beleefd hebben. En dan is Tony aan de beurt. En hij vertelt het langste verhaal van allemaal.
"Het is al heel, heel lang geleden dat ik hier kwam wonen. In die tijd hielden de mensen in het dorp hier nog vooral geiten en schapen en ze geloofden ook nog in trollen. Ze hadden nog geen geweren en pistolen. Dat was de tijd dat ze nog geitjes op mijn brug achterlieten in de hoop dat ze me niet boos maakten en dat ik geen kleine meisjes zou komen stelen uit het dorp. Nou hou ik helemaal niet zo van kleine meisjes, dus zolang er af en toe een geitje op mijn brug stond was ik gelukkig. Maar op een dag vond ik geen geitje, ik vond een klein meisje. Een huilend klein meisje nog wel. Toen ze er achter kwam dat ik helemaal niet blij was dat er een meisje stond in plaats van een geitje, moest ze nog veel harder huilen. Haar ouders hadden nog maar een geitje, zie je. En dat geitje was zwanger. Maar het was hun beurt om een geitje te offeren aan de trol van de brug. En toen hadden ze bedacht dat ze liever hun kleine dochtertje offerden dan hun zwangere geitje. Ze hadden namelijk veel geld moeten betalen om hun geitje bij de bok in de stal te mogen zetten, dus nu hadden ze al hun hoop op de kleine geitjes gevestigd. Ze hoopten die geitjes voor genoeg geld te kunnen verkopen om in de winter genoeg voedsel te kunnen kopen om hun andere drie kinderen in leven te kunnen houden. Verhongeren is namelijk een heel akelige dood, zie je. Maar intussen zat ik met dat kleine meisje. Ik kon haar ook niet zomaar terug sturen, want als ze er achter kwamen dat ik eigenlijk helemaal geen kleine meisjes lustte, dan zouden ze waarschijnlijk ook geen geitjes meer op mijn brug achter laten. Dus ik zat met een probleem. Ik had honger en zelfs het meisje had honger en ik had geen geitenvlees. En in die dagen kon ik ook nog niet naar de slager, want de mensen hadden bijna geen geld. Het meeste wat ze kochten dat ruilden ze gewoon. Dus ze hadden al helemaal geen geld over om van mijn brug af te gooien. En ik kon dit meisje natuurlijk ook niet gaan ruilen voor een geit. Ten minste, niet in mijn eigen dorp, want daar kende iedereen haar natuurlijk. Ik moest toen heel, heel lang nadenken om een oplossing te bedenken. Maar intussen zat dat meisje maar te grienen. En dat is zo'n akelig geluid, dat je aan bijna niets anders kunt denken. Dus toen zei ik tegen haar: "Meisje, als jij nou eens ophoudt met huilen, dan beloof ik je dat ik nog jou, nog je ouders hun geitje opeet." Met betraande oogjes keek ze me toen aan en vroeg of ik dat meende. Ik knikte en vertelde haar dat ik een oplossing zou vinden, maar dat dat niet lukte als ze zo zat te huilen. Toen droogde ze haar traantjes af en bleef heel stil zitten. Maar zelfs toen kon ik geen oplossing bedenken. Toen ik 's avonds nog niets bedacht had, bleek dat het meisje zelf ook had zitten denken, "Misschien kun je me ruilen voor een geitje bij de heer in het kasteel aan de andere kant van het bos? Wie weet wil die me wel hebben als dienstmeisje." Nou, op zich was dat een goed idee, ware het niet dat heren in kastelen meestal ook helden willen zijn. Dus als er een trol op hun stoep komt, dan willen ze die altijd meteen dood maken. Meestal luisteren ze geen eens naar je verhaal als je een trol bent. Zelfs niet als ze nog nooit problemen met je hadden gehad. Ik vertelde dat aan haar en ik kon zien dat het haar teleurstelde. Maar ja, wat wil je, het leven als trol is ook helemaal niet makkelijk. Ik was ook liever gewoon boer geworden, of geitenhoeder, maar ja als trol is die toekomst nou eenmaal niet voor je weggelegd. Heel lang zaten we daar stil met zijn tweeën op mijn brug en toen opeens had het meisje nog een idee. Ik kon ook nog veel meer meisjes uit het dorp gevangen nemen, zodat de dorpelingen wisten dat ik heel boos werd als ze geen geiten offerden. Maar ja, wat moest ik dan met al die meisjes beginnen. Als ik ze terugstuurde dan zou dat allemaal problemen geven, en als ik ze niet terugstuurde, dan zou die heer aan de andere kant van het bos het verhaal te horen krijgen. Want zo gaat dat nou eenmaal. En dat soort heren vindt het helemaal niet leuk als je mensen ontvoert die zij als hun onderdanen beschouwen. Af en toe een geit verorberen kunnen de meeste nog wel hebben, vooral omdat de geitenhoeders meestal zo bang van zowel jou als die heer zijn, dat de heer het meestal niet te weten komt. Maar meisjes, dat is een ander verhaal. Dus we hadden nog steeds geen oplossing. Maar het meisje gaf niet op, het was een heel slim ding. Hardop zat ze zich af te vragen of we haar niet aan een geitenhoeder konden uithuwelijken voor een bruidsschat van één geit. Maar ja, ik kende geen andere geitenhoeders dan degene die in het dorp woonden, en die kenden haar allemaal. Dus uiteindelijk heb ik haar de volgende ochtend maar gewoon weer naar huis gestuurd. Ik was eigenlijk mijn spullen al aan het inpakken om een andere brug te gaan zoeken om onder te kunnen wonen, want als je eenmaal mensen terug gaat sturen, en dan vooral kleine meisjes die weten dat je helemaal niet van kleine meisjes houdt, dan is het over met de pret. Dus je snapt dat ik verrast was toen er opeens een geitje op mijn brug stond. Dit geitje had een briefje om zijn nek geknoopt. En op dat briefje stond: "Ik heb ze verteld dat je geen zwangere geitjes lust en dat ik ontsnapt ben. Dus toen moest iemand anders een geitje opofferen Eet smakelijk!" En zo had het slimme meisje er voor gezorgd dat ik toch hier kon blijven wonen. Ik heb gehoord dat ze nog heel lang en gelukkig leefde en de vrouw van de rijkste geitenhouder uit het dorp werd."
Rik en Rak vonden het een mooi verhaal. "Ken je nog meer van die mooie verhalen, Tony? Want de mooiste verhalen zijn altijd van die die echt gebeurd zijn!" Rik doet zijn best om wat zijn moeder puppy-ogen noemt op te zetten. Die werken niet altijd, maar zijn moeder moet altijd lachen als hij zo bedelt. En het werkt! Tony moet ook lachen, "Ja hoor, ik heb nog veel meer van die verhalen. Maar die zijn niet meer voor vandaag. Als ik ze allemaal achter elkaar vertel, dan blijft er niets meer voor later over. En ik vond het wel gezellig dat jullie langs kwamen, dus kom je nog maar een keer langs voor een volgend verhaal!" "Maar wat doe je dan normaal gesproken de hele dag als wij niet langs komen?" wil Rik graag weten. "Nou, meestal verveel ik me eigenlijk. Ik heb wat boeken verzameld over de loop der jaren, en heb mezelf zo leren lezen. Vandaar dat ik dat briefje van de meisje ook lezen kon, snap je. Hoewel het toen een stuk moeilijker was om aan boeken te komen. Maar alle boeken die ik heb, heb ik ondertussen al honderd keer gelezen en ik ken ze eigenlijk wel al uit mijn hoofd. Soms maak ik een ommetje door het bos. Dan bekijk ik alle planten en hoe ze groeien. Als ik de kans krijg bekijk ik ook de beestjes en beesten, maar die rennen meestal als ze me zien hard weg. Torretjes lukt nog wel, maar zelfs kikkers gaan er al vandoor. Wij trollen hebben nou eenmaal een slechte naam. Verder heb ik allemaal spelletjes bedacht met de steentjes uit de rivier. Of ik maak er mooie kunstwerken mee. Maar ik kan ook heel lang voor me uitstaren. Dan droom ik gewoon weg over wat ik allemaal had kunnen zijn als ik een mens of een dier was. Daar vermaak ik me uren mee. En ten slotte slaap ik ook veel. Wij trollen hebben heel veel slaap nodig." "Zou je geen geitenhoeder willen zijn?" vraagt Rik, "Dan zou je zelf genoeg geitjes kunnen fokken om altijd genoeg te eten te hebben!" Rik wordt helemaal enthousiast van het idee. "En die geiten zouden blij met me zijn? Als ze weten dat ik ze op ga eten? Het zijn lieve beestjes hoor, maar zo dom zijn ze niet." antwoord Tony somber, "Ik heb er natuurlijk wel over gedroomd hoor, maar altijd zie ik aan het eind van de droom hoe de geitjes van me wegrennen." Rik kijkt nadenkend, "Maar de geiten die wij mensen fokken waren toch vroeger ook vaak bedoeld om op te eten? Je kunt tenslotte geitenvlees bij de slager halen. Hoe gaat dat bij mensen dan?" Daar moet Tony wel even over nadenken. "Daar heb je een goed punt, Rik. Het is waar dat er tegenwoordig minder geitenvlees gegeten wordt en dat de meeste geiten voor de melk gefokt worden, om daar kaas van te kunnen maken, maar vroeger werden er inderdaad veel meer geiten gegeten. Daar moet ik eens verder over nadenken." Rik belooft dat hij er ook nog verder over zal nadenken en dan nemen Rik en Rak afscheid. Het begint al wat later te worden, en ze moeten naar huis om te eten. "Dag Tony! Tot de volgende keer! We zullen snel weer eens langskomen, hoor!" Roept Rik als ze weglopen. Tony zit intussen heel stil onder zijn brug en steekt nog net een hand op om ze te groeten. Hij is diep in gedachten. Thuis vraagt Rik aan mama of ze binnenkort weer naar de bibliotheek gaan, "Ik wil graag meer weten over geitenboerderijen." "Over geiten fokken? Hoe dat opeens zo?" vraagt mama verbaasd. "Nou onder de brug in het bos woont een trol die alleen geiten eet en hij wil graag geiten fokken. En ik wil hem helpen!" zegt Rik trots. Mama zet haar 'je bent weer een mooi verhaal aan het verzinnen' gezicht op, "Nou dan zullen we dat eens opzoeken. En misschien kunnen we wel een keertje op zo'n boerderij langs." Dat lijkt Rik wel leuk op een boerderij kijken is altijd leuk, want de kinderboerderij is ook altijd leuk om te bezoeken. "Kunnen we vanavond al langs de bibliotheek? Die is toch op woensdagavond open?" Mama kijkt op het lijstje met de openingstijden op het prikbord, "Ja inderdaad, die is vanavond open. Dus dan kunnen we daar inderdaad wel heen, we hadden nog geen andere plannen voor vanavond." Na het eten gaan Rik en mama naar de bibliotheek. Rak blijft thuis, want in de bibliotheek mogen geen honden komen. Samen met mama zoekt Rik alle boekjes over geiten en over het fokken van geiten. Sommige staat niet zoveel in, maar mama helpt hem om de meest interessante boekjes uit te zoeken en die nemen ze mee naar huis. Het is gelukkig nog geen bedtijd, dus mama kan nog even voorlezen. Maar dan moet Rik naar bed. De volgende middag uit school is het gelukkig mooi weer, dus Rik mag nog even buiten spelen. Mama is even een boodschapje doen, dus Rik pakt snel de bibliotheekboeken. Eigenlijk mogen die niet mee naar buiten, maar het is toch echt makkelijker als Tony ze zelf leest. Zo snel hij kan rent hij naar Tony toe. Die is heel blij dat hij Rik weer ziet. Rik legt uit dat de boekjes heel snel weer terug moeten omdat mama niet mag weten dat ze buiten zijn geweest. Tony vindt het heel aardig dat Rik ze voor hem meegenomen heeft en leest ze snel mogelijk door. Gelukkig voor Rik kan Tony heel snel lezen en hebben de boekjes grote letters. Als Tony de boekjes uit heeft rent Rik meteen weer terug naar huis. En gelukkig is hij eerder thuis dan mama, want aangezien mama niet gelooft in trollen, vindt ze het vast geen goed excuus om de boekjes mee naar buiten te nemen.
Mama is samen met oma naar de rommelmarkt geweest. Ze komt nu net thuis met oma om nog even gezellig een kopje koffie te drinken. Rik ziet ze door het raam al aankomen. En wat heeft oma daar in haar handen? Het is in ieder geval heel erg groot. Als ze door de voordeur naar binnen komen gaat hij nieuwsgierig naar de gang om te kijken wat het zou zijn. "Kijk eens Rik," zegt oma, "dit is voor jou. Ik kwam het op de rommelmarkt tegen en ik moest meteen aan jou denken." Rik zijn ogen worden groot. Een cadeau? En dan ook nog zonder dat hij jarig is? Dat is boffen! Snel haalt hij het papier van het cadeau af. Het is geen mooi inpakpapier, "Maar," zegt oma, "het is ook een zomaar-cadeau. En om zomaar-cadeaus zit ook een zomaar-papiertje. Alleen om speciale cadeaus zit een speciaal papiertje." Rik had het geen eens gezien. Hem maakt het nooit uit wat voor papiertje er om een cadeautje zit. Maar in dit papier zit wel een heel mooi cadeautje. "Dit is helemaal geen zomaar-cadeau!" roept hij blij als hij ziet wat er in zit, "Dit is een supercadeau! Dank u wel hoor oma!" En blij geeft hij oma een dikke zoen. In het pak zat namelijk een heel groot ridderkasteel. Het komt van de rommelmarkt, dus het is niet nieuw meer, maar het is wel heel erg mooi. Het is een heel groot kasteel met een echte ophaalbrug, en zelfs een draak voor in de slotgracht. En ridders op paarden met een harnas aan, die hun zwaard in de schede kunnen doen en ook kunnen vasthouden. En er is een koning bij, met een koningin en een prinses. Rik is er echt heel erg blij mee. Zo'n kasteel heeft hij altijd al willen hebben, maar mama zei altijd dat het zelfs voor Sinterklaas te duur was om zulke grote cadeaus te geven. En nu krijgt hij het zomaar van oma! Omdat het speelgoed net nieuw is blijft het beneden staan tot na het avondeten, zodat papa het ook kan bewonderen. En daarna mag het naar boven. Voordat hij er mee gaat spelen gaat Rik eerst snel zijn eigen zwaard halen, want hij kan toch geen ridder zijn zonder zijn zwaard! De slotbrug gaat open en er komt een ridder naar buiten, "Dag koene ridder, wie zijt gij?" vraagt hij aan Rik. "Ik ben ridder Rik!" zegt Rik trots. "Komt gij ook de draak proberen te verslaan en naar de hand van onze prinses dingen?" is de volgende vraag van de ridder. "De draak verslaan? Waarom dat? Is het een boze draak dan?" vraagt Rik verbaasd, "En de prinses ken ik nog helemaal niet." "Kom dan maar gauw mee naar de koning, dan kan hij u het hele verhaal uitleggen." Rik volgt de ridder het kasteel in en wordt naar de troonzaal gebracht. Vlak voordat hij de troonzaal binnen gaat speelt er een meneer op een trompetter en wordt hij aangekondigt: "Ridder Rik!" Hij loopt de troonzaal in en maakt een diepe buiging voor de koning en de koningin, want dat hoort zo. "Dag ridder Rik," zegt de koning vriendelijk, "Komt u proberen de draak te verslaan?" "Maar majesteit, waarom moet die draak verslagen worden dan?" vraagt Rik verbaasd aan de koning. De koning kijkt nu ook verbaasd, "Waarom moet de draak verslagen worden? Omdat het een draak is natuurlijk! Welke zichzelf respecterende koning laat er nu een draak in zijn koninkrijk leven? En deze woont zelfs in mijn slotgracht! Een schande is het! Alle andere koningen in de buurt roddelen over me!" "Maar doet hij dan ook slechte dingen? Mij lijkt het wel handig zo'n draak te vriend houden. Wie weet kan hij u nog eens beschermen als er een andere koning uw kasteel aanvalt," zegt Rik. "Nou, slechte dingen, slechte dingen," bromt de koning, "Zo af en toe steelt hij toch wel eens een schaap en dan zijn mijn boeren helemaal niet blij. Maar verder doet hij niet echt veel. Hij zwemt vooral door de slotgracht, eigenlijk." "Nou, dan ga ik hem ook niet proberen te verslaan hoor, dat vind ik zielig! Als het nou nog een slechte draak was!" vindt Rik. Dat vindt de koning helemaal niet leuk, "Maar wil je dan niet met mijn dochter trouwen?" "Met uw dochter, maar die ken ik helemaal niet eens! Waarom zou ik met uw dochter willen trouwen dan?" vraagt Rik verbaasd. "Nou, omdat je dan later koning wordt als ik sterf natuurlijk! Want mijn dochter wordt dan koningin, en haar man wordt dan koning. En wie wil er nou geen koning worden?" vraagt de koning zich hardop af. Alle volgelingen in de troonzaal knikken, zij willen best koning worden. Maar ja, zij kunnen de draak niet verslaan en dus ook niet met de prinses trouwen. Zelfs de sterkste ridder uit het koninkrijk is het niet gelukt om de draak te verslaan. "Nou," zegt Rik, "Ik hoef niet zo nodig koning te worden. Ik denk dat ik later piloot wordt, of astronaut! Dat is veel spannender!" "Piloot? Astronaut? Wat is dat nou weer? Die hebben we hier niet hoor!" moppert de koning, "Maar vooruit, het zal niet gezegd worden dat ik niet gastvrij ben, dus je mag hier wel blijven overnachten voordat je weer verder gaat naar andere koninkrijken om daar je avonturen te beleven. Vanavond hebben we een feestmaal, en daar ben je ook welkom. Misschien bedenk je je nog als je mijn dochter ontmoet. Ik zal een plaatsje voor je reserveren aan haar zijde." "Dank u wel majesteit, ik maak graag gebruik van uw aanbod," bedankt Rik de koning netjes voor zijn aanbod. De koning wenkt een bediende en draagt hem op om Rik naar zijn kamer te brengen.
De bedienden brengen Rik naar een kleine kamer waar een simpel bed in staat. Maar ondanks dat het simpel is, is de kamer lekker warm gestookt en is het een prima bed. De kamer heeft zelfs een raam van waar uit Rik de slotgracht kan zien. Net als hij kijkt zwemt de draak voorbij. De draak kijkt omhoog en Rik zwaait even. De draak is zo verbaasd dat er iemand naar hem zwaait dat hij helemaal kopje onder gaat. Rik moet lachen, het is een grappig gezicht. Als de draak weer boven komt, kijkt hij of Rik nog steeds uit het raam hangt. Een beetje aarzelend zwaait hij met een van zijn voorpoten. Rik zwaait nog een keer. Langzaam verschijnt er een grote grijns op de snuit van de draak. Aangezien het feestmaal pas over een paar uur is en Rik niets te doen heeft, zoekt hij de weg terug naar de uitgang en gaat eens kijken bij de draak in de slotgracht. Het duurt even voordat hij buiten is, want hij ziet niet meteen een bediende om hem de weg te wijzen. Maar uiteindelijk lukt het hem om buiten te komen. Hij steekt de ophaalbrug over en loopt langs de slotgracht op zoek naar de draak. Die komt zelf al snel aangezwommen. "Dag ridder," zegt de draak vriendelijk, "Ben jij niet bang voor mij? De meeste ridders die langskomen zijn stiekem bang voor me. Ik heb nog nooit een ridder gezien die naar me zwaaide!" "Dag draak," zegt Rik, "Waarom zou ik bang voor je zijn. Ik hoorde van de koning dat je eigenlijk alleen maar schapen eet, en verder niet echt slechte dingen doet." "Ja, dat vraag ik me nou ook altijd af," zegt de draak, "maar die malle ridders komen nooit veel verder dan 'Aaaah, het is een draak! Laten we hem afmaken.' Gelukkig zijn mijn schubben zo hard als diamant, dus ze komen er nooit doorheen. En als ik onder water duik, dan kunnen ze er niet eens meer bij. Want met die malle metalen pakjes aan kunnen ze niet zwemmen. Ik vind het maar rare wezentjes. Maar jij bent dus niet gekomen om me te doden?" "Nee hoor, meneer draak, ik zie niet in waarom ik dat zou doen," antwoordt Rik beleefd. "Het is mevrouw draak, en ik heet Sparky. Omdat ik zo veel van zwemmen hou, lukt het vuurspugen meestal niet zo goed. Ik krijg meestal niet veel meer dan vonkjes. En Spark betekent vonk. Mijn ouders hielden wel van een grapje. Net als ik trouwens," stelt de draak zich voor. "Oei, sorry Sparky," verontschuldigt Rik zich, "Het is bij draken ook altijd slecht te zien. Maar aangenaam je te ontmoeten, ik heet Rik. En ik woon samen met een draak, hij heet Rak. Meestal gaat hij ook mee als ik op avontuur ga, maar vandaag had hij geen zin." "Een andere draak? Wat spannend! Nadat ik bij mijn moeder weg ging heb ik nooit meer een andere draak gezien. Kun je ons voorstellen?" vraagt Sparky gretig. "Ik zal hem wel een keer vragen om mee te gaan, Sparky, maar ik kan niets beloven," waarschuwt Rik, "Maar waarom woon je eigenlijk hier als ze je hier niet willen hebben?" "Nou, ze willen me zowiezo nergens hebben en hier hadden ze een mooie slotgracht. Het water is hier schoon en precies de goede temperatuur. Niet te warm, niet te koud, precies zo als ik het hebben wil. Ik heb heel lang gezocht voordat ik zo'n mooie slotgracht gevonden had. En hij is ook nog eens lekker diep, zodat ik me op de bodem kan verstoppen als er weer eens zo'n malle ridder langs komt. Dus misschien snap je nu waarom ik hier niet weg wil," legt Sparky uit. Ja, nu snapt Rik het wel. "Ik moet straks naar het feestmaal van de koning, dan zal ik nog wel eens met hem praten. Wie weet kan ik hem nog overhalen om te stoppen met het inhuren van al die ridders. Tenzij je dat liever niet hebt?" Sparky denkt daar eens over na, "Ach ze zijn wel grappig op hun tijd, maar het zou toch leuker zijn als de mensen eens een praatje kwamen maken, zoals jij. Daar valt uiteindelijk toch een hoop meer lol aan te beleven." Rik belooft nog eens dat hij met de koning zal praten over de voordelen van het hebben van een draak in de slotgracht. Maar dan moet hij weer terug naar binnen voor het feestmaal. Zoals beloofd zit hij naast de prinses. "Ik hoorde dat je buiten met de draak gepraat hebt!" zegt de prinses enthousiast, "Was je niet bang dan? Ik zou echt vreselijk bang geweest zijn." "Bang? Waarom zou ik bang zijn? Toen ik vanuit mijn kamer zwaaide naar de draak ging ze kopje onder!" vertelt Rik lachend. De prinses ziet het helemaal voor zich en lacht vrolijk mee, "Maar je zegt 'ze'? Is het een vrouwtjesdraak dan?" "Ja," vertelt Rik, "dat verraste mij ook. Ze heet Sparky. En eigenlijk heeft ze het hier prima naar de zin, maar ze is wel wat eenzaam." Dat kan de prinses zich wel voorstellen. "Papa, waarom mag de draak eigenlijk niet gewoon blijven? Ze doet toch niemand kwaad? Die paar schapen missen we toch niet!" Oei, daar schrikt de koning wel van. Hij houdt erg veel van zijn dochtertje en kan haar eigenlijk niets weigeren, "Liefje, de draak houden? Heb je nog niet genoeg huisdieren? Je hebt toch al een pony, en twee lieve hondjes en dat poesje?" De prinses denkt eens na, "Ja maar welke prinses heeft er nu een draak als huisdier? Alle prinsessen zullen jaloers op me zijn en ook een draak willen. Dan zullen straks alle koningen ook jaloers op jou zijn omdat jij een vriendelijke draak hebt gevonden die in je slotgracht wil zwemmen!" Daar kan de koning natuurlijk niets op zeggen. En eigenlijk vindt hij het wel slim bedacht van zijn dochter. "Vooruit dan maar liefje, de draak mag blijven en ik zal geen ridders meer inhuren." Dat vindt Rik toch fijn om te horen.
"Rik kom je eten? Na het eten mag je weer verder spelen met je kasteel," roept mama Rik. Rik staat op en ziet dat papa al weer thuis is. Het is zaterdag dus papa was vandaag naar Scouting. De boten moesten geschilderd worden. Volgend jaar na zijn verjaardag mag Rik ook op Scouting. Nu is hij nog te klein. Hij is natuurlijk al wel eens mee geweest met papa om te kijken op het clubhuis, meestal als mama op zaterdag ook weg moest en ze geen oppas konden vinden. Maar vandaag had opa op Rik gepast toen mama en oma naar de rommelmarkt waren. Want papa was te druk bezig op het clubhuis om op Rik te passen. Maar nu is papa dus weer thuis en Rik laat hem trots het kasteel zien dat hij van oma gekregen heeft. "En de prinses vond de draak maar zielig, en nou mag ze blijven," legt hij uit. "Omdat de prinses de draak zielig vond mag de prinses blijven? Dus als de prinses de draak gemeen vond had de draak de prinses weggestuurd?" papa snapt het niet helemaal. "Nee papa, de draak is ook een meisje. De koning wilde de draak weg hebben, maar omdat de prinses dat zielig vond mag de draak nu blijven!" legt Rik het geduldig nog een keer uit. Nu snapt papa het wel. Na het eten helpt papa Rik het kasteel naar boven te dragen. Het is ook zo groot, dat Rik twee handen nodig heeft om het te dragen, en dan kan hij de trapleuning niet meer vasthouden. Rik heeft alle poppetjes in een tasje gedaan zodat hij die naar boven kan tillen. Papa draagt het kasteel onder zijn arm. Op zijn kamer laat Rik papa het kasteel op de grond zetten. Als papa weer naar beneden gaat zet Rik de poppetjes weer op hun plaats neer. Rak komt nu ook eens kijken. "Hoi Rak, zal ik je voorstellen aan de mensen in het kasteel? Er is ook een meisjesdraak die in de slotgracht woont." vertelt Rik enthousiast. Die wil Rak wel eens ontmoeten en dus gaan ze samen terug naar het kasteel. "Sparky, Sparky!" roept Rik als ze bij de slotgracht komen. Al snel komt Sparky aangezwommen. "Wat is er, Rik?" vraagt ze nieuwsgierig. "Ik wilde je voorstellen aan mijn vriend Rak," zegt Rik, "Rak, dit is Sparky. Sparky, dit is Rak." "Aangenaam!" zeggen Sparky en Rak in koor. Dan moeten ze lachen. "Jee, een echte draak! Het is lang geleden dat ik een andere draak ontmoet heb," zegt Sparky. "Kun jij ook vliegen en vuurspugen?" wil ze weten. Rak legt uit dat hij wel kan vuurspugen, maar dat hij geen vleugels heeft en dus niet kan vliegen. Sparky is diep onder de indruk en wil graag Rak zijn vlammen zien. Om haar een plezier te doen spuugt Rak de grootste vlam die hij kan maken. Dat is wel niet zo heel erg groot, maar Sparky komt niet verder dan vonkjes, dus die vindt het heel indrukwekkend. Terwijl Rak en Sparky in gesprek zijn komt de prinses naar buiten lopen. Ze is omringd door haar bedienden en wachters. "Hee, hallo Rik, kom je ook weer eens langs? Wie is je vriend?" "Dag prinses," zegt Rik, "Dit is Rak." Rak maakt een kniebuiging voor de prinses. "Ben jij nou ook een draak, Rak? Je lijkt helemaal niet op Sparky!" roept de prinses verbaasd, "Kun jij ook zwemmen? Of kun je soms vliegen. Sparky vertelde me laatst dat zij een waterdraak is, en dat ze daarom niet kan vliegen of vuurspugen." Rak legt uit dat hij een landdraak is en dat hij wel kan zwemmen en vuurspugen, maar niet kan vliegen. De prinses klapt in haar handjes van opwinding, "Laat eens zien, laat eens zien!" Rak kijkt eens goed om zich heen, zodat hij niet per ongeluk iets in de fik steekt en spuugt dan nog een keer een vlam zo groot als hij kan. De prinses klapt weer in haar handen en ook haar bedienden zijn onder de indruk en geven Rak een applausje. "Nog een keer! Nog een keer!" roept de prinses enthousiast. "Sorry, prinses, maar ik heb nu vandaag al twee keer vuur gespuugd, dus nu moet ik bijkomen," verontschuldigt Rak zich. De prinses is zichtbaar teleurgesteld. Rik snapt wel dat Rak gewoon geen zin heeft, want hij heeft wel eens vaker vuurgespuugd en toen werd hij er ook niet moe van. Maar hij zegt niets, want hij wil zijn vriend niet verraden aan de prinses. Hij kent haar nu al goed genoeg om te weten dat als ze haar zin niet krijgt dat ze dan heel erg boos kan worden. "Kun je dan wel laten zien hoe goed je kunt zwemmen?" vraagt de prinses nog steeds een beetje teleurgesteld. Met een grote plons sprikt Rak in het water. Maar wat is dat, waar hij in het water ligt stijgt een grote stoomwolk op! De prinses schrikt er helemaal van, want het stopt ook niet meteen. Het wordt een hele zuil van stoom. Rik moet lachen, "Dat komt omdat Rak net vuurgespuugd heeft, daardoor is hij van binnen nog helemaal warm en omdat het water kouder is verdampt het dan." Na een tijdje houdt de stoom toch op en kunnen ze zien dat Rak en Sparky rondjes om elkaar heen zwemmen. Ze maken hele ingewikkelde figuren met z'n tweeën. De prinses is meteen weer vrolijk, want ze vindt het heel erg mooi. Rik en de prinses blijven nog heel lang kijken. De bedienden vinden het minder interessant en zitten er wat verveeld bij. Rik vindt het wel zielig voor ze, maar de prinses zegt dat dat hun werk is en dat ze niet mogen klagen.
Terwijl Rak en Sparky een wedstrijdje om het kasteel aan het zwemmen zijn komt er een boodschapper op een paard aan. "Maak plaats! Maak plaats!" roept hij heel belangrijk, "Ik heb een boodschap voor koning Lodewijk van koning Ulrik." Dat vindt de prinses wel interessant om te horen en ze loopt achter de boodschapper aan naar binnen. Rak en Sparky is ze al weer helemaal vergeten. Rik blijft nog even buiten wachten tot de twee draken uitgezwommen zijn en gaat dan ook naar binnen. Rak besluit buiten bij Sparky te blijven. Hij vindt het wel gezellig en wat die boodschapper te vertellen heeft interesseert hem niet zo. "En jij komt ons straks toch wel vertellen wat de boodschap was, Rik?" vraagt Rak hem. "Tuurlijk Rak! Maar dan ga ik nu gauw naar binnen, want anders mis ik wat hij te vertellen heeft." Snel loopt Rik naar de troonzaal in de hoop dat hij nog op tijd is om te horen wat de boodschapper te vertellen heeft. Als hij aan komt rennen is de heraut bij de deur net klaar met het aankondigen van de boodschapper. Rik mag zo doorlopen, want de koning kent hem al. Snel glipt hij naar binnen en zoekt een plaatsje bij de andere ridders aan de zijkant van de zaal. Hij zit nog maar net als de heraut begint met het voorlezen van de boodschap. Die boodschap staat op een grote rol papier die hij net met veel bombarie heeft afgerold. "Uit naam van koning Ulrik, heer van het westen, overwinnaar van de draak Smaug en rijkste man van deze planeet, onze dank voor uw welkom! Koning Ulrik wil u laten weten dat hij het niet op prijs stelt dat u onderdak biedt aan een verachtelijke draak en hij eist dan ook onmiddellijk dat u deze draak de deur wijst of toch in ieder geval alles in het werk stelt om van deze draak af te komen. Doet u dat niet naar Ulrik's tevredenheid, dan zal hij u binnen twee weken een verklaring van oorlog sturen." De koning keek tijdens het voorlezen van de boodschap steeds bozer en bozer, maar hij zei niets. Toen de boodschapper klaar was met voorlezen zei hij enkel: "Ik zal vanmiddag nog een antwoord dichten dat u mee terug kunt nemen naar koning Ulrik. Vanavond nog kunt u weer terug naar huis. Lakei, geef deze man wat te eten en te drinken in de keuken." Pas als de boodschapper weg is, begint de koning te briesen. "Wat denkt die Ulrik wel! Wie denkt hij dat hij is, dat hij mij de wetten kan voorschrijven in mijn eigen koninkrijk! Het is niet alsof ik besloten heb dat mijn draak in zijn koninkrijk mag wonen! Als Sparky vuur kon spugen en kon vliegen, dan had ik haar gevraagd om die koning Ulrik eens een bezoekje te brengen! De blaaskaak!" De koning laat een van zijn schrijvers komen en dicteert een antwoord voor koning Ulrik. "Uit naam van koning Lodewijk de grote, heer van het oosten, meester van de magnifieke draak Sparky, heerser van het mooiste koninkrijk op deze planeet, onze dank voor uw audientie. Met groot genoegen vernamen wij uw boodschap. Wij hebben om uw dreigementen smakelijk gelachen, en danken u voor het vermaak dat u ons bezorgd heeft. Het was zeer vermakelijk om te horen dat u denkt ons in ons koninkrijk de wet voor te kunnen schrijven. Wij nemen uw lachwekkende dreigementen dan ook niet serieus. Sparky is onze draak en als zij problemen mocht veroorzaken, dan zijn dat onze problemen, niet de uwe. Als zodanig heeft u niets over haar te vertellen. Wij willen u graag mededelen dat het ons vermaakt om haar in onze slotgracht te laten zwemmen en dat wij niet van plan zijn haar daar uit te verdrijven. Hoogachtend, koning Lodewijk." Zodra de koning klaar is met dicteren strooit de schrijver wat zand over de nog natte inkt om deze te laten drogen. "Breng deze brief maar naar de boodschapper, je zult hem vinden in de keuken. Zodra hij zijn maal op heeft mag hij weer vertrekken," vertelt de koning aan zijn schrijver. De schrijver maakt een buiging en vertrekt weer. Meteen daarna begint de koning om bevelen aan zijn bedienden te geven, "Koning Ulrik kennende is hij zich nu al aan het voorbereiden op de oorlog, dus wij kunnen maar beter hetzelfde doen. De wapenmeester zal onze voorraad wapens moeten controleren, de smeden moeten onmiddellijk meer zwaarden en harnassen gaan maken en de pijlenmakers moeten onmiddellijk meer pijlen en bogen gaan maken. We zullen pek en olie moeten hebben voor op de kantelen, en haken om ladders weg te duwen. Zijn er nog mensen die meer ideeën hebben? Ridder Rik, heeft u nog goede ideeën hoe we ons voor kunnen bereiden?" "Nee, majesteit, ik heb nog nooit een belegering meegemaakt, maar ik zal u graag terzijde staan. Zal ik zo de draken buiten van uw beslissing op de hoogte stellen?" antwoordt Rik beleefd. "Draken? Zijn er dan meerdere in de slotgracht? Ik dacht dat alleen Sparky daar rondzwom?" vraagt de koning verbaasd. "Mijn vriend Rak is ook een draak, majesteit, hij kwam vandaag langs om Sparky te ontmoeten. Als ik het hen vriendelijk vraag, dan willen ze u vast helpen," legt Rik uit. "Dat zouden we zeer op prijs stellen! Gaat u het hen meteen maar vragen!" stuurt de koning hem naar buiten. Rik maakt een buiging en haast zich terug naar de twee draken om alles uit te leggen. "Natuurlijk willen we helpen! Het gaat tenslotte om de eer van een draak!" roept Rak uit. Ook Sparky knikt enthousiast. Meteen gaan de twee draken plannen maken over hoe zij kunnen helpen als er een belegering komt.
Rik en Rak blijven een week in het kasteel. Rak werkt veel samen met de werklui van het kasteel. Hij heeft namelijk bedacht dat het een goed idee zou zijn als ze een katapult zouden maken die vlammende kogels kan gooien. Maar om die te bouwen valt nog niet mee. Een katapult wordt weggeslingerd door een touw heel strak aan te trekken en dan los te laten. Maar touw is brandbaar, en dus moeten er voorzorgen genomen worden dat het touw niet door kan branden. Rik zit in de tussentijd hele dagen met de koning en zijn ridders in de troonzaal waar ze heel druk bezig zijn met plannen maken. Rik kan niet zo heel erg veel bijdragen, maar af en toe stelt hij een vraag. En de andere ridders lijken toch wel van hem onder de indruk te zijn, al weet Rik niet zo goed waarom. "Je blijft zo rustig de hele tijd," legt een van de andere ridders hem op een dag uit, "Alle andere ridders worden steeds zenuwachtiger, maar jij blijft kalm!" En het is waar, hoe langer het duurt voordat de vijand er aan komt, hoe zenuwachtiger de ridders allemaal worden. Ze stellen steeds gekkere dingen voor die ze zouden kunnen doen om de vijand te stoppen. Maar gelukkig blijft de koning ook kalm en gebruikt hij alleen de echt goede ideeën die hij hoort. In de tussentijd is de prinses vaak bij Sparky. Ze voelen zich allebei een beetje nutteloos. "Ik kan eigenlijk alleen maar zwemmen!" moppert Sparky, "En hoe kun je dan wat tegen de tegenstander beginnen? Ik kan ze moeilijk omver zwemmen!" "Nou ik dan, als de vijand straks komt, dan wordt ik in mijn torenkamer opgesloten. Ik kan de mannen alleen maar voor de voeten lopen. Ik mag zelfs geen eens helpen bij het maken van verbanden en zo. Zelfs de vrouwen vinden dat ik hun voor de voeten loop!" moppert de prinses, "Ik wou dat we iets bedenken konden waar we mee konden helpen!" Al mopperend lopen ze de hele slotgracht rond. Als ze het hele rondje al rond geweest zijn gaat de prinses tegen een klein afbrokkelend muurtje zitten dat daar staat. "Past u op dat u niet vies wordt, prinses?" zegt een van haar dienstmeisjes bezorgd, "die zijde is erg moeilijk weer schoon te krijgen!" Braaf duwt het prinsesje zich weer omhoog tegen de muur, het viel toch echt niet mee om prinses te zijn af en toe. Al die dure kleren waren wel mooi, maar niet erg praktisch. Maar vlak voordat ze weer rechtop staat valt ze opeens weer om. En voordat haar dienstmeisjes ook maar iets kunnen doen om haar te helpen is ze verdwenen. De dienstmeisjes zijn in paniek! Sparky steeks haar kop boven de kant uit, "Hee, waar is de prinses naar toe?" "Ze is opeens verdwenen!" roept een van de dienstmeisjes, "Oh misschien heeft de vijand haar wel!" "Doe niet zo mal mens! De vijand is er nog niet eens. En als die haar ontvoerd zouden hebben, dan hadden we iemand gezien," zegt Sparky een beetje boos. Omdat de dienstmeisjes tot niets meer in staat lijken, klimt Sparky uit het water om dan zelf maar te gaan zoeken. "Zat ze niet hier net tegen dat muurtje aan?" Met haar lange lijf klautert Sparky naar het muurtje toe. "Kijk, ze is gewoon gevallen omdat het muurtje instortte. Hier zit een gat in de grond. Ik denk dat ze er in gevallen is. Wacht hier maar, dan ga ik even kijken of alles in orde is met haar. Wel hier blijven hoor, want als ze zich bezeerd heeft, dan heb ik misschien hulp nodig om haar weer uit het gat te krijgen. Sparky kruipt door het gat naar beneden. Het gat wordt een tunnel die schuin naar beneden loopt. Sparky kruipt voorzichtig naar beneden. "Prinses? Waar ben je?" roept ze naar beneden. Het wordt al best diep en er is nog geen spoor van de prinses te bekennen. "Ik ben hier hoor, Sparky, alles in orde. Maar er is hier een hele grote grot," roept de prinses terug. Sparky roept naar de dienstmeisjes boven aan de tunnel dat alles in orde is. Dan gaat ze achter de prinses aan. Onder aan de tunnel komt Sparky in een grote grot zoals de prinses al zei. In de grot is een groot meer. Sparky voelt even met haar staart aan het water, maar dat is best koud. Omdat het strandje naast het meer niet zo heel erg groot is, duikt Sparky toch in het meer om dat eens verder te onderzoeken. Het is echt heel erg groot. Midden in het meer staan her en der grote pilaren van steen die de grond boven het meer ondersteunen. "Volgens mij moet dit meer precies onder het veld voor het kasteel zijn, denk je ook niet?" vraagt de prinses aan Sparky. "Ja, prinses, ik denk dat je helemaal gelijk hebt. En ik denk dat je de koning hier van moet vertellen. Wie weet wat ze met die kennis kunnen! Ze zullen je vast dankbaar zijn dat je de tunnel gevonden hebt. Stel je voor wat er gebeurd zou zijn als de vijand deze grot eerst gevonden had!" Snel kruipt Sparky weer aan land. Brr, het water was toch best koud hier. Haar slotgracht was een stuk prettiger. Achter de prinses aan kruipt Sparky de tunnel weer uit. Weer boven glipt ze gauw in haar warme slotgracht. "Ga het maar meteen aan de koning vertellen!" roept ze de prinses na. "Dat zal ik doen hoor, Sparky!" roept de prinses terug als ze al op de ophaalbrug loopt. Snel rent de prinses naar de troonzaal met haar dienstmeisjes achter zich aan. "Papa, papa, moet je nou eens horen!" Zodra ze de koning zijn aandacht heeft begint ze meteen het hele verhaal op te ratelen. Aandachtig hoort de koning het hele verhaal aan. "Dat is heel belangrijk liefje. Dank je wel!"
Nadat de prinses verteld heeft over de grot stuurt de koning enkele van zijn ridders samen met Rik en de prinses er op uit om de grot te gaan bekijken. De prinses wijst hen aan waar de grot is en gaat dan voorop naar beneden door de gang. Ten slotte is het haar ontdekking. Als de ridders beneden komen en het meer zien bedenken ze zich dat het handig geweest zou zijn om een boot mee te nemen om alle hoeken van het meer te onderzoeken. Rik en de prinses blijven samen met haar dienstmeisjes en wachters beneden, terwijl de ridders terug naar boven gaan om een boot te halen. Maar het duurt heel lang voor ze terug komen. Zo lang dat Rik en de prinses zich gaan vervelen en ook weer terug gaan om te kijken waar de ridders blijven. Het blijkt dat de ridders aan het discussieren zijn over hoe ze de boot naar beneden krijgen, want het gat dat de prinses vond is niet groot genoeg. Maar als ze het groot genoeg maken, dan valt het weer heel erg op, en aangezien het niet binnen de muren van het kasteel is, is dat straks moeilijk te verdedigen. De ridders komen er niet uit. Met zijn allen gaan de ridders weer terug naar de koning om te vertellen van het probleem. De prinses heeft een frons op haar hoofd gekregen. "Volgens mij is het handiger als we gewoon Sparky vragen om de uithoeken van het meer te onderzoeken. Zij is klein genoeg om door het gat te gaan en ze heeft geen boot nodig. Als ze het te koud krijgt, dan kan ze gewoon weer even in de slotgracht in het zonnetje gaan zwemmen om weer op te warmen." Zo gezegd, zo gedaan. De prinses roept Sparky en legt haar het verzoek voor. Sparky vindt het natuurlijk een reuzegoed idee, want eindelijk kan ze ook iets doen om het koninkrijk te beschermen. Zodra Sparky in de tunnel verdwenen is, gaat de prinses naar de koning om hem te vertellen wat ze gedaan heeft. Alle ridders zijn diep onder de indruk van de slimme prinses. "Maar misschien moeten we toch een soort van muur om het gat heen zetten," stelt een van de ridders voor. "Dan kunnen we het straks verdedigen als dat nodig is." Dat vindt de koning wel een goed idee en hij roept meteen de metselaars uit het dorp bij zich. "Die muur moet heel stevig worden," waarschuwt hij hen. De metselaars verzekeren hem dat dat gaat lukken, maar dat de muur wel tijd nodig heeft om uit te harden. "Ga maar gauw aan de slag dan, des te langer kan de cement drogen," stuurt de koning hen aan het werk. De volgende dag komt Sparky weer uit de grot omhoog. Rik stond haar al op te wachten tussen de werklieden die inmiddels al een heel eind zijn opgeschoten. "Er zijn wel een paar korte tunnels die bij het meer vandaan leiden, maar ze lopen allemaal dood, dus er is maar één weg naar binnen," vertelt ze hem. "Ik zal het meteen aan de koning vertellen," zegt Rik. En meteen gaan hij dat doen. De koning is erg blij met het nieuws, want dit betekent dat de vijand niet opeens van een rare plek kan komen opduiken. Toch besluit hij af en toe een wachter naar beneden te sturen, want als de vijand er achter komt dat dat meer daar is, dan kunnen ze natuurlijk best een gang graven of zo iets. Sparky scharrelt intussen over het grote veld rond. Rik loopt naar haar toe en vraagt haar wat ze aan het doen is. "Ik ben aan het kijken tot hoever dat meer ongeveer gaat," legt Sparky uit, "Ik heb een ideetje, maar ik moet eerste even kijken of het wel kan werken voordat ik het aan de koning vertel." Nieuwsgierig wacht Rik tot ze klaar is. Het duurt best lang voordat het zover is, want Sparky heeft maar korte poten, dus het lopen gaat niet zo snel. Rik snapt wel dat ze met haar lange lijf veel liever door het water zwemt, want dan is ze enorm snel. Als ze eindelijk klaar is, zegt Sparky dat ze dit keer zelf wel eens die troonzaal wil zien, omdat ze zelf haar idee aan de koning wil vertellen. Rik gaat haar voor door de gangen van het kasteel. De heraut voor de troonzaal kijkt wel even vreemd op, maar kondigt hen dan toch aan. Door haar korte poten kan Sparky niet echt een buiging maken, omdat haar hoofd al zo dicht bij de grond zit, maar ze doet haar best en geeft een knikje. De koning wuift dat ze mag spreken en Sparky legt haar idee uit, "Majesteit, ik heb de hele grot onderzocht en gezien dat je er maar op één plek in kan. Wat ik ook gezien heb is dat de grot bijna helemaal tot de bosrand reikt en dus onder het hele veld voor het kasteel doorloopt. Ik heb niet zo heel erg veel verstand van belegeringen, maar ik had het idee dat de vijand zich op dat veld zou opstellen. Is dat correct?" De koning zegt dat hij en zijn ridders denken dat dat het geval is. Sparky gaat verder, "Ik heb ook gezien dat het plafond van de grot door maar een paar pilaren gesteund wordt. Dus als we die pilaren omver weten te krijgen, dan stort waarschijnlijk het hele plafond in, met de vijand die er bovenop staat... Alleen als het eenmaal ingestort is, dan is er natuurlijk geen manier meer om het weer ongedaan te maken. Dus dan is het weiland voor het kasteel ook weg." "Dank je wel voor de informatie, Sparky, die is heel waardevol. We zullen er eens goed over nadenken, want zoals je al zegt eenmaal gedaan, kunnen we het niet meer ongedaan maken, en je weet nooit precies wat voor effecten zoiets heeft." Sparky buigt haar hoofd nog eens en wil net weer terug naar de slotgracht gaan als er een verkenner van het leger aankomt. "Sire, ik verwacht dat de vijand morgen arriveert!"
En inderdaad, de volgende dag komt het leger van koning Ulrik eenheid voor eenheid het veld op uit het bos vandaan. De ridders en soldaten zien er indrukwekkend uit. Er zijn eenheden te paard, met grote zware harnassen aan, met lansen in hun hand en zwaarden aan hun zij. Eenheden met bogen die zo groot zijn als de soldaten zelf. Eenheden gekleed in een soort woeste bontvellen met vlechtjes in hun baarden en hele grote knuppels in hun handen, de ridders van koning Lodewijk vertellen Rik dat dat woeste huurlingen uit het noorden zijn. En nog veel meer soldaten van allerlei soorten. Half opgewonden en half bang kijkt het leger van koning Lodewijk vanachter de muren hoe het vijandige leger zich voorbereidt op de belegering. De soldaten van koning Ulrik zijn begonnen met het kappen van bomen in het bos. Rik kijkt toe hoe ze stormrammen, belegeringstorens, lange ladders en een soort hele grote schilden bouwen van het hout dat ze kappen. Koning Lodewijk heeft besloten dat ze niets tegen de vijand zullen doen zolang die nog aan het bouwen zijn. Rik had liever gezien dat ze de vijand al tegengehouden hadden voordat die de bomen omgekapt hadden, maar de koning zei dat ze daar de manschappen niet voor hadden. Die dag doet de vijand helemaal niets behalve zich voorbereiden. Dus Rik en zijn mederidders doen ook niets. Alle voorbereidingen in het kasteel zijn afgerond, dus meer kunnen ze niet doen. De dag duurt dan ook heel erg lang. De volgende dag gaat de vijand weer verder met bouwen, en weer gebeurt er niets. 's Avonds bij het eten stelt Rik voor dat ze in het donker met een paar soldaten wel op plundertocht kunnen gaan bij de vijand. Maar de koning vindt dat niet goed, dat is niet hoe je oorlog hoort te voeren. Op de derde dag zijn de torens, ladders en de rest eindelijk af. Maar nog steeds doet de vijand niets. Midden in het veld zetten ze een grote tent op en als dat klaar is, komt er een man op een groot wit paard met een witte vlag op de ophaalbrug af, die nu natuurlijk dicht is. Met luide stem nodigt hij de koning en drie van zijn ridders uit om in de tent te komen om nog een laatste keer te overleggen voordat de oorlog uitbarst. De koning laat zijn heraut terugroepen dat ze de uitnodiging aannemen. Rik snapt er niet zoveel van, het is toch oorlog? Waarom moeten ze dan nog praten? Een van de andere ridders legt uit dat er voor de meeste belegeringen nog een laatste gesprek tussen de leiders van de twee legers is om te kijken of ze het conflict niet toch nog zonder geweld op kunnen lossen. Als de heraut van koning Ulrik weer terug naar de tent is, roept koning Lodewijk zijn ridders bij zich in de troonzaal. Hij vraagt twee van hen om met hem mee te gaan. Ook vraagt hij Rik of hij mee wil, "Ik kan jouw kalmte goed gebruiken op die bespreking." "Majesteit, ik ben vereerd dat u mij gevraagd heeft, natuurlijk ga ik met u mee!" De koning geeft Rik een mooi gewaad dat hij aan kan trekken, en nadat ze zich allemaal omgekleed hebben in hun mooiste kleren, gaan ze met zijn vieren samen met een page die een witte vlag draagt naar de ophaalbrug. De brug wordt weer neergelaten, en door een kleine deur in de poort gaan ze naar buiten. Dapper lopen ze op de grote tent af. Het leger van koning Ulrik heeft zich intussen tot aan het bos terug getrokken. De torens op het veld achterlatend. Alleen koning Ulrik zelf, drie van zijn ridders en een page zijn nog in de tent. "Welkom Lodewijk, ridders," zegt koning Ulrik, "Laten we maar meteen van start gaan. Ik geef jullie nog één kans, als jullie die draak aan mij uitleveren, dan trekken we ons weer terug naar mijn eigen koninkrijk en laten we jullie met rust." De koning wil eigenlijk nog meer zeggen, maar koning Lodewijk onderbreekt hem door bulderend te lachen, "Ha ha ha! En ik moet me door jou bedreigd voelen? Ik heb hier twee, ja twee, draken die me geholpen hebben om ons voor te bereiden op jouw belegering, en ik moet me bedreigd voelen? Ik ben in staat om in één klap het grootste deel van jouw leger uit te schakelen, zonder zelf ook maar één soldaat te verliezen. Waarom zou ik bang voor je zijn?" Ulrik kijkt zijn ridders even aan, zou dat echt kunnen? Nee, hij gelooft er geen woord van. "Lodewijk, ik denk dat je bluft. Ik vind het een mooie grap, maar als je niet vanavond nog die beide draken bij mij aflevert, dan val ik aan zodra de zon opgaat." "En als jij morgen met zonsondergang niet vertrokken bent, dan vernietig ik in één klap je hele leger!" buldert Koning Lodewijk. Oei, daar schrikt koning Ulrik toch wel een beetje van, nu is het geen grap meer. En als koning Lodewijk nu nog bluft, dan kan hij wel heel goed bluffen. "We zullen over je aanbod nadenken, Lodewijk. Volgens mij is dit overleg ten einde." Ulrik staat op en zijn ridders volgens zijn voorbeeld. Lodewijk, Rik en de ridders staan ook op, draaien zich om en lopen terug naar het kasteel. "Zou koning Ulrik de waarschuwing serieus nemen?" vraagt Rik aan de koning als ze weer in de troonzaal zijn. "Voor zijn manschappen hoop ik van wel, maar ik reken er niet op," zegt koning Lodewijk somber, "Ik zal in ieder geval de explosieven laten voorbereiden om bij de zuilen te plaatsen. Vanacht als het donker is, laat ik die plaatsen. Dan kun jij meteen Sparky waarschuwen, zodat ze zich aan de andere kant van de slotgracht kan verstoppen morgenochtend."
Die nacht als de maan ondergegaan is, sluipt een klein groepje ridders het kasteel uit. De kettingen van de ophaalbrug zijn goed geolied, zodat die geen geluid maken. Rik en Rak zijn ook bij het groepje. Zij gaan eerst even langs Sparky om haar te vertellen dat de koning besloten heeft om de grot te laten instorten. De ridders gaan ook met hen mee, want als de vijand hen snapt, dan maken ze met een groepje meer kans om weer weg te komen. De vijand is gelukkig slim genoeg om niet te dicht bij de muren hun tenten op te zetten, dus het is niet heel erg moeilijk om onopgemerkt te blijven. Rak glipt de slotgracht in om Sparky te zoeken. De twee draken kunnen namelijk ook onderwater praten, en dat maakt natuurlijk een stuk minder geluid wat de vijand zou kunnen horen. Na een paar minuutjes komt hij samen met Sparky het water weer uit geklommen. Normaal gesproken zou hij het water uit zijn lange haren schudden, maar nu had hij zich eerst in zijn drakengestalte veranderd voordat hij het water in ging. En zijn schubben hoeft hij niet uit te schudden, want daar loopt het water zo wel af. Als het water verdampt is, verandert hij zich weer in zijn hondenvorm. Als hij het teken geeft gaan de mannen weer verder. Voorzichtig sluipen ze naar het gecamoufleerde luik dat naar de grot leidt. Ze moeten even zoeken, want het luik is zo goed verstopt dat het zelfs moeilijk te vinden is als je weet dat het er zit. Zo zachtjes mogelijk halen ze de prut weer van het luik af en doen het luik open. In de troonzaal hadden ze nog gediscussieerd of ze nog een wachter bij het luik achter moesten laten, maar uiteindelijk hadden ze besloten van niet. De wachter zou meer opvallen dan het luik zelf, en de kans dat de vijand zo dicht bij de muren zou komen is niet erg groot. Het luik doen ze weer zachtjes achter zich dicht. Ieder van de ridders heeft een pakje explosieven bij zich. Rik heeft een mandje mee dat ze speciaal voor Sparky gemaakt hebben om de explosieven in te kunnen vervoeren, zonder dat ze nat worden. "Rik hoe moet ik die explosieven aan de zuilen vastmaken?" vraagt Sparky zachtjes. Oei, daar hadden ze niet aan gedacht. "Denk je dat je sterk genoeg bent om mij door het water te dragen?" vraagt Rik haar. Sparky bekijkt hem eens van top tot teen, "Ja, ik denk wel dat dat moet lukken. Ja, dat is een goed idee, dan kun jij meteen dat mandje vasthouden. Het zwemt voor mij prettiger als ik mijn mond dicht kan doen." Rik doet zijn kleren uit, totdat hij alleen nog zijn onderbroek aan heeft. Hij is stiekem wel blij dat de prinses niet mee is, omdat de koning vond dat dat te gevaarlijk was. In zijn onderbroek waadt Rik het water is. Oei, Sparky had gelijk, dat water is koud. "We zullen wel moeten opschieten Sparky, dit koude water is gevaarlijk. Als ik te koud word glijd ik misschien van je rug af!" "Ik zal zo hard zwemmen als ik kan Rik, klim maar gauw op mijn rug," antwoordt Sparky ongerust. Rik klimt gauw op haar rug en Sparky zwemt zo snel ze kan naar de verste pilaar. Rik bindt de explosieven zo hoog mogelijk aan de zuil vast en knoopt er een lont aan. De lonten zijn heel erg lang gemaakt, zodat ze van zuil naar zuil kunnen lopen. Rik knoopt de lont heel goed vast, zodat hij er hard aan kan trekken. Rak heeft hem gewaarschuwd dat hij goed moet oppassen, omdat de lonten in een boogje zullen gaan hangen, en dat hij ze goed strak moet houden om ze boven water te houden. De hele nacht zijn Rik en Sparky bezig om de explosieven op te hangen. Vlak voordat het eerste licht verschijnt zijn ze klaar. Snel haasten ze zich terug naar het kasteel. Rik rolt het laatste stuk lont uit door de tunnel omhoog en naar de ophaalbrug. Achter hen gaat de brug weer geruisloos omhoog. Hun actie is vlekkeloos verlopen en de vijand heeft blijkbaar niets gemerkt. Als het eerste licht aan de horizon verschijnt zien ze dat de vijand nog niet vertrokken is. Sterker nog, ze hebben zich allemaal op het veld voor het kasteel opgesteld, klaar om aan te vallen. Vanaf de kantelen kijkt de koning op het leger neer. "En toch vind ik het jammer dat ze mijn waarschuwing negeren," zegt hij tegen Rik die naast hem is komen staan. Als het eerste randje van de zon boven de horizon uit komt lopen Rik en de koning samen naar beneden naar de poort waar het laatste stukje lont precies onder de kleine deur in de poort uitkomt. "Rak, aan jou de twijfelachtige eer om het lont aan te steken. Als je wilt ten minste, ik kan me voorstellen dat je dit misschien liever aan iemand anders overlaat. Je mag zelf kiezen," zegt de koning. "Majesteit het zal me een eer zijn om dit te mogen doen, het gaan ten slotte om de eer van ons draken. Sparky heeft kunnen helpen de explosieven te bevestigen, nu zal ik ze ten ontploffing brengen. U heeft die drakendoders een eerlijke kans gegeven om te ontsnappen aan de dood. Die hebben ze niet aangegrepen. En ze waren hoe dan ook bereid om te sterven, want geen oorlog is zonder slachtoffers. Velen van hen zouden hoe dan ook niet naar huis terug gegaan zijn. We zorgen er nu ten minste voor dat er geen slachtoffers aan onze kant vallen." En met die woorden spuugt Rak een klein vlammetje op de lont.
Letterlijk als een lopend vuurtje sprint het vlammetje over het lont naar de explosieven. Het duurt dan ook niet lang voordat de eerste explosieven ontploffen. En wat een klap geeft dat! De eerste ontploffing doet een schokgolf over het veld heen gaan. Er vallen al heel wat soldaten om, maar die krabbelen snel weer overeind. Maar dan volgt de tweede ontploffing en bijna meteen daarna de derde. En daarmee stort een groot deel van het veld in. De grond verdwijnt letterlijk onder de voeten van de soldaten. Achter elkaar gaan de ontploffingen door. Al snel is het slagveld vrijwel helemaal verdwenen. Langs de buitenste randen staan nog wat soldaten overeind. Maar zij hebben van schrik hun wapens uit hun handen laten vallen. Verbijsterd staren ze naar het gapende gat dat het slagveld had zullen zijn. Verdwenen zijn hun kameraden, de belegeringstorens, de stormladders en stormrammen. Wat er zichtbaar is, is alleen nog een groot gat in de aarde, waar wat wrakhout uit steekt. Na een paar minuten is er ook wat gekerm te horen. De koning geeft het bevel om de ophaalbrug te laten zakken en de poort te openen. "Mannen, vandaag is onze vijand vernietigd, nu gaan we onze medemensen redden. Ik wil een cordon van gewapende ridders om af te rekenen met alle idioten die wraak willen nemen. Alle mensen die onze hulp aan willen nemen zullen we proberen te redden uit het puin." Alle ridders rennen met hun wapens naar buiten en alle gewone soldaten rennen achter hun aan om te proberen zo veel mogelijk mensen uit het puin te ruimen. Direct daar achter aan rennen de vrouwen en artsen met alle verbandmiddelen. Rik is trots op de koning. Hij heeft vannacht een moeilijk besluit genomen en nu moet hij met de consequenties leven en Rik vindt dat hij een goede koning is. Zo snel ze kunnen gaan de soldaten aan het graven. Zodra de vijandelijke soldaten die nog overeind staan zien wat ze aan het doen zijn komen ze helpen. Uit het puin komen nog best een hoop levende mensen, maar de meeste zijn toch wel gewond. De mensen die de mazzel hebben om bovenop te liggen hebben vooral schrammen en builen, maar hoe dieper er gegraven wordt, hoe ernstiger de verwondingen zijn. Gebroken armen en benen, hersenschuddingen en nog veel meer. Sommige soldaten weten niet eens meer wie ze zijn en waar ze zijn. Maar dan wordt de eerste dode soldaat gevonden. Hij heeft zijn nek gebroken. Snel wordt hij naar de rand van het veld gedragen en neergelegd. Later zullen ze hem begraven, maar nu moeten ze op zoek naar overlevenden. Naarmate de dag verstrijkt vinden ze steeds minder levende mensen. De rij met dode soldaten wordt steeds langer. Een van de soldaten die ze als een van de eersten gered hebben blijkt een van de bevelhebbers te zijn en hij controleert of ze iedereen al gevonden hebben. Alle uitgegraven soldaten die verzorgd zijn gaan al snel meehelpen graven. En dan vinden ze het lijk van koning Ulrik. Hoe hij gestorven is, kunnen ze niet zo snel zien. Zijn nek lijkt niet gebroken, maar het is duidelijk dat hij niet meer ademt. Eerbiedig baren ze hem op bij zijn overleden soldaten. Maar ook hij zal moeten wachten tot de laatste soldaten uitgegraven zijn. De hele dag wordt er doorgegraven. De ernstig gewonde soldaten worden op de binnenplaats gelegd, waar de doktoren hen helpen. Buiten op het veld voor het kasteel is geen plek meer, want het grootste deel van het veld is ingestort. De vrouwen die niet bezig zijn om de artsen te helpen delen voedsel en water uit aan de gravende mensen. Het graven gaat door tot het donker is, maar dan missen er nog steeds tientallen mensen. Er worden al bijna geen levende mensen meer gevonden, maar de soldaten willen toch niet opgeven. Honderden fakkels worden her en der in het puin gezet om de gravers bij te lichten. Tegen de ochtend missen er nog een handjevol mensen, maar iedereen is nu zo moe, en ze hebben al in geen uren meer een levende persoon gevonden. En dus wordt besloten dat die laatste mensen opgegeven moeten worden. Ze kunnen er ten slotte ook niet helemaal zeker van zijn dat deze mensen er niet stiekem vandoor gegaan zijn toen de eerste ontploffing afging. De koning besluit dat alle soldaten eerst moeten gaan slapen en dat ze de volgende dag de graven voor de overledenen zullen graven. Koning Ulrik laat hij balsemen zodat de soldaten het lichaam mee terug kunnen nemen om het in zijn eigen land te begraven. Uitgeput vallen alle soldaten in hun bedden in het kasteel. De volgende dag wordt de omgespitte aarde omgetoverd tot een groot graf, waar de gesneuvelde soldaten netjes ingelegd worden. Een priester zegt nog een gebed, en dan wordt de aarde over de soldaten gegooid. Het duurt nog de hele dag voordat de kuil voor het kasteel omgespit is tot een soort van kuil met een heuvel er in. De grafheuvel wordt aan de zijkant van de kuil gemaakt, zodat er straks een weg van de ophaalbrug naar het bos gemaakt kan worden. Als alle doden begraven zijn geeft de koning een groot feest voor de overlevenden. Tijdens het feest geeft de generaal van Ulrik's leger een speech. "Beste koning Lodewijk, zoals u waarschijnlijk weet is Ulrik's oudste zoon nog erg jong. Te jong om te regeren in feite. Wij hebben deze dagen gezien dat u een wijs koning bent, en wij zouden graag zien dat u de regent wordt en de kroonprins opvoedt alsof hij uw zoon is. Dan wordt hij hopelijk net zo'n wijs vorst als hij volwassen wordt." Heel even is de koning sprakeloos, het was nooit zijn bedoeling om zijn buurland te veroveren. "Ik zal morgen met het lichaam van koning Ulrik terugreizen naar zijn kasteel en daar met zijn vrouw en zoon spreken. Als zij jullie oordeel accepteren, dan wordt ik met liefde jullie regent." Na die woorden barst de hele zaal in juichen uit en wordt de feestvreugde nog groter.
Vlak voordat het feest afgelopen was heeft de koning al zijn ridders nog even persoonlijk gesproken. Een aantal van hen wilde hij graag mee hebben op zijn reis naar koning Ulrik's kasteel, en de anderen wilde hij spreken over wat er moest gebeuren in zijn afwezigheid. De ravage voor het kasteel moet namelijk weer opgeruimd worden, want nu is het niet meer mogelijk om met een kar bij het kasteel te komen, en ook te voet gaat het niet erg makkelijk. En dus zal er begonnen moeten worden met de bouw van een soort dijk van de ophaalbrug naar het bos waar een weg overheen komt. Verder wil hij ook een monument voor de gevallen soldaten. Daar zullen kunstenaars voor gevonden moeten worden om het te maken. En zo zijn er nog heel wat dingen die gebeuren moeten terwijl hij weg is. Het is al heel laat op de avond voordat de koning eindelijk naar bed kan. En hij moet weer heel vroeg op, want het is best ver naar koning Ulrik's kasteel. Rik moet ook vroeg op, want de koning heeft hem gevraagd of hij meereist. Rik heeft natuurlijk geen eigen paard, maar de koning heeft beloofd dat hij een paard voor Rik zal regelen. Voordat hij ging slapen heeft Rik al zijn spulletjes ingepakt. Hij heeft gelukkig niet zo veel om mee te nemen. Maar de mooie kleren die de koning hem heeft gegeven heeft hij wel ingepakt, die komen vast goed van pas als ze bij Ulrik's zoon en vrouw op bezoek gaan. De volgende ochtend staat hij ook weer heel vroeg op, voordat ze weggaan wil hij nog even afscheid nemen van Sparky. Want het zal wel een flinke tijd duren, voordat ze weer terug bij het kasteel komen. Sparky kan de paarden niet bijhouden, dus die blijft bij het kasteel achter. Rak kan wel hard genoeg lopen, dus die gaat mee. Als Rik, Rak en Sparky afscheid hebben genomen is het tijd om te gaan. Er komt een bediende aan met een paard voor Rik. Oei, zo'n paard is toch wel groot zeg, hoe komt hij daar nu boven op? Gelukkig was daar ook al aan gedacht en er komt een andere bediende met een krukje aan. Stoer stapt Rik op het krukje en stopt zijn voet in de stijgbeugel. Dan zwaait hij zijn andere been over het paard heen. Hij zwaait alleen zo hard, dat hij er bijna overheen valt. Hij kan gelukkig nog net op tijd de teugels vastpakken en blijven zitten. Het paard kijkt een beetje geamuseerd om. Het is gelukkig geen wild paard en het blijft keurig staan. Al snel zijn alle andere ridders ook klaar en kunnen ze vertrekken. Rik geeft het paard voorzichtig een tikje in zijn zij met zijn hielen en netjes begint het achter de andere paarden aan te lopen. Voorzichtig steken de ridders het gat voor het kasteel over. Als ze bij het bos aankomen moeten ze even wachten, want de koets waar koning Ulrik in ligt moet door een grote groep sterke mannen over de kuil getild worden. Als de koets uit de kuil is spannen ze er vier paarden voor en dan rijden ze door het bos. Daar gaan ze wat harder lopen en Rik wordt flink door elkaar geschud daar boven op die paardenrug. Een van de andere ridders laat Rik zien hoe dat moet, en hoe verder ze van het kasteel komen, hoe beter het gaat. Als het tijd is om te lunchen stappen de ridders van de paarden af. Rik is helemaal stijf en alles doet zeer. De ridder die hem uitlegde hoe je op een paard moet zitten, vertelt hem dat hij het beste even een rondje kan gaan lopen terwijl hij eet, dan is de spierpijn vanavond niet zo heel erg erg. Braaf loopt Rik in de rondte terwijl hij eet, hoewel elke stap hem pijn doet. Terwijl hij loopt kijkt hij meteen in de rondte of er ergens een blok hout ligt dat groot genoeg is om hem te helpen weer op zijn paard te komen. Want het handige krukje is natuurlijk nog in het kasteel. Gelukkig vindt hij een mooie boomstam die hoog genoeg is en als het tijd is om te vertrekken leidt hij zijn paard daar heen en stapt weer netjes op. Eerst doen zijn benen nog zeer, maar al snel is het weer gewend. Ze rijden door totdat het donker wordt en maken dan een groot kampvuur waar ze omheen gaan slapen. Rik heeft nog nooit eerder in de buitenlucht geslapen op de grond. Als hij weer wakker wordt, besluit hij om dat ook nooit meer te doen, want nu doen al zijn spieren nog veel erger zeer dan gisteren. Hij loopt al etend een rondje en als het eten op is zwaait hij wat met zijn armen, maar alles blijft zeer doen. Gelukkig vertellen ze hem dat ze verwachten vanavond in het kasteel van koning Ulrik te zijn. Hij verheugt zich op een lekker warm bad en een zacht bed. Maar eerst moeten ze de hele dag nog rijden. Tijdens de lunch denkt Rik er heel even over om gewoon maar op zijn paard te blijven zitten, maar aangezien niemand hem eten komt brengen klautert hij er toch maar af. Vlak voordat het donker wordt bereiken ze eindelijk het kasteel van koning Ulrik. Een aantal van de soldaten van koning Ulrik, die met hen mee terug gereisd waren zijn hen voorgegaan om aan te kondigen dat ze er aan kwamen. De prins en de koningin dragen dan ook al zwarte rouwkleren als ze hen ontvangen. De koningin is gelukkig niet heel erg boos en ontvangt hen vriendelijk, maar ze barst wel in huilen uit als ze haar man ziet liggen in de koets. Die avond is er geen groot feest, de ridders eten zwijgend en gaan daarna naar de kamers die ze gekregen hebben. De koning eet in een aparte kamer met de prins en de koningin. Ze zullen wel heel wat te bespreken hebben. Onderweg naar zijn kamer vraagt Rik een bediende of hij ook een bad kan krijgen en even later komen ze een grote tobbe brengen met heet water. Tevreden glijdt hij in het hete water en gaat daarna lekker naar bed.
Bij het ontbijt komen de koning en de koningin samen naar de eetzaal om de aanwezigen te melden wat ze besloten hebben. "We zullen hier een week blijven logeren, zodat ik met de koningin alles kan doorspreken wat er geregeld moet worden. De koningin heeft er mee ingestemd dat ik samen met haar regent zal zijn totdat de prins oud genoeg is om koning te worden," vertelt de koning. Alle mensen in de eetzaal barsten in juichen uit en roepen: "Lang leve de koning en de koninging!" Gedurende die week heeft Rik niet zo veel te doen. Op aanraden van de andere ridders rijdt hij elke dag nog een stuk op zijn paard, "Want straks moeten we ook nog weer terug naar het kasteel. Als je elke dag oefent, dan wennen je spieren er een beetje aan. Hoe langer je rijdt, hoe beter de terugweg straks gaat." Samen met Rak verkent hij de omgeving van het vreemde kasteel. Hele dagen zwerven ze samen rond en alleen voor het eten 's avonds komen ze weer terug. Het bos om het kasteel is heel erg mooi, maar toch lang niet zo mooi als het bos bij Rik thuis. Dus eigenlijk kan hij niet wachten tot ze weer terug gaan, zodat hij de koning weer veilig in zijn eigen kasteel kan achterlaten. Na drie dagen wordt Rik 's avonds bij het eten aangesproken door de prins, "Dag ridder Rik, ik hoorde dat jij een draak hebt!" Rik staat snel op en maakt een buiging voor de prins, "Dag prins Carl, dat heeft u juist gehoord. Ik heb inderdaad een vriend die een draak is." "Zou je me kunnen voorstellen aan die vriend, ridder Rik? Ik heb nog nooit een levende draak gezien. Papa zei altijd dat dat gemene monsters waren. Hij kwam heel lang geleden eens thuis met het hoofd van een draak. En die zag er inderdaad gemeen uit," vertelt de prins. "Het zal me een eer zijn om u aan Rak voor te stellen, hoogheid. Heeft u na het eten tijd? Ik zou namelijk wel graag eerst even mijn eten opeten als u het goed vindt," zegt Rik als hij de opgewonden blik in de ogen van de prins ziet. De prins knikt dat hij dat goed vindt en ze spreken af dat ze elkaar over een half uur bij de stallen zullen treffen. Na het eten haast Rik zich naar de stallen om Rak te vertellen dat de prins er aan komt. Maar als hij bij de stallen aankomt vindt hij de prins al in gesprek met Rak. Als de prins Rik ziet aankomen krijgt hij een rood hoofd, "Ridder Rik! Het spijt me dat ik niet gewacht heb, maar ik was zo nieuwsgierig dat ik niet kon wachten en meteen naar de stallen ben gegaan om je op te wachten. En toen kwam ik Rak daar tegen en we raakten in gesprek." Rik moet lachen, "Dat geeft helemaal niet hoor hoogheid! Rak is niet mijn exclusieve bezit of zo iets raars. Hij is gewoon een vriend, dus ik ben niet degene die bepaalt met wie hij mag praten. Dat bepaalt hij gewoon zelf, zoals u al gemerkt hebt." "De andere ridders en heren hier in het koninkrijk worden altijd zo boos als ik weer eens ongeduldig ben, dus ik was bang dat jij ook boos zou worden," zegt de prins een beetje opgelucht, "Rak was me net aan het vertellen waarom iedereen altijd denkt dat draken zo gemeen zijn." "Nou prins Carl, zoals ik net probeerde te zeggen voordat Rik binnen kwam, wij draken zijn altijd opgejaagd. Een hele hoop van ons werden daar boos om, en deden dan dingen als prinsessen stelen enzo. Gewoon uit wraak. Het valt ook niet mee om je je hele leven te moeten verstoppen uit angst voor een ridder die zijn mannelijkheid wil bewijzen door een groot monster te doden en mee naar huis te slepen." Daar kan de prins wel inkomen. "Ridder Rik, kun je me ook wat over de prinses vertellen? Ik heb horen zeggen dat jij haar zou kennen. Ik hoorde mama en koning Lodewijk er over spreken dat ik misschien met jullie mee terug naar het kasteel van koning Lodewijk ga. Ze weten niet dat ik dat gehoord heb, maar ze hadden het er over dat ik misschien later als ik groot ben zou kunnen trouwen met haar. Dan blijft het vrede in onze koninkrijken, zie je. Niet vertellen dat ik ze afgeluisterd heb hoor! Dan wordt mama altijd vreselijk boos. Maar ze hebben het wel over mijn toekomst en ze willen me nooit vertellen wat ze bespreken." Rik belooft dat hij de prins niet zal verraden en ook Rak belooft het. Daarna vertelt Rik alles over de prinses wat hij van haar weet, "Ik ken haar niet zo goed hoor. Toen ik net in het paleis aankwam vroeg iedereen of ik kwam om de draak te verslaan en met haar te trouwen. Maar uiteindelijk was het de prinses die ervoor zorgde dat de koning het goed vond dat Sparky in de slotgracht bleef wonen. Sparky zul je dan straks waarschijnlijk ook wel ontmoeten. Ze kan heel goed zwemmen, maar niet vliegen of vuurspugen, dan weet je dat vast. Ze blijft wel altijd aardig als mensen haar daar naar vragen, maar ik denk dat ze toch liever heeft dat mensen het niet vragen." En zo praten de twee jongens en Rak de hele avond. De prins schrikt als hij ziet dat het al donker geworden is, "Oh jee, ik had al lang weer terug moeten zijn! Kunnen we morgen weer praten? Ik vond het heel gezellig met jullie!" Rik en Rak nodigen de prins uit om morgen met hen mee te gaan rijden. "Dan moet ik wel een hele berg wachters mee hoor," waarschuwt de prins hen, "Ik mag nooit in mijn eentje het kasteel uit, dus ik hoop dat jullie dat niet erg vinden." Rik verzekert de prins dat dat geen probleem is en ze nemen afscheid.
De volgende dag neemt prins Carl Rik en Rak mee langs alle mooie plekjes van het bos. Sommige daarvan hadden ze zelf al gevonden, maar andere waren zo goed verstopt dat ze die zelf nooit gevonden hadden. In de dagen daarna gaat de prins elke dag met ze mee uit rijden. Maar dan komt de dag dat ze weer terug gaan naar het kasteel van koning Lodewijk. Prins Carl had goed begrepen dat hij mee gaat. Rik en Carl praten de hele terugweg aan één stuk door. Hierdoor gaat de reis veel sneller dan de heenweg. En omdat Rik de afgelopen week zoveel gereden heeft, heeft hij nu ook niet zo veel last van spierpijn meer. Bij het kasteel van koning Lodewijk staan de koningin en de prinses al te wachten om prins Carl officieel te ontvangen. Prins Carl maakt een hoffelijke buiging in zijn zadel voordat hij afstijgt. Vlak voordat de bedienden hen allemaal mee naar binnen tronen, wuift hij nog even achterom naar Rik en Rak. Rik helpt de andere ridders om de paarden naar de stallen te brengen. Dan loopt hij terug naar de slotgracht om Sparky over de afgelopen tijd te vertellen. Die is heel nieuwsgierig en ook heel blij als Ri kvertelt dat Carl een aardige jongen is. Na zijn gesprek met Sparky gaat hij snel naar binnen om een bad te nemen, want van paardrijden ga je enorm stinken. Die avond is er weer een enorm feest waarop de koning en de koningin de prins welkom heten in zijn voorlopige thuis. De koning belooft de prins de beste leraren en alles wat zijn hartje begeert zodat hij een goede koning zal worden als hij straks volwassen is. De prins bedankt de koning hoffelijk en sluit zijn speach af met de hoop en verwachting dat hij het hier naar zijn zin zal hebben. Het feest wordt heel erg gezellig, met heel veel lekker eten, en goede muziek. Als het eten op is, dragen de bedienden de tafels de zaal uit en wordt er gedanst. Zowel Rik als prins Carl dansen met de prinses, en ze hebben een hoop lol met zijn allen. Maar de volgende morgen wordt Rik toch wel wat verdrietig wakker. Het is tijd dat hij weer naar huis gaat, en dat betekent dat hij afscheid moet nemen van de prins, de prinses, de koning, de ridders en Sparky. Hij begint bij de koning en zijn ridders. Die zijn namelijk met zijn allen in de troonzaal om te bespreken wat er allemaal gebeurt is in de afwezigheid van de koning. Als de vergadering bijna ten einde is, vraagt Rik of hij wat mag zeggen. De koning vindt het goed, en Rik gaat staan. "Majesteit, ridders, het is helaas voor mij weer tijd om afscheid van jullie te nemen. Ik zal ongetwijfeld in de toekomst weer eens langs komen, want ik heb het hier zeer naar mijn zin gehad. Majesteit, ik wilde u vriendelijk bedanken voor uw gastvrijheid. Maar mijn familie wacht op mij, en het wordt tijd dat ik weer naar huis ga." "Ridder Rik, het spijt ons zeer om dat te horen. Wij willen u zeer bedanken voor de trouwe diensten die u verleend heeft en wij hopen dat u snel weer eens langs zult komen. Wij wensen u ook een voorspoedige thuisreis," neemt de koning formeel afscheid van hem. Dan is de vergadering ten einde en de ridders stromen de zaal uit. De meeste blijven bij de uitgang nog even hangen om persoonlijk afscheid van Rik te nemen. "We zullen je missen!" "Je bent een dappere ridder, en we hadden graag gezien dat je bleef." En nog veel meer van dat soort opmerkingen. Rik is ontroerd. Hij had zich niet gerealiseerd hoeveel vrienden hij gemaakt had. Als hij eindelijk alle ridders gesproken heeft, is het tijd om afscheid te nemen van de prins en de prinses. Hij vraagt eens rond bij de bedienden of die soms weten waar die twee uithangen en krijgt te horen dat ze samen bij Sparky zijn. Dat komt Rik goed uit, want daar moet hij ook nog afscheid van nemen. Hij loopt het paleis uit en begint aan de rondgang om de slotgracht om het drietal te vinden. Hij loopt helaas de verkeerde kant om, dus hij moet bijna om het hele kasteel heenlopen voordat hij hen vindt. Maar dan heeft hij hen eindelijk gevonden. "Prins, Prinses, Sparky, ik moet helaas afscheid nemen. Het wordt tijd dat ik weer naar huis ga. Ik heb mijn moeder nu al weken niet gezien, dus ze zal me wel missen. Ik mis haar in ieder geval wel, en mijn vader ook." De prins en de prinses schrikken wel een beetje, maar Sparky zegt dat hij het wel aan had zien komen, "Ik zal je missen, stoere ridder. Ik heb heel veel aan je te danken. Mijn leven is een stuk makkelijker en aangenamer geworden sinds jij kwam. Er komen nu geen ridders meer langs die denken mijn kop af te moeten hakken, en er komen nu zelfs af en toe mensen langs die gewoon met me willen praten. En alsof dat nog niet genoeg was, heb ik zelfs een andere draak ontmoet. En allemaal dank zij jou! Ik denk dat ik je nooit genoeg zal kunnen bedanken. Dus mocht je me ooit nodig hebben, dan stuur je me maar gewoon een bericht, en dan kom ik zo snel ik kan." Ook de prins en de prinses zeggen dat ze Rik en Rak zullen missen, "Kom je snel weer eens langs? Het is een stuk saaier zonder jou hier!" Rik belooft ook hen dat hij zo snel mogelijk weer eens langskomt en loopt dan terug naar de ophaalbrug. Voor het kasteel zijn ze druk aan het werk om de weg naar het bos te repareren. Rik groet de werklieden en loopt dan naar huis.
Het is zondagochtend en het regent verschrikkelijk hard. Rik had eigenlijk bij Tony en Twitter op visite willen gaan om te vertellen over de avonturen die hij allemaal beleefd heeft, maar hij mag van mama niet naar buiten. Met het ridderkasteel spelen heeft hij nu niet zo'n zin in, want hij is nog moe van zijn vorige avontuur. Een beetje somber zit hij uit het raam te turen of het niet al een beetje lichter wordt. Maar dan gaat opeens de telefoon. Rik hoort mama opa begroeten en dan hoort hij haar opeens zeggen, "Ja hoor pap, ik denk dat hij daar wel zin in heeft. Een momentje dan vraag ik hem even. Rik, opa gaat naar een treinenmuseum en hij vraagt of je mee wil. Wil je dat?" Enthousiast knikt Rik van wel, met opa ergens heen is altijd leuk. En misschien schijnt de zon wel weer als ze weer terug komen. "Ja hoor pap, zoals ik al dacht wil hij graag mee. Dus je komt hem zo halen? Prima, dan zorg ik dat hij klaar is. Moet hij nog wat mee? Okee, nou tot zo dan." Mama hangt de telefoon weer op de haak, "Nou ga maar vast je schoenen aan doen dan, want opa komt je zo halen." Rik rent naar de gang om zijn schoenen aan te doen. Als opa aan komt staat hij al helemaal klaar met zijn jas aan. "Dag mama, tot vanmiddag!" roept hij naar zijn moeder. "Hoi pap, leuk dat je Rik mee wilt nemen. Dag Rik tot straks!" zegt mama. Opa vertelt aan Rik dat hij in de krant las dat het treinenmuseum vandaag een speciale tentoonstelling met modeltreintjes heeft. Dus dan kunnen ze en de grote treinen zien, en de kleine. Opa helpt Rik in zijn kinderzitje achter in de auto, dan gaat hij achter het stuur zitten en pakt het trommeltje met snoepjes. "Want je kunt niet rijden zonder snoepje!" vindt hij. Rik kiest een Engels dropje uit en kijkt snoepend uit het raam. Het is best een eindje rijden naar het museum. Maar dan zijn ze er eindelijk. Rik huppelt aan opa's hand naar binnen. Buiten voor het museum staan al een paar grote zwart met rode treinen. Rik wil er eigenlijk meteen heen, maar opa zegt dat ze eerst naar binnen gaan. Het is ten slotte nog steeds niet droog buiten, en opa houdt er niet van om nat te worden. Binnen koopt opa twee kaartjes. De kaartjes lijken net op de kaartjes die ze vroeger op de trein hadden. Rik heeft die wel eens in een oude film gezien. Als ze naar binnen lopen, dan staat daar een conducteur die een gaatje in hun kaartje knipt. De conducteur heeft een echt uniform aan met mooie glimmende knopen. De hal met de modeltreintjes is vlak na de ingang, dus daar gaan ze als eerste kijken. In de hal is een hele mooie grote modelspoorbaan opgebouwd. De spoorbaan is heel erg groot en ze hebben geprobeerd om het te laten lijken of de treinen door heel Europa gaan. Er is een stukje Nederland nagebouwd met windmolens en tulpenvelden. Daar rijdt ook een mooie gele NS-trein. In Frankrijk staat een Eiffeltoren. In Oostenrijk hebben ze grote bergen met koeien er op, en in Engeland, dat netjes omringd is door zee, rijden van die rode dubbeldekkerbussen. Het duurt best lang voor ze alles gezien hebben, want in ieder land rijden ook weer andere treintjes. En door alle landen heen rijdt zelfs een ICE-trein. Het is heel knap gedaan hoe ze er voor gezorgd hebben dat de treintjes niet botsen. Na de modeltreintjes gaan ze kijken in een oude wagon die binnenstaat. De hele binnenkant is met hout betimmert en op de tafeltjes tussen de houten banken staan grappige lampjes. De bankjes zijn niet erg comfortabel, komt Rik achter als hij er even op gaat zitten. Dan zijn de moderne treinen toch een stuk prettiger om in te reizen. Er is ook een kamer in het museum met allemaal bordjes die ooit langs het spoor hebben gestaan. Daar is Rik al snel op uitgekeken, want hij kan ze toch niet lezen. Er is ook een kamer met de uniformen van de Nederlandse spoorwegen door de jaren heen. Die vindt Rik wel grappig om te zien. En dan gaan ze eindelijk naar buiten om naar de grote locomotieven te kijken. Het is nog steeds niet helemaal droog buiten, maar het museum blijkt paraplu's te hebben die je mag lenen. Rik kiest een mooie gele paraplu uit, en opa een blauwe. De locomotieven zijn heel erg groot. Zelfs de wielen zijn groter dan Rik. Opa tilt Rik omhoog zodat hij in de locomotief kan komen. Er is wel een trapje, maar die is voor volwassen benen gemaakt, en niet voor kinderbenen. Opa klimt achter Rik aan en dan staan ze binnen. Er zitten allemaal knopjes en hendels in de locomotief. En een heel groot luik waar de kolen in de motor gegooid kunnen worden. Alles is mooi glimmend gepoetst. Rik gelooft niet dat dat allemaal zo schoon was toen de trein nog reed. Opa zegt dat hij dat ook niet gelooft. Samen met opa speelt Rik even dat ze samen de trein besturen. "Huu huu!" doet hij de fluit na. En dan is het weer tijd om naar huis te gaan. Rik krijgt nog een mooie kleurplaat van een stoomlocomotief die opa in het winkeltje van het museum koopt als ze de paraplu's weer terugbrengen en dan gaan ze weer met de auto terug naar huis. En kijk nou eens, terwijl ze naar huis rijden breekt het zonnetje door de wolken. Dan kan Rik straks misschien toch nog lekker met Rak buiten gaan spelen!
Opa gaat nog weer even met Rik mee naar binnen om nog een kopje koffie bij mama te drinken. Rik drinkt ook eerst nog even een glaasje limonade. Tijdens de koffie vertelt Rik honderd uit over wat hij allemaal gezien heeft in het museum. Dan moet opa weer naar huis en mag Rik eindelijk buiten spelen. Samen met Rak rent hij meteen naar Tony om te vertellen over alles wat ze beleefd hebben. Als ze bij de brug komen horen ze iemand timmeren. Nieuwsgierig gaan ze op het geluid af om te kijken wat daar getimmerd wordt. Even verderop komen ze bij een open plek in het bos, en daar staat Tony met een hele grote hamer, paaltjes in de grond te slaan. De paaltjes die al in de grond staan vormen een soort van vierkant. Het vierkant is al bijna af, Tony hoeft nog maar drie paaltjes te doen. "Dag Tony, wat ben je aan het maken?" vraagt Rik. "Ha, dag Rik, dag Rak! Ik ben een omheining aan het maken. Nadat jij me die boekjes over geiten had laten lezen, ben ik zelf eens naar die bibliotheek gegaan. Dat is wel een geweldige uitvinding, zeg, zo'n huis vol met boeken die je lenen mag! En daar heb ik nog veel meer over het houden van geiten gelezen. Ik vond het best verrassend om er achter te komen dat er zoveel boeken over geiten bestaan! En wist je dat ze daar ook allemaal boeken hebben met recepten? Ik heb al allemaal nieuwe variaties met geitenvlees uitgeprobeerd. Heerlijk! Mijn ouwe recept was ook wel lekker, maar het was wel elke dag hetzelfde. Maar waar had ik het over... Oh ja, in die boeken stond dus ook hoe je het beste een hek kan maken waar de geitjes niet doorheen kunnen. Dus dat ben ik nu vast aan het maken. En ik moet opschieten, want ik heb met een boer afgesproken dat ik straks al wat geitjes kan komen kopen. Zo, dat was het laatste paaltje. Nu kan ik het gaas er aan vast maken. Wil je misschien helpen? Kijk als jij het gaas nou zo op zijn plek houdt, dan kan ik het vastzetten." Tony heeft nu een heel bijzonder apparaat vast. Als hij op een knopje drukt, dan schiet het apparaatje met een knal een soort van nietje door het gaas in het paaltje, en dan zit het gaas vast. Op ieder paaltje zet Tony het gaas met drie van die nietjes vast en dan gaan ze naar het volgende paaltje. Met zijn tweeën gaat het best wel snel. "Hoe kom je eigenlijk aan al die spullen Tony?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Oh, ik ben gewoon naar de bouwmarkt gegaan. Daar kun je van alles kopen, en dit apparaatje heb ik daar gehuurd. Dan geef je ze geld en dan mag je het een tijdje lenen. Net als de boeken in de bibliotheek. Als ik straks de geitjes ga halen, dan breng ik dit apparaatje ook weer terug." Na een half uurtje hard werken is het hek helemaal klaar, op een klein stukje na. "Tony, moet dat stuk van het hek niet dicht? Anders lopen ze er toch zo weer uit?" vraagt Rik bezorgd. Tony moet lachen, "Daar komt nog een mooi draaihek in met een stevige sluiting. Het hek heb ik al klaar liggen, ik moet het er alleen nog inzetten." En inderdaad, even later komt hij met een mooi hek aan waar de scharnieren en de sluiting al aan vast zitten. Een paar minuutjes later zitten de scharnieren aan de omheining vast en kan het hek al open en dicht. En niet veel later zit ook de sluiting vast, zodat het hek ook echt dicht kan. "Zo, precies op tijd. Ik moet nu even weg om mijn geitjes te gaan halen, dus ik laat jullie even alleen. Over een uurtje ben ik wel weer terug. Tot later!" zegt Tony terwijl hij weg gaat. "Tot later, Tony!" zeggen Rik en Rak, "Dan gaan wij wel even bij Twitter op bezoek." En zo gaan de twee op weg naar de boom van Twitter. Heel voorzichtig gaan ze door de bomencirkel met de feetjes er in. Die trekken allemaal gekke gezichten als ze de twee zien, maar die trekken zich daar niets van aan. Veilig komen ze zo bij Twitter aan. "Hoi Twitter!" roept Rik. "Hee Rik," roept Twitter terug, "we vroegen ons net af wanneer je weer een keer op visite zou komen. Aangezien je me kunt verstaan begrijp ik dat je die mooie ketting nog steeds om hebt?" "Ja hoor Twitter, die heb ik elke dag om. Want je weet maar nooit of ik niet de tijd heb om eens langs te komen. Of dat ik toevallig eens iemand van de stam tegen kom!" zegt Rik. Twitter moet lachen, "Mijn stam is niet zo avontuurlijk hoor, maar je hebt gelijk, je weet maar nooit. Maar vertel eens, heb je nog leuke avonturen beleefd?" En Rik vertelt alle avonturen die hij in het ridderkasteel beleefd heeft en ook nog over het treinenmuseum. "Zo, jij hebt het druk gehad hoor ik al!" roept Twitter uit, "Wij hebben hier alleen maar saai in de boom zitten roddelen over elkaar. Ik zou ook wel weer eens een leuk avontuur beleven. Alleen hoeft het niet zo spannend als toen met de ijskoningin!" "Nou," zegt Rak, "dan ga je zo meteen toch met ons mee bij Tony de trol kijken. Hij heeft net een hek gebouwd en is nu een paar geitjes aan het halen. Niet heel erg spannend, maar toch leuk om te zien, zou ik denken." Dat vindt Twitter een goed idee, "Wanneer gaan we?" "Nou Tony is pas net weg om de geitjes op te halen, maar over een half uurtje ofzo is hij wel weer terug, dus we dachten eerst even gezellig bij jou te blijven kletsen. Vertel ons de laatste roddels eens?" En zo kletsen ze met zijn drietjes gezellig tot het weer tijd is om bij Tony te gaan kijken.
"Rak, is er eigenlijk niet een weg van en naar Twitter's boom waarbij we niet door die bomenring van de feetjes hoeven? Ik ben toch altijd weer een beetje bang dat ik daar weer struikel!" zegt Rik een beetje bezorgd. Rak denkt even na en kiest dan een andere route, "Ik weet niet of deze route beter is hoor, ik heb het nog nooit geprobeerd. Door de feeëncirkel is gewoon het kortste." Ze lopen nu over een klein paadje dat flink overgroeid is. Maar dan opeens houdt het pad op en staan ze voor heel dicht struikgewas. Normaal vindt Rik het niet erg zich een weg door de struiken te banen, maar dit zijn bramen met van die dikke dorens. Als hij daar doorheen gaat, dan blijft hij hangen en dan gaan zijn kleren stuk. "Hier kunnen we niet door heen, Rak," zegt Rik "Ik zie het, Rik. De laatste keer dat ik hier kwam stond dat struikgewas er nog niet. Laten we maar eens kijken of we er niet omheen kunnen," antwoordt Rak. Zoekend naar een pad lopen ze om het struikgewas heen. Af en toe heeft Rik het idee dat hij achter de bramen iets van een gebouw ziet staan, maar hij kan het niet goed zien en weet het niet zeker, "Rak, zie jij dat ook? Het lijkt wel of er een gebouw achter die bramen staat, maar ik kan het niet goed zien." Rak kijkt nu ook, "Ja, ik denk dat je gelijk hebt, Rik. Volgens mij staat daar inderdaad een gebouw. Twitter, kun jij niet eens een stukje omhoog vliegen om te kijken of je meer kunt zien?" Twitter vliegt van Rik zijn schouder af omhoog, "Hee, dat is raar! Hoe hoog ik ook vlieg, het struikgewas is nog steeds hoger!" roept hij naar beneden. "Hoe kan dat nou?" zegt Rik verbaasd, "het struikgewas is maar net een klein beetje hoger dan ik lang ben!" "Nou," zegt Twitter terwijl hij weer omlaag gevlogen komt, "Het is toch zo. Ik kan het daarboven niet beter zien dan hier beneden, maar er lijkt inderdaad iets van een gebouw achter de struiken te zitten." Het drietal is nu toch wel nieuwsgierig geworden, dus op het punt waar ze helemaal om het struikgewas heengelopen zijn, buigen ze niet af om naar Tony's brug te gaan, maar lopen ze verder om het struikgewas heen, op zoek naar een ingang. Ze lopen net zolang door tot ze het paadje waar ze uit kwamen weer tegenkomen. "Hoe kan daar nou een gebouw staan als je er helemaal niet bij kunt?" vraagt Twitter verbaasd. Rik en Rak snappen het ook niet. "Laten we dan toch maar weer verder gaan naar Tony om naar zijn geitjes te kijken," stelt Rak voor. Omdat niemand een beter idee heeft lopen ze maar weer verder. Nu buigen ze wel af als ze helemaal om het rare gebouw met zijn struikgewas heen zijn. Nog een laatste keer kijkt Rik om. Maar dan opeens ziet hij dat het paadje wat ze eerst volgden hier weer uit het struikgewas komt. "Is dat niet raar, nu lopen we weer op dat kleine paadje! Het lijkt wel of het pad gewoon dwars door het struikgewas gaat!" Rak knikt, hij had het al gezien, "Ja, het is vreemd. Dit soort paadjes wordt door de wilde dieren gemaakt en meestal houden die niet zo maar op om ergens anders weer te verschijnen. Het lijkt net of het struikgewas er pas net staat, maar dat kan niet, want planten hebben tijd nodig om te groeien!" Nog steeds verbaasd lopen ze verder naar Tony's brug. Vanaf de brug lopen ze verder naar het hek dat Tony gebouwd heeft, want Tony is niet bij de brug zelf. Tony is inderdaad bij het hek. En binnen de omheining lopen nu vier kleine geitjes. Ze hebben het best naar hun zin. Ze huppelen en dartelen en af en toe eten ze wat van het gras dat binnen het hek groeit. Tony heeft nu ook een grote bak met water binnen het hek gezet, zodat de geitjes ook kunnen drinken. "Kijk ze eens vrolijk springen!" zegt hij trots, "Ze zijn helemaal niet bang van me!" Voorzichtig doet hij het hek open om Rik en Rak in de omheining te laten. Meteen komen de geitjes op hen af om te kijken wie dat zijn. Als Rak aan ze begint te snuffelen springen ze een beetje geschrokken weer weg. Maar als Tony Rik een wortel geeft om aan de geitjes te voeren, dan komen ze snel genoeg weer terug. "Wat zijn ze lief Tony!" vindt Rik. Rak doet een soort van tikkertje met de geitjes. Nu die doorhebben dat Rak niets doet, vinden ze het wel leuk en zitten ze ook achter hem aan. Twitter vindt de geitjes wat te groot om aan het spelletje mee te doen en blijft op Rik zijn schouder zitten. Rik stelt Twitter aan Tony voor, "Tony, dit is Twitter, waar ik je al over verteld had. Twitter, dit is Tony." Tony en Twitter groeten elkaar en dan vraagt Rik: "Tony, we kwamen verderop wat struikgewas tegen met grote doorns. En daar leek wel een gebouw in te staan, maar je kon er helemaal niet komen! Ben jij daar al eens geweest?" "Nee, struikgewas met doorns? Ik wist niet dat dat hier in de buurt stond. Ik zal binnenkort eens gaan kijken. Hoe zijn jullie hier gekomen dan?" Rik vertelt over het wildpaadje en hoe dat opeens ophoudt. "Een paadje dat het struikgewas in verdwijnt en aan de andere kant weer verschijnt? Dat klinkt heel bijzonder, nu ga ik zeker kijken. Je hebt mijn nieuwsgierigheid gewekt. Maar wordt het niet eens tijd dat jij naar huis gaat? Anders ben je straks te laat voor het eten!" Rik ziet ineens dat het al schemerig wordt en neemt snel afscheid van Tony en Twitter. Snel rent hij naar huis. Hij vindt het wel jammer dat hij niet meer met Tony mee kan om te gaan kijken.
Rik heeft helemaal geen zin om naar school te gaan. Hij wil eigenlijk naar het bos om aan Tony te gaan vragen wat hij allemaal ontdekt heeft. Maar ja, je moet nou eenmaal naar school. Dat moet van de wet, zegt mama. En dus eet Rik braaf zijn boterhammetje en loopt hij samen met mama braaf naar school. Als mama hem 's middags op komt halen, kan hij niet wachten tot ze weer thuis zijn. Mama wil dat hij eerst even een kopje thee met haar drinkt. Rik heeft zo'n haast om weg te komen dat hij zijn mond verbrandt. "Nou, sufferd, je weet toch dat je moet blazen voor je je thee opdrinkt?"zegt mama, "Wat is er aan de hand? Je bent wel heel zenuwachtig vandaag." "Er is helemaal niets aan de hand mama, maar ik wil gewoon graag buiten spelen," zegt Rik met zijn meest onschuldige blik. Mama kijkt hem nog een beetje argwanend aan, maar laat hem dan toch zijn jas en schoenen weer aantrekken om naar het bos te gaan, "Ik ga nog eens een keertje mee om te kijken wat je toch allemaal uitspookt in dat bos!" zegt ze grappend. "Dag mama!" roept Rik alleen nog. En zo snel hij kan rent hij met Rak naar de brug van Tony. "Hoi Tony," roept hij buiten adem. "Zo hee, Rik, heb je zo hard gelopen? Wat een haast!" zegt Tony verbaasd. "Was je al bij het struikgewas gaan kijken?" vraagt Rik zodra hij weer een beetje op adem is. "Ja, ik ben er gisteren meteen langs geweest met Twitter. Die vertelde me ook dat het struikgewas steeds hoger wordt als je hoger vliegt. Ik vond het maar verdacht veel op toverij lijken! Maar ik heb ook niets meer kunnen ontdekken. Dus toen we alles gezien hadden wat er te zien viel, heb ik Twitter even terug naar zijn boom gebracht. En daarna ben ik weer hier terug gekomen om weer bij de geitjes te gaan kijken. Ik wist niet dat dat zulke leuke beesten waren. Ik ben blij dat ik van plan was om er eerst meer te fokken voor ik ze opeet, want ik weet niet of ik ze nog wel af kan maken om ze op te eten. Misschien moet ik toch maar geitenkaas gaan maken en gewoon vlees bij de slager blijven kopen. Het is al lang geleden dat ik voor het laatst een geitje geslacht heb. Eens kijken, ja ik denk dat dat wel al honderd jaar terug is." Rik kan het zich best voorstellen, "Ik denk ook niet dat ik zulke lieve dieren dood zou kunnen maken." Rak onderbreekt het gesprek en zegt dat hij eigenlijk nog eens bij dat struikgewas wil gaan kijken. Dat wil Rik ook wel, en samen met Tony lopen ze er heen. Rak staart van het pad naar het struikgewas en weer terug, "Ik vind het gewoon zo vreemd dat dat paadje door lijkt te lopen. Dit soort wildpaadjes wordt meestal vaak gebruikt door het wild, anders zouden ze al lang overwoekerd zijn. Maar dit pad is nog steeds goed zichtbaar, alsof het nog steeds gebruikt wordt. Maar er is nog helemaal geen pad dat om het struikgewas heen gaat. Heel vreemd, gewoon." "Ja, zoals ik al zei, volgens mij is hier toverij in het spel," zegt Tony. Rik snapt er ook niets van. Rak kijkt nog eens van het pad naar het struikgewas en opzij. Dan doet hij opeens gewoon een stap naar voren. "Pas je op dat je niet vast komt te zitten, Rak," zegt Rik bezorgd. Niet alleen kleren blijven gemakkelijk aan de dorens hangen. Rak zijn lange vacht kan er ook prima in vast komen te zitten. Nou kan Rak zich wel in zijn drakenvorm veranderen, maar het lijkt Rik hoe dan ook niet prettig. Maar dan ziet hij dat Rak zo maar zonder probleem door de struiken kan lopen! "Ja, dat dacht ik al," zegt Rak, "Toen Tony zei dat hij dacht dat het toverij was, moest ik opeens denken aan het verhaal dat Rik vertelde over de heuvel in het land van de feetjes. Weet je nog wat daar gebeurde Rik?" "Dat was een illusie! Ik kon er gewoon doorheen," herinnert Rik zich nu ook weer, "Is dit ook zo'n illusie?" Nieuwsgierig loopt hij achter Rak aan. En ja, de struiken zijn een illusie, hij kan zo over het paadje doorlopen. Na een paar stappen hoort hij dat Tony hen nu ook volgt. Voor zich ziet hij nu eindelijk het gebouw dat ze dachten gezien te hebben. Het is een stenen toren. Als ze dichter bij de toren komen, horen ze opeens een stem, "Hmpf, jullie denken zeker dat je slim bent!" In de toren zit een deur, en in die deur staat een man. De man heeft een lange blauwe jurk aan met gouden sterren er op, en ook een blauwe puntige hoed met dezelfde sterren. "Bent u een tovenaar?" vraagt Rik. "Hmm, ik moet toegeven dat je niet helemaal achterlijk bent. Ja, ik ben een tovenaar," bromt de tovenaar, "Nou vertel op, hoe zijn jullie er achter gekomen dat je gewoon dwars door die struiken heen kon lopen?" Rik vindt het maar een sacherijnige tovenaar, "Rak heeft het bedacht." "Tja, als je wilt dat er niemand door je struiken heen loopt, dan moet je de illusie uitbreiden en het wildpaadje om de struiken heen laten lopen, in plaats van er dwars door heen," bromt Rak. Hij mag de tovenaar niet zo. "Nou bravo. Jullie hebben me gevonden. En nu? Nu moet ik zeker iets voor jullie toveren? Nou vergeet het maar. Als ik al iets tover dan is het om jullie geheugen te wissen en je weer naar huis te sturen," moppert de tovenaar.
"Nou, nou tovenaar, rustig maar!" zegt Tony kalmerend, "Als u ons hier niet wilt hebben, dan gaan we al. We waren eigenlijk alleen maar nieuwsgierig omdat dat paadje door de struiken leek te lopen en omdat we iets van een gebouw achter de struiken leken te zien waar je niet bij komt. Nu we weten wat hier staat kunnen we weer gaan. Zo'n mopperende oude man zitten we niet op te wachten hoor." "En we zullen niemand vertellen dat u hier woont, ze zouden ons toch niet geloven," voegt Rik toe. Nu kijkt de tovenaar opeens sip, "Ze zouden jullie niet geloven? Ze zouden niet geloven dat de grootste tovenaar van de wereld hier woont?" "Nee meneer, mijn mama zegt dat tovenaars niet bestaan. Ze zegt dat er alleen maar goochelaars zijn die trucjes kennen. Grote mensen geloven niet meer in magie," legt Rik uit. Nu kijkt de tovenaar ronduit verdrietig. "Maar ik geloof wel dat u een tovenaar bent hoor," zegt Rik om het weer goed te maken. "Ja," bromt Tony, "Ik ook wel, uiteindelijk gelooft ook niemand dat trollen bestaan, en ik ben er toch ook echt." "En over draken zullen we het maar niet hebben," voegt Rak toe. "Dus zelfs als ik konijnen uit mijn punthoed zou toveren, dan zouden ze nog denken dat het een trucje is? Hou kan dat nou een trucje zijn. Die beesten kun je echt niet in je hoed verstoppen, die schoppen en bijten dat het een lust is. Helemaal niet prettig om zo'n monster onder je hoed te verstoppen," mompelt de tovenaar nog steeds een beetje verdrietig. "Ik zou het niet weten, maar de goochelaar die ik ooit zag op een feestje, die had een konijn dat niet schopte en beet. Die bleef heel lief in zijn hand hangen. Misschien had hij het wel iets lekkers gegeven van te voren," bedenkt Rik. "Ja, maar als ik een wild konijn uit mijn hoed tover vanuit het niets, dan kan ik het moeilijk iets lekkers geven van tevoren," moppert de tovenaar. Ja, dat is ook weer waar. "De grootste tovenaar van de wereld en niemand, nou ja bijna niemand," zegt hij als zijn gasten willen protesteren, "die in je gelooft." Het lijkt wel of de tovenaar het zelf nog niet kan geloven, "Dus zelfs als ik zou willen toveren, dan geloven ze me niet?" Rik schudt zijn hoofd, "Nee ze zouden allemaal geloven dat het trucjes zijn. Hele knappe trucjes, waarvan ze niet weten hoe ze werken, maar trucjes. Maar goochelaars kunnen best rijk en beroemd worden, hoor. En u zou de beste goochelaar van allemaal zijn, niemand zou kunnen raden hoe uw trucjes werkten!" Daar vrolijkt de tovenaar weer een beetje van op, "Ja, dat is waar hè. Als de truc is dat het echte magie is en geen truc, dan zou niemand snappen hoe het werkt. Nou als ik ooit nog eens zin heb in toveren voor een publiek, dan kan ik altijd nog goochelaar worden." De tovenaar draait zich om en loopt zijn toren binnen. Hij lijkt zijn gasten wel al weer vergeten. Maar dan horen ze zijn stem vanuit de toren, "Oh, willen jullie ook een kopje thee? Ik had net water opgezet. Kom binnen!" Thee lusten ze wel, en achter elkaar stappen ze de toren binnen. Als ze de kamer in de toren zien, is Rik wel een beetje teleurgesteld. Hij had eigenlijk wel verwacht dat de toren van binnen groter dan van buiten zou zijn. Maar de kamer is precies zo groot als je zou verwachten van een kamer waar geen tovenaar in woont. Achter in de kamer is een trap naar boven. In het midden staat een grote ronde tafel met van alles en nog wat er op. Het enige wat wel bijzonder is dat aan de ronde muren ook rondlopende planken hangen. En natuurlijk alles wat op die planken en de tafel staat. Rik ziet kooitjes met rare beestjes er in, kristallen bollen, een glazen vaas met rare vloeistoffen er in die borrelen en dampen, allemaal stapels papier en zelfs van die ouderwetse papieren rollen. Dan zijn er ook nog allemaal oude boeken en potjes en bakjes waarvan je niet kan zien wat er in zit. Om de thee die hij net gezet heeft neer te kunnen zetten, moet de tovenaar een stapel boeken op de grond leggen, "Sorry voor de rommel, maar ik verwachte geen visite. Anders had ik even opgeruimd. Ik was midden in mijn onderzoek bezig toen jullie kwamen." "Wat doet u dan voor onderzoek?" wil Rik graag weten. "Ik ben aan het onderzoeken wat voor invloed de zonnevlekken op magie hebben. Dus ik was allerlei boeken en sterrenkaarten aan het raadplegen om er achter te komen wanneer de periodes van de meeste zonnevlekken waren. Dan kan ik straks in de geschiedenisboeken terugzoeken of dat ook invloed had op de magie," legt de tovenaar uit. "Wat zijn zonnevlekken? En staat het gebruik van magie dan in de geschiedenisboeken? Waarom gelooft dan niemand nog in magie? En kunt u dat niet allemaal op het internet vinden?" Rik heeft een heleboel vragen. De tovenaar krabt eens achter zijn oren, "Tjonge, wat een hoop vragen. Ik weet niet precies wat zonnevlekken zijn, het zijn een soort vlekken op de zon. En als je weet hoe je de geschiedenisboeken moet lezen, dan is het gebruik van magie daar wel degelijk in terug te vinden. Maar ja, niemand weet nog hoe je die moet lezen, want ze geloven niet meer in magie. En wat is internet?" Rik legt uit wat internet is en vertelt dat ze dat in de bibliotheek ook hebben. "Oh ja, de bibliotheek is een machtige plaats," voegt Tony toe, "Daar hebben ze ook heel veel boeken die je tegen betaling kan lenen." "Nou dan moet ik daar maar eens gaan kijken," zegt de tovenaar. En prompt is hij verdwenen.
"Waar is de tovenaar nou opeens naar toe?" vraagt Rik verbaasd. "Naar de bibliotheek, denk ik," zegt Rak droog, "Tovenaars zijn wel eens verstrooid, en deze lijkt geen uitzondering. Ik denk dat hij ons al weer vergeten is. Laten we maar gewoon onze thee opdrinken en kijken of hij terug komt voor het op is. Zo niet, dan denk ik dat het beter is dat we weer gaan. Als hij ons echt helemaal vergeten is, dan kon hij wel eens boos worden als hij ons hier vindt." Zwijgend drinken ze hun thee op. Rik kijkt ondertussen rond wat er allemaal op de planken staat. Dan ziet hij opeens een kooitje met een vogeltje er in dat wel heel erg veel op een van Twitter's vriendjes lijkt. Hij staat op om eens van dichterbij te kijken. Het vogeltje zit helemaal in elkaar gedoken. "Hallo," zegt hij tegen het vogeltje, "Ben jij toevallig van Twitter's stam?" Heel even lijkt het er op dat Rik tegen een opgezet vogeltje aan het praten is, het vogeltje zit zo beweegloos. Maar dan geeft het toch antwoord, "Ik ken geen Twitter, maar als die Twitter nog redelijk jong is, dan zou het kunnen dat hij van mijn stam is. Ik ben al heel lang geleden gevangen. Ik woonde hier vlakbij in een grote boom met mijn hele stam. Tot op een dag die tovenaar langs kwam en ons interessant genoeg vond om te bestuderen. Intussen is hij me natuurlijk al lang weer vergeten, en als hij het kooitje niet betoverd had om me automatisch van eten en drinken te voorzien, dan was ik nu vast al van honger en dorst gestorven." Dat vindt Rik toch wel erg, "Twitter heeft me in jullie stam geadopteerd, dus ik zal je bevrijden." Hij tilt het kooitje van de plank af en opent het deurtje. Het vogeltje hipt naar het deurtje toe en slaat zijn vleugels uit, maar verder dan wat fladderen en nog enigszins fatsoenlijk landen komt hij niet. "Ik heb al te lang gevangen gezeten denk ik. Hoe kom ik nou weer terug bij de stam?" vraagt hij zich treurig af. Rik tilt hem voorzichtig op, "Nou, ik breng je natuurlijk! Dan kun je bij de stam gewoon weer op krachten komen." "Dat vind ik aardig van je, ik heet trouwens Kwetter," zegt het vogeltje dankbaar. "Aangenaam Kwetter, ik heet Rik, en dit zijn Rak en Tony," antwoordt Rik. "Ik denk dat we dan beter nu meteen maar kunnen gaan," zegt Rak, "Als die malle tovenaar terugkomt en ziet dat je zijn vogeltje bevrijd hebt, dan zal hij wel boos worden en wie weet dat hij dan doet. Als je het kooitje nou gewoon weer dichtdoet en netjes terug zet, dan merkt hij het misschien niet eens." Dat vindt Rik een goed idee en netjes zet hij het kooitje weer op zijn plaats. "Het deurtje zat nog iets meer naar achteren," zegt Kwetter vanaf zijn schouder, "Ik heb daar lang genoeg op die plank gestaan om te weten hoe de kooi stond." Rik draait het kooitje nog een beetje totdat Kwetter zegt dat het goed staat en dan verlaten ze de toren. Via het pad dat door het struikgewas aan de andere kant loopt gaan ze op weg naar de stam van Twitter en Kwetter. Het duurt niet lang of ze komen daar aan. "Kwetter!" klinkt het uit een heleboel keeltjes tegelijk, "Kijk eens allemaal, Kwetter is weer terug!" Twitter komt ook kijken, "Dag Rik, waar kom jij vandaan?" Rik vertelt hoe ze de tovenaar ontmoet hebben en hoe die vervolgens verdween. En hoe ze toen Kwetter in een kooitje vonden. Tony moet Kwetter helpen om weer in de boom te komen, want zo hoog kan hij nog niet vliegen. Als Kwetter weer in de boom zit bedankt hij hen allemaal nog eens. "Heel hartelijk bedankt allemaal, zonder jullie zou ik nu nog steeds daar in dat kooitje zitten. Ik zal het nooit vergeten." "Dag Kwetter, ik hoop dat je snel weer kunt vliegen net als de rest! Tot ziens!" roept Rik terwijl ze weer weg gaan, "Dag Twitter, dag allemaal!" Met zijn drieen lopen ze weer terug naar Tony's brug. Rik kiest er voor om via de toren te gaan en niet via de bomenring van de feetjes. "Gaan we om de struiken heen? Of lopen we er gewoon dwars doorheen?" vraagt hij aan de anderen. "Ik stel voor dat we er gewoon doorheen gaan, dat loopt een stuk prettiger dan er omheen en het is nog korter ook," oppert Rak. Tony is het met hem eens, en dus lopen ze langs de toren. "Ha, zijn jullie daar weer!" roept de tovenaar, "Goed idee hoor, zo'n bibliotheek, bedankt voor de tip. Alleen dat internet daar snapte ik niets van. Maar ze waren zo aardig om me een hele stapel boeken mee te geven. Echt een geweldige uitvinding, ik snap niet dat ze dat niet eerder bedacht hadden. Ze hadden daar echt veel meer geschiedenisboeken dan ik ooit gezien heb, maar ik mocht ze helaas niet allemaal mee. Wist je dat je maar tien boeken tegelijk mocht lenen. Best jammer, maar goed, dan zal ik deze maar kopieren, dan kan ik morgen weer terug om nieuwe te lenen. Best handig toch om tovenaar te zijn, anders had ik die boeken allemaal over moeten schrijven." Rik onderbreekt zijn woordenstroom, "Overschrijven? Maar ze hebben in de bieb toch gewoon een kopieerapparaat? Dat gaat een stuk sneller en dan krijg je ook geen kramp in je vingers." "Een kopieerapparaat zeg je, een machine die het kopieren voor je doet? Helemaal zonder fouten? Geen wonder dat ze geen tovenaars meer hebben, als ze al die magie in een apparaat stoppen," moppert de tovenaar, "Nou ja, dan weet ik in ieder geval wat ik moet doen als het kopieren weer eens niet lukt. Oh gaan jullie al weer?" vraagt hij als hij ziet dat ze weer verder lopen. "Ja," zegt Rak, die Rik meevoerde, "de kleine jongen moet weer op tijd thuis zijn. Anders worden zijn ouders ongerust." En snel duwt hij Rik verder achter Tony aan, "Wat een spraakwaterval zeg, ik dacht dat het nooit meer op zou houden!" Bij de brug nemen ze afscheid van Tony en gaan ze weer gauw naar huis.
De volgende dag op school vertelt Rik over de tovenaar in het bos. Bram gelooft er natuurlijk helemaal niets van, "Joh, dat is gewoon een ouwe goochelaar die je in de maling probeert te nemen!" "Oh ja? En hoe kan het dan dat hij zomaar opeens verdween en met een hele stapel bibliotheekboeken weer terug kwam?" vraagt Rik uitdagend. "Het is zijn eigen huis! Hij heeft daar natuurlijk een of andere trukenkast, misschien zat er wel gewoon een luik in de grond ofzo. En die boeken had hij natuurlijk gewoon al in huis, je zei toch zelf dat het er stikte van de boeken? Hij had er vast nog een paar ergens liggen die je nog niet gezien had," vindt Bram. "Nou, maar ik heb ook trollen, een ijskoningin en pratende vogeltjes gezien, dus dat er een tovenaar in dat bos woont vindt ik helemaal niet gek. Ga vanmiddag maar eens in de bibliotheek vragen of er gistermiddag niet een gekke oude man in een blauwe jurk met een blauwe puntmuts langskwam! Want als hij daar om ongeveer vier uur was, dan is het een echte tovenaar! Hij was maar een kwartiertje weg ofzo, dus in die tijd kan hij niet heen en weer gegaan zijn!" daagt Rik hem uit. "Nou misschien doe ik dat wel," zegt Bram, "en dan zul je zien dat hij er al veel eerder was, of dat ze hem helemaal niet kennen omdat hij zijn blauwe jurk gewoon thuis gelaten had en in zijn normale kleren langs ging!" Dan gaat de bel en moeten ze de klas weer in. Maar in het speelkwartier praten ze weer verder, want Bram is stiekem toch wel nieuwsgierig. "Kan ik morgenmiddag niet bij jou spelen? Als het dan mooi weer is, dan kunnen we samen naar het bos en dan kan ik die neptovenaar ook eens zien!" vraagt Bram. "Ik denk het wel, ik zal het straks aan mama vragen. Maar ik moet je wel waarschuwen, als je hem vraagt om iets te toveren, dan wordt hij vast boos. Toen we hem net ontmoeten, toen werd hij al meteen boos bij het idee dat we hem zouden vragen om iets te toveren," waarschuwt Rik. "Ha!" zegt Bram, "Dus je hebt helemaal niet gezien dat hij kon toveren! Het is gewoon een neptovenaar!" "Ik zei toch al dat hij opeens verdween! Dat is ook tovenarij. En bovendien staan er betoverde braamstruiken om die toren heen. Je kon er zo doorheen lopen zonder te blijven hangen in de dorens," legt Rik nog een keer ongeduldig uit. "Nou, daar heeft hij vast van die hele dure virtual reality camera's voor," zegt Bram wijs, "Dat kunnen ze tegenwoordig al lang." Rik houdt wijselijk zijn mond verder over de tovenaar, voordat Bram langskomt om het met zijn eigen ogen te zien, gaat hij het toch niet geloven. En dus vertelt hij verder over Tony en zijn geitjes, "Had ik al verteld dat Tony de trol nu vier geitjes heeft? Hij heeft er een mooi hek voor getimmerd en nu spelen ze daar vrolijk. Rak heeft zelfs tikkertje met ze gedaan." "Nou, die trol wil ik ook wel eens zien, want volgens mij is dat gewoon een oud, lelijk mannetje die jou verhalen op je mouw aan het spelden is over dat hij onder die brug woont. En als hij er wel woont, dan is het gewoon een zwerver! Oh en die boom met die pratende vogels wil ik ook wel eens zien, want daar geloof ik ook niets van!" Bram is vandaag niet in de stemming om Rik zijn verhalen te geloven. Rik wordt er een beetje boos van, "Nou maar tegen jou praten ze ook niet! En als ze het wel doen, dan versta je er niets van, want jou hebben ze niet geadopteerd! Om ze te kunnen verstaan moest ik heel lang stil blijven staan terwijl ze allemaal om me heen vlogen en aan het eind toen ze klaar waren, kreeg ik van Twitter een van zijn veertjes, daarom kan ik ze altijd verstaan. Voor jou klinken ze als blaadjes en takjes in de wind." Bram ziet dat hij zijn vriend boos gemaakt heeft en krabbelt een beetje terug, "Nou maar vogeltjes die klinken als blaadjes heb ik ook nog nooit gezien hoor, dus ik wil ze toch graag zien!" Tussen de middag vraagt Rik aan mama of Bram morgen mag komen spelen. Mama kijkt even in de agenda en zegt dan dat het goed is, "We kunnen Bram aan het eind van de middag ook wel weer terug brengen hoor, als dat zijn ouders beter uitkomt." Rik is blij, want het gebeurt wel eens dat Bram zijn ouders het te druk hebben en dat hij dan niet bij iemand mag spelen. Maar als mama hem terugbrengt, dan is het vast wel goed. Blij vertelt hij het goede nieuws 's middags aan Bram, die meteen ook blij is. Heel vrolijk nemen ze 's middags afscheid. "Tot morgen!" roept Rik, terwijl ze nog samen een stukje in dezelfde richting lopen. "Tot morgen, ik kan niet wachten!" roept Bram terug. "Zo, jullie hebben er zin in!" zegt mama vrolijk, "Zal ik dan maar vast lekkere koekjes bakken? Dan kunnen jullie weer een lekkere picknick in het bos houden, op het weerbericht zeiden ze dat het morgen mooi weer wordt. Dan moet je wel warme kleren aan doen hoor Bram! Want het is nog steeds winter en dus niet heel erg warm. Dus vergeet je muts en je sjaal niet!" "Dat zal ik doen hoor! Of eh, nee dat zal ik niet doen, die muts en die sjaal vergeten dan," belooft Bram. En dan moet hij de andere kant op om naar huis te gaan.
Bram heeft zoals beloofd netjes zijn muts op en zijn sjaal om. Hij heeft zelfs zijn wanten aan gedaan. De hele ochtend op school zitten ze met zijn tweeën op de klok te kijken of ze al bijna naar huis mogen. Het plakwerkje dat ze van de juf moeten maken krijgen ze niet af, zo zijn ze aan het kletsen over wat ze straks allemaal zullen gaan doen. Maar dan na een ochtend die nooit middag leek te willen worden, mogen ze dan eindelijk naar huis. Mama is op de fiets gekomen, "Ja ik dacht jullie willen vast naar huis rennen en dat kan ik nooit bijhouden, dus ik fiets wel achter jullie aan." Samen met Rak die met mama mee gekomen is, zetten ze het op een lopen. "Wat een toffe mama heb jij!" zegt Bram tijdens het lopen, "Van de mijne hadden we nooit zo mogen rennen! Ik moet altijd netjes naast haar blijven lopen, maar de jouwe komt gewoon op de fiets! Misschien moet ze maar eens bij mijn moeder op de koffie komen om tips te geven!" Rak kan natuurlijk veel harder lopen, dus hij rent uitgelaten om de jongens heen. Bram weet niet dat Rak een draak is, dus hij kan niets toevoegen aan het gesprek, behalve wat geblaf. Al snel zijn ze bij Rik thuis, trappelend van ongeduld om te kunnen vertrekken. Mama helpt hen om wat broodjes, koekjes en drinken in te pakken en natuurlijk ook wat lekkers voor Rak. Als al het lekkers in een rugzak zit, roepen ze nog even kort bedankt, maar dan racen ze het huis al uit, het bos in. Rik kan eindelijk eens voorop rennen. Bram is eigenlijk sneller, maar hij weet niet waar ze heen gaan. Zo hard hij kan rent Rik naar Tony's brug. "Tony, Tony, ben je daar?" roept hij al voordat hij de brug tussen de bomen door kan zien. "Tjemig, wat kun jij brullen zeg," zegt Tony als ze hijgend bij de brug stilstaan. "Ik was bij de geiten, maar je brulde zo hard en zo ver van te voren dat ik nog makkelijk terug kon lopen om jullie op te wachten! Oh, hee hallo, jou ken ik nog niet. Ik ben Tony, wie ben jij?" Bram staat met een mond vol tanden naast Rik. Nu kan hij zelf zien dat Tony duidelijk geen mens is, zijn armen zijn te lang, zijn hoofd heeft een verkeerde vorm, en hij heeft ook veel te veel haar. En dan zijn zijn grote hoektanden en rode ogen er nog. "Ben je echt een trol?" vraagt hij een beetje verlegen. Tony moet lachen, "Jup, een heuse echte trol. Maar wees maar niet bang, ik eet alleen op zondag kleine jongetjes." Bram schrikt even, maar Rik moet lachen, "Wees maar niet bang Bram, ik heb hem vaak genoeg op zondag gezien en hij heeft me nog nooit opgegeten! Tony, dit is Bram, mijn beste vriend van school." "Ja maar jij bent ook veel te mager, jou moeten ze eerst nog vetmesten voordat je lekker wordt," kaatst Tony terug, "Aangenaam kennis te maken, Bram.". Nu snapt Bram ook dat het een grapje is en nog een beetje verlegen lacht hij mee. "We hebben een picknick meegenomen, Tony. Mama heeft zelfs koekjes voor ons gebakken. Lust je ook koekjes?" vraagt Rik terwijl hij de rugzak uitpakt. In het zonnetje gaan ze naast de brug op de oever van de rivier zitten. Tony maakt weer een kampvuur. Nadat hij het hout opgestapeld heeft kijk hij even naar Rak, maar die schudt zijn hoofd, dus Tony pakt zijn mes en zijn vuursteen en steekt zelf het vuur aan. Snel zet hij er een spit op met wat geitenvlees er aan. "Zo, geen fatsoenlijk trollenmaal zonder geitenvlees," zegt hij tevreden, "Jullie gaan straks een van mijn nieuwe recepten proeven. Het vlees is gemarineerd in een compleet andere kruidenmix dan ik normaal gebruik, maar deze is echt nog veel lekkerder!" Gezamenlijk smullen ze al het lekkers op. Na het eten zitten ze nog even uit te buiken in het zonnetje voordat Tony zijn stenen borden in de rivier gaat afwassen. Vol verbazing zit Bram toe te kijken, "Gebruik je geen afwasmiddel? Mama zegt altijd dat je dan ziek wordt van de bacteriën!" "Wij trollen hebben een sterke maag hoor. En ik schraap de etensresten er altijd goed af met schoon rivierzand. Als er geen resten op blijven zitten, dan hebben de bacteriën ook niets te eten en dan zoeken ze wel een ander plekje," legt Tony uit. Als Tony klaar is, gaan ze even bij de geitjes kijken. "Wat zijn ze lief!" roept Bram uit als hij een lik van een van de geitjes krijgt. "Welnee," zegt Tony, "ze willen gewoon weten of je eetbaar bent! Die malle beesten eten echt alles! Ze proberen zelfs af en toe of ze het hek op kunnen eten. Ik moet elke dag controleren of ze niet al een paal doorgeknaagd hebben." Bram en Rik moeten lachen. Rak verveelt zich een beetje omdat hij niet aan de grappen mee kan doen, dus hij doet maar weer een spelletje tikkertje met de geitjes. Vol verbazing staat Bram toe te kijken, "Tjee, ze zijn nog slim ook. Dat Rak slim genoeg was wist ik wel, maar dat de geitjes dat ook zouden snappen had ik niet verwacht!" Als de geitjes er genoeg van hebben komt Rak bij hen terug. "Ja, ik denk dat we maar verder moeten gaan, anders is straks de middag om en dan heb je nog niet het hele bos gezien," stelt Rik voor, "Wilde je soms met ons mee, Tony?" "Nee, Rik, ik moet nog heel wat doen vandaag, dus gaan jullie maar lekker zelf het bos verkennen!" Rik, Bram en Rak nemen afscheid en gaan verder het bos in.
Rik besluit om toch maar weer door de feeëncirkel te gaan, om de feetjes aan Bram te laten zien. Rak loopt voor en Rik loopt achter Bram om goed op te letten dat er niemand van het pad afstapt. Rik waarschuwt Bram nog eens extra, "Ik ben er één keer per ongeluk afgevallen doordat ik struikelde en het was echt heel moeilijk om weer uit het land van de feetjes weg te komen, dat is echt een avontuur dat ik niet wil herhalen, dus let heel goed op dat je op het pad blijft." Als ze tussen de bomen door stappen is het eerste wat Bram opvalt dat er zo veel bloemetjes groeien en dat ze zulke vreemde vormen en kleuren hebben, net zoals dat Rik opviel toen hij hier voor het eerst kwam. "Zou ik een bosje voor mijn moeder kunnen plukken? Ze gelooft het nooit als ik haar dit vertel!" vraagt Bram. "Nee!" roept Rik meteen, "de bloemen staan naast het pad en ik durf te wedden dat als je zelfs maar een hand uitsteekt om ze te plukken dat de feetjes wel een manier vinden om je hun wereld binnen te sleuren. En ik heb ook zo'n vermoeden dat die bloemen dood zijn voordat we het bos uit zijn," zegt hij om zijn felle opmerking een beetje goed te maken. "Jammer," zucht Bram, "Mijn moeder is gek op bloemen zie je, ze zou het geweldig vinden om deze te kunnen zien. Maar ik zou haar nooit naar dit bos mee kunnen nemen. Een blik op Tony en ze zou hard gillend weer weg rennen..." Langzaam sterft Bram zijn stem weg als hij zijn oog op de feetjes laat vallen. Die trekken gekke bekken als ze Rik en Rak zien, maar wuiven naar Bram of hij komt spelen. Meteen veranderen hun gezichtjes weer in die van Rik zijn klasgenoten. "Maar, maar daar spelen onze klasgenoten! Maar waarom zijn ze zo klein? En als zij daar wel kunnen spelen, waarom wij dan niet?" vraagt Bram verbaasd. "Dat zijn onze klasgenoten niet, Bram, dat zijn feetjes en ze proberen je naar hun wereld te lokken om met ze te spelen. En als je gaat dan kom je nooit meer terug, want ze stoppen nooit met spelen en dan laten ze je nooit meer gaan," legt Rik geduldig nog een keer uit. Hij weet nog goed hoe verbaasd en verward hij zelf was toen hij ze voor het eerst zag, "Kom laten we maar weer verder gaan." En voorzichtig duwt hij Bram verder over het pad tot ze weer tussen de bomen door zijn, "Ik kom hier eigenlijk niet graag meer. Ik ben er van overtuigd dat de feetjes er voor gezorgd hadden dat ik struikelde en van het pad af viel. Maar ik vond dat je dit gezien moest hebben. Kom, dan gaan we door naar Twitter en zijn vriendjes." "Hee, en die plek met die ijspegels dan die je getekend had? Waar is die dan? Ik dacht dat je die voor die boom met vogels getekend had!" vraagt Bram. "Die plek zijn we al voorbij," zegt Rik, "De ijskoningin had daar alle ijspegels weggehaald om ze in haar paleis te gebruiken. Dus nu is het een gewone open plek in het bos net als alle andere. En ik denk dat ze anders ook wel al weg waren geweest, het is niet meer koud genoeg." Terwijl ze praten lopen ze door en komen ze bij de boom aan. Bram ziet eerst niets bijzonders, want het lijkt net op een boom waar de herfsbladeren nog aan hangen, maar dan komt Twitter aangevlogen. "Ha dag Twitter!" zegt Rik blij, "Hoe is het nu met Kwetter, kan hij al weer vliegen?" En hij heeft het nog niet gezegd of Kwetter komt uit de boom gefladderd. Hij kan duidelijk nog niet zo heel ver vliegen, maar Rik zijn schouder haalt hij nog net. "Hee Kwetter, wat leuk je weer te zien! En het vliegen gaat al een stuk beter zie ik!" "Dag Rik," zeggen Kwetter en Twitter, "Dag Rak, wie is jullie vriend?" Bram verstaat er helemaal niets van natuurlijk, maar hij vindt het wel heel erg grappig klinken, net alsof de wind hard en dan zacht door een boom waait. "Dit is Bram," stelt Rik hem voor, "Bram dit zijn Twitter en Kwetter, Twitter is het groene vogeltje." "Dag Twitter en Kwetter," zegt Bram beleefd, "Het spijt me dat ik jullie niet kan verstaan." Twitter zegt iets tegen Rik dat Bram niet kan verstaan. "Steek je hand maar eens uit, Bram," zegt Rik. Bram steekt nieuwsgierig zijn hand uit en dan vliegt Twitter opeens naar Bram en gaat op zijn jas vlak bij zijn hand zitten. "Jeetje, hij weegt helemaal niets!" roept die verbaasd uit. Heel voorzichtig steekt hij een vinger uit naar Twitter om hem te aaien. Twitter blijft netjes zitten en heel voorzichtig aait Bram het vogeltje, "En wat zijn die veertjes zacht. Zulke bijzondere vogeltjes als jullie heb ik nog nooit eerder gezien," zegt Bram zachtjes tegen Twitter, "Ik vond het leuk jullie te ontmoeten." "Twitter zegt dat hij het ook leuk vindt je ontmoet te hebben," vertaalt Rik voor Bram. Rik steekt zijn arm uit naar zijn schouder zodat Kwetter er op kan hoppen. Dan steekt hij zijn arm zo hoog mogelijk de lucht in naar de boom. "Dank je wel Rik," zegt Kwetter, "Vanaf deze hoogte redt ik het wel de boom weer in." En hij vliegt naar de dichtsbijzijnde tak. "Wat is er met dat vogeltje," vraagt Bram, "Hij lijkt wel moeite te hebben met vliegen." "Kwetter is het vogeltje dat ik van de tovenaar redde, hij heeft heel lang in een heel klein kooitje opgesloten gezeten, dus nu zijn zijn spieren niet meer zo sterk als ze horen te zijn. Het zal nog wel een tijdje duren voordat hij weer net zo goed kan vliegen als vroeger," legt Rik uit. "Maar zullen we nu weer doorgaan om de rest van het bos te bekijken? We moeten ook nog langs bij de vuurvissen!" Bram vindt het goed en ze nemen afscheid van Twitter.
De twee jongens en Rak lopen verder door het bos naar de bevroren waterval. "Is die waterval echt altijd bevroren?" vraagt Bram nieuwsgierig. "Wel elke keer dat ik hem gezien heb," zegt Rik, "Als hij niet bevroren zou blijven, dan zouden de vuurvissen oververhit raken. Wacht maar even, je zult het wel zien." Bram heeft nog veel meer vragen, maar gelukkig zijn ze al bij de waterval aangekomen. Vol verbazing kijkt hij hoe de waterval echt helemaal bevroren is, "Stroomt het water er dan gewoon onder door?" "Dat weet ik eigenlijk niet," moet Rik bekennen, "Misschien is het wel een mini-gletscher zoals ze die in de bergen hebben, van dat ijs dat heel langzaam de berg af kruipt." Samen kijken ze naar de vuurvissen. "Ze zwemmen ook gewoon zo maar door het ijs heen alsof het water is, hè? En ze kunnen springen als zalmen. Ik vind het echt gave vissen!" zegt Bram verrukt. Als ze uitgekeken zijn, gaan ze verder om bij de tovenaar te kijken. "Moeten we daar doorheen!" roept Bram geschrokken als hij de braamstruiken ziet, "Dan gaan onze kleren toch kapot? Dan wordt mijn moeder echt onwijs boos!" "Kalm maar, het zijn geen echte struiken, kijk maar!" stelt Rik hem gerust. Rak is er al doorheen gelopen en Rik loopt achter hem aan, "Kom maar, Bram!" Bram loopt aarzelend achter Rik aan. Met zijn hand tast hij naar de takken van de braamstruik voor hem. Als hij echt niets voelt, moet hij lachen, "Wauw wat een gave illusie is dat zeg!" "Ja hoor, vertel het iedereen maar!" horen ze de tovenaar boos zeggen, "Ik dacht dat jullie niemand zouden vertellen dat ik hier woonde?" "Niemand vertellen dat u hier woont?" vraagt Rik verbaasd, "We hebben alleen gezegd dat niemand zou geloven dat u een tovenaar was! We hebben helemaal niets beloofd. En ik heb het alleen aan mijn beste vriend verteld." De tovenaar moppert gewoon verder, maar de jongens verstaan er niets van. "Hebben alle tovenaars een jurk aan?" vraagt Bram, "want ik ken alleen maar vrouwen die jurken dragen. Alle mannen dragen broeken." "Jurk! Jurk!" briest de tovenaar, "Ik draag helemaal geen jurk! Ik draag een echte tovenaarsgewaad! En ja, alle echte tovenaar dragen die! De jeugd van tegenwoordig, ze leren helemaal niets meer. Iedereen kan toch zien dat het geen jurk is. En dan wilde je dit zeker puntmuts noemen," zegt hij en wijst op zijn hoed. "Nee, nee," zegt Bram snel, "Iedereen kan zien dat dat een echte tovenaarshoed is. Een muts is veel slapper, dat weet iedereen. En ik wist echt niet dat je dat een gewaad noemde, ik zal het nooit meer verkeerd zeggen, echt niet." De tovenaar mompelt nog wat, maar wenkt ze toch naar binnen. De jongens kijken hun ogen uit. Rik kijkt nog even naar het kooitje waar Kwetter in gevangen zat. Hij ziet dat het nu helemaal vol met zaadjes ligt. Hij schrikt een beetje, want nu het zaad niet meer opgegeten wordt zal het kooitje binnenkort overstromen en dan ziet de tovenaar dat het vogeltje er niet meer in zit. Hij besluit toch maar zijn mond te houden, want hoe langer het duurt voor het ontdekt wordt, hoe beter. De tovenaar zwaait met zijn staf en er zweven twee koppen thee naar de jongens toe. "Nog bedankt voor die tip over die kopieermachine trouwens. Het duurt wat langer dan als ik het met magie doe, maar er zitten veel minder fouten in. De tovenaars die dat apparaat gemaakt hebben zijn echt goed," bedankt de tovenaar Rik. Bram is een beetje verbaasd over hoe snel het humeur van de tovenaar weer omgeslagen is, zou zijn excuus geholpen hebben dan? Of is hij het gewoon al weer vergeten? De tovenaar begint een heel ingewikkeld verhaal te vertellen over wat hij allemaal al ontdekt heeft over de zonnevlekken en over geschiedenis. Rik luister nog netjes, maar Bram vindt geschiedenis maar saai en hij snapt er niets van. Nieuwsgierig kijkt hij rond door de kamer van de tovenaar. Voor hem op tafel ligt een mooi kristal. Het is niet heel groot en hij pakt het op om het beter te bekijken. "Wil je daar wel eens van af blijven!" buldert de tovenaar opeens. Bram schrikt en laat spontaan het kristal uit zijn handen vallen. Het valt op de stenen vloer en spat in duizend stukjes uit elkaar. De tovenaar wordt nu nog bozer, "Daar heb je het al, waarom moest je er ook met je tengels aan komen? Weet je wel hoe moeilijk het was om dat kristal te vinden! Dat heeft tientallen jaren gekost! Nu moet ik weer opnieuw beginnen met zoeken! Lelijke kwajongen!" Bram begint van schrik te huilen, "Maar ik wilde het alleen maar bekijken, en toen schreeuwde u en toen liet ik het van schrik vallen." "En nu nog janken ook," schreeuwt de tovenaar, "Weet je wat als je zo van waterlanders houdt, dan mag je daar voortaan wonen!" En met een zwaai van zijn toverstaf is Bram opeens verdwenen. "Waar is hij heen?" roept Rik boos en geschrokken, "Wat heb je met hem gedaan?" Dan hoort hij opeens een luide kwaak van onder de tafel. Hij kijkt naar beneden en ziet een grote groene kikker op de grond zitten. "Je vriend is nu voortaan een kikker. Wen er maar vast aan," zegt de tovenaar boos. "Je moet hem terug veranderen!" roept Rik, "Want als hij straks niet thuiskomt, dan wordt zijn moeder ongerust en die belt dan de politie en dan komen ze allemaal zoeken. En dan ga ik zeggen dat u hem omgetoverd heeft!" "Ha, ze zullen je toch niet geloven!" roept de tovenaar triomfantelijk, "Dat heb je zelf gezegd!" "Nou misschien niet, maar ik ga ze mooi vertellen dat ik hem hier voor het laatst gezien hebt, dus dan arresteren ze u voor kidnapping!" kaatst Rik terug. "Nou, dan moet ik jou dus ook gewoon omtoveren en die hond van je ook!" besluit de tovenaar.
De tovenaar wil Rik betoveren! Maar dat pikt Rak niet zomaar! Grommend springt hij tussen Rik en de tovenaar in. Omdat de tovenaar hem toch al wilde betoveren, denkt hij slim te zijn en hem als eerste om te toveren in een kikker. Maar hij weet niet dat Rak een draak is en dat de magie op hem niet werkt. Met een grauw bespringt hij de tovenaar. Rak is een grote hond, en de tovenaar niet zo'n hele grote man, dus die valt zo op zijn billen. Rak zet zijn poten op zijn borst en gromt gevaarlijk. "Roep hem terug, roep hem terug. Ik maakte maar een grapje, ik zal jullie heus niet betoveren!" roept de tovenaar bang. "Eerst Bram terugtoveren!" zegt Rik streng. "Dan zal dat beest toch eerst van mijn borst af moeten gaan, want zo kan ik niet toveren," piept de tovenaar angstig. Een beetje aarzelend gaat Rak van zijn borst af en doet een stap naar achteren, klaar om hem te bespringen als hij rare dingen doet. De tovenaar kijkt naar de kikker en zwaait met zijn staf. Maar wat gebeurt er nu? De kikker verandert niet weer in Bram, maar de tovenaar verdwijnt! "Barst," zegt Rak, "Ik was vergeten dat hij dat kon. Misschien moeten we Bram maar even in een kooitje doen ofzo, ik heb niet het idee dat hij ons nog begrijpt." Bram de kikker was inmiddels richting de deur aan het hoppen, dus Rak nam een grote sprong over hem heen. Bram schrikt en hopt weer terug de kamer in. Terwijl Rak Bram in de gaten houdt, zoekt Rik iets waar ze hem zo lang in kunnen doen. Zijn oog valt op het kooitje waar Kwetter in zat, die is op zich groot genoeg. Alleen moeten ze dan nog iets verzinnen voor het vogelzaad dat zich bij blijft vullen. Omdat hij niets beters ziet, pakt hij het kooitje toch maar. Hij schudt het vogelzaad wat er in zit op de grond en doet dan het kooitje open. Met behulp van Rak probeert hij Bram te pakken te krijgen. Maar dat valt nog niet mee, want een kikker kan nog best hoog springen en ook snel. Na veel gehops en gespring van Bram en snoekduiken van Rik, krijgt Rik dan uiteindelijk toch Bram te pakken. "Sorry, maar dit moet echt even. We kunnen je alleen weer terug laten toveren als we je niet kwijtraken!" verontschuldigt hij zich tegen zijn vriend. Hij doet het kooitje goed dicht en zet het onder de tafel. Dan doet hij voor de zekerheid ook de deur van de toren nog dicht. "Zo, dan kan hij tenminste niet ontsnappen terwijl we een oplossing zoeken. Wie weet staat hier ergens in al die boeken wel hoe we hem terug kunnen toveren. Rik en Rak gaan snel op zoek. De boeken beneden gaan allemaal over de zon en geschiedenis, dus daar zal het niet in staan. Ze nemen de trap omhoog om boven te gaan kijken. Alle muren staan helemaal vol met boeken, maar de meeste zijn geschreven in talen die Rak niet kent. Rik kan nog niet lezen, dus die kan de boeken alleen maar aangeven. Maar nergens zien ze een boek over het terugtoveren van kikkers in jongetjes. Er valt veel te zien op alle verdiepingen, maar niets dat hun ook maar één stap verder helpt. Teleurgesteld gaan ze weer naar beneden. "Wat moeten we nu doen, Rak? We kunnen zo niet naar huis. En ik denk niet dat die tovenaar terugkomt voordat wij weer weg zijn." "Hmm, we kunnen proberen een prinses te zoeken... Wie weet is die Sneeuwwitje hier nog ergens in het bos. Ik zou zeggen dat die ons nog wel wat schuldig is. Als we haar Bram laten kussen verandert hij misschien weer terug. Geen idee of het werkt, want Bram is natuurlijk geen prins, maar we kunnen het in ieder geval proberen. Als het niet werkt kunnen we hier altijd nog terug komen om te kijken of de tovenaar weer terug is," stelt Rak voor. Rik weet geen betere oplossing, dus hij tilt het kooitje op en samen verlaten ze de toren. Hun zoektocht begint bij de bevroren waterval. Van hun ontsnapping weten ze nog waar ze het water over kunnen en zo komen ze bij de plek waar het ijspaleis ooit stond. Er is nu niets meer van over behalve een grote modderpoel. Rak begint rond te snuffelen op de plek waar ze Sneeuwwitje het laatst zagen. "Het spoor is moeilijk te vinden, maar ik denk dat ze deze kant op ging," zegt hij. "Het is natuurlijk ook al weer een tijdje geleden," zegt Rik. Langzaam en met veel omwegen als Rak het spoor kwijt raakt, banen ze zich een weg door het bos. Van de waterval komen ze bij een stuk van het bos waar hele hoge bomen staan met hele dikke stammen. De onderste takken zijn zo hoog dat Rik er nog niet bij in de buurt zou komen als hij op Rak zijn rug ging staan. Op de grond ligt een dik pak dennenaalden en dat maakt het zoeken er niet makkelijker op, omdat de geur van de naalden de toch al zwakke geur van Sneeuwwitje en de prins overstemt. Ze lopen een heel eind verder, maar uiteindelijk moet Rak toegeven dat hij het spoor kwijt is. Ze lopen nog een heel eind terug, maar Rak kan geen ander spoor meer vinden. Verdrietig lopen ze weer het hele eind terug naar de bevroren waterval. "Laten we Tony maar om hulp vragen, misschien dat die nog een idee heeft. En misschien weet hij zelfs wel waar de prins woont of kent hij iemand die dat zou kunnen weten," stelt Rak tijdens het lopen voor. En dus gaan ze helemaal terug naar Tony's brug. Ze moeten onderweg flink vaak stoppen, want Rik zijn armen worden steeds zwaarder van het dragen van het kooitje. Maar dan komen ze eindelijk bij de brug.
Tony ziet meteen dat er iets mis is, "Hee waar is je vriend gebleven! Is hij al weer naar huis? En wat heb je daar in je armen? Tjonge wat kijken jullie sip!" Rik vertelt het hele verhaal, "En nu zijn we op zoek naar een prinses, maar we weten niet waar Sneeuwwitje heengegaan is nadat het ijspaleis instortte en we raakten haar spoor kwijt onder die hele hoge bomen." "Oei, dat is niet best, en nu?" vraagt Tony. "Nu hoopten we dat jij misschien wist waar die prins kan wonen of dat je iemand kent die dat zou weten," Rik kijkt Tony hoopvol aan. "Aiai, nee ik weet niet waar Sneeuwwitje of die prins woont. En ik ken ook niet heel erg veel mensen. Heb je het Twitter al gevraagd? De vogelstam houdt er dan wel niet van om uit die boom weg te gaan, maar ze weten vaak toch wel veel. Ze horen nog wel eens wat van de andere dieren, zie je," stelt Tony voor, "Wacht ik ga wel met jullie mee. Dan draag ik dat kooitje wel, want jij ziet er moe uit. Dan gaan we meteen even kijken of die nare tovenaar niet al weer terug is, want ik heb nog een hartig woordje met hem te spreken." En zo gaan ze weer op pad. Bij de toren van de tovenaar zien ze dat de deur van de toren op slot is. Tony bonst eens hard op de deur, maar er komt geen antwoord. Er brandt ook nergens in de toren licht, dus het zou ook kunnen dat de toren vanzelf op slot gaat als er niemand meer is. Zwijgend gaan ze verder naar Twitter en zijn vriendjes. "Hee Rik, ben je daar weer? Is je vriend weer naar huis?" roept Twitter hen vrolijk tegemoet. Als Rik het hele verhaal vertelt, is Twitter meteen een stuk minder vrolijk, "Wat een nare tovenaar! Die zullen we toch eens een lesje moeten leren! Maar ik zal eerst eens met de stam overleggen om te vragen of iemand weet waar die Sneeuwwitje of prins woont." Twitter vliegt weer terug de boom in en overlegt met de rest van de stam. Als hij terug komt weet hij waar de prins zou moeten wonen, "Ik kan jullie er wel heen brengen, dat is makkelijker dan uitleggen waar het is. En terwijl wij op zoek gaan naar Sneeuwwitje, zal de rest van de stam nadenken over een plan om die nare tovenaar een lesje te leren. Want al dat dieren gevangen zetten en jongetjes omtoveren in kikkers, dat moet ophouden." Samen met Twitter en Tony gaan ze nog een keer naar de plek waar het ijspaleis stond. En vandaar weer terug langs de hele hoge bomen. "Nou," zegt Rak, dan had ik toch het goede spoor gevonden, daarstraks. Want hier zijn wij ook langsgekomen. Ik raakte het alleen verderop kwijt." Steeds verder en verder gaan ze door het bos, net zolang tot ze bij een klein huisje met een waterput komen. Ze zwaaien even naar het vrouwtje dat daar in de tuin werkt, maar lopen meteen verder. Een eindje verder komen ze bij een klein dorpje. Rik vindt het dorpje er maar ouderwets uitzien. Er zijn helemaal geen auto's en op het grasveld midden in het dorp staan twee koeien en tien schapen. Op een krukje naast de koeien zit een meisje met een emmer één van de koeien te melken. De huisjes zijn ook niet van baksteen gemaakt, maar van hout. En de meeste hebben een rieten dak in plaats van dakpannen.Alleen het grootste huis is van steen gemaakt, met een soort van rare ronde dakpannen op het dak. Dat heeft ook een uithangbord naast de deur met een staart er op. "Wie hangt er nou een uithangbord met een staart erop naast de deur?" vraagt hij zich hardop af. "Dat is een herberg," weet Tony, "En ik schat dat hij de Koe zijn staart of zoiets heet, het is een koeienstaart namelijk." Even verderop horen ze een hard geluid, alsof er iemand op metaal aan het slaan is met een grote hamer. En inderdaad, in een schuur met een grote open deur staat een man met een schort om op een stuk ijzer te slaan. Ze zwaaien even naar hem en gaan dan verder. Het duur niet lang meer of ze zijn het dorp weer uit. Op het land zien ze nog wat boeren aan het werk die met behulp van een koe het land omploegen. "Hebben ze hier geen tractoren?" vraagt Rik zich af, "Dat gaat toch veel sneller?" Als ze de boerenvelden weer voorbij zijn en het bos weer inlopen, zien ze in de verte net boven de bomen uit een toren. "Daar is het kasteel," weet Twitter. Blij gaan ze meteen een stukje sneller lopen. En even later kunnen ze het kasteel tussen de bomen door zien. Net als bij het kasteel van koning Lodewijk is er een grote rand bos om het kasteel heen weggekapt. En ook dit kasteel heeft een slotgracht. Gelukkig is de ophaalbrug gewoon open en kunnen ze zo naar binnen lopen. Maar dan komen ze achter de brug bij de poort en daar staan twee poortwachters. "Halt! Wat komen jullie hier doen?" vragen de mannen nors. "Wij willen graag op audientie bij de prins en Sneeuwwitje," legt Tony uit, "Deze jongen heeft Sneeuwwitje gered van de ijskoningin, maar nu heeft hij een probleem waarvan hij denkt dat Sneeuwwitje misschien kan helpen. En dus wilden we haar om een gunst vragen." "Haha, Sneeuwwitje gered van de ijskoningin? Hij? Echt niet! Dat heeft onze prins gedaan!" zegt een van de poortwachters trots, "Maar goed, onze prins is goed voor het volk, dus jullie mogen naar de audientiezaal om op je beurt te wachten. Jullie komen precies op het goede moment, want de koninklijke audienties gaan bijna beginnen. Je zult alleen wel op je beurt moeten wachten en het is flink druk, dus ik kan niet beloven dat je aan de beurt komt vandaag." De poortwachter roept een bediende om hen naar de audientiezaal te brengen.
De stoelen in de audientiezaal zitten inderdaad al
helemaal vol, dus Rik en Tony moeten staan. Rak gaat gewoon op de
vloer zitten. Er komt een andere bediende langs die hun namen op een
lange lijst zet, "Wat is uw naam?" "Rak, Tony en Rik,"
antwoordt Rik. "En wat is uw verzoek?" vraagt de bediende
ongeinteresseerd. "We hebben een persoonlijk verzoek voor
Sneeuwwitje," antwoordt Tony, voordat Rik kan vertellen wat ze
precies willen vragen. De bediende kijkt een beetje vreemd, maar
schrijft het netjes op de lijst, "Ik weet niet of het vandaag
nog gaat lukken, de lijst is al erg vol. Maar als het niet lukt, dan
staat u morgen bovenaan de lijst." Voordat ze verder nog vragen
kunnen stellen is de bediende al weer weg. Dan begint de officiele
audientie, een heraut roept om dat de prins binnenkomt en iedereen
gaat staan. Ook Rak staat even beleefd op. Als de prins gaat zitten,
gaat de hele groep mensen ook weer zitten. De bediende die de namen
opgeschreven heeft geeft de lijst aan de heraut en die roept de
eerste naam op en de vraag die de man wil stellen, "Hendrik de
Boer met een vraag over de bestelling die het hof bij hem geplaatst
heeft, maar die nog niet betaalt is." De boer legt zijn probleem
uit aan de prins en de prins beveelt één van zijn
bedienden om de man alvast de helft van het bedrag uit te betalen.
Daarna komen twee mannen die ruzie hebben over de grens tussen hun
erven. De prins beveelt de mannen om de grenssteen precies halverwege
tussen de plekken waar de beide mannen zeggen dat hij zou moeten
liggen neer te leggen. Dan is er nog een vrouw die niet genoeg geld
kan verdienen om haar kinderen te eten te geven en die de prins een
van haar kinderen wil geven als paleisbediende. De prins bedankt de
vrouw hartelijk en vertelt haar dat haar oudste dochter welkom is in
het paleis. En zo gaat de rij met mensen door en door. Rik wordt moe
en gaat op de grond zitten. Gelukkig komen er al snel stoelen vrij en
kunnen ze lekker gaan zitten., want de vloer is wel erg hard. Na een
uur geeft de heraut aan dat de audientie voor die dag over is en dat
de mensen die nog niet aan de beurt gewest zijn morgen terug kunnen
komen,
"Uw namen worden bovenaan de lijst van morgen gezet,
dus morgen komt u vrijwel zeker aan de beurt." Rik kijkt Tony en
Rak aan, "Wat moeten we nu doen? We kunnen zo niet naar huis
gaan om morgen weer terug te komen. En morgen moet ik ook nog naar
school, dus dan ben ik nooit op tijd voor die audi-, auditie, ..."
"Audientie heet dat," zegt Tony behulpzaam, "Ik denk
dat we het beste een van de bedienden hier kunnen vragen waar we het
beste kunnen overnachten, want ik denk dat je maar beter pas weer
naar huis kunt gaan als we Bram teruggetoverd hebben. Het is beter
als jullie straks de waarheid vertellen als alles over is. Dan
geloven ze jullie ook niet, maar dat vergeven ze jullie dan wel weer.
Als je de waarheid vertelt als je terug komt met een kikker dan
breekt er straks paniek uit. Want dan geloven ze je ook niet en
willen ze meteen gaan zoeken naar Bram. Nu begint de politie als het
goed is pas morgen met een zoektocht." Een voor een zijn de
andere mensen de zaal uitgestroomd en nu zijn ze de laatsten die nog
achterblijven. Er komt zelfs al een bediende aan om hen weg te
sturen. "Beste man, kunt u ons soms ook vertellen waar wij hier
in de buurt kunnen overnachten? We hebben ver gereisd om hier te
komen en hebben geen overnachtingsadres," vertelt Tony aan de
bediende. De bediende kijkt een beetje zuur. "Hier in het paleis
kunnen jullie in ieder geval niet blijven," zegt hij en loodst
hen de zaal en het paleis weer uit. Verbluft blijven ze op de
ophaalbrug staan. "Wat een gastvrijheid, zeg," weet Tony
uit te brengen, "Zo maar zonder antwoord er uit gebonjourd. Nou,
laten we dan maar terug gaan naar die herberg die we tegenkwamen,
hier zullen we in ieder geval geen onderdak vinden."
Teleurgesteld dat ze Sneeuwwitje niet gezien hebben lopen ze weer
terug. De herberg heeft gelukkig nog een kamer voor hen, maar er
staat maar één bed in. "Slaap jij maar in het bed,
Rik, ik ben er toch aan gewend om op de grond te liggen," zegt
Tony. Maar voordat ze naar bed gaan trakteert Tony nog op een
maaltijd in de bar van de herberg. Tony is heel blij als de
herbergier vertelt dat er geit op het menu staat, "Mijn
lievelingskostje!" roept hij verheugd. De herbergier moet
lachen, "Dat dacht ik al." Na het eten gaan ze naar hun
kamer om vroeg naar bed te gaan. Ze willen de volgende dag vroeg
opstaan om de audientie niet te missen. Ze bestellen bij de
herbergier een stuk brood en gaan dan al kauwend op weg naar het
paleis. Natuurlijk zijn ze veel te vroeg en de poortwachters zijn
niet erg blij dat ze er nu al zijn, "Jullie zullen toch
hierbuiten moeten wachten, want de audientiezaal gaat pas een half
uur van te voren open." "Dat geeft niet," zegt Tony,
"We wilden er alleen voor zorgen dat we niet te laat waren zoals
gisteren." Het duurt nog een paar uur voordat ze de zaal
inmogen, maar gelukkig is het mooi weer. Als ze eindelijk de zaal in
mogen kiezen ze een paar stoelen uit die vooraan staan. Na hun komen
er langzaam steeds meer mensen binnen, net zo lang tot de zaal weer
net zo vol is als gisteren. Boven hun staan nog wat andere namen op
de lijst, maar dan zijn ze eindelijk aan de beurt.
"Rak, Tony en Rik met een verzoek voor Sneeuwwitje," zegt de heraut. "Een verzoek voor Sneeuwwitje? Wat ongebruikelijk. Ik ben wel nieuwsgierig wat jullie te vragen hebben," de prins wuift naar een bediende om Sneeuwwitje te halen, "Terwijl we even op haar wachten, behandel ik alvast de volgende zaak. Ik denk zo dat de andere burgers dat wel op prijs zullen zitten." Rik en Tony maken een buiging voor de prins en gaan weer zitten. Het duurt even voordat Sneeuwwitje naar de zaal kan komen, dus de prins gaat gewoon verder met het afwerken van de lijst. Als Sneeuwwitje binnenkomt is hij net bezig met de vraag van een boer die te laat is met het betalen van zijn belasting omdat zijn varken overleden was. Als de zaak afgehandeld is door de boer zijn dode varken te laten inleveren als belasting, zijn Rik, Rak en Tony eindelijk aan de beurt om hun verzoek in te dienen. "Schone Sneeuwwitje," begint Tony hun verhaal, "Ik neem aan dat u deze jongen nog wel herinnert van een paar weken terug bij het ijspaleis?" Sneeuwwitje knikt vriendelijk en Tony gaat door met zijn verhaal, "Deze jongen heeft laatst een aanvaring met een tovenaar gehad en nu is zijn beste vriend veranderd in deze kleine groene kikker. Zijn pogingen om de kikker weer teruggetoverd tot een jongen te krijgen zijn tot nu toe op niets uitgelopen, en zo kunnen ze niet naar huis gaan. Hun ouders geloven niet in tovenarij, dus ze zullen ook niet geloven dat deze kikker hun zoon is. Nu zijn er vele sprookjes die verhalen van betoverde prinsen die door de kus van een prinses bevrijd worden. Dus onze vraag is nu of u ons kunt helpen." Maar nog voordat Sneeuwwitje iets kan zeggen, barst de prins uit: "Uitgesloten! Hoe durven jullie zo iets te vragen! Een trol en een ordinaire jongen! Om met zo'n flauwe grap een prinses lastig te vallen! Met een vieze kikker nog wel! Wie weet in wat voor modderige sloten die allemaal gezeten heeft! Een prinses die jullie helemaal niets schuldig is! Wachters!" Op de laatste uitroep van de prins komen er zes sterke wachters de zaal binnen, "Verwijder dit stelletje ongeregeld uit mijn paleis!" Smekend kijkt Rik nog eens achterom naar Sneeuwwitje, maar die kijkt alleen maar droevig terug en zegt niets. Met harde hand pakken de wachter hen vast en slepen hen het paleis uit. Met een grote zwaai worden ze de poort uitgegooid. En met een harde klap gaat de poort achter hen dicht. Verbijsterd blijven de drie vrienden voor de poort staan. Hoe moeten ze Bram nu weer onttoverd krijgen? Ontredderd lopen ze terug naar de herberg om een nieuw plan te bedenken. Maar ze zijn nog niet erg ver gekomen als er een dienstmeisje achter hun aan komt rennen, "Wacht, wacht!" Buiten adem haalt het meisje hun in, "Mijn meesteres wil u graag spreken, kunnen jullie na zonsondergang naar het kleine poortje aan de zijkant van het paleis komen? Daar zal een bediende jullie opwachten om jullie naar de prinses te brengen." "Maar waar is die poort dan?" vraagt Rik, "Wij zijn hier niet bekend, dus we kennen alleen deze poort." "Als je die kant op loopt," zegt het meisje terwijl ze naar rechts wijst, "Dan is het de eerste poort die je tegenkomt. Let wel op, hij is niet zo heel erg groot als deze, dus loop hem niet voorbij!" Met die woorden draait ze zich om en haast zich weer het paleis in. "Wat zullen we dan tot vanavond gaan doen?" vraagt Rik zich af. "Laten we maar even terug naar de herberg gaan om wat te eten," zegt Tony, "van al dat wachten krijg je honger!" Zo gezegd, zo gedaan, ze lopen terug naar de herberg en bestellen daar een flinke maaltijd. "Is de audientie goed verlopen?" vraagt de herbergier. "Dat weten we vanavond pas," zegt Tony. De herbergier wordt alleen maar nieuwsgieriger, maar vraagt verder niets. Smakelijk eten ze hun maaltijd op tot de laatste kruimel. Voldaan gaan ze op een bankje voor de herberg in de zon zitten om te wachten tot het donker wordt. Als de zon bijna tot de horizon gezakt is gaan ze weer terug naar het paleis. Met een grote boog lopen ze door het bos om het paleis heen tot ze de kleine poort aan de zijkant kunnen zien. Daar wachten ze in het bos tot de zon helemaal onder is. Als het goed donker is haasten ze zich naar de poort. Als ze aankloppen wordt de poort opengedaan door een bediende die hen door kleine, stille gangen door het paleis leidt. "Dit zijn de gangen voor de bedienden, dus we hoeven niet bang te zijn om iemand tegen te komen. Alle bedienden zijn gek op Sneeuwwitje, dus niemand zou haar geheime plannetjes verraden aan de prins," legt de bediende uit. Het is best donker in de gangen, want er branden maar op een paar plaatsen fakkels. "Sorry, de prins vindt het niet nodig dat onze gangen volledig verlicht zijn, dat kost veel te veel geld, zegt hij," verontschuldigt de bediende zich. Ze moeten om het halve paleis heen, maar dan komen ze eindelijk bij de kamer waar ze zijn moeten. Rik is blij dat de bediende vertelt dat hij hun na hun gesprek met Sneeuwwitje weer terug naar de poort zal brengen, want hij is hopeloos de weg kwijt. Zachtjes klopt de bediende op de deur. Een andere bediende doet de deur open en laat hen binnen in een mooie kamer. Het is echt een meisjeskamer, want alles is roze. Roze gordijnen, roze kussens, roze dekens op het bed, roze meubels, roze tapijten op de vloer. Ze zijn naar de slaapkamer van Sneeuwwitje zelf gebracht!
"Dag Rik, Rak en Tony," horen ze een zachte stem. Op een stoel aan een klein tafeltje aan de zijkant van de kamer zit Sneeuwwitje, ze heeft nu een roze jurk aan, dus ze hadden haar bijna over het hoofd gezien in de roze kamer. "Nog mijn excuses voor de prins vanmiddag. Mijn redding uit het ijspaleis is een beetje een gevoelig punt voor hem. Hij had er jaren over gedaan om de moed te verzamelen om mij te komen redden van de ijskoningin. En toen hij dan eindelijk aankwam, toen nam de ijskoningin hem gewoon gevangen. Ze toverde hem om in een ijsbeer en dwong hem om haar bediende te zijn. Want als hij niet mee zou werken, dan zou ze mij dood maken. Hij is stapelgek op me, dus werkte hij mee. En toen kwamen jullie en in twee dagen tijd was ik al door jullie gered en was de ijskoningin verslagen. Maar hij had er hier vreselijk over op lopen scheppen dat hij mij zou redden. Jarenlang had hij geroepen dat zodra hij een goed plan had, hij me zou gaan redden. Dus toen hij eindelijk op pad ging, wist iedereen er van. Hij kon toen moeilijk vertellen dat een kleine jongen zonder plan mij in een paar dagen bevrijd had. En al helemaal niet dat hij zelf ook bevrijd moest worden. En dus heeft hij gelogen. En hij dwong mij ook om te liegen. Hij dreigde me op straat te zetten en te schande zou maken als ik zou vertellen wat er echt gebeurd was. En dus hield ik mijn mond. We waren al getrouwd voordat de ijskoningin me gevangen nam, zie je. En ik hield van hem. Ik hou nog steeds wel van hem. Hij doet echt hard zijn best om een goede prins te zijn, maar hij is er gewoon niet zo goed in. Dus probeer ik hem te helpen waar ik kan, maar hij vindt dat vrouwen zich niet met regeren moeten bemoeien. Dus ik moet heel voorzichtig zijn met mijn manipulaties. Vandaar dus dat ik jullie in het geheim heb laten terugkomen. Want ik weet heel goed wat ik jullie schuldig ben. Zonder jullie zouden wij allebei nog in dat paleis zitten. Dus hoewel ik niet echt gek op kikkers ben, wil ik die kikker van jullie wel een kusje geven." "Dank u wel, mevrouw Sneeuwwitje," zegt Rik. Hij opent het kooitje en pakt bram voorzichtig, maar stevig vast. Hij steekt zijn hand uit naar Sneeuwwitje en ze geeft een kusje op Bram zijn kopje. Maar er gebeurt niets. Teleurgesteld stopt Rik Bram weer in het kooitje, "Blijkbaar werkt het alleen voor prinsen. Evengoed heel hartelijk bedankt hoor. Ik vind het heel dapper dat u het gedurfd heeft. De meeste meisjes die ik ken waren al gillend weggerend als we de kikker in zijn kooitje lieten zien." Sneeuwwitje moet lachen, "Als je wat ouder wordt, dan worden dat soort dingen al wat minder eng. Het spijt me dat het niet werkte, ik had jullie graag geholpen. Maar de enige tovenares die ik kende, was de ijskoningin en die is nu dood. En ik denk trouwens niet dat die jullie had willen helpen als ze nog geleefd had. Wat gaan jullie nu doen?" "We gaan nu maar weer terug naar het huis van de tovenaar om daar op hem te wachten," zegt Tony, "Dan kunnen we daar een plan bedenken om er voor te zorgen dat hij Bram weer terugtovert. Nog hartelijk bedankt voor uw hulp." Sneeuwwitje laat haar dienstmeisje de bediende weer ophalen om hen terug naar de poort te brengen. De bediende komt al snel weer terug. "Is het gelukt?" vraagt hij nieuwsgierig. "Oh, ik zie het al, nee dus." zegt hij als hij de kikker in het kooitje ziet, "Jammer, ik had echt gehoopt dat het zou werken." De rest van de weg door het paleis heen zwijgt hij, tot ze bij de poort komen, "Heel veel succes in jullie zoektocht nog. Ik hoop dat jullie snel een oplossing vinden." En met die woorden doet hij de poort weer achter hen dicht. Omdat het al heel laat is en het nog een heel eind lopen is, gaan ze maar terug naar de herberg. Die had hen gelukkig al verwacht, dus zijn deur is nog open. "Oh, jullie zijn nog teruggekomen! Ik was al bang dat jullie toch in het paleis zouden blijven of weer terug naar huis gegaan waren. Heeft Sneeuwwitje jullie nog kunnen helpen?" vraagt hij nieuwsgierig. "Hoe weet u dat we een vraag voor Sneeuwwitje hadden?" vraagt Tony verbaasd en een beetje achterdochtig. "Oh, mijn neef was vanmiddag ook bij de audientie, hij kwam op de terugweg langs om me het hele verhaal te vertellen," legt de herbergier uit. "Nee," zegt Rik, "ze kon ons helaas niet helpen, hoewel ze wel graag wilde." "Ze verdient een betere man," zegt Tony. De herbergier knikt, "Ja, maar dat kun je maar beter niet te hard zeggen. De prins heeft overal wachters zitten om mensen op te pakken die het niet met hem eens zijn. Het is geen slechte man, maar hij is wel wat onzeker en bang voor wat mensen van hem denken. Als hij een beetje meer ruggegraat had, dan hielden de mensen vanzelf wel meer van hem." Snel gaat het drietal weer naar bed, want het is intussen al heel laat geworden en Rik loopt flink te gapen. De volgende morgen maakt Tony hem al vroeg weer wakker, "Kom, het is tijd om te gaan kijken of die tovenaar al weer in zijn toren is. En dan kunnen we onderweg meteen even kijken of Twitter en zijn stam al wat bedacht hebben om die tovenaar aan te pakken."
Onderweg naar Twitter's stam zegt Tony opeens, "Ik ben wel blij dat Bram dat vogelzaad lust. Ik had er niet aan moeten denken om allemaal vliegen voor hem te moeten vangen." Rik schrikt, hij had er helemaal niet aan gedacht dat Bram ook nog te eten moest hebben, "Ja, daar ben ik ook blij om!" Het is nog een eind lopen naar de boom waar Twitter woont, maar Rik raakt al bijna gewend aan zo veel lopen. Maar na een uurtje of zo zijn ze er eindelijk. "Ha Rik, ben je daar weer," roept Twitter, "Het is niet gelukt zie ik? Of wilde Sneeuwwitje jullie niet eens zien?" Rik vertelt snel het hele verhaal. "Wat een rotprins," vindt Twitter, "maar Sneeuwwitje is lief. Jammer dat het niet werkte." "Hebben jullie al een plan bedacht?" vraagt Rik hoopvol. Bedroefd schudt Twitter zijn kopje, "Nee, helaas nog niet. Er zijn al een heleboel plannetjes bedacht, maar er is er geen één dat haalbaar lijkt. De stam heeft het al een beetje opgegeven eigenlijk." Rik kijkt teleurgesteld, "Nou, dan gaan we maar weer verder naar de toren om te kijken of de tovenaar er al weer is. Dan moeten we daar maar een plan verzinnen." "Wacht, ik ga met jullie mee," zegt Twitter terwijl hij omlaag vliegt van de tak waarop hij zat. "Wacht op mij, wacht op mij!" roept Kwetter, "Ik zat aan de andere kant van de boom, ik hoorde pas net dat jullie er waren. Ik ga ook mee! Jullie hebben mij ook gered, dus nu zal ik doen wat ik kan om jullie te helpen!" Twitter en Kwetter gaan op Rik zijn schouders zitten, één aan elke kant. En zo gaan ze in optocht over het smalle paadje naar de toren van de tovenaar. Als ze daar aankomen, vinden ze de deur van de toren nog steeds op slot. "Zal ik eens proberen of ik hem in kan trappen?" vraagt Tony. "Ja, waarom niet," zegt Rak, "maar wees wel een beetje voorzichtig dat je jezelf niet te erg bezeert." Tony zet het kooitje met Bram erin op de grond neer. Met een harde dreun bonkt hij met zijn schouder tegen de deur. Die trilt een beetje in zijn kozijn, maar gaat niet open. Tony probeert het nog een keer. "Ging die deur ook niet naar buiten open?" vraagt Rik zich opeens af. Tony slaat zichzelf voor zijn kop, "Je hebt helemaal gelijk Rik, dus inbeuken heeft helemaal geen zin. Ik ben blij dat je het zegt, want anders had ik mezelf misschien nog zeer gedaan. Ik was van plan het nog een paar keer te proberen namelijk. Kun jij niet kijken of je deur doorbranden kan ofzo, Rak?" Rak denkt eens na, "Ik ben bang dat als ik de deur verbrand, dat de hele toren dan afbrandt. Maar wat ik wel kan proberen is het metaal van het slot smelten, als ik dat nauwkeurig genoeg doe, dan loopt het zo uit de deur en kunnen we de deur open doen. Alleen als we pech hebben vliegt de deur alsnog in brand..." "Dat risico moeten we dan maar nemen," zegt Tony, "Ik heb weinig zin om hier buiten te kamperen tot die tovenaar weer terugkomt. En voor hetzelfde geld zit hij al binnen en lacht hij ons nu uit." En dus blaast Rik een heel klein vlammetje in het slot. Rik weet dat het een hele warme vlam is, want de kleur van de vlam is blauw, en Rak heeft wel eens uitgelegd dat dat het warmste soort vuur is. Het duurt best lang, dus Rak moet af en toe even stoppen om adem te halen, maar na vijf minuten komt er eindelijk een klein straaltje metaal uit het slot lopen. Het is zo heet, dat de deur zwart begint te schroeien. Er komt ook een klein pluimpje rook vanaf, Rik hoopt maar dat het slot gesmolten is voordat het hout echt in de fik vliegt. Nog vijf minuten later begint het stroompje metaal al minder te worden. Dan opeens, gaat de deur vanzelf open. Het is Rak gelukt! Het slot is helemaal weggesmolten, dus er is niets meer dat de deur dichthoudt. Gelukkig is de muur een beetje scheef naar buiten, want anders hadden ze de deur misschien niet open kunnen krijgen. Voorzichtig pakt Tony de deur beet, zo hoog mogelijk boven het slot als hij bij kan, "Misschien moeten we zo toch even wat water over die deur gooien om te zorgen dat hij niet alsnog in de brand vliegt. Hout kan soms heel lang na smeulen." Een voor een gaan ze naar binnen. Rik zoekt binnen meteen iets waar hij water in kan doen. Hij ziet niets dat groter is dan de theemokken die nog op tafel staan, dus pakt hij daar maar twee van. Bij de kraan vult hij ze met water, dat hij over de deur heen gooit. Luid sissend stijgt er een stoomwolk van de deur op. "Doe dat nog maar een paar keer, Rik," zegt Rak, "net zolang tot het niet meer sist." Rik moet nog wel vijf keer heen en weer lopen voordat de deur genoeg afgekoeld is dat hij niet meer sist. De anderen zijn intussen de toren weer aan het doorzoeken. Maar de tovenaar is er nog steeds niet. Als ze alle kamers doorzocht hebben, gaat Tony maar eens thee zetten. Ze zitten net met hun thee aan de tafel als ze ergens uit de toren een bons horen. "Wat was dat?" vraagt Rik "Waar kwam dat geluid vandaan?" "Zou er iets omgevallen kunnen zijn omdat wij iets verschoven hadden?" vraagt Tony zich af. Dus gaan ze nog maar een keer de hele toren door. Maar ze zien niets dat omgevallen zou kunnen zijn. "Zou de tovenaar dan toch al terug zijn?" vraagt Rak zich af, "Misschien moeten we nog maar eens beter deze toren doorzoeken, misschien zijn er wel geheime gangen of deuren." En dus doorzoeken ze de hele toren nog een keer.
In hun zoektocht naar geheime gangen of deuren schuiven ze alle meubels opzij. Maar nergens kunnen ze iets vinden, en de muren die ze zien lijken ook echt de buitenmuren van de toren te zijn. "Zou er nog een geheime verdieping bovenop zitten?" vraagt Rik zich af. Hij probeert uit het raam te kijken om te zien of de toren nog hoger gaat, maar hij kan het niet zien. Tony probeert het ook, maar ook hij kan het niet zien. "Rik, als jij hier nou voor het raam gaat staan, dan kijk ik van buiten af of er nog een verdieping boven zou kunnen zitten," stelt Tony voor. Rik knikt en Tony haast zich naar beneden. Als Tony buiten staat, zwaait Rik door het raam naar hem. Tony zwaait terug en schudt dan zijn hoofd. Nee, er zit geen verdieping meer boven. Nu dat idee ook in het water valt gaat de rest ook maar weer naar beneden. "Nou, dan weet ik niet wat het geluid geweest zou kunnen zijn," zegt Rik, "maar de tovenaar zal het niet geweest zijn. Tenzij hij zichzelf ook in iets anders verandert heeft..." Hij begon het te zeggen als grapje, maar voordat hij uitgesproken is, beseft hij dat dat nog niet eens zo'n vreemd idee is. "Als we nou eens een paar scherpe voorwerpen zoeken en alles hier in huis prikken! Als de tovenaar zich dan ergens in veranderd heeft, dan roept hij wel au als we hem prikken." Niemand heeft een beter idee en dus zoeken ze een paar scherpe stokken en messen en gaan van beneden naar boven de hele toren nog eens door om alles te prikken. Ze prikken zelfs de meubels, want de tovenaar zou zich natuurlijk overal in veranderd kunnen hebben. Maar wat ze ook prikken, er zegt niets au. Omdat het nogal even geduurd heeft voordat ze alles geprikt hadden, besluiten ze om nog maar een kopje thee te drinken. Moe strekt Tony met een zucht zijn benen onder de tafel uit, maar als zijn voeten op de grond vallen horen ze een bons. "Dat klinkt niet zoals de grond zou moeten klinken," vindt Tony. Snel schuiven ze de grote tafel opzij, en ja hoor, daar zit een luik in de grond. Tony moet heel hard aan de ring in het luik trekken om het open te krijgen. En als het hem lukt zien ze ook waarom, de tovenaar hangt aan de onderkant van het luik! Hij probeerde het dicht te houden, maar Tony was natuurlijk sterker en trok het luik gewoon met tovenaar en al omhoog. "Verdorie," zegt de tovenaar, "Ik had nog zo gehoopt dat jullie me niet zouden vinden. Hoe zijn jullie trouwens in de toren gekomen? Ik had de deur toch goed op slot gedaan?" "Je zult een nieuw slot moeten kopen, tovenaar," zegt Rak triomfantelijk, "het oude is namelijk gesmolten." "Wat? Nee hè, weet je wel hoe moeilijk het is om hier een slotenmaker te vinden!" Tony heeft intussen de tovenaar gefouilleerd en hem zijn toverstaf afgenomen. "Zo, en nu ga je ons vertellen hoe we die arme kikker weer terug kunnen veranderen in een jongen," zegt hij streng. "Terugveranderen? Waarom dat? Het was maar een vervelend joch!" zegt de tovenaar verbaasd. "Waarom? Waarom? Omdat hij mijn vriend is natuurlijk!" zegt Rik boos. "Oh, nou dan moet je toch eens betere vrienden uitkiezen," vindt de tovenaar, "Maar ik vrees dat ik jullie niet kan helpen, ik heb nog nooit een tegenspreuk gevonden. Nou moet ik zeggen dat ik er ook nooit naar gezocht heb, want zo snel als ik iemand in een kikker veranderde, sprongen ze ook altijd weg. Om een vijver of zo te zoeken, denk ik." "Nou, dan wordt het hoog tijd om die tegenspreuk te gaan zoeken, want als je niet mee werkt, dan breken we je toverstaf," gromt Rak, "En als je ons heel erg boos maakt, dan breken we je toren misschien ook wel af." "Wat! En hoe willen jullie dat doen dan? Op die trol na, zien jullie er niet erg sterk uit. Je mag dan een grote hond zijn, maar daarmee kun je nog geen toren afbreken!" zegt de tovenaar verbaasd. "Erg fantasierijk ben je niet, hè," zegt Tony geamuseerd, "Ten eerste kan een hond vrijwel alles wat zich hierbinnen bevindt afbreken, en ten tweede is het geen hond, maar een draak. Hij had net al bijna de hele toren in de fik gestoken toen hij het slot van je deur eruit smolt." Daar schrikt de tovenaar toch wel een beetje van, zijn neus wordt helemaal witjes, "Hmm, je hebt gelijk, nou dan zal ik maar eens de boeken induiken, maar dan moeten jullie me wel een beetje helpen, anders kan het nog wel weken duren." "Je hebt geen weken tovenaar, je hebt een dag!" gromt Rak, "En als je vanavond niet klaar bent, dan brandt ik één voor één al je bezittingen af, net zolang tot je de oplossing wel gevonden hebt." Nu wordt de tovenaar nog witter en snel schuift hij al zijn geschiedenisboeken en boeken over de zon opzij, "Als jullie die boeken nou eens netjes in een hoekje opstapelen, dan zal ik op zoek gaan naar boeken waar mogelijke tegenspreuken in staan." "Rik, stapel jij die boeken op? Dan blijf ik bij de tovenaar, want ik stel voor dat we hem geen moment uit het oog verliezen," stelt Tony voor. Rik knikt en begint de boeken netjes op te stapelen, met de grootste boeken onderop. Het duurt niet lang voordat de tovenaar met een hele stapel boeken onder zijn arm weer beneden komt, met Tony vlak op zijn hielen met nog meer boeken in zijn armen. De tovenaar gaat aan de, inmiddels lege, tafel zit en duikt met zijn neus in de boeken. Af en toe zegt hij iets als "Oh, zit dat zo, nooit geweten." Rik verveelt zich en bladert de boeken op de stapel door, maar nergens staan leuke plaatjes in. Langzaam kruipen de uren voorbij en wordt het donker.
"Je begint door je tijd heen te raken, tovenaar!" waarschuwt Rak als het donker wordt. "Hmm, wat, oh, maar... maar... ik ben er bijna denk ik," stamelt de tovenaar. Samen met Tony gaat hij nog eens naar boven om een nieuwe stapel boeken te halen. Rak begint ondertussen dreigend rond te lopen, "Misschien dat ik begin met deze glazen bol, hoe lang zou het duren voordat hij smelt denk je?" vraagt hij aan Rik. Rik snapt het spelletje en speelt het mee, "Nou misschien dat het een kwartiertje duurt, maar niet veel langer. Hooguit twintig minuten." "Nee, niet mijn glazen bol!" piept de tovenaar verschrikt, "Ik heb het al bijna gevonden, echt waar! Kijk ik heb hier de spreuk gevonden hoe je iemand in een kikker kan veranderen. Ik moet hem nog even bestuderen, maar dan weet ik vast de oplossing!" "Aan het werk dan!" snauwt Tony, "Hoe sneller jij klaar bent, hoe eerder je van ons af bent." Nog weer een uurtje later roept de tovenaar eindelijk, "Eureka, volgens mij weet ik hoe het moet! Als jullie me mijn toverstaf teruggeven, dan kan ik de nieuwe spreuk proberen." "Den er aan, geen trucjes, tovenaar. Als je ons belazert en weer verdwijnt, dan brand ik je hele toren af!" dreigt Rak. De tovenaar belooft plechtig, en ook een beetje angstig, dat hij geen trucjes uit zal halen. Tony geeft hem zijn toverstaf weer terug en ze bevrijden Bram uit zijn kooitje. De tovenaar prevelt een spreuk en zwaait met zijn staf. Gespannen houdt Rik Bram in de gaten, en ja hoor hij groeit! Maar wat is dat nu, hij is nu gewoon een hele grote kikker geworden! "KWAAK" zegt de grote Bram-kikker. "Oei, oei, ik geloof dat de spreuk nog niet helemaal goed was," zegt de tovenaar geschrokken, "Wacht dan probeer ik het nog eens!" En weer prevelt hij een spreuk en zwaait met zijn toverstaf. Nu verandert Bram in een aap! "Dat lijkt er inderdaad wel al meer op, maar het is nog steeds niet goed, tovenaar!" zegt Tony, terwijl hij snel de aap beet grijpt. Bram stond namelijk op het punt om een sprong te maken, en wie weet wat voor kattekwaad hij dan allemaal uitgehaald zou hebben. "Schiet op tovenaar, en waag het niet om te missen met je spreuk en mij te betoveren. Want ik heb zo'n idee dat deze aap behoorlijk pissig is, en dan worden straks alsnog je spulletjes vernield. En zie die aap dan maar te betoveren als hij van hot naar her springt!" zegt Tony. De tovenaar slikt eens een keer, en zwaait dan weer met zijn staf terwijl hij een nieuwe spreuk mompelt. En ja hoor, daar staat Bram weer. Maar nu draagt hij geen kleren! Helemaal naakt staat hij daar in de kamer, maar het kan hem helemaal niets schelen, want hij begint een partijtje te vloeken en te tieren op de tovenaar. Die lijkt er alleen helemaal niets van te horen, want hij lijkt erg trots op zichzelf. "Ha, daar heb ik toch maar mooi een nieuwe spreuk verzonnen. Dat is niemand in de laatste drie eeuwen nog gelukt! Dat heb ik toch mooi gedaan." Omdat de tovenaar niet luistert, wordt Bram nog veel kwader, "Rottige tovenaar! Mij een beetje betoveren he! Me op laten sluiten in een kooitje he! Me dwingen om vogelzaad te eten! Ik zal je eens een lesje leren." Tony heeft hem inmiddels losgelaten, omdat hij vindt dat de tovenaar een goed pak slaag ook wel verdiend heeft. Bram stormt op de tovenaar af en geeft hem een harde schop. "En je hebt mijn kleren ook nog weggetoverd!" schreeuwt hij kwaad. "Auw," roept de tovenaar, "Wat bezielt jou opeens, ik heb je toch weer teruggetoverd zeker?" Bram geeft hem nog een schop, en ook een stomp, "Maar je deed het alleen omdat ze dreigden je hele toren af te breken, ik hoorde het wel!" "Auw, auw, auw," roept de tovenaar, "Wacht nou, zo kan ik geen nieuwe kleren voor je toveren! Auw!" Omdat het toch wel een beetje koud is in de toren, stopt Bram even met schoppen en slaan. Snel zwaait de tovenaar met zijn stokje en prevelt een spreuk. Nu heeft Bram ook een tovenaarsgewaad aan, een rode met zilveren sterren er op. "Een jurk! Ik wil toch geen jurk!" roept hij boos, "Tover maar snel iets anders, anders krijg je weer een schop!" De tovenaar kijkt nu ook weer boos, "Het is een tovenaarsgewaad, geen jurk. Maar vooruit, ik zal iets ander voor je toveren. Nu draagt Rik een korte broek en een t-shirt, met sandalen er onder. "Beter, maar voor het geval je het nog niet wist, het is winter buiten. Ik was niet van plan met een longontsteking weer bij mijn moeder thuis te komen. Ik wil gewoon mijn eigen kleren weer terug, inclusief mijn muts en mijn wanten." De tovenaar zwaait nog weer een keer met zijn staf. Nu heeft Bram zijn stevige schoenen, spijkerbroek, trui en winterjas weer aan. Maar de muts en de wanten zijn roze. "Je doet het er gewoon om hè?" zegt Bram boos en geeft de tovenaar nog eens een schop, "Je doet het gewoon express!" "Nee, nee, nee," roept de tovenaar, "Ik was alleen even vergeten welke kleur het ook al weer had." "Ze waren donkerblauw!" snauwt Bram. Snel zwaait de tovenaar weer met zijn staf en poef, eindelijk is Bram weer helemaal zoals hij was voor het hele avontuur. Snel doet Bram een stap naar voren en trekt de toverstaf uit de handen van de tovenaar. Knak, daar breekt hij het stokje in tweeen, "Zo, daar zul je niemand meer mee betoveren!" "Mijn mooie toverstaf!" zegt de tovenaar verdrietig, "Kijk nou wat je gedaan hebt nare jongen, en dat nadat ik je weer helemaal teruggetoverd had! Is dat je dank?" "Dank, dank! Je mag mij bedanken dat ik je niet nog een schop verkoop! Eerst mensen betoveren en dan willen dat ze je bedanken als je ze weer netjes terug tovert! Ha!" Bram draait zich boos om en stormt de deur uit.
"Eigen schuld, nare tovenaar!" zegt Rik nog voordat hij achter Bram aan de deur uit rent, met Twitter en Kwetter nog op zijn schouders. Hij wordt op de voet gevolgd door Rak. De mond van de tovenaar valt open, "Nog zo'n ondankbare vlegel!" "Ze hebben wel gelijk, tovenaar. Je kun niet zomaar mensen omtoveren als je ze niet aardig vindt. Of vogeltjes gevangen zetten omdat je ze wilt bestuderen," zegt Tony tegen de tovenaar. "Als je dat soort dingen doet, dan worden mensen heel boos, en dan gaan ze je echt niet bedanken als je dat onder druk weer ongedaan maakt. Misschien moet je maar eens wat boeken over ethiek uit de bibliotheek halen. Daar kun je nog een hoop van leren." "Ethiek, wat is dat, daar heb ik nog nooit van gehoord," zegt de tovenaar nieuwsgierig. "Ethiek vertelt je hoe het hoort. Dat je sommige dingen niet mag doen, omdat dat niet zo hoort en mensen dat dus heel gemeen en slecht vinden, zoek het maar eens op," stelt Tony voor, "Als je wilt zal ik je wel een de weg naar de bibliotheek wijzen, ik neem ten minste niet aan dat je weet hoe je daar lopend komt?" De tovenaar schudt zijn hoofd, "Nee, ik ga nooit ergens lopend heen. Is het ver?" "Het is best een eindje," zegt Tony, "Maar het wordt tijd dat je daar weer aan went. Het lijkt me dat het nog wel even duurt om een nieuwe toverstaf te vinden, nu je alles weer lopend moet doen." Samen verlaten ze de toren om naar het dorp en de bibliotheek te lopen. "We moeten nog wel even langs mijn geitjes, want daar ben ik al te lang niet meer langs geweest. Ik wil niet dat ze denken dat ik ze vergeten ben. Bovendien moet ik waarschijnlijk het water weer verversen," zegt Tony. Bij de geitjes laat de tovenaar zich op een baal hooi ploffen. Het is al heel, heel lang geleden dat hij zo ver gelopen heeft, hij is nu al moe. "Is het nog ver?" vraagt hij klagend. "Ja, nog minstens twee keer zo ver als we nu al gelopen hebben. Maar we zullen onderweg nog wel even stoppen bij een bankje zodat je even kunt uitrusten," zegt Tony als hij de ellendige blik op het gezicht van de tovenaar ziet. "Misschien kan ik maar beter gewoon weer teruggaan naar mijn toren," stelt de tovenaar voor. "Nee hoor, zo makkelijk kom je er niet van af. Voor alle ellende die je veroorzaakt hebt, mag je best nog wat moeite doen om het weer goed te maken," vindt Tony. Gelukkig voor de tovenaar duurt het wel even voordat Tony zo ver is om weer verder te gaan, dus hij kan nog even uitrusten. Maar dan moet hij weer verder. Kreunend en steunend komt hij overeind. Ze zijn het bos nog niet uit of hij loopt al te mopperen over de afstand. Om de vijf minuten vraagt hij of ze er niet al zijn en hij gaat steeds langzamer lopen. Dus op een gegeven moment is Tony het zat. "Nee we zijn er nog lang niet, en als je niet doorloopt, dan komen we er ook nooit, dus hou nou maar op met zeuren!" snauwt hij, "Ik krijg zo ondertussen honger, en hoewel ik nog nooit mensenvlees gegeten heb, kun je me maar beter niet in de verleiding brengen om van je af te willen." Daar schrikt de tovenaar van. Spontaan houdt hij op met zeuren en gaat hij weer wat harder lopen. Maar al snel loopt hij weer net zo langzaam als eerst, hoewel hij niet meer zeurt. En dan zijn ze eindelijk bij het bankje en mag hij gaan zitten. Met een zucht van verlichting gaat hij zitten. Maar een half uur later zit hij nog steeds op het bankje. "Kom op, we moeten weer verder gaan, anders is de bibliotheek straks dicht!" zegt Tony. "Maar ik kan echt nog niet verder, mijn voeten voelen alsof ze in de brand staan. Ik kan zelfs niet meer terug naar mijn toren," zegt de tovenaar treurig. Tony is het nu echt zat, "Nou dan draag ik je wel!" En met een zwaai slingert hij de tovenaar over zijn schouder. Met zijn benen voor Tony's buik en met zijn hoofd naar beneden bungelend achter Tony's rug hangt de tovenaar nu over Tony's schouder. "Hee, zet me neer!" roept hij geschrokken. "Wilde je weer lopen dan?" vraagt Tony. "Nee natuurlijk niet!" zegt de tovenaar, "Ik zei toch net dat mijn voeten veel te zeer deden!" "Nou hou dan je mond," zegt Tony beslist, "Over een uurtje gaat de bibliotheek dicht en als het aan jou ligt zijn we er morgen nog niet, dus draag ik je. Ik heb helemaal genoeg van je, maar ik heb me voorgenomen dat jij met die boeken weer in je toren gaat zitten, dus we gaan naar de bibliotheek!" Geschrokken houdt de tovenaar zijn mond weer, hij is Tony's dreigement om hem op te eten nog niet vergeten. Met grote passen beent Tony verder. Bij de bibliotheek zet hij de tovenaar weer neer, "Ga daar maar in de leeshoek zitten, dan zoek ik wat boeken voor je uit. Ik kom je wel weer ophalen als ik klaar ben." Met de hulp van de bibliothecaresse zoekt hij een stapel boeken uit waarvan hij vindt dat de tovenaar ze moet lezen. Daarna gaat hij de tovenaar weer ophalen. "Kun je al weer lopen? Of moet ik je weer dragen?" vraagt hij mopperend. "Ik kan wel weer een stukje lopen," zegt de tovenaar. Maar ze zijn nog niet halverwege de terugweg naar het bankje als de tovenaar weer begint te zuchten en te steunen. Zonder een woord slingert Tony de tovenaar weer over zijn schouder, en met de boeken onder zijn andere arm beent hij terug naar het bos en de tovenaar zijn toren. "Hier, deze boeken moet je lezen. Ik kom je elke avond bezoeken om je te overhoren over wat je gelezen hebt, dus zorg maar dat je je voorbereidt hebt," zegt Tony. Dan beent hij de deur uit, terug naar zijn brug.
Bram en Rik zijn in de tussentijd snel naar huis gerend. "Je moeder zal wel ongerust zijn!" zegt Bram hijgend tijdens het rennen. Rik is zo erg buiten adem dat hij alleen maar kan knikken. Samen stormen ze het bos uit en de tuin door. Bram is net iets eerder bij de keukendeur dan Rik, en snel doet hij de deur open. Samen stormen ze door de deur. "Ha jongens!" zegt Rik zijn moeder, "Zijn jullie daar weer? Zal ik wat chocomel maken?" Bram en Rik kijken elkaar aan, zijn ze dan nog niet gemist? "Mama wat voor dag is het vandaag?" vraagt Rik. "Woensdag, dat wist je toch, je hoefde vanmiddag niet naar school, daarom kon Bram komen spelen!" antwoordt mama van achter het aanrecht. Rik en Bram kijken elkaar nog een keer aan. "We gaan vast in de kamer zitten, mama," zegt Rik. "Wel eerst even je schoenen uitdoen, hè," zegt mama. Snel doen de jongens hun schoenen uit en zetten ze netjes naast de deur. Dan rennen ze naar de kapstok om hun jassen op te hangen. Als ze de keuken uit zijn en mama hen dus niet meer kan horen, vraagt Bram: "Hoe kan dat nou? We zijn wel drie dagen weggeweest! En nu is het toch nog steeds woensdag!" Rik denkt even na en zegt dan: "Volgens mij is het een toverbos. Daar gaat de tijd blijkbaar veel sneller dan buiten het bos. Toen ik in het ijspaleis en het land van de feetjes was, ging dat ook al zo. Ik was meerdere dagen weg, maar toch kwam ik dezelfde dag thuis als dat ik weggegaan was. En dan wonen er natuurlijk ook nog feetjes, trollen, tovenaars en allerlei andere wezens waar niemand in gelooft." Bram knikt, dat klinkt als een goede verklaring. Mama komt de kamer binnen met drie bekers chocolademelk, "Vinden jullie het goed als ik er bij kom zitten?" "Tuurlijk mama!" roept Rik, "Het is toch ook jouw kamer." "Wat keken jullie net vreemd dat ik zei dat het woensdag was, wat hebben jullie nu weer allemaal beleefd in dat bos?" wil mama weten. Rik kijkt Bram aan en samen vertellen ze het hele verhaal over hoe de tovenaar Bram in een kikker veranderde. "Dus die nare tovenaar had je zomaar in een kikker veranderd? Dat moet verschrikkelijk geweest zijn," denkt mama. "En wat gingen jullie toen doen?" Rik vertelt over hoe hij Bram in een kooitje moest stoppen om er voor te zorgen dat hij niet wegsprong. Bram vertelt dat hij zich er niet zo veel van kan herinneren, behalve dan dat hij niet blij was dat hij vogelzaad moest eten, omdat hij eigenlijk liever vliegjes had gehad. En dat hij continu dorst had. Rik vertelt verder over hoe ze op zoek gingen naar Sneeuwwitje en hoe de zoen van de prinses niet hielp om Bram weer terug te toveren. Daarna vertelt hij hoe ze de tovenaar weer gevonden hadden en hem dwongen om hun te helpen. "Ja en toen werd ik eerst een grote kikker, toen een aap, en tenslotte weer gewoon mezelf, maar toen was ik nog helemaal bloot! En toen heb ik de tovenaar net zo lang geschopt en geslagen tot hij mijn kleren ook weer teruggetoverd had," maakt Bram het verhaal af. "Oei, schoppen en slaan is niet lief," zegt mama, "maar ja, de tovenaar was ook niet erg lief, dus ik denk dat hij het wel een beetje verdiend had. Wat een avontuur zeg! Geen wonder dat jullie zo verbaasd waren dat het nog woensdag was. Jullie hadden natuurlijk gedacht dat ik hier samen met Bram zijn moeder zat te huilen omdat jullie al dagen weg waren! Nou als jullie echt zo lang weggeweest waren, dan was dat ook vast zo geweest hoor." Ze geeft de beide jongens een knuffel, "Ik zou in ieder geval hartstikke bezorgd geweest zijn en dan was het hele politiekorps jullie komen zoeken hoor! Ik had ze persoonlijk allemaal het bos ingesleept." Dat vinden de jongens toch wel fijn om te horen. Tevreden drinken ze hun beker chocolademelk leeg. "Bram zijn moeder heeft net gebeld dat ze niet op tijd thuis kan zijn om je voor het eten op te halen, dus ze vroeg me of je bij ons kon blijven eten. Ik heb gezegd dat het goed was. En ik heb besloten dat we dan wel pannenkoeken konden eten, ik had toch nog geen vlees uit de vriezer gehaald." Rik en Bram barsten in juichen uit, wat een mooie afsluiting van zo'n spannend avontuur! "Ik moet nog beginnen met bakken, dus jullie kunnen nog wel even gaan spelen," zegt mama terwijl ze opstaat om de bekers weer naar de keuken te brengen. Rik en Bram blijven nog even op de bank zitten om te bedenken wat ze zullen gaan doen. "Ik heb eigenlijk helemaal niet zo'n zin om te spelen, ik ben best moe van al dat gewandel door het bos," zegt Rik. "Zullen we dan gaan tekenen?" stelt Bram voor, "Ik heb wel niet zo veel gelopen, maar blijkbaar wordt je van al dat getover ook best moe, want ik ben ook moe." Dat vindt Rik een goed idee, want hij is gek op tekenen. Hij springt van de bank om zijn kleurtjes en papier van boven te halen. "Ga maar vast achter aan tafel zitten, want dat tekent beter," zegt hij tegen Bram. Bram staat ook op en gaat vast aan tafel zitten. Hij hoort hoe Rik de trap op stormt om de spullen te halen en dan de trap weer af stormt. "Zo hard mag ik thuis niet op de trap stampen," zegt hij als Rik de kamer weer in komt. Rik krijgt een kleur, "Dat mag ik eigenlijk ook niet, maar ik vergeet het vaak als ik haast heb." Samen gaan ze lekker zitten tekenen totdat mama komt om te vragen of ze willen helpen de tafel te dekken. Na het eten komt Bram zijn moeder hem weer ophalen, "Hebben jullie het leuk gehad?" "Ja hoor mama, we hebben de hele dag in het bos gespeeld," zegt Bram.
Op zaterdagochtend is papa weer naar Scouting. Dan krijgt mama opeens een telefoontje dat opa in het ziekenhuis ligt en of ze even langs kan komen. Snel denkt mama even na, het is niet handig om Rik mee naar het ziekenhuis te nemen, en Rak al helemaal niet. Nou kan Rak wel even alleen thuis blijven, maar Rik nog niet. Dus belt ze Bram zijn ouders maar even op, of Rik even kan komen spelen. Bram zijn moeder vindt het goed, "Tuurlijk joh, Bram mocht toch woensdag ook bij jullie eten. Kom hem maar gauw brengen hoor, dan kun jij rustig naar het ziekenhuis. Ik hoop dat alles goed komt met je vader!" Snel helpt mama Rik om zijn jas en zijn schoenen aan te trekken. "Ik ben blij dat papa op de fiets naar Scouting is gegaan, dan kan ik nu lekker met de auto naar het ziekenhuis." Mama rijdt meteen naar Bram zijn huis en zet Rik daar af, "Ga maar fijn spelen en maak je maar geen zorgen om opa, oma zei dat het niet heel ernstig was. Maar oma was een beetje geschrokken, dus ik ga haar even gezelschap houden. Ik bel zo papa nog wel even vanuit het ziekenhuis. Dag Rik!" zegt mama als Bram zijn moeder de deur open doet. Rik zwaait als zijn moeder weer weg rijdt en gaat dan met Bram zijn moeder naar binnen. Bram komt naar beneden gelopen, netjes langzaam zoals het hoort, want hij heeft natuurlijk al gezien dat zijn moeder er bij staat. "Hoi Rik!" roept hij vrolijk, "Wat leuk dat je nu eens bij mij komt spelen! Gaat alles goed met je opa? Mama zei dat hij in het ziekenhuis lag." "Hoi Bram," groet Rik terug, "Ik weet niet of het goed gaat, maar mama zei dat het niet ernstig was, dus ik denk dat het wel weer goed komt." Samen gaan ze naar Bram zijn kamer. "Komen jullie straks nog even wat drinken?" roept Bram zijn moeder achter hun aan. "Ja hoor mam, maar ik wil eerst Rik even mijn spelcomputer laten zien!" roept Bram terug. "Wouw, heb jij een eigen spelcomputer? Wat gaaf!" zegt Rik. Snel lopen ze door. Bram zijn kamer is een lekkere troep. Er ligt overal speelgoed, lego op de grond, teddyberen op zijn bed en legerpoppetjes op het bureau. Maar daar op een speciaal kastje staat een mooie witte spelcomputer, met een grote tv er naast. Op een plankje onder de tv staat een hele rij met spelletjes. "Gaaf, je hebt ook Pokemon! Kunnen we die straks ook spelen?" vraagt Rik enthousiast. "Pokemon? Oh, ja, dat kan wel. Ik vind er zelf niet zo veel meer aan, want ik heb hem al uitgespeeld, maar we kunnen er nog wel even mee spelen. Maar eerst moeten we dit spel doen, die is veel gaver. Het is een Bob de Bouwer spel en dan moet je de hele stad repareren. Ik heb het pas net, dus ik ben er ook nog niet zo goed in, dat is voor jou ook leuker. Maar nu kunnen we beter eerst wat gaan drinken, anders wordt mijn moeder straks nog boos." Samen lopen ze weer naar beneden. Bram zijn moeder heeft de glazen limonade al klaar gezet en er ligt zelfs een koekje naast. "Zozo, dat is ook voor het eerst dat je zo snel je computer weer los laat!" zegt zijn moeder verbaasd. "We zijn ook nog niet begonnen," legt Bram uit, "Ik dacht, als we beginnen, dan duurt het nog heel lang voordat we wat gaan drinken, dus dat kunnen we beter eerst doen." "Nou, dat heb je slim bedacht. Als je nou wat vaker zulke slimme dingen bedenkt, dan hoef ik ook niet zo vaak boos te worden!" zegt Bram zijn moeder met een glimlach. Bram moet lachen, "Ik zal mijn best doen, mama!" Snel drinken de jongens hun limonade op en het koekje is natuurlijk met één hap weg. Nog blij dat zijn moeder trots op hem was, denkt Bram er zelfs aan om rustig de trap op te lopen. Rik loopt achter hem aan, dus die kan ook niet harder lopen. In de kamer moet Bram zijn moeder er om lachen. Boven op zijn kamer stopt Bram het spel in de spelcomputer en zet de computer en de televisie aan. Er verschijnt meteen een menuutje met Bob de Bouwer op de achtergrond. Bram kiest er voor om het spel met zijn tweeën te spelen en voert hun namen in. Dan kunnen de jongens kiezen hoe hun poppetje er uit moet zien. Bram kiest voor een blauwe helm en Rik voor een rode en dan kunnen ze beginnen. Bram legt uit dat als een huis kapot gaat, dat er dan een hamertje boven verschijnt, "Als je er dan op klikt, dan rent je poppetje er naar toe om het te repareren. En hoe sneller je het repareert, hoe meer punten je krijgt." In het eerste level moeten er tien huizen gerepareerd worden, Bram heeft al vaker met de spelcomputer gespeeld, dus hij weet er zeven te repareren en Rik krijgt er drie. In het volgende level heeft Rik al een stuk beter door hoe het allemaal werkt en komt hij met zijn score al een stuk dichter bij die van Bram. En in het derde level weet hij zelfs te winnen, ook al heeft Bram er maar eentje minder. Dan wordt het spelletje echt spannend, want ze winnen bijna om de beurt. Uiteindelijk wint Bram toch het spel. Samen lopen ze weer naar beneden om nog wat te drinken. "Blijf je hier ook eten, Rik?" vraagt Bram zijn moeder. "Dat weet ik eigenlijk niet, heeft mijn moeder nog niet gebeld?" vraagt Rik. "Nee, ik heb nog niets gehoord, zullen we er dan maar van uitgaan dat je blijft eten? Het is al bijna twaalf uur," antwoordt Bram zijn moeder. Maar net als ze aan tafel zitten, komt Rik zijn moeder er aan. "Oh, zijn jullie al aan het eten? Ik wilde Rik eigenlijk meenemen naar het ziekenhuis." "Neem je broodje dan maar gewoon mee, Rik," zegt Bram zijn moeder. "Dag Bram, dag Bram zijn moeder!" zegt Rik.
Met zijn boterham in de hand stapt Rik achter in de auto. Mama doet de deur achter hem dicht en gaat dan achter het stuur zitten, "We gaan eerst papa even van huis halen, want die is net thuisgekomen." "Gaat het niet goed met opa dan?" vraagt Rik bezorgd. "Het is niet zo heel erg hoor, maar het is wat erger dan de dokters eerst dachten, dus oma is nu nogal overstuur. Opa dacht dat het leuk zou zijn als jij en papa ook nog even langskwamen. We gaan even een uurtje heen en dan nemen we oma weer mee naar huis, dan kan opa tenminste lekker rustig slapen," legt mama uit. Thuis staat papa al te wachten, hij stapt naast mama in de auto en geeft haar een zoen, "Alles goed met je vader?" "Met mijn vader gaat het naar de omstandigheden goed, maar mijn moeder is nogal overstuur. Die is er al bijna van overtuigd dat hij dood gaat, dus je vader vroeg of ik jullie niet even kon halen. Mijn moeder was al bijna bang dat hij dood zou gaan zonder dat jullie hem gezien hadden, dus we gaan haar even geruststellen en dan nemen we haar mee naar huis. Dan kan mijn vader rustig slapen," vertelt mama nog een keer aan papa. Met zijn drieen rijden ze naar het ziekenhuis. Opa ligt op een kamer met nog twee andere oude mannen. Oma zit op een stoel naast zijn bed en weigert zijn hand lost te laten. Pas als ze ziet dat er nog meer visite is, laat ze weer los, zodat iedereen opa een hand kan geven. "Dag opa, dag oma," zegt Rik, "Gaat het nog een beetje opa?" Opa kan nog lachen, "Wel hoor jongen, ik moet alleen even een paar nachtjes blijven zodat de dokter me in de gaten kan houden. Met wat pillen moet het vanzelf overgaan, maar ze weten nog niet zeker of de pillen werken en totdat ze dat zeker weten moet ik hier blijven." Oma kijkt heel bezorgd, "Ja lach er maar om! Je hebt me rot laten schrikken! Hij viel zomaar midden in de kamer opeens flauw!" vertelt ze tegen Rik, "En in al die jaren dat we getrouwd zijn is hij nog nooit flauw gevallen! Dus toen heb ik meteen de ambulance gebeld. Gelukkig waren ze er heel snel, maar hier in het ziekenhuis moesten we toch lang wachten. Ze vonden het niet belangrijk genoeg omdat hij weer bijgekomen was." Oma ratelt maar door, Rik luistert al niet meer, maar is bij opa op de rand van het bed gaan zitten. "Weet je al hoe lang je moet blijven, opa?" vraagt Rik nieuwsgierig. "Nog zeker drie dagen, en als de medicijnen niet werken, dan moet ik nog langer blijven, want dan moeten ze andere medicijnen uitproberen," vertelt opa. "Zal ik je morgen één van mijn teddyberen komen brengen? Die helpen mij ook altijd om weer beter te worden. Vooral Isidoor is daar heel goed in, hij is een hele sterke ijsbeer en hij wordt nooit ziek," stelt Rik voor. "Dat vind ik lief van je, Rik. Ik zou het heel leuk vinden als ik Isidoor even mag lenen," zegt opa blij, "Dan wordt ik vast heel snel weer beter!" Nu papa en mama er zijn wordt oma al iets rustiger. Na een uurtje zegt mama dat ze maar weer moeten gaan, "Mam, je komt maar lekker een paar daagjes bij ons logeren. Dan gaan we nu gewoon even langs je huis om wat spulletjes te halen, en dan gaan we morgenochtend tijdens het bezoekuur weer langs het ziekenhuis. Papa heeft hier een telefoon, en de zusters hebben beloofd meteen te bellen als er een verandering in zijn conditie is, dus daar hoef je je geen zorgen over te maken." Oma stribbelt nog een beetje tegen, maar gaat uiteindelijk toch mee. "Dag opa," zegt Rik, "morgen neem ik Isidoor mee hoor!" "Dag Rik, tot morgen!" En dan gaan ze met de auto naar het huis van opa en oma. Het duurt nog best even voordat oma besloten heeft wat ze allemaal mee wil nemen, maar dan kunnen ze toch weer naar huis. Thuis vertelt Rik meteen het hele verhaal aan Rak en Isidoor. Isidoor biedt zelf al meteen aan om opa gezelschap te houden. Rik is opgelucht, "Daar ben ik blij om Isidoor, ik had opa al beloofd dat je wel voor hem zou zorgen. En hij was er heel blij mee." De volgende ochtend gaan ze met zijn vieren weer naar het ziekenhuis. Rik heeft Isidoor onder zijn arm. "Ha, dag Rik," zegt opa bij het binnenkomen, "is dat Isidoor? Dag Isidoor, ik vind het heel lief dat je me gezelschap wilt komen houden," zegt opa ernstig. Isidoor fluistert iets in Rik zijn oor, "Isidoor doet het graag hoor opa," zegt Rik namens Isidoor. Hij geeft de ijsbeer aan opa, die hem op het nachtkastje naast zijn bed ziet, "Zo Isidoor, daar kun je alles goed in de gaten houden. Kijk hier aan het kastje zit ook het knopje voor de zuster, als je dan ziet dat het niet goed met me gaat, dan kun je de zuster roepen," legt opa uit. Daarna groet hij de rest van de familie ook en legt uit dat het al een stuk beter met hem gaat, "De dokter komt straks na het bezoekuur even langs om te kijken hoe het gaat, maar ik voel me al een stuk beter dan gisteren." Oma is opgelucht, "Hè, ik ben toch blij dat te horen, ik heb me best zorgen gemaakt gisteravond. Bel je me dan nog even over wat de dokter zegt?" "Natuurlijk bel ik je dan even!" stelt opa haar gerust. En dan is het bezoekuur weer over en moeten ze naar huis.
Drie dagen later komt opa weer thuis. Mama gaat met oma naar het ziekenhuis om hem op te halen. Ze hebben al haar spulletjes al achter in de auto gegooid, dus als ze opa gehaald hebben, gaan ze meteen door naar het huis van opa en oma. Vlak voordat Rik naar school gaat, neemt oma afscheid, "Dag lieverd, mama zal straks je ijsbeertje weer mee naar huis nemen hoor." "Dag oma, doe je de groetjes aan opa?" Rik geeft oma een kus. "Ja hoor lieverd, en ik zal hem ook een kus van je geven!" belooft oma. Dan moet Rik naar school. Omdat mama met oma naar het ziekenhuis moet, gaat papa wat later naar zijn werk, zodat hij Rik naar school kan brengen. Ze gaan ongeveer tegelijk weg van huis. Rik, bij papa achter op de fiets, en oma bij mama in de auto. Als Rik tussen de middag thuis komt, zit Isidoor al op hem te wachten op de tafel. "Ha, Isidoor! Hoe was het in het ziekenhuis?" vraagt Rik hem. "Ik heb heel wat avonturen beleefd Rik, maar dat duurt wat te lang om nu te vertellen, want jij moet ook je broodjes nog opeten. Dus als je me nu gauw naar boven brengt, dan vertel ik je vanavond alles wat ik beleefd heb," zegt Isidoor. "Spannend, ik kan niet wachten tot de dag om is," zegt Rik terwijl hij Isidoor naar boven draagt. Op zijn kamer zet hij Isidoor op zijn bed neer. "Zo, dan kan je een beetje bijkomen van al je avonturen," zegt Rik terwijl hij Isidoor instopt onder de deken. Dan loopt hij weer naar beneden om snel zijn boterhammetje op te eten voordat hij weer naar school gaat. "Opa vroeg me nog je te bedanken voor het uitlenen van Isidoor," zegt mama, "Hij is er van overtuigd dat Isidoor er voor gezorgd heeft dat hij nu weer helemaal beter is. Hij heeft zelf Isidoor ook nog bedankt hoor, vlak voordat we weer weggingen, ik was er zelf bij." 's Middags uit school rent Rik meteen naar boven om het verhaal van Isidoor te horen. Mama vraagt nog of hij niet eerst wat drinken wil, maar Rik hoort het al niet eens meer. Hoofdschuddend schenkt ze een glaasje limonade in en brengt het naar zijn kamer. Rik ligt al languit op het bed, met Isidoor naast hem. Mama zet de limonade op het bureau en laat ze weer alleen. "Nou," begint Isidoor zijn verhaal, "de eerste middag was best saai. Opa was vooral met de andere twee mannen aan het praten, maar zoals beloofd hield ik alles goed in de gaten. Maar toen na het eten, toen het donker werd en iedereen in slaap werd, toen begon het pas. Een van die mannen die bij opa op de kamer lag, stopte opeens met ademen! Dus ik heb meteen op de knop voor de verpleegster gedrukt. Daarna ging ik natuurlijk meteen weer stil zitten, want je weet hoe volwassenen denken over bewegende teddyberen. Dus die zuster komt er meteen aan, en ziet die man stil liggen. Meteen groot alarm natuurlijk, ze waren zo druk bezig, dat ze niet eens merkten dat je opa pas wakker werd toen de dokter al binnenkwam. Ze deden meteen mond-op-mond-beademing en ze gingen aan de slag met van die peddels die zo'n stoot geven om zijn hart weer aan de praat te krijgen. En toen alles later voorbij was en de man was afgevoerd naar een andere afdeling waar ze hem beter in de gaten konden houden, toen kwamen ze je opa nog bedanken dat hij zo snel gereageerd had. En dat hij die man zijn leven dus gered had. Je had het gezicht van je opa moeten zien, zo verbaasd! En toen hij zei dat hij het niet gedaan kon hebben omdat hij sliep, toen gingen ze allemaal dingen roepen dat hij in zijn slaap onbewust op het knopje had gedrukt enzo. Machtig om te zien hoe ze er helemaal niets van snapten. Nou en toen lagen ze dus nog maar met zijn tweetjes op die kamer. De rest van de nacht was eigenlijk best wel saai, want er gebeurde verder niets meer. Maar de volgende ochtend komt er opeens een klein jongetje binnenlopen. Ik dacht eerst even dat het misschien het kleinzoontje van de andere man op de kamer was, maar toen zag ik dat hij in zijn pyama liep. Hij praatte wat met je opa en toen zag hij mij opeens staan. Hij vertelde opa dat hij thuis precies zo'n beer had staan en moest toen bijna huilen omdat hij heimwee kreeg. Dus toen zei je opa dat hij wel even met me mocht spelen, zolang hij maar op de kamer bleef, omdat ik ook op opa moest passen. Nou toen hebben we eerst even geknuffeld, en natuurlijk heb ik die jongen toen getroost. Hij vertelde dat hij Marcus heette en opa vertelde dat ik Isidoor heet. En toen gingen we samen op expeditie over de noordpool. Er kwam nog een hele grote boze ijsbeer op Marcus af, maar gelukkig zag ik hem aankomen en heb ik hem een hele grote optater gegeven, zodat hij heel hard huilend wegrende. Maar voordat we onze iglo af konden bouwen, kwam de zuster Marcus weer ophalen. Hij was van zijn kamer weggelopen, omdat hij zich verveelde. Maar toen waren de zusters hem dus kwijt en waren ze heel ongerust. Dus ze waren best wel een beetje boos dat hij zo maar weggelopen was, zonder even te vragen of dat wel goed was. Vlak voordat ze hem meenamen bedankte Marcus opa nog dat hij met me mocht spelen, en mij dat ik hem gered had van die andere ijsbeer. Ik heb hem daarna niet meer teruggezien, en dat was best jammer, want ik had graag nog eens met hem op expeditie gegaan. Want daarna was het maar saai in het ziekenhuis. Gelukkig werd je opa snel beter en mocht hij snel weer naar huis." "Zo," zegt Rik, "dat was inderdaad nogal een avontuur zeg! Maar ik ben toch blij dat opa weer beter is en dat jij weer bij mij bent."
Opa is gelukkig weer terug uit het ziekenhuis, maar hij is af en toe nog wel een beetje moe. Oma wilde eigenlijk gaan winkelen, maar opa kan dus nog niet mee. Dus heeft oma mama gebeld om te vragen of zij zin had om mee te gaan. Papa is aan het werk, dus mama heeft Bram zijn moeder gevraagd of Rik daar weer mag spelen. En dus gaat Rik die woensdag direct uit school met Bram mee naar huis. Eerst gaan ze even een broodje eten, maar dan gaan ze snel naar boven om met de spelcomputer te spelen. Ze hebben nog maar net het spel opgestart als ze een raar geluid horen. Rik heeft eerst niet meteen door wat er aan de hand is, want ze spelen een spelletje dat hij nog niet kent, dus hij denkt dat het geluid bij het spel hoort. Maar Bram zet het geluid van het spel uit en kijkt in de rondte om te zoeken waar het geluid vandaan komt. Dan zien ze ook allemaal vreemde lichtjes op de muren die helemaal nergens vandaan lijken te komen. "Wat gebeurt er, Bram?" vraagt Rik een beetje ongerust. De geluiden klinken nu heel vreemd, een soort van biep, biep, biep en wiejoep, wiejoep, wiejoep door elkaar heen. En de lichtjes zijn ook heel spookachtig, op alle vier de muren zijn oranje, rode en paarse knipperende lichten te zien, maar ze kunnen nog steeds niet zien waar het nou vandaan komt. Dan opeens geeft Bram een schreeuw, "Ik kan door je heen kijken Rik!" Rik kijkt eens naar Bram, "Ik ook door jou!" En dan begint opeens de hele kamer wazig te worden en het volgende wat ze weten is dat ze in een hele andere kamer staan. Deze kamer heeft muren van metaal, geen ramen, en een deur zien ze ook zo snel niet. "Waar zouden we nu zijn, Bram?" vraagt Rik. "Ik denk dat we ontvoerd zijn door aliens, want iets anders kan ik niet verzinnen," antwoordt Bram. Rik kijkt nog eens rond, maar moet bekennen dat dat wel het meest waarschijnlijke antwoord is. De ruimte waar ze zich in bevinden is niet heel erg groot. Ze kunnen er in staan en een paar passen heen en weer doen, maar een volwassene zou al niet meer kunnen staan, want Bram kan met zijn vingers precies het plafond aantikken. Rik is net iets kleiner en moet springen om er bij te kunnen. "Wat zouden ze met ons van plan zijn, denk je?" vraagt Rik aan Bram. Bram weet veel meer van aliens af, want hij heeft er allemaal films over gezien. Rik mocht dat soort films nooit kijken, want mama vondt dat hij er te klein voor was. Bram trekt wit weg bij de gedachte alleen al, "Nou, soms houden ze je jaren lang aan boord van hun ruimteschip, maar dat lijkt dan heel kort, en als je dan terugkomt, dan is het al honderd jaar later en is iedereen die je kende al dood. Of ze gaan je helemaal ontleden om te kijken hoe mensen in elkaar zitten. En dan ga je dus zelf dood. Tenzij ze je weer in elkaar kunnen zetten, dan wissen ze je gedachten en sturen ze je weer terug." Rik trekt nu ook wit weg, "Ik wou maar dat Rak er was, die wist vast hoe we hier weer uit moesten komen." "Rak? Je hond? Het is wel een slimme hond, maar hoe kan die je nou redden uit een ruimteschip?" vraagt Bram ongelovig. "Rak kan veel meer dan jij denkt," zegt Rik een beetje geheimzinnig. "Inderdaad," klinkt opeens de stem van Rak achter hun. "Rak! Hoe kom jij hier?" roept Rik. "Hij kan praten!" roept Bram, "En ja, hoe kom je eigenlijk hier, jij was toch nog gewoon in Rik zijn huis?" "Ja," zegt Rak, "Ik was thuis en toen klonk er opeens een raar geluid, en waren er allemaal rare knipperende lichtjes. En toen was ik opeens hier. Al weet ik niet waar hier is. Hebben jullie dat al ontdekt?" "Wij denken dat het een ruimteschip van de aliens is," zegt Rik, "En nu zijn we een beetje ongerust over wat ze met ons willen. Ik zei net dat ik wilde dat jij er was, en toen was je er opeens!" "Hmm, dat is raar. Dan kunnen we maar beter niet wensen om andere mensen, anders is straks iedereen hier," vindt Rak. "Maar hoe kan het nou dat jij kunt praten? Hebben de aliens dat gedaan? Nee, dat kan niet, want Rik is helemaal niet verbaasd," denkt Bram hardop na, "Toe, vertel eens, hoe zit dat?" Rik kijkt Rak aan en die knikt, "Hij weet nu toch al dat ik kan praten, vertel het hem maar." "Nou, het zit zo," begint Rik, "Rak is dus helemaal geen hond. Hij lijkt alleen maar op een hond. Eigenlijk is hij een draak. Maar omdat mensen niet meer in draken geloven en hem zouden willen ontleden enzo, heeft hij zich als hond vermomd. En nu woont hij bij mij." "Wauw, kun je dan ook vliegen en vuurspuwen enzo?" vraagt Bram. "Vuurspugen wel, maar vliegen niet," antwoordt Rak, "Maar zullen we nu eerst eens kijken of we hier ook uit kunnen?" Hij heeft het nog niet gezegd of er schuift een deel van de muur open. Aan de andere kant van de muur staan twee vreemde wezens. Ze hebben wat lijkt op twee benen, twee armen, een lijf en een hoofd, maar verder lijken ze helemaal niet op mensen. Ze zijn om te beginnen helemaal blauw, hun benen zijn veel te kort, en hun armen te lang. En hun hoofd is ook nog eens veel te smal. "Eh, hallo?" zegt Bram dapper.
"Hallo!" klinkt er ietwat blikkerig uit een apparaatje dat één van de aliens in zijn handen vasthoudt, "Sorry dat we jullie zo lang hebben laten wachten, maar we hadden een kleine technische storing. En toen hoorden we jullie wensen dat jullie vriend er ook was, dus toen de storing verholpen was, hebben we hem ook maar meteen opgehaald. Het was niet onze bedoeling om jullie bang te maken." "Wat willen jullie met ons?" vraagt Rik een beetje angstig. Nu de aliens voor zijn neus staan komen alle enge dingen die Bram verteld heeft over wat aliens kunnen doen weer naar boven, die de komst van Rak even verdrongen had. "Nou, we hoopten eigenlijk dat jullie ons konden helpen," klinkt uit het apparaatje. De alien ziet Rik en Bram naar het apparaatje kijken, "Dit is een apparaatje dat ons helpt om zo te communiceren als jullie dat doen. We hebben jullie planeet al een tijdje bestudeerd en zagen dat jullie met geluidsgolven communiceerden." Rik snapt er nog steeds niet zoveel van. Rak heeft het door en legt uit dat communiceren praten betekent. "Oh, praten! Zeg dat dan gewoon. Maar praten jullie niet dan?" wil Bram weten. "Oh, wij communiceren wel, maar we praten nooit. Wij kunnen dat namelijk niet, we hebben geen oren, zie je. Wij communiceren met onze gedachten," legt de alien uit. "Dus jullie kunnen onze gedachten lezen?" Rik vindt dat wel een eng idee. "Nee, jullie gedachten kunnen we niet lezen, alleen die van onze soortgenoten," stelt de alien hen gerust, "Het duurde dus best een paar jaar voordat we doorhadden hoe jullie communiceerden en waarom jullie mond zo vaak open en dicht ging. Toen we dat eindelijk wisten hebben we dit apparaatje gemaakt die onze gedachten omzet in jullie spraak." "Dat is slim bedacht," vindt Rik. "Dank je. Maar nu weten we nog steeds niet of jullie ons willen helpen," antwoordt de alien. "Maar waarmee moeten we jullie helpen dan?" wil Rak graag weten, "Ik mag dan een draak zijn, maar ik ben niet zo groot, en deze twee zijn nog maar kleine jongens, dus wat kunnen we voor jullie doen dat je niet zelf kunt? Hadden jullie niet beter een volwassene kunnen kiezen?" "Een volwassene? Oh nee, die zou proberen ons weer mee terug naar jullie planeet te nemen om ons te ontleden en meer van dat soort enge dingen. Nee, een stel kinderen is perfect, want jullie kunnen we straks gewoon weer terug naar huis sturen en dan denkt iedereen dat je het verzonnen hebt. "Nee, we willen meedoen aan een intergalactische wedstrijd, maar één van de opdrachten die je team uit moet voeren is een liedje zingen. En wij kunnen dus helemaal niet zingen. En jullie horen wel dat dit apparaatje niet perfect is. Mooie muziek kunnen we er dus niet mee maken. En daarnaast staat het in de regels dat je geen apparaatjes mag gebruiken. Maar teams met meerdere soorten wezens er in zijn wel toegestaan. Dus we wilden jullie vragen of jullie mee willen doen. We kunnen er voor zorgen dat jullie voor het eten weer thuis zijn, want dit schip is uitgerust met een tijdmachine." Rik en Bram kijken elkaar opgewonden aan. "Zullen we?" vraagt Bram, "Mijn moeder zal ons vast niet missen, want die denkt dat we een spelletje doen." "Ja hoor!" zegt Rik, "Toch Rak? Jij doet toch ook mee?" "Tuurlijk doe ik mee. Je moeder denkt vast dat ik buiten ben, dat doe ik wel vaker. Ze heeft al lang de hoop opgegeven dat ze me binnen kan houden. Het klinkt hardstikke leuk!" vindt Rak. "Je hoort het," zegt Bram, "Je hebt nieuwe teamgenoten! Wat zijn er nog meer voor opdrachten? En wie zitten er eigenlijk nog meer in het team?" "Kom maar mee, dan stellen we jullie voor aan de rest," zegt de alien. Met zijn vijven lopen ze de kamer uit en de gang door. Midden in de gang legt een van de aliens zijn hand tegen de muur op een plek waar Rik niets bijzonders ziet. De muur schuift open en erachter is een grote ruimte met een heel groot raam. Door het raam kunnen ze de aarde zien liggen. "Wauw, het ziet er net uit als op tv!" roept Bram uit. Ook Rik is afgeleid door het raam, pas na een paar minuten staren kijken ze weer op en zien ze de andere aliens staan. Er zijn nu vier blauwe aliens, maar ze kunnen alleen de alien met het apparaatje onderscheiden van de rest. "Hoe kunnen jullie de anderen uit elkaar houden?" vraagt Bram verbaasd, "Ik zie helemaal geen verschillen." Uit het apparaatje klinkt een raar geluidje dat Rik en Bram na een tijdje herkennen als lachen, "Wij hoeven elkaar niet te onderscheiden op hoe we er uit zien. Iedereen zijn gedachten zijn anders. Maar we zullen er nog wel iets op verzinnen zodat jullie ons ook uit elkaar kunnen houden. En onze echte namen kunnen jullie ook niet uitspreken, dus noem ons maar A, B, C en D." "A, B, C en D? Dat zijn toch geen namen!" vindt Rik, "Dan wordt het wel Adam, Ben, eh... Cor en Dirk, dat klinkt veel beter!" Bram en Rak zijn het met hem eens, en de aliens maakt het niet uit. "En misschien kunnen jullie gekleurde sjaals omdoen ofzo? Daar kun je dan een letter op zetten," bedenkt Bram. Ook dat vinden de aliens een goed idee, dus een van hen gaat in het schip op zoek naar iets wat ze als sjaal kunnen gebruiken. Als hij terug komt met de sjaals, stellen Rik, Rak en Bram zich ook voor. "Zo en vertel ons nou eens iets meer over die wedstrijd van jullie!" stelt Rak voor.
Adam, die het apparaatje vast heeft, legt uit, "Alle wezens in de cosmos die al andere planeten bezocht hebben, doen ieder jaar mee aan de intergalactische wedstrijd. Daarmee wordt bepaalt wie het beste soort wezens van de cosmos is van dat jaar. Het is altijd een hele happening met uitzendingen over 300 planeten. De wedstrijd heeft ieder jaar 75 teams die meestrijden om de titel, en dit jaar was onze planeet ook door de voorrondes gekomen. Maar de organisatie had ons gewaarschuwd dat een van de opdrachten inhield dat je moest zingen. En dus gingen we op zoek naar wezens die ons wilden helpen. Niemand van de andere planeten wilde ons helpen om onze eer te verdedigen, dus gingen we maar op zoek naar intelligente wezens die nog niet bij de intergalactische federatie horen. En na lang zoeken vonden we jullie." "Maar wat voor soort opdrachten moeten we straks allemaal gaan doen, behalve zingen?" vraagt Rik. "Nou er zijn zeven opdrachten, die allemaal anders zijn. Wat de opdrachten precies zijn, weet eigenlijk niemand, behalve de organisatie natuurlijk. Maar als we kijken naar de vorige wedstrijden, dan zitten er fysieke opdrachten tussen waarbij je moet bewijzen dat je de sterkste, of de snelste bent. En dan zijn er ook nog de mentale opdrachten waarvoor je heel slim moet zijn," vertelt Adam. "Vertel eens over de opdrachten van de vorige keer," vraagt Bram. "Nou, de eerste opdracht was heel primitief bewijzen dat je de sterkste was door met twee teams aan een touw te trekken. En de winnaar mocht het dan opnemen tegen een andere winnaar. Net zo lang tot er nog maar één team over was. Heel simpel, en snel gewonnen door de primitievere volken. Voor de volgende opdracht moest je een raket bouwen uit een stapel onderdelen die je kreeg. En die moest dan een rondje om de wedstrijdplaneet vliegen en weer veilig landen. Daar moesten de kandidaten wel heel erg hun best voor doen, want natuurlijk ontbraken een aantal van de onderdelen die je er dan normaal gesproken tussen zou verwachten. De derde opdracht was het bewijzen van een wiskundige formule, heel erg moeilijk en er was geen enkele kandidaat die het lukte binnen de tijd. Dus gaf de organisatie maar punten voor de uitwerking. De vierde opdracht was vrede stichten tussen twee soorten wezens die niet bij de galactische federatie hoorden. En ja, er zijn genoeg oorlogvoerende wezens om die opdracht mogelijk te maken. Voor de vijfde opdracht moest je een nog onontdekte ster ontdekken. Die was heel erg moeilijk, want daar zijn er niet zo veel meer van. De zesde opdracht vond ik zelf wel leuk, je moest een boek schrijven in een hele korte tijd. En dat op zich is nog wel te doen, maar dat boek moest ook een emotie losmaken bij de jury. Dat is natuurlijk best wel moeilijk, want alle wezens raken geëmotioneerd door andere dingen. Maar het resultaat was wel leuk om te zien. Er zaten humoristische verhalen tussen, en droevige, maar ook hele enge. En er was zelfs een team dat punten claimde omdat ze het saaiste boek hadden. Die beweerden dat verveling ook een emotie is. Die kregen toen punten voor de originaliteit. En de zevende opdracht was dat je een banket moest aanleggen voor alle deelnemende teams, ook weer in een hele korte tijd. Wat inhield dat je dus onwijs veel verschillende soorten gerechten moest maken, want alle wezens vinden andere dingen lekker. Het team waarbij de organisatie de minste klachten over het eten kreeg won. Zelf vind ik dat een beetje vage criteria, want dat houdt in dat de planeet die het meest geliefd is wint, want dan klaagt iedereen minder. Maar goed, het ging toch om wie de beste was, dus wie het meest geliefd is hoort daar natuurlijk ook een beetje bij. En wat er in de wedstrijden daarvoor allemaal gebeurde weet ik niet, want toen bestond ik nog niet. De wedstrijd wordt maar één keer in de honderd galactische jaren gehouden." "Je zou toch terug in de tijd kunnen gaan om andere wedstrijden te bekijken?" zegt Bram. "Nee, dat kan niet, want de organisatie controleert op tijdsreizigers," legt Adam uit. "Maar ze kunnen toch niet voorkomen dat je terug in de tijd reist, of vooruit zelfs, en ergens op tv meekijkt?" zegt Rik verbaasd. "Het is heel ingewikkeld om uit te leggen hoe het zit, maar dat kunnen ze wel. Als je ook maar in de buurt van een tv komt, dan gaat die tv storen en zie je niets meer. En dan moet je uitkijken dat er niemand in de buurt is, want als ze je pakken dan ben je nog niet blij. Het wordt gezien als valsspelen namelijk. In de beginjaren van de wedstrijd, toen het tijdsreizen nog niet mogelijk was, toen kon het wel. Maar toen was er een soort wezens die het tijdsreizen uitvonden. Die hebben toen diverse wedstrijden achter elkaar gewonnen, omdat ze van tevoren al wisten wat de opdrachten waren, waardoor ze zich beter voor konden bereiden dan de rest. De organisatie heeft toen niet het verleden veranderd, maar er wel voor gezorgd dat dat nooit meer kon. De opdrachten uit die eerdere jaren zijn ook nooit meer hergebruikt. En de wezens die valsgespeeld hadden zijn voor de eeuwigheid uitgesloten van deelname," vertelt Adam. "Maar hoe moet je je dan voorbereiden?" vraagt Rak zich af. "Dat kan ook bijna niet. Je moet zorgen dat je fit bent, je team uitzoeken op het feit dat er uit verschillende disciplines wezens in zitten, in de hoop dat je genoeg weet," antwoordt Adam. "Discipline? Maar dat is toch met straf?" weet Bram. Adam moet lachen, "Ik vergeet steeds dat jullie nog een hoop van je eigen woorden niet kennen. Discipline betekent ook vakgebied. Dus dat je wezens met verschillende soorten werk hebt, zoals raketgeleerden om die raketten te bouwen, maar ook diplomaten die goed zijn in onderhandelen, enzovoort." "Nou, ik hoop maar dat we jullie goed kunnen helpen dan," zegt Rik, nu toch een beetje onzeker, "Want zo heel veel dingen weten wij niet. We zitten nog maar pas op school." "Dat komt wel goed," verzekert Adam hem.
"Kijk," zegt Adam, "we zijn bij de wedstrijdplaneet aangekomen deze planeet is normaal gesproken uitgestorven, alleen als de intergalactische wedstrijd plaats vindt, dan wonen er wezens." De planeet die ze door het scherm kunnen zien is helemaal geel. "Zijn er hier geen zeeën?" vraagt Rik zich af. "Nee, deze planeet bestaat helemaal uit zand. Als er geen wedstrijden zijn, dan stormt het er ook voortdurend, maar tijdens de wedstrijden hebben ze allemaal machines die de steden beschermen. In de honderd jaar dat er niemand is, vergaan die steden weer tot zand, zodat ze voor iedere wedstrijd weer mooie nieuwe steden kunnen maken," weet Adam te vertellen, "Ik ben benieuwd wat het thema voor deze wedstrijd is." Als het ruimteschip de landing inzet, kunnen ze steeds meer details zien. Van een gele bal verandert de planeet langzaam in een woestijn met hier en daar een klein groen vlekje. En dan vliegen ze recht op een bontgekleurde vlek af. Naarmate ze dichterbij komen gaat de gekleurde vlek langzaam maar zeker steeds meer op een stad lijken. Hoewel de stad in niets lijkt op wat Rik, Rak en Bram gewend zijn. De gebouwen hebben de raarste vormen en kleuren. Het ruimteschip gaat af op een ronde, blauwe koepel. "Dat is ons verblijf tijdens de wedstrijd," vertelt Adam. Het schip landt boven op de koepel. "Gaan jullie mee?" zegt Adam, "Dan gaan we kijken hoe het er van binnen uit ziet. We hebben al doorgeseind wat jullie eisen aan slaapvertrekken zijn, dus als het goed is zijn die al geregeld." Rik, Rak en Bram volgen de vier wezens door het schip heen naar buiten. Buiten op de koepel ziet Rik dat die toch best wel hoog is, en er staat helemaal geen hekje om het platform heen. Voorzichtig blijft hij in het midden lopen, hij wil er niet van af vallen! Bram is nieuwsgierig en wil bij het randje gaan kijken. "Pas je op dat je niet valt!" roept Rik hem na. "Oh, maar je kunt er niet af vallen hoor," zegt Adam, "om het platform heen is een krachtveld. Dat wordt altijd meteen geactiveerd als het ruimteschip geland is." Nu durft Rik ook wel bij de rand te gaan kijken. Voorzichtig steekt hij een hand uit, maar zijn hand kan niet voorbij de rand. Er zit een soort onzichtbare muur om het platform heen. "Net als in StarTrek!" zegt Bram, "Gaaf!" Om het gebouw heen staan allemaal andere gebouwen die veel hoger zijn, dus erg veel uitzicht hebben ze niet. Toch is het een apart gezicht om zo tussen de rode, gele en groene wolkenkrabbers te staan. Het doet Rik een beetje denken aan het land van de feetjes, al die felle kleuren. Vanaf de rand kun je niet zo veel meer zien dan vanuit het midden, dus Rik loopt weer terug naar de anderen. Niet lang daarna volgt Bram hem ook. Met zijn zevenen gaan ze door een luik in het platform via een ladder naar beneden. Het gebouw is van binnen al net zo kaal als het ruimteschip dat was. Tot ze bij de kamers komen waarvan Adam zegt dat het de kamers voor Rik, Rak en Bram zijn. Daar staan lekker zachte bedden in, tafels en stoelen, en zelfs kisten vol met speelgoed. Voor Rak is er een comfortabele hondenmand en mooie grote bakken met water en brokken. Op één van de tafels staat een heerlijke maaltijd voor Rik en Bram. Er zijn pannenkoeken, en patatjes met kroketten, appelmoes en zelfs chocoladetaart. Het tweetal valt hongerig aan, het lijkt wel alsof ze al een dag niet gegeten hebben! Ze eten van alles wat, maar ze krijgen lang niet alles op. "Het was ook wel heel veel eten voor alleen ons twee," zegt Rik, "Maar het is toch jammer van al dat lekkere eten." Als ze gegeten hebben komen Adam, Ben, Cor en Dirk weer terug, "Hebben jullie zin om de stad te gaan bekijken? De wedstrijd begint morgen pas. Rik en Bram hebben het speelgoed nog niet bekeken, maar de stad bekijken klinkt ook wel leuk. Rak gaat natuurlijk ook mee. Met zijn zevenen gaan ze door het huis naar beneden. De rest van het huis is weer een grote lange gang zonder deuren in de muur. "Hoe weten jullie toch waar de deuren zijn?" vraagt Bram zich af. "Weet je nog dat ik zei dat we met gedachten praten? Nou, de deuren vertellen ons gewoon waar ze zijn. Ze zenden een soort signaaltje uit dat ons laat weten waar ze zijn. Maar voor de buitendeur hebben ze speciaal voor jullie een knop gemaakt, zodat je er ook uit kunt als wij er niet bij zijn. Kijk maar!" legt Adam uit. En inderdaad aan het eind van de gang zit een grote knop op de muur. Bram duwt er op en de muur schuift open. Door de open deur kunnen ze de straat zien. Er zoeven allemaal eivormige voorwerpen voorbij en die gaan best hard. Gelukkig staat er ook een ei voor de deur stil, zodat ze niet lopend over straat hoeven. Dat zou te gevaarlijk zijn. Ben duwt tegen het ei en er schuift een luik omhoog. Binnen in het ei zitten comfortabele banken. Van buiten is het ei wit, maar van binnenuit kun je er dwars doorheen kijken. De twee jongens kijken hun ogen uit, wat een bijzondere stad is dit! Overal zoeven de eieren voorbij en aan beide kanten van de weg staan allemaal hoge gebouwen in alle vormen en kleuren. Ze vliegen urenlang door de stad, maar er zijn geen twee gebouwen gelijk aan elkaar. Als ze 's avonds weer terug in hun woning komen zijn de twee jongens heel erg moe, terwijl ze toch de hele middag gezeten hebben. Met een spijtige blik op de kisten met speelgoed gaan ze toch maar naar bed. Adam heeft verteld dat het morgen een lange dag wordt.
De volgende morgen komt Ben hun weer ophalen. "Adam is alvast met de anderen naar beneden om een naam voor ons team te bedenken," klinkt er uit het apparaatje. "Hee, wat grappig! Jouw stem klinkt echt anders!" roept Bram uit. "Ja natuurlijk klinkt mijn stem anders! Waarom vind je dat grappig?" vraagt Ben zich af. "Nou, omdat de stem uit het apparaatje komt, dacht ik dat het altijd hetzelfde zou klinken. Ik had niet verwacht dat dat apparaat verschillende stemmen kon doen," zegt Bram. "Oh, maar mijn gedachten zijn toch ook anders dan die van Adam? Maar goed, zullen we maar gaan?" vraagt Ben. Beneden staren de andere drie aliens naar elkaar. Als Ben met het apparaatje in de buurt komt, klinkt Adam's stem er uit, "Ha, daar zijn jullie. We zijn er nog steeds niet uit hoe we ons team zullen noemen." "Waarom noemen jullie het niet de Blue Man Group," stelt Bram voor, "Jullie zijn allemaal blauw. Jullie zijn wel geen mensen, maar wel allemaal mannen toch?" Adam knikt, "We zijn allemaal mannelijk ja, net als jullie. Ik vind het wel een grappige naam, was er niet een theatergroep op jullie planeet die zo heette?" Bram knikt. "Nou, dan moeten we voor jullie blauwe pakken regelen, dan zijn we allemaal blauw." Rak vind het ook wel een leuk idee, "Voor mij hoef je geen pak te regelen hoor, dat kan ik zelf wel. En een paar seconden later staat er een blauwe hond voor hen. "Het heeft zo zijn voordelen om een draak te zijn," zegt hij trots. "Wauw, dus je kunt ook toveren?" vraagt Bram onder de indruk. "Een klein beetje maar hoor, ik kan eigenlijk alleen mijn uiterlijk veranderen om minder, of meer dus, op te vallen. Dat was een kwestie van evolutie voor ons draken. Als we niet geleerd hadden om ons uiterlijk aan te passen, dan waren we al lang uitgestorven." Adam ritselt een paar blauwe overalls voor Rik en Bram en dan zijn ze allemaal blauw. Als ze klaar zijn gaan ze naar het ei dat buiten op hun wacht. Het is best een eindje vliegen, maar dan komen ze bij een hele grote arena. Het ei vliegt gewoon meteen naar binnen en stopt bij een grote zaal. Als ze uitstappen zien ze dat er al een heleboel andere groepen in de zaal aanwezig zijn. Net als de gebouwen in de stad zijn de wezens er in alle vormen, maten en kleuren. Lange, korte, dikke, dunne, ronde, hoekige wezens zitten in groepjes bij elkaar. Hun groepje is het enige groepje dat wezens van verschillende vormen heeft. De leden van alle andere groepjes zien er per team min of meer hetzelfde uit. Adam leidt hen naar een blauwe bank en ze gaan zitten, "Nu moeten we wachten tot de andere teams komen voordat we kunnen beginnen." Langzaam vullen alle bankjes in de zaal zich met teams. Als alle teams zitten komt er een groepje aliens binnen die wel allemaal verschillend zijn. "Dat zijn de organisatoren," fluistert Adam, "Ze gaan zo vertellen wat onze eerste opdracht is." "Dames en heren, welkom op de 756ste intergalactische wedstrijd! Vandaag begint de eerste opdracht. En dan zullen wij nu eindelijk onthullen wat de eerste opdracht is. Voor de eerste opdracht is het de bedoeling dat ieder team een lied schrijft en ten gehore brengt. De jury bestaat uit de drie intergalactische sterren Kzoel, Maloekra en Ixaquotl," verkondigt de voorzitter van de organisatie. In de zaal stijgt een opgewonden gemompel op. "Zijn dat hele beroemde sterren?" vraagt Rik fluisterend aan Adam. "Ja, het zijn zulke beroemde sterren dat iedereen in deze zaal van ze gehoord heeft, of ze de muziek nou goed vinden of niet," fluistert Adam terug. De organisator gaat verder, "U heeft een week de tijd om deze eerste opdracht te volbrengen. Volgende week komen we hier weer bij elkaar en krijgt u te horen wanneer u voor de jury moet verschijnen. Om er voor te zorgen dat niemand de kans krijgt om nog wat langer te oefenen tot ze aan de beurt zijn wordt u allen geacht hier te blijven tussen het moment dat u uw briefje met uw tijdsslot krijgt en het moment waarop u moet optreden. Veel succes allemaal!" De organisatoren verlaten de zaal weer en zo snel ze kunnen verlaten alle teams de zaal naar hun eieren om terug naar hun verblijven te gaan. Het team van Rik gaat ook snel weg. Met hun ei gaan ze zo snel mogelijk terug naar hun blauwe woningkoepel. Daar gaan ze met zijn allen in de grote zaal brainstormen. "Zijn er hier geen stoelen?" vraagt Bram, van al dat staan worden mijn benen zo moe. Hij loopt naar hun slaapkamer om een stoel te halen. Rik vindt het een goed idee en volgt zijn voorbeeld. De aliens blijven liever staan, "Onze benen kunnen niet zo goed buigen, dus een stoel is voor ons helemaal niet prettig," legt Adam uit, "Maar goed, nu we allemaal comfortabel zijn, kunnen we gaan beginnen. We moeten dus een lied maken. Waar moet het over gaan?" "Over hoe mooi onze planeet is natuurlijk!" vindt Cor. "Maar wij weten helemaal niet hoe jullie planeet er uit ziet," vindt Bram, "En wij moeten het straks zingen, dus dat is niet zo'n goed idee." Ze doen nog een heleboel voorstellen, maar er is er geen één die iedereen leuk vindt. Dan heeft Rak een idee: "Waarom zingen we niet over de wedstrijd zelf? Op aarde hebben we zo'n liedje over tien kleine negertjes waarvan er steeds eentje afvalt. Misschien kunnen we die aanpassen en dan zingen over de deelnemende teams." Dat vindt iedereen wel een leuk idee en dus gaan ze hard aan het denken over de tekst.
Het is nog best moeilijk om de tekst van een
liedje aan te passen, want het moet wel precies kloppen, anders kun
je het niet meer zingen. Na veel wikken en wegen en een dag lang
puzzelen hadden ze dan eindelijk een liedje:
"Tien teams met
aliens die een opdracht kregen
Een team kon niet zingen, toen
waren er nog negen
Negen teams met aliens strijdend om de
macht
Een team was niet slim genoeg toen waren er nog acht
Een
team, twee teams, drie teams, vier teams, vijf teams met aliens
Zes
teams, zeven teams, acht teams, negen teams, tien teams met
aliens
Acht teams met aliens moesten blijven zweven
Een team
was de weg kwijt toen waren er nog zeven
Zeven teams met aliens
bleven bij de les
Een team viel opeens in slaap toen waren er nog
zes
Een team, twee teams, drie teams, vier teams, vijf teams met
aliens
Zes teams, zeven teams, acht teams, negen teams, tien teams
met aliens
Zes teams met aliens in een wedstrijdverblijf
Een
team kon er niet meer uit toen waren er nog vijf
Vijf teams met
aliens zorgden voor het vertier
Een team was helemaal niet leuk
toen waren er nog vier
Een team, twee teams, drie teams, vier
teams, vijf teams met aliens
Zes teams, zeven teams, acht teams,
negen teams, tien teams met aliens
Vier teams met aliens deden ik
zie ik zie
Een team kon het niet raden toen waren er nog drie
Drie
teams met aliens deden er toen nog mee
Een team is afgevallen toen
waren er nog twee
Een team, twee teams, drie teams, vier teams,
vijf teams met aliens
Zes teams, zeven teams, acht teams, negen
teams, tien teams met aliens
Twee teams met aliens tilden een
zware steen
Een team was niet sterk genoeg toen was er nog maar
een
Een team met aliens was helemaal alleen
Ze wonnen de
wedstrijd en toen was er geen een"
"Ik weet niet of we
hiermee kunnen winnen," zegt Adam, "Maar wie weet krijgen
we punten omdat we de jury aan het lachen kunnen maken." Rik en
Bram vinden het liedje onwijs leuk en zingen het aan één
stuk door. Adam, Ben, Cor en Dirk vragen zich af wat ze nu zullen
doen in de tijd tot de wedstrijd. Bram vindt dat ze wel een soort van
dansje kunnen bedenken dat zij kunnen doen terwijl Rik en Bram het
liedje zingen. "Eigenlijk zouden we er nog een paar aliens bij
moeten hebben, want dan kunnen jullie naar voren springen tijdens het
tellen in het liedje," vindt Rik. "Leuk idee, jammer dat
het niet toegestaan is door de organisatie. Maar wie weet kunnen we
iets met bordjes, dan kan Rak ook meedoen. Dat vindt iedereen wel een
leuk idee, dus ze gaan druk aan de slag om mooie bordjes met grote
nummers erop te maken. Adam en Ben tekenen de omtrek van de getallen
en Rik en Bram tekenen er aliens bij en kleuren de letters in. Bij de
één tekenen ze een blauw mannetje, om aan te geven dat
ze zelf gaan winnen. Bij de andere cijfers tekenen ze at random
marsmannetjes, geinspireerd door wat ze ooit op televisie zagen en op
wat ze in de arena gezien hebben. Als alle bordjes af zijn, gaan ze
een dansje bedenken. Rik en Bram staan vooraan, met de vier aliens en
Rak erachter met ieder twee bordjes in hun handen. Iedereen begint
met de bordjes achter hun rug en als dan het nummer genoemd wordt wat
op hun bordje staat, dan houden ze dat bordje omhoog en doen een stap
naar voren. Het kost een paar keer oefenen voordat het helemaal goed
gaat. De hele tweede dag op de wedstrijdplaneet na de aankondiging
zijn ze aan het oefenen. Aan het eind van de dag gaat het helemaal
goed. Ze besluiten de rest van de dagen nog elke dag een keer te
oefenen, maar de rest van hun tijd aan andere leuke dingen te
besteden. Rik en Bram kunnen nu eindelijk met al het speelgoed dat op
hun kamers staat spelen. Ze hebben zelfs al een hele dag nodig om uit
te vinden wat er allemaal staat. De aliens hebben hun huiswerk goed
gedaan, want er zit allemaal leuk speelgoed in dat zo van hun eigen
slaapkamers af zou kunnen komen. Er zijn puzzels en spelletjes,
autootjes met een garage, lego, blokken, tekenpapier met
kleurpotloden, twee ridderkastelen met een hele berg ridders en
andere poppetjes, knuffelberen, en nog veel meer speelgoed. Dagenlang
zijn ze er zoet mee. En elke avond eten ze de lekkerste dingen en zo
veel als ze kunnen. En na het eten oefenen ze samen met de aliens hun
lied nog een keer. De week vliegt voorbij en dan is het eindelijk
tijd voor de grote wedstrijd. In de kleedkamer verzamelen alle teams
zich weer. Als iedereen er is, krijgen ze allemaal een nummer.
Gelukkig heeft het team van Rik niet zo'n hoog nummer en hoeven ze
niet zo lang te wachten tot ze aan de beurt zijn. "Volgens mij
zijn wij hier met z'n allen de enige wezens in het hele heelal die de
liedjes niet meteen live te zien krijgen," verzucht Dirk, "Dat
is wel het nadeel van deelnemer zijn. Maar misschien dat we straks
iedereen mogen zien die na ons komt." Rik en Bram vinden het
toch nog heel lang duren voordat ze aan de beurt zijn, maar dan mogen
ze eindelijk het zaaltje in waar de jury zit. Rik is toch best een
beetje zenuwachtig. Maar dapper stappen ze het podium op en beginnen
te zingen. Rik en Bram maken geen enkele fout en ook het dansje gaat
ook helemaal goed. Zoals gehoopt kan de jury hartelijk om het liedje
lachen, ze krijgen er acht van de tien punten voor, en zijn daar best
blij mee. En dan mogen ze weer terug naar hun woning om te wachten op
de uiteindelijke score. In de woning staat gelukkig een tv, dus nu
kunnen ze zelf ook kijken. De muziek van alle andere teams klinkt
heel anders dan wat ze zelf gedaan hebben, maar ze staan nog best
hoog in de tussenstand. "Morgen worden we weer verwacht voor de
volgende opdracht," vertelt Adam.
En zo zitten ze de volgende dag weer in de kleedkamer van de arena. De organisator vertelt hen dat ze voor deze opdracht een robot moeten bouwen, die alle andere robots moet verslaan bij het oversteken van een parcours. De teams worden dit keer het veld van de arena opgestuurd naar een stapel electronica waar ze de robot van moeten bouwen. De stapels liggen in een grote cirkel om een soort van podium heen. "Daar zit waarschijnlijk het parcours onder," legt Adam uit. Rik is wel benieuwd hoe het er uit zal zien. Rik en Bram kunnen eigenlijk niet zo heel veel doen terwijl Adam, Ben, Cor en Dirk de robot bouwen. Wel geven ze allerlei tips om de robot er mooier uit te laten zien. "Als je van dat overgebleven metaal nou scherpe punten maakt en die op de schouders zet, dan ziet hij er veel gevaarlijker uit!" vindt Bram. Rak vindt dat ze de robot eigenlijk blauw moeten verven, maar verf hebben ze niet gekregen. "Zou ik het mogen gaan halen?" vraagt Rik zich af. "Dat zul je aan de organisatoren moeten vragen," zegt Adam, "Maar ik denk eigenlijk van niet." Omdat hij toch niets beters te doen heeft, loopt Rik op de organisatoren af. "Hallo, ik vroeg me af of ik ook wat blauwe verf voor onze robot uit onze woning mag halen?" vraagt hij beleefd. De organisatoren kijken elkaar aan, "Nou het is niet toegestaan om de arena te verlaten tijdens de opdracht en eigenlijk ook niet om materialen te gebruiken die wij niet aangeleverd hebben, maar simpele verf lijkt me eigenlijk geen kwaad kunnen. We hebben een tegenvoorstel, wij leveren de gewenste verf aan," zegt één van hen. "Hou er dan wel rekening mee dat straks de andere teams ook verf willen hebben," waarschuwt één van de anderen de organisator die sprak. "Dat is toch geen probleem?" vindt die, "Wat voor kleur zou je willen hebben, jongeman?" "Wij willen graag blauwe verf," antwoordt Rik blij. "Ik had het kunnen raden," zegt de organisator, "Ga maar terug naar je team, we komen het zo brengen." En inderdaad, nog geen vijf minuten later komt er iemand een spuitbus blauwe verf brengen. In overleg met Cor spuiten Rik en Bram om beurten delen van de robot blauw. Adam en Dirk zijn druk bezig om een apparaatje voor de besturing te maken. Ze kibbelen nog een beetje over hoe het apparaat er uit moet zien. Bram hoort het en tekent de controler van zijn spelcomputer in het zand, "Kunnen jullie hem niet zo maken? Zo één heeft mijn spelcomputer ook, en daar ben ik heel erg goed in. Kijk met dit knopje kun je de robot verschillende kanten op laten bewegen, en met deze knoppen kun je extra functies inbouwen, zoals springen, bukken en slaan." Ben, Cor en Rik vinden het wel een goed idee. "Dan weten we meteen wie de robot straks het beste kan besturen," vindt Ben. Zo gezegd, zo gedaan. Adam en Dirk leggen de laatste hand aan de controller en dan is de robot klaar. Dirk geeft de controller aan Bram en Bram test wat de robot allemaal kan. Hij laat de robot bochtjes maken, bukken, springen, dingen aan de kant slaan en zo hard mogelijk vooruit rijden. Als hij klaar is, is het team tevreden. De robot werkt precies zoals hij zou moeten werken. Het wachten is nu op het onthullen van het parcours. Een voor één voltooien de andere teams die nog niet klaar waren ook hun robots. Als de tijd die ze gekregen hadden om is, onthult de organisatie eindelijk het parcours. Het is een grote doolhof met her en der hindernissen er in. Sommige teams kreunen omdat ze sommige hindernissen niet kunnen nemen omdat hun robot bepaalde dingen niet kan, maar Rik en zijn team zijn overtuigd dat het parcours geen probleem moet vormen voor hun robot. Als ze aan de beurt zijn, loodst Bram onder aanwijzing van de rest van het team hun robot in recordtijd door het doolhof. "Je had gelijk, Bram, je bent er echt goed in," geeft Adam hem een klap op zijn schouder. Bram bloost een beetje en weet niets terug te zeggen. Na hen zijn er nog een heleboel andere teams en een aantal er van hebben een robot die nog net een beetje sneller is, maar ze staan toch heel erg hoog op de lijst. "Ik denk niet dat we nog eerste worden, maar we doen het toch wel heel erg goed," zegt Cor. 's Avonds in hun woning kijken ze op televisie naar de totale score. "Wauw, we staan in de top tien!" roept Rik enthousiast. "Dan kunnen we nog winnen!" denkt Bram. "Laten we eerst maar eens wachten wat de volgende opdrachten zijn," zegt Rak nuchter, "Als die nog heel veel moeilijker worden, dan kunnen wij niet zo veel meer toevoegen, en dan zijn onze aliens in het nadeel, omdat de andere teams zeven volwassenen hebben." "Maar die kunnen toch ook niet allemaal helpen bij alles," vindt Rik, "Ik zag vandaag een heleboel aliens die niet hielpen bij het bouwen van de robot. Die waren blijkbaar goed in andere dingen. We hebben al heel goed geholpen, vindt ik." Als ze de televisie zat zijn, omdat die alleen nog maar herhalingen uitzendt die ze inmiddels wel allemaal gezien hebben, gaan ze met de robot spelen. Van het speelgoed dat op hun kamer ligt maken ze een parcours en dan doen ze wedstrijdjes wie de robot er het snelste doorheen krijgt. Bram wint iedere keer. "Het is maar goed dat jij hem in de wedstrijd bestuurd hebt, want ik zou het niet zo snel gekund hebben!" zegt Rik, "En dan hadden we nu ook niet in de top tien gestaan." "Ik ben wel benieuwd wat de volgende opdracht wordt," zegt Bram.
Helaas blijkt de derde opdracht te zijn dat er een moeilijk wiskundig vraagstuk opgelost moet worden. Daar kunnen Rik en Bram dus niet bij helpen. En ook Rak weet niet zo veel van wiskunde. "Jezelf altijd moeten verstoppen houdt in dat je niet zo veel contact met mensen hebt, en dus ook niet met wiskundigen," verontschuldigt hij zichzelf. Omdat de opdracht heel moeilijk is, mogen ze ook niet praten. En al helemaal niet rennen. En omdat ze bang zijn dat er valsgespeeld wordt, mogen ze ook de arena niet verlaten. In de arena zijn voor deze opdracht allemaal vergadertafels gezet. De tafels staan zo ver uit elkaar dat je niet bij elkaar af kunt kijken en zolang je niet al te hard praat, kunnen de andere teams je ook niet horen. Rik en Bram willen niet dat hun team gediskwalificeerd wordt doordat zij de regels breken, maar zo lang stilzitten is wel heel erg moeilijk. Adam helpt hun een beetje door voor hen allebei een pen en wat papier te regelen zodat ze tekeningen kunnen maken van alle andere teams. Pen en papier zijn wel toegestaan, omdat er voor de berekeningen ook aantekeningen gemaakt moeten kunnen worden. Maar op een gegeven moment hebben ze alle andere teams getekend en is het papier op. Het overige papier hebben ze nodig om de berekeningen op te kunnen doen. "Zijn jullie al bijna klaar?" vraagt Rik zachtjes. "Sorry Rik, maar dit is echt een hele moeilijke formule. Hebben jullie al sommen op school?" vraagt Dirk, die ook niet zo veel van wiskunde weet, zachtjes. Bram knikt en fluistert terug: "we zijn af en toe al aan het optellen. Met van die plaatjes van taarten en speelgoed er op." "Nou, dit is dus een soort van som, maar dan wel honderd keer zo moeilijk," legt Dirk uit, "Met rondvliegende raketten die nooit lang genoeg op één plek zijn om ze te tellen, in plaats van stilstaande plaatjes van taarten. En af en toe verdwijnen er ook nog gewoon raketten, of komen er weer raketten bij. Dus je kunt je voorstellen dat dat heel erg moeilijk is." Ja, dat snappen Rik en Bram wel. "Zitten er echte raketten in die som?" wil Bram weten. "Nee, net zoals die plaatjes bij jullie sommen zijn de raketten die ik noemde maar een idee om je het beter te laten snappen," lacht Dirk zachtjes, "Ik denk dat als de raketten er echt waren, dat het nog een stuk makkelijker zou zijn. Misschien kunnen jullie je tekeningen nog wat verder versieren?" Een beetje zuchtend pakken Rik en Bram toch hun pennen weer op. Nu ze zo goed gescoord hebben bij de vorige opdracht, moeten ze deze opdracht natuurlijk niet verliezen! En dus doen ze zo stilletjes mogelijk. "Ik denk dat onze moeders heel trots op ons zouden zijn," fluistert Bram, "Ik denk niet dat ze zouden geloven dat we een hele dag stilgezeten hebben als we het ze zouden vertellen." Rik knikt, hij weet het wel zeker. Als de blaadjes echt helemaal volgetekend zijn, is de tijd van de opdracht nog steeds niet om. "Misschien kunnen we proberen te raden welk team er gaat winnen!" stelt Rik fluisterend voor. Dat vindt Bram ook wel een leuk idee, dus zo zachtjes fluisterend als ze kunnen overleggen ze in welke volgorde de tekeningen gelegd moeten worden. Ze kijken steeds heel aandachtig naar ieder team om te kijken hoe ze de opdracht maken. Sommige teams zijn heel druk aan het discussieren, andere teams kijken bijna bang. Die zitten heel gestresst steeds op hun horloge te kijken of ze nog wel tijd genoeg hebben. Andere teams hebben één persoon die heel druk aan het schrijven is, terwijl de rest van het team zich net zo lijkt te vervelen als Rik en Bram. Eén voor één leggen ze de tekeningen op een stapel, met het team dat hun het slechtste lijkt onderop en het team dat hun het beste lijkt bovenop. Natuurlijk ligt hun eigen team helemaal bovenop. Dirk heeft gezien wat ze aan het doen zijn en moet zachtjes lachen over hun enthousiasme en vertrouwen in hun eigen team. "Zo goed zijn we niet in wiskunde hoor," fluistert hij de jongens toe. "Ja maar, als wij al niet geloven dat we winnen, wie gaat er dan nog in ons geloven," vindt Bram. En dan is eindelijk de tijd om. Geen van de teams heeft al een complete oplossing, maar Ben vertelt dat dat met dit soort moeilijke problemen ook helemaal niet kan in één dag, "Daar doen de echt goede wiskundigen soms wel maanden of jaren over. Ze willen ook alleen maar zien wat je gedaan hebt en hoe creatief je bent in het bedenken van manieren om het probleem op te lossen." Alle teams leveren hun blaadje in, en moeten dan een week wachten op de uitslag. "Nu heeft de organisatie een week de tijd om alle uitwerkingen te beoordelen. Ik heb gehoord dat ze de knapste wiskundigen uit het heelal bij elkaar geroepen hebben om met zijn allen het nakijkwerk te doen. Hoe dat gaat zul je van de week wel op de televisie zien. Maar als ik me goed herinner van de vorige keer, maken ze eerst stapels van de verschillende soorten oplossingen en beoordelen ze die dan per stapel. En totdat ze klaar zijn, hebben wij even niets te doen," weet Adam, "Maar nu eerst is er vanavond een feestje. Hebben jullie zin om mee te gaan? We zullen het niet te laat maken, zodat jullie nog een beetje op tijd naar bed kunnen." Rik, Rak en Bram zijn best nieuwsgierig hoe ze hier een feestje vieren, en dus gaan ze graag mee. "Gaan we in onze blauwe overalls heen? Of is het beter om iets anders aan te doen? Want buiten onze kleren waar we in kwamen, hebben we niets anders," wil Rik graag weten. "De overalls zijn prima hoor, ik verwacht niet dat de meeste andere teams iets anders aan hebben dan hun wedstrijdkleding. Maar als jullie willen kunnen we nog wel wat feestelijks toevoegen. Wacht maar af," belooft Adam.
's Avonds na het eten heeft Adam nieuwe overalls voor de jongens. Ze zijn nu heel donkerblauw en hij heeft er mooie zilveren sterren op gemaakt. Rik en Bram kijken elkaar aan en moeten heel hard lachen. Adam is verbaasd, "Is het niet goed zo?" "Ja hoor, ze zijn prima, alleen ze deden ons aan iemand denken die we kennen, en daarom moesten we lachen," legt Rik uit. "Ze zijn heel mooi!" De aliens zelf hebben nu ook kleren met zilveren sterren er op aan. En dus kan Rak niet achterblijven, als hij zich weer veranderd heeft zijn de puntjes van zijn haren zilverkleurig, waardoor hij bezaait is met flonkerende sterretjes. "Niet helemaal hetzelfde, maar toch duidelijk hetzelfde idee," vindt hij. Dan gaan ze met het ei weer terug naar de arena. De tafels zijn inmiddels allemaal weer opgeruimd en hebben plaats gemaakt voor een dansvloer met podium aan de ene kant en bartafeltjes en een bar aan de andere kant. Op het podium staat een band muziek te maken, die Rik en Bram wat vreemd in de oren klinkt. "Weet je waar het mij aan doet denken?" zegt Bram, "Aan van die hele oude science fiction films die mijn ouders wel eens kijken. Die hadden ook altijd van die vreemde muziek, precies zoals deze." Adam leidt hen naar een tafeltje en bestelt wat drankjes. Voor de jongens heeft hij drankjes waar geen alcohol in zit. De drankjes zijn groen van boven en blauw van onderen. De bovenkant smaakt naar pepermunt en de onderkant smaakt raar genoeg naar aardbeien. Al snel komen er af en toe mensen van andere teams om te praten met Adam, Ben, Cor en Dirk. Maar de aliens spreken allemaal een taal waar Rik en Bram niets van snappen. "Versta jij er iets van Rak?" wil Rik graag weten. "Nee, geen klap," antwoordt Rak. "Maar waarom konden we de uitleg van de opdrachten dan wel steeds verstaan?" vraagt Bram zich af. Dirk hoorde de vraag, "Omdat er tijdens de wedstrijd een heel ingewikkeld vertaalsysteem gebruikt wordt. Iedereen hoort de uitleg dan in zijn eigen taal. Dat is om te voorkomen dat iemand het niet goed begrijpt. Maar hier tijdens het feest spreekt iedereen de standaardtaal, alle planeten die bij de galactische federatie aangesloten zijn, geven die taal als tweede taal op school. Onze vertaalapparaatjes zijn voor die taal ontwikkeld. Stom dat we er niet aan gedacht hebben dat jullie die taal niet spreken. Anders had ik nog een vertaalapparaatje meegenomen, dan had die de standaardtaal naar jullie taal kunnen omzetten. Help me er de volgende keer maar even aan denken." Omdat Rik en Bram zich een beetje gaan vervelen, gaan ze maar eens op de dansvloer kijken. Rak, die er ook niets van verstaat, gaat met hen mee. Er speelt net een vrolijk deuntje, dus al snel hopsen en springen ze over de dansvloer heen tussen de andere dansende mensen door. Eerst kijkt iedereen wel even vreemd, maar als ze zien hoeveel plezier de jongens en de draakhond hebben, hopsen en springen er al snel een paar anderen mee, die de echte dans die op de muziek hoort ook niet kennen. Als ze moe worden, gaan ze weer even naar de tafel waar Adam en de anderen zitten terug. "Kunnen we gewoon zo drinken krijgen aan de bar? Of moeten we iets betalen?" vraagt Rik. "Nee hoor, je kunt zo naar de bar gaan. Maar ik denk dat de barman je niet begrijpt, want volgens mij spreekt die ook alleen maar standaardtaal. Als jullie heel even wachten tot ik mijn glas leeg heb, dan loop ik wel even mee," zegt Cor. "Oh, nou hoe bestel ik een drankje dan in de standaardtaal?" wil Rik weten, "Dan kunnen we het gewoon zelf bestellen." Cor moet lachen en spreekt het woord uit dat ze moeten zeggen. Rik probeert het na te zeggen en nu moet iedereen aan tafel lachen. "Oei, was het zo erg verkeerd?" vraagt Rik. "Nee hoor," stelt Cor hem gerust, "Maar het klonk gewoon heel erg grappig." Ze oefenen nog een paar keer en dan gaan Rik en Bram samen dapper naar de bar toe om een drankje te halen. De barman heeft al over hen gehoord en vindt het heel leuk dat ze zelf proberen een drankje te bestellen. Hij maakt hun drankjes klaar en pakt dan vanonder de bar twee zakjes chips voor hen. Blij gaan Rik en Bram weer terug naar de tafel om hun chips op te eten en hun glazen weer leeg te drinken. Ze zitten nog maar net als er vanaf de bar rumoer klinkt. Twee aliens van verschillende teams zijn luidruchtig aan het discussieren. En dan geeft er opeens een de ander een mep. Boos geeft de ander een klap terug en dan breekt het gevecht pas echt los. De omstanders maken een grote kring om hun heen, waardoor hun teamgenoten er niet meer zo makkelijk tussendoor kunnen. Tegen de tijd dat zij door de groep mensen heen gedrongen zijn om de twee vechters uit elkaar te halen, liggen die al rollend op de grond. Adam hield Bram tegen die er heen wilde om te kijken, "Het wil nog wel eens gebeuren dat de omstanders zich met het gevecht bemoeien. En omdat jij veel kleiner bent dan de meeste anderen is het best gevaarlijk om daar dan tussen te belanden. Je kunt veel beter daar naar dat scherm aan de zijkant kijken. Alles wat hier gebeurt wordt gefilmd, dus dat kun je daar ook zien." Verbaasd kijken de jongens in de richting waarin Adam wijst, en inderdaad daar aan de zijkant hangen filmschermen. Die hadden ze nog helemaal niet gezien. Vanaf de tafel waar ze zitten kunnen ze het gevecht zo prima zien. Als de orde weer hersteld is en de twee vechtersbazen afgevoerd zijn, vindt Adam ook dat het tijd is om weer terug te gaan. In hun woning maken ze nog wat plannen voor de komende dagen. Cor en Dirk willen wel een tochtje maken buiten de stad, maar Adam en Ben hebben daar niet zo'n zin in. Rik en Rak willen ook wel mee, maar Bram denkt dat de woestijn maar saai is, dus hij wil ook thuisblijven. Ze spreken af dat ze de volgende dag vroeg vertrekken, dus Rik kruipt gauw onder de wol.
De volgende ochtend heeft Rak zijn sterren weer weggetoverd, en ook Rik trekt weer zijn gewone blauwe overall aan. Bram blijft nog lekker in bed liggen. Rik is toch een beetje teleurgesteld dat hij hun niet uit komt zwaaien. Maar ze zitten al snel in het ei en dan is er weer zoveel te zien, dat hij het al snel weer vergeten is. Het ei brengt hun naar de rand van de stad, en zet hun af naast een lage loods. In de loods staan speciale voertuigen die meer op een auto lijken, zoals Rik die kent. Hoewel ze ook wel een klein beetje van een tank weghebben, behalve dat er geen kanon op zit. Dirk leidt hun naar een van de auto's en neemt plaats achter het stuur. Rik en Rak kruipen achterin, en Cor gaat voorin naast Dirk zitten. Als Rik over Dirk zijn schouder kijkt, ziet hij dat het stuur niet rond is, zoals hij gewend is, maar dat er twee dingen zitten die meer op een soort joysticks lijken, zoals sommige spelcomputers die hebben. Dirk weet blijkbaar hoe ze werken, want zonder problemen stuurt hij het voertuig de loods uit. Achter hun gaat de grote roldeur weer dicht. En dan zijn ze in de woestijn. "Leven hier nou ook nog beesten?" vraagt Rik zich af, "Ik heb wel eens op televisie gezien dat er in de woestijnen op onze planeet wel beesten wonen." Cor antwoordt dat hier ook wel wat beesten zitten, maar dat de meeste een flink stuk kleiner zijn dan Rak, "Hoewel sommige dan wel weer heel erg giftig zijn. Maar zolang we in het voertuig blijven zijn we veilig." Door de ramen van het voertuig kunnen ze de mooiste zandstructuren zien. Er zijn rotsen die op een heel klein puntje balanceren, en zandduinen met een scherpe rand bovenop die steeds van vorm veranderen. Er is rood, geel, bruin, wit en grijs zand. En soms is er zelfs zand dat zo donker is dat het bijna zwart lijkt. Rik is verbaasd door hoeveel verschillende kleuren er zijn. Thuis hebben ze alleen geel zand, zoals in de zandbak op school."Vanuit de ruimte leek alles maar één kleur te zijn! Met alleen hier en daar een groen puntje. Gaan we ook nog een oase zien vandaag?" vraagt hij aan Cor. Papa heeft hem geleerd dat je je vragen nooit aan de bestuurder moet stellen, omdat die het te druk heeft met rijden. "Ja, en als we mazzel hebben is er zelfs een meertje en kunnen we misschien wat beesten zien. Maar het is nog wel een eindje rijden hoor," waarschuwt Cor. Maar voor Rik vliegt de tijd voorbij, er zijn ook zoveel mooie dingen om te zien. Raargevormde stenen, woeste rotswanden, scherpe duinen, golven in het zand. Dus voordat hij er erg in heeft zijn ze al aangekomen. De oase bestaat uit een klein meertje dat heel erg blauw is, met daar omheen een paar palmbomen en wat struikgewas. "Gaan we de auto niet uit?" vraagt Rik, "Ik heb nog nooit zulk blauw water gezien, ik wil wel eens weten of je er ook blauwe vingers van krijgt!" "Sorry, Rik, maar het is te gevaarlijk om de auto uit te gaan. Juist bij zo'n oase zitten heel veel van die giftige beesten. Maar als je het water wilt zien, dan kan ik wel wat regelen," zegt Dirk. Hij rijdt de auto zo dicht mogelijk naar het meertje toe en drukt dan op een paar knoppen. Opeens gaat er een luikje in de voorkant open en komt er een robotarm uit. "Wauw!" roept Rik verbaasd, "Ik wist niet dat deze auto robotarmen had! Gaaf zeg!" Dirk stuurt de robotarm naar het water toe. Als de arm in het water hangt, drukt hij op nog een knopje. "Nog even geduld, de arm zuigt nu wat van het water op," zegt hij tegen Rik. Met nog een paar drukken op weer wat andere knopjes gaat er een luikje in het dashbord open, waar een bekertje uit komt. Dirk laat het bekertje nog even staan, en dan komt er een stroompje water uit een slangetje, zo in het bekertje. Als het water ophoudt met stromen geeft Dirk het bekertje aan Rik, "Kijk, hier is je blauwe water." "Maar het is gewoon doorzichtig? Hoe kan het dan blauw zijn?" roept Rik verbaasd. "Het spijt me, Rik, maar dat weet ik niet. Maar mooi is het wel, vind je niet?" Hij drukt weer op wat knoppen en de robotarm verdwijnt weer in de auto. Met zijn vieren blijven ze een tijdje in de auto zitten om te kijken wat er allemaal in de oase gebeurt. Als ze vijf minuutjes stil staan, komen er langzaam wat hagedisjes te voorschijn. Ze gaan op een steen zitten om warm te worden in de zon. Dan komt er een torretje voorbijlopen. De hagedis komt opeens in beweging en gaat als een gek achter het torretje aan. Het torretje probeert nog weg te komen, maar de hagedis is veel sneller en heeft het al snel te pakken. In één hap is de tor verdwenen. Met volle buik, kruipt de hagedis onder een steen en komt niet meer te voorschijn. In het half uur dat ze in de oase blijven stil staan zien ze ook nog spinnen, schorpioenen en een slangetje. "Als we hier waren geweest vlak nadat de zon op komt of vlak voordat hij onder gaat, dan zou er nog een stuk meer activiteit geweest zijn. Nu is het te warm. En we moeten ook weer terug, anders is de stroom straks op, en dan wordt het heel snel, heel warm in de auto. Want zonder stroom doet de koeling het niet meer," zegt Dirk. Cor en Rik hadden nog wel wat langer willen blijven, maar dat zou echt gevaarlijk zijn. Rak is het met Dirk eens dat ze zo snel mogelijk terug moeten gaan, "We moeten geen risico's nemen. We hebben nog een wedstrijd te winnen!". En dus gaan ze weer. De terugweg is net zo mooi als de heenweg. Rik was eerst bang dat het saai zou zijn, omdat hij het al eens gezien had. Maar hij herkent bijna niets, "Zijn we hier op de heenweg echt langsgekomen?" Cor moet lachen, "Ja hoor, maar in de woestijn verandert altijd alles door de wind."
De week vliegt om en dan is het weer tijd om naar de arena te gaan om de score van de vorige opdracht te horen en de volgende opdracht te krijgen. In de arena zien ze aan het scorebord dat ze nog een plekje gestegen zijn. "Wauw, we gaan goed!" roept Bram uit. Ze gaan snel naar hun bankje toe om te wachten op de exacte score van de opdracht. Gelukkig zijn alle andere teams ook nieuwsgierig en zit iedereen al snel op zijn plek. Als iedereen zit komen de organisatoren binnen. Rik en Bram snappen niets van de uitleg die ze geven over hoe alle teams geprobeerd hadden de wiskundige formule op te lossen, maar ze begrijpen wel dat hun team op de stapel lag die de meeste punten kreeg. Binnen die stapel hadden ze niet de beste oplossing bedacht, maar het was toch goed genoeg om nog weer een team achter hun te laten. Ze staan nu al zevende. Als eindelijk het lange verhaal over de vorige opdracht klaar is, begint de organisator eindelijk met de uitleg van de volgende opdracht, "De volgende opdracht begint morgenochtend hier in de arena. Voor deze opdracht mogen alleen hulpmiddelen gebruikt worden die geen stroom vereisen. U zult morgenochtend in de arena op uw aangewezen plek een grote hoop zand vinden. Het is de bedoeling dat u deze hoop zand verandert in een kunstzinnig bouwwerk. Dit bouwwerk zal beoordeeld worden door een vakkundige jury, die bestaat uit gerenommeerde architecten en kunstenaars. Alle hulpmiddelen die u hierbij wilt gebruiken moeten eerst door de organisatie goedgekeurd worden. De uitdaging begint morgen om tien uur 's ochtends en duurt tot zes uur 's avonds. Het goedkeuren van de hulpmiddelen vindt morgenochtend tussen acht en tien uur 's ochtends plaats hier in deze zaal. Wij wensen u allen veel succes." Rik en Bram kijken verheugd, een zandkasteel bouwen! Dat is een opdracht waar ze wel bij kunnen helpen, dat hebben ze op school al zo vaak gedaan. Ze zijn zelfs een keer met school naar het strand geweest om een zo groot mogelijk kasteel te bouwen. Toen hadden ze nog gewonnen, omdat hun kasteel net zo hoog was als zijzelf. Meteen als ze weer in de woning terugkomen vliegen de jongens naar hun kamer om tussen het speelgoed te graven. Het eerstvolgende uur besteden ze aan het uitzoeken van de hulpmiddelen die ze willen gebruiken. Rik en Bram wisten dat er tussen het speelgoed ook emmertjes en schepjes zaten. De aliens hebben ook nog allerlei andere ingewikkelde hulpmiddelen met de meest gekke vormen die ze mee willen nemen. Als alle hulpmiddelen klaar liggen om de volgende dag meegenomen te worden, gaan ze overleggen wat ze willen bouwen. Want als ze het daar niet over eens kunnen worden, dan winnen ze natuurlijk nooit. Rik en Bram willen een kasteel bouwen, met ridders en een ophaalbrug. Maar de aliens vinden dat maar niets. "Tegenwoordig weet niemand nog wat een kasteel is," vindt Adam. "Wat denken jullie van ons ruimteschip?" stelt Ben voor. "Met al die ronde vormen? Volgens mij is dat veel te moeilijk!" denkt Bram, "Als je dat wilt bouwen dan stort het volgens mij gewoon in." En zo discussieren ze nog even verder. Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën over wat mooi is en ook over wat mogelijk is. Maar geen enkel idee vindt iedereen leuk. "Waarom bouwen we de wedstrijdstad niet na?" stelt Rak dan opeens voor, "En de stukken die heel teer zijn, die smelt ik gewoon even, dan wordt het glas en dat blijft wel staan.""Haha," lacht Adam, "En jij werkt niet op stroom, dus het is niet eens valsspelen! Ik stel voor dat je ons hele bouwwerk in glas veranderd, dan hebben we zeker het mooiste bouwwerk." Dat vindt iedereen een goed idee, en snel gaan ze aan het schetsen. Ze beginnen met hun eigen koepelhuis. Dat is rond, dus dat zal wel moeilijk worden. Dirk bedenkt dat ze ook een mal kunnen maken, "Als we de mal van metaal maken, dan kan Rak die verhitten en dan smelt het zand dat er in zit. Als het dan weer afgekoeld is kunnen we de mal weer weghalen." Dat is een goed idee en Ben begint meteen met het maken van de mal. Hij maakt de mal uit verschillende delen, die aan elkaar vastgeschroefd kunnen worden, zodat de mal makkelijk van het bouwwerk afgehaald kan worden. De rest maakt vast een ontwerp voor de arena, en daarna voor de loods waar de auto's in stonden. Een voor één maken ze ontwerpen voor de gebouwen uit de stad. Ben maakt voor elk van de gebouwen een mal. "Misschien zijn we door die mallen ook nog wel als eerste klaar!" hoopt Bram. "Nou, we hebben straks wel een hele hoop gebouwen om te maken hoor," waarschuwt Adam. "Ik hoop maar dat er genoeg zand is om de hele stad na te maken," zegt Cor. "Nou, we beginnen gewoon met onze woning, en dan de arena, en dan alles wat er tussen ligt, en we zien wel hoe ver we komen. Wie weet krijgen we wel meer zand als we te kort komen. Maar dat zien we dan wel weer," vindt Dirk. Pas vlak voor het avondeten zijn ze klaar met de ontwerpen voor alle gebouwen. Cor biedt aan om Ben te helpen met het maken van de mallen, omdat hij het anders nooit af krijgt voor ze moeten beginnen. Samen werken ze tot diep in de nacht door om alle mallen gereed te krijgen. De volgende morgen nemen ze toch de eerder uitgezochte hulpmiddelen mee, "Want je weet nooit of ze ons niet verbieden om het zand in glas te veranderen," zegt Adam als Bram vraagt of ze dat echt allemaal mee moeten slepen.
Ze gaan al heel vroeg naar het stadion om hun hulpmiddelen goedgekeurd te krijgen, want zoals verwacht is het al heel druk met iedereen die van alles en nog wat goedgekeurd wil hebben. En er zijn ook felle discussies over de dingen die afgekeurd worden. Maar eindelijk zijn ze aan de beurt. Gelukkig worden al hun hulpmiddelen goedgekeurd, hoewel de organisatoren duidelijk nieuwsgierig zjin naar hoe ze denken het zand op zijn plaats te houden. "Jullie zijn toch wel van plan om die mallen weer te verwijderen, hè?" vraagt één van hen. "Ja hoor," zegt Adam vrolijk, "Moet het uiteindelijke bouwwerk trouwens van zand zijn? Of is het ook goed als we het in glas om weten te zetten?" "Nou, zolang jullie geen andere hulpmiddelen dan deze gebruiken..." zegt de organisator twijfelend, terwijl hij nog eens een kritische blik op de mallen werpt om te zien of er niet toch geheime mechanismen in zitten. "Niets dan deze dingen en onszelf," verzekert Adam hem. "Nou, dan zie ik geen probleem," zegt de organisator na een kort overleg met de overige organisatoren. Snel haasten ze zich naar de hun toegewezen plek om te kijken hoeveel zand ze gekregen hebben. Gelukkig ligt er echt een enorme hoop, dus dat raakt voorlopig nog niet op. Ze moeten nog even wachten, maar als het startsein gegeven wordt, scheppen ze zo snel ze kunnen de mallen vol. Ze werken steeds met tweetallen, een iemand schept het zand er in, en de ander stampt het zand goed aan. Zodra de eerste mal vol zit, verhit Rak de mal eens goed tot hij roodgloeiend is. Dan laten ze de vorm weer afkoelen en gaan intussen verder met het volgende gebouw, in de hoop dat het eerste gebouw gelukt is. Na twee uur is de eerste mal voldoende afgekoeld om hem te openen. Rik, Bram, Adam en Ben scheppen druk verder om de overige gebouwen te vullen, terwijl Cor en Dirk de mal openmaken. Als de mal verwijderd is, stopt iedereen toch even met werken om het gebouw te bewonderen. Het zand is goed gesmolten en de koepelwoning flonkert hen tegemoet. Na het heel even bewonderd te hebben, gaat het viertal snel verder met vormen vullen, terwijl de andere twee één voor één de mallen openmaken en de gebouwen op de goede plek zetten. Rak gaat intussen door met het verhitten van de mallen die gevuld zijn. Al snel staat er naast de koepelwoning en de arena ook een hele rij met woningen. Om zes uur hebben ze al een heel groot deel van de stad af. Als het sein gegeven wordt dat ze moeten stoppen, is Rak net bezig met het verhitten van een mal. Ze moesten eigenlijk nog een stuk of tien gebouwen afmaken, maar helaas is de tijd op. De andere teams hebben mooie zandsculpturen gemaakt, en sommige waren zelfs al een flinke tijd klaar. Maar hun stad is toch veruit het mooiste bouwwerk vindt Rik. En de rest van het team is het met hem eens. "Ik hoop alleen dat de jury er ook zo over denkt," zegt Adam. Rik heeft flinke honger. Tijdens de wedstrijd werden er wel broodjes en drinken uitgedeeld, maar dat is al weer een flinke tijd terug. Maar voordat hij kan eten, moeten ze eerst op de jury wachten. "Ik wilde maar dat we verder konden werken tot de jury langs kwam," verzucht Bram, "Dan konden we de stad misschien afmaken." "Ja, maar dat zou niet eerlijk zijn voor de teams waar de jury al langs geweest is," zegt Adam, "Die moesten ook stoppen met werken." "Ja, dat weet ik wel," zegt Bram, "maar toch vind ik het jammer." "Ja, ik ook wel een beetje hoor," bekent Adam, "maar misschien mogen we aan het eind van de wedstrijd de sculpturen wel meenemen, dan kunnen we ze thuis afmaken." Daar hoopt de rest van het team ook op. En dan is de jury eindelijk bij hen aangeland. Stomverbaasd kijken de juryleden naar de stad die er al staat. "Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?" vraagt het hoofd van de jury, "Je mocht toch geen hulpmiddelen gebruiken die stroom gebruikten?" "Wij hebben daar helemaal geen hulpmiddelen voor nodig, wij hebben Rak. Rak waarom maak je die laatste mal niet nog even af? Dan kan de jury meteen zien hoe we dat doen," stelt Adam voor. Gewillig verhit Rak de mal nog eens waar hij mee bezig was. "Ongelofelijk," vindt het hoofd van de jury, "Tja, er staat niets in de regels dat dat niet zou mogen. Ik neem aan dat het zand in de mal nu smelt?" "Inderdaad, kijk we hebben hier nog een mal staan die bijna zo ver afgekoeld is dat we hem open kunnen maken. Cor, kun jij dat even doen?" vraagt Adam. Cor pakt zijn gereedschap weer op en maakt de mal open. Uit de mal komt een mooi glazen gebouw. "Hee, dat gebouw ken ik!" roept een van de juryleden. "Dat is niet onwaarschijnlijk," zegt Adam, "we hebben geprobeerd alle gebouwen uit de stad na te maken. Helaas was de tijd net niet helemaal voldoende om het project af te krijgen. Maar u ziet het resultaat." "Verbluffend," vindt een van de juryleden, "de replica's zijn uiteraard niet perfect, maar de gelijkenis is toch treffend. Hier staat inderdaad een vrijwel complete gelijkenis van de stad. Ik stel voor dat we het kunstwerk de maximale score geven." "Tja, het is een wat onorthodoxe bijdrage aan deze wedstrijd, maar ik moet zeggen dat ik het toch wel met je eens ben," zegt een van de andere juryleden. Het hoofd van de jury knikt, "Ja, daar ben ik het ook wel mee eens. Een hele originele manier om op te vallen en toch binnen de regels te blijven. Goed, het oordeel is unaniem. Heren, jullie hebben dit onderdeel van de wedstrijd de eerste plaats gehaald." Rik en Bram springen juichend een gat in de lucht. "Hoera! We hebben gewonnen!" Rak springt vrolijk om hen heen. De juryleden gaan lachend verder naar het volgende bouwwerk. Die avond viert het team een feestje, er was geen enkel ander team dat de maximale score gehaald hadden, dus nu staan ze vijfde in het klassement.
De volgende morgen staan alle zandkastelen er nog. Rik vraagt zich af waarom, hebben ze de arena dan niet nodig voor de volgende opdracht? Op hun bankje in de zaal wachten ze tot alle teams verzameld zijn. Rik is blij dat Adam de vorige avond gevraagd had of ze de glazen beelden na de wedstrijd mochten hebben, want ze waren toch wel erg mooi. Het zou zonde zijn als ze die zo maar weg deden of stuk maakten. Maar ja, het is voor de andere bouwwerken ook zonde om ze te vernielen. Eindelijk komen de organisatoren binnen om te vertellen wat de volgende opdracht is. "Dames en heren, voor de volgende opdracht zult u uw ruimteschepen op moeten zoeken. Wij hebben ieder van uw schepen de coordinaten gestuurd van een parcours in de ruimte. Over exact een uur zullen de schepen mogen vertrekken om het parcours af te leggen. Uw score wordt bepaald door de tijd die u er voor nodig heeft om het parcours af te leggen. Veel succes." Zo snel ze kunnen verlaten alle teams de zaal om zich klaar te maken voor de race. Rik en zijn team gaan direct terug naar hun woning en lopen meteen naar het platform op het dak en dan door het ruimteschip in. In het ruimteschip opent Adam meteen het bericht dat de organisatoren gestuurd hebben. Hij projecteert de coordinaten uit het bericht op een groot scherm. Rik snapt er niet zo veel van, het zijn alleen maar puntjes in een zwart vlak. "Hoe kun je hier nou aan zien waar we heen gaan?" vraagt hij. "Dat kunnen we zien omdat we weten waar die puntjes zich bevinden. Kijk deze blauwe punten zijn de coordinaten die de organisatoren ons gaven en al deze gele puntjes om die blauwe punten heen zijn sterren," legt Adam uit, "Wacht ik kan wel even een andere weergave kiezen." Op het scherm verschijnen nu symbooltjes in plaats van puntjes. Nu kunnen Rik en Bram ook zien wat sterren zijn. En er verschijnen nu ook symbooltjes voor planeten. Tussen de blauwe stippen is nu een lijn getrokken. En ergens halverwege staat er een hele reeks puntjes over de lijn heen. "Wat zijn die puntjes precies?" vraagt Bram. "Dat is een gebied waar heel veel asteroiden rondvliegen, grote brokken steen dus. Daar moet je heel voorzichtig zijn, want als je niet oppast, dan bots je tegen eentje aan en dan kan er iets kapot gaan. Sommige van die rotsblokken zijn namelijk zo groot als een huis," legt Ben uit. "En die grote zwarte vlek hier vlak naast de route?" vraagt Bram nu ook nieuwsgierig. "Dat is een zwart gat, daar kun je niet te dicht langs, want die zuigt alles op wat er in zijn buurt komt," vertelt Ben verder. "Maar kunnen we er dan niet met een grote boog omheen?" vraagt Rik bezorgd. "Nou dat kan wel," zegt Cor, "maar de punten waar we langs moeten zijn zo gekozen dat de kortste weg daar precies langs leidt. Dus als je een omweg maakt, dan kost dat meer tijd. En we moeten natuurlijk zo snel mogelijk hier weer terug zijn." De aliens overleggen even en stellen dan een koers in op de computer van het ruimteschip. "Eens zien of we zo de snelste kunnen zijn," zegt Adam, "Jongens, ik heb een speciale taak voor jullie. Wij vieren zullen druk bezig zijn met het besturen van het schip, dus we willen dat jullie de andere teams in de gaten houden. Hier op het scherm zullen we de overige schepen als groene driehoekjes projecteren. Kunnen jullie ons dan waarschuwen als er een team voor ons komt? Wijzelf zijn dat knipperende stipje." Dat doen de jongens graag. Al snel komt het signaal dat ze mogen vertrekken en meteen schiet het schip de lucht in. Rik en Bram vallen bijna om, zo snel gaat het opeens. "Oh ja, sorry dat we niet gewaarschuwd hebben. Op de weg hierheen gingen we niet zo snel, omdat dat nergens voor nodig was. Maar nu hebben we haast. Ga maar gauw op die stoelen zitten, dan val je niet zo snel meer om. Naast het scherm zien de jongens nu opeens twee stoelen staan. Voor Rak is er een mand. Rik is verbaasd, stonden die stoelen er net ook al? Hij weet het niet meer. Ze waren hem nog niet opgevallen. Snel gaan ze zitten en net op tijd, want het schip heeft nu de atmosfeer van de planeet verlaten en maakt meteen een scherpe hoek. Op de kaart kan Rik zien dat ze nu op de route liggen. Om de woestijnplaneet heen zwermt een hele wolk met stipjes. "Er liggen nu al een paar teams voor ons," waarschuwt hij. "Dat geeft nog niet, die halen we zo wel in. Waarschuw maar weer als we bij het eerste blauwe stipje zijn en ze nog steeds voor ons liggen," zegt Adam. Rik ziet dat hun schip nog steeds harder en harder gaat. En inderdaad, één voor één halen ze alle andere stipjes in. Ze bereiken het eerste blauwe punt. Meteen maakt het schip een scherpe wending naar het volgende punt. Zo vliegen ze kriskras door de ruimte. En dan komen ze bij de asteroiden. Rik en Bram kijken om beurten even naar buiten. Het schip maakt nu allerlei rare wendingen om de asteroiden te ontwijken. Maar al heel snel zijn ze er doorheen en gaan ze weer op een rechte lijn verder. Het zwarte gat gaan ze zonder problemen langs, hoewel Rik kan zien dat ze geen rechte lijn meer vliegen, maar een soort van boogje. En ze gaan ook een beetje langzamer. En daardoor worden ze ingehaald door een ander ruimteschip die een beetje verder van het zwarte gat er langs vloog. "We worden ingehaald!" roept Rik. Maar gelukkig halen ze verderop dat schip weer in. Met de tegenstanders op hun hielen halen ze de finishlijn. "Ja! We zijn alweer eerste!" juichen Bram en Rik. Na de landing haasten ze zich naar de arena terug. Gespannen wachten ze tot de andere teams weer terug zijn. Voordat het laatste team binnen is, duurt nog best lang, maar die stonden niet zo hoog op de lijst, dus hun score is minder belangrijk. Rik en zijn team zijn nu al derde!
Als iedereen weer binnen is, krijgen ze meteen de zesde opdracht te horen. "Het idee van de vorige wedstrijd om ieder team een compleet banket te laten verzorgen had toch wat problemen, want dat hield in dat we nogal wat dagen bezig waren om alle gerechten te beoordelen. En het werd ook steeds moeilijker voor de deelnemers om niet alweer hetzelfde op tafel te zetten. Daarom hebben we de opdracht dit keer aangepast. Over twee dagen hebben we een groot banket. De bedoeling is dat ieder team een gerecht verzorgd. Van dit gerecht moet voldoende gemaakt worden voor alle deelnemers. Alle deelnemers wordt gevraagd om het gerecht een cijfer te geven. Daarnaast zal een professionele jury ook een cijfer geven. Het gemiddelde van deze twee cijfers zal meetellen voor de score. Indien een team ingredienten nodig heeft waar het niet aan kan komen, dan kan er contact opgenomen worden met de organisatie. Wij zullen kijken wat we daar dan aan kunnen doen. Prettige avond allemaal, en veel succes." Terug in de woning gaan ze eerst eten. Tijdens het eten gooit iedereen ideeën op over welk gerecht ze het lekkerst vinden. Rik wil pannenkoeken maken. Bram wil koekjes bakken. De aliens willen allemaal gerechten van hun eigen planeet maken, die Rik, Bram en Rak helemaal niet kennen. Rak voelt wel wat voor Tony's recept voor geitenvlees. "Maar we weten helemaal niet wat voor kruiden hij er op doet, dus die kunnen we helemaal niet maken," zegt Rik. "Misschien moeten we morgen al die recepten maar klaarmaken, dan kunnen we stemmen welke we willen meenemen," stelt Adam voor, "Ieder van ons heeft nou eenmaal zijn favoriete gerecht. Dan mag je het lekkerste recept drie punten geven, het op één na lekkerste twee punten en het op twee na lekkerste één punt." Dat vindt de rest ook wel een goed idee. "Maar ik heb nog geen gerecht bedacht," moppert Rak. "Nou, dan zijn jouw punten des te belangrijker, want de rest geeft waarschijnlijk zijn eigen gerecht die drie punten. Dus dan kan het gerecht wat jij het lekkerst vindt wel eens de winnaar worden," vindt Adam. Dat vrolijkt Rak weer een beetje op. De volgende dag staat er opeens een complete keuken in één van de kamers. "Hoe hebben jullie dat nou weer gedaan?" vraagt Bram verbaasd, "Die was er eerst toch nog niet?" "Die heeft de organisatie gisteravond laat gebracht," legt Adam uit. Rik gaat meteen op zoek naar eieren, bloem en melk. Als hij ze gevonden heeft zet hij ze op een hoekje van de tafel en gaat dan op zoek naar een grote kom, een kopje en een garde. In het kopje breekt hij één voor één de eieren. Dan klopt hij de melk erdoor en als laatste roert hij beetje voor beetje de bloem er doorheen. Bram is intussen druk in de weer met boter, bloem, suiker, cacao en chocolade. De aliens zijn ook druk aan het kokkerellen met allemaal rare ingredienten die Rik niet kent. Rak zit onder de tafel en snoept alles wat op de grond valt. Als Rik zijn beslag klaar heeft, zoekt hij een koekenpan en zet die op het vuur. Als de pan goed heet is doet hij er boter in en bakt hij zijn pannenkoeken. Bram heeft intussen een mooi stevig deeg gemaakt en maakt er ronde balletjes van. De balletjes drukt hij plat op een bakplaat en dan gaat het de oven in. Een uurtje later is alles klaar. Ze zetten alle recepten op tafel en pakken bestek om overal van te proeven. Bram begint met één van zijn eigen koekjes, maar Rik besluit om zijn pannenkoek tot het laatst te bewaren. Hij begint heel dapper met het recept van Adam. Dat zijn een soort van zwarte sliertjes in een rode saus. Heel voorzichtig neemt hij een klein hapje. En dat is maar goed ook, want de saus is echt vreselijk pittig. Snel neemt hij een glas melk om het weg te spoelen. Het gerecht van Ben lijkt wel een beetje op een soort van cake. Maar omdat hij geen idee heeft wat het is, neemt hij ook hier een heel klein hapje van. Het blijkt een soort gehaktcake te zijn, met paprika en champignons er in. Dat vindt Rik wel lekker en hij neemt nog een groter hapje. Dan is het recept van Cor aan de beurt. Dat heeft hele rare kleuren, het is rood met groen en blauw. Maar als Rik het proeft is het lekker zoet, het is een soort van pudding, met verschillende smaakjes erdoor. Het gerecht van Dirk is een soort van vlees. Rik vindt het wel lekker, maar ook niet heel bijzonder. Tony's geitenvlees was een stuk lekkerder. Dan zijn Bram zijn koekjes aan de beurt. En die zijn ook wel heel erg lekker, met lekker grote brokken chocola er door. Maar het allerlekkerst vindt hij toch zijn eigen pannenkoek met stroop. De anderen zijn ook druk bezig met proeven. Rik vindt het moeilijk om te besluiten welke gerechten hij punten zal geven. De pannenkoeken krijgen er natuurlijk drie, maar wat zal hij met zijn andere punten doen? Uiteindelijk geeft hij de koekjes van Bram twee punten en de gehaktcake één punt. Zoals verwacht geeft iedereen zijn eigen gerecht de meeste punten. De overige punten worden ongeveer eerlijk verdeeld. Gespannen kijkt iedereen wat Rak zal kiezen. Rak geeft de gehaktcake drie punten, Bram zijn koekjes twee, en het vlees van Dirk één punt. Daarmee heeft de gehaktcake de meeste punten. "Nou, dan zal ik maar snel aan de slag gaan om er nog een paar te maken voor het banket," zegt Ben blij. "Kan ik helpen?" vragen Rik en Bram bijna tegelijk. "Natuurlijk kunnen jullie helpen! Het wordt toch het gerecht van ons team? Dat moeten we dan ook met zijn allen maken," vindt Ben. En al snel staan ze met zijn allen de ingredienten te snijden en te mengen. Ze moeten een flinke berg van de gehaktcakes maken, want er moeten een hoop mensen van eten! Ze snoepen zo veel van de ingredienten dat Rik 's avonds geen eten meer hoeft. Het hele huis ruikt naar gehaktcake, maar voordat ze naar bed gaan zijn alle cakes klaar.
De volgende dag hoeven ze pas om vier uur 's middags weer in de arena te zijn. Dit keer is de arena omgetoverd tot een grote banketzaal. Langs de randen staan allemaal grote tafels waarop ieder team zijn eigen plekje heeft om zijn gerecht uit te stallen. Rik en Bram kijken hun ogen uit naar al die gerechten. Sommige dingen zien er echt heel lekker uit. In de ring van tafels staan allemaal kleinere tafels met borden en bestek er op. Daar kun je met je team gaan zitten om al het lekkers op te eten. Midden in de zaal staat een podium met daarop de glazen stad. Tot zijn verrassing ziet Rik dat ook de beelden die nog niet af waren nu afgemaakt zijn en dat de stad compleet is. "Wisten jullie dat?" vraagt hij verbaasd aan Adam. "Nee, het is voor ons ook een verrassing!" antwoordt die, "Blijkbaar hebben ze de mallen die we achterlieten open gemaakt, maar hoe ze dan de overgebleven huizen gemaakt hebben..." Ben zit stiekem te lachen. "Hee, wat zit jij daar te lachen?" wil Bram weten, "Weet jij er soms meer van? Vertel eens?" "De organisatie vroeg of ze de overige mallen nog even mochten lenen, dus ja ik vermoedde al dat ze het af wilden maken. Het staat wel mooi daar in het midden, hè?" vindt Ben. "Dus die mallen die we mee terug sleepten waren van huizen die we al af hadden?" vraagt Cor. "Nee hoor, dat waren echt de mallen die we nog wilden maken. De organisatie kwam ze later ophalen," legt Ben uit, "Dus of we de beelden nog weer terugkrijgen weet ik niet. Die zouden best eens het eerste stukje van de wedstrijdstad kunnen zijn dat bewaard blijft tot de volgende wedstrijden. Maar mocht dat niet zo zijn, dan heeft de organisatie beloofd dat we ze terugkrijgen." Dat vindt Rik toch wel leuk om te horen. "Dan hebben we eigenlijk al een klein beetje de wedstrijd gewonnen," vindt hij, "want dan blijft er altijd een beetje van ons team bij de wedstrijd horen!" Daar is de rest van het team het wel mee eens. Dan wordt het banket door de organisatie geopend. Kriskras door elkaar gaan alle teams de gerechten proeven. Adam stelt voor om gewoon een rondje te lopen en alle gerechten op volgorde te proeven, "Dan kunnen we er niet eentje vergeten." De organisatie heeft alle teams een formulier gegeven waarop ze de cijfers in kunnen vullen die ze alle gerechten geven. Een voor één nemen ze hapjes van alle gerechten. Sommige zijn echt vies, maar andere zijn heel erg lekker. Rik neemt maar hele kleine hapjes, want ze moeten heel veel gerechten proberen, en hij wil niet al vol zitten voor ze klaar zijn. Omdat de teamleden allemaal wat anders lekker vinden, nemen ze steeds het gemiddelde van het cijfer dat iedereen een gerecht wil geven. Rik vindt een chocoladetaart waar flinke stukken chocolade en allemaal verschillende noten in zitten het lekkerst. Bram kiest voor een soort van kroket waar een soort van zoete nootjes in zitten in plaats van vlees. Rak kiest voor een lekker groot stuk vlees, dat heerlijk sappig en gekruid is. Adam, Ben, Cor en Dirk kiezen ook allemaal voor wat anders. Rik is blij dat hij maar hele kleine hapjes heeft genomen, want als ze alle gerechten geproefd hebben, zit hij al best wel vol. Terwijl Adam het scoreformulier bij de organisatie gaat inleveren, gaat Rik als laatste hapje nog even een stuk van de chocoladetaart halen en dan heeft hij echt genoeg gegeten. Met een glaasje drinken gaat hij lekker aan tafel zitten uitbuiken, zoals papa dat altijd noemt. Het is erg grappig om de overige teams te zien die nog druk bezig zijn met proeven. Sommige rennen nu van hot naar her op zoek naar gerechten die ze nog niet geproefd hebben. Anderen zijn zich vol aan het proppen alsof ze nog nooit te eten hebben gehad. Nog weer anderen kijken somber en zien al een beetje groen omdat ze te veel gegeten hebben. Ook de organisatoren proeven lekker van de gerechten. En daar tussendoor loopt de jury met een serieus ieder gerecht te proeven. Na ieder gerecht dat ze proeven spoelen die zelfs hun mond met water. "Dat is om er voor te zorgen dat wat ze net gegeten hebben de smaak van het volgende gerecht niet beïnvloedt," legt Dirk uit. Eén voor één raken de teams uitgegeten, tot alleen de jury nog bezig is met proeven. Maar die zijn ook al snel klaar. "Kijk," zegt Bram, "Je kunt bijna wel zien wie er een goede score krijgen, sommige schalen zijn al bijna leeg, terwijl andere nog bijna vol zijn!" Snel kijkt Rik naar hun eigen schaal. Die is gelukkig bijna leeg. Maar nu is hij extra nieuwsgierig naar hoeveel punten ze zullen krijgen. En dan is eindelijk de jury ook klaar. De organisatoren hebben inmiddels alle scoreformulieren verzameld. "Dames en heren, wij willen u hartelijk bedanken voor dit heerlijke feestmaal. Wij hebben net als u allen alle gerechten geproefd en wij kunnen ons voorstellen wat een moeilijke klus het geweest moet zijn om alle gerechten een cijfer te geven. U mag nu naar huis gaan, maar het staat u vrij om te blijven wachten tot wij de score bepaald hebben. Wij wensen u hoe dan ook een prettige avond." "Willen jullie al naar huis? Of zullen we blijven wachten op de score?" vraagt Adam, "Ik ben zelf wel nieuwsgierig wat voor score we gekregen hebben." Rik en Bram willen ook graag weten wat voor score ze krijgen en waar ze dan op de lijst uit komen. Ook de rest van het team wil dat wel weten en dus wachten ze net zolang tot de organisatoren alle scores opgeteld hebben. Sommige van de teams die wat lager op de ranglijst staan zijn al naar huis gegaan, maar minstens de helft van de teams is gebleven en staan elkaar om de nieuwe lijst te verdringen. "Ja! We zijn derde geworden bij deze opdracht!" roept Bram blij. Snel kijkt Rik op de algemene ranglijst om te kijken wat dat voor hun totale score betekent. "We zijn nu tweede! Als we de volgende opdracht winnen kunnen we zelfs eerste worden!" roept hij blij.
De volgende dag zitten ze weer in de arena om de laatste opdracht te ontvangen. "Dames en heren, welkom terug voor de laatste opdracht van deze wedstrijd. Het winnen van deze laatste opdracht kon wel eens bepalende zijn voor het uiteindelijke klassement. Er zijn veel punten te verdienen, dus er kan nog van alles gebeuren. Deze opdracht zal wederom door een vakkundige jury beoordeeld worden. Voor deze opdracht is het de bedoeling dat ieder team een uitvinding doet. De jury zal deze vervolgens beoordelen op verschillende facetten. Ten eerste zullen ze kijken of de uitvinding daadwerkelijk iets nieuws is, of dat het ergens in het universum al bestaat en of de nieuwe uitvinding dan een verbetering op dat product is. Ten tweede zullen ze kijken naar hoe nuttig de uitvinding in het algemeen is. Uitvindingen die een groter of algemener probleem oplossen zullen beter scoren dan uitvindingen die een klein, obscuur probleem oplossen. En ten derde zal er gekeken worden naar hoe het product in elkaar zit, of het ook echt te gebruiken is. Producten die in massaproductie geproduceerd kunnen worden zullen hoger scoren dan producten die zulke zeldzame elementen gebruiken dat ze alleen in kleine oplage gemaakt kunnen worden. De uitvinding moet vandaag over een week ingeleverd worden. Veel succes allemaal, dat de beste mogen winnen!" Terug in hun woning gaat het team enthousiast aan het brainstormen. "Misschien kunnen we wel iets uitvinden waardoor je alle spellen die je speelt wint!" stelt Bram voor. "Dat noemen ze valsspelen, en wat schiet je daar nou mee op?" vindt Rik. Rak stelt voor dat ze misschien wel een paar vleugels waarmee je kunt vliegen uit kunnen vinden, "Ik heb altijd al eens willen vliegen." Dat vinden Rik en Bram ook wel een cool idee, maar Adam zegt dat er al een apparaat bestaat dat je op je rug kunt binden en waarmee je dan kunt vliegen, "Het is alleen meer een soort raket dan een paar vleugels, maar ik denkt niet dat we er mee kunnen winnen." "Misschien wel een apparaat waarmee je eten langer goed kan houden?" stelt Cor voor, "Dan hoef je niet steeds alles wat overblijft weg te gooien." Rik kijkt hem een beetje vreemd aan, "maar dat stop je dan toch gewoon even in de koelkast?" "Een koelkast? Wat is dat?" vraagt Cor nieuwsgierig. "Nou, zoals het woord zegt, dat is een soort van kast waar het heel koud in is. Mama stopt de restjes eten die overblijven altijd daarin, dan kun je ze een paar dagen later opeten," legt Rik uit. "Ja, en je hebt ook nog de vriezer, daarin bevries je het, en dan kan je het nog langer bewaren," voegt Bram toe, "En nu ik jullie zo vreemd zie kijken bedenk ik me ook opeens dat ik die in de keuken helemaal niet heb zien staan. Hebben jullie echt geen koelkasten of vriezers? Wat vreemd." Adam gaat eens op de computer kijken of hij iets over zo'n apparaat kan vinden, maar er staat helemaal niets over in de encyclopedie, "Nee, volgens mij hebben jullie daar een goed idee." "Ik zou bijna zeggen dat we er wel eentje kunnen gaan halen op Aarde, maar ik weet niet hoe ver het vliegen is, en we moeten het vast zelf maken," zegt Rak. "De Aarde is inderdaad nog iets te ver weg, maar hoe werkt zo'n koelkast?" vraagt Cor geinterresseerd. Oei, dat weten Rik en Bram eigenlijk niet. Gelukkig weet Rak het antwoord, "Ik heb wel eens op televisie gezien dat het werkt met een heel koud gas, dat in buisjes langs de wanden van het kastje geleid wordt. Dat wordt dan warm van de warmere lucht in de koelkast en die warmte kan de koelkast dan aan de achterkant weer kwijt. Maar meer weet ik er ook niet van. Dus jullie zullen nog flink moeten experimenteren." De mannen gaan meteen aan de slag. Eerst maken ze een ontwerp, en dan gaan ze de materialen die ze nodig hebben verzamelen. Het gas lijkt nog even een probleem, maar de organisatie biedt uitkomst en kan het wel leveren. Het is nog een flinke klus. Na drie dagen hebben ze een prototype en kunnen ze het uittesten. Ze zetten hem aan en zetten er een apparaatje in dat de temperatuur bijhoudt. Als ze na een dag testen de resultaten willen bekijken, hoort Rak opeens iets heel hoog zoemen. Zo hoog, dat Rik, Bram en de aliens het niet kunnen horen. Hij maakt een grote sprong en heeft dan opeens een soort robotinsect te pakken. Als Adam het bestudeerd blijkt er een klein cameraatje in te zitten. "Kijk nou eens, er probeert iemand ons te bespioneren! Dit moest ik maar eens bij de organisatie gaan melden," zegt hij boos. Als hij weer terugkomt vertelt hij dat de organisatie op zoek zal gaan naar de spionnen en dat die gediskwalificeerd zullen worden. "Net goed!" vindt Rik. In de laatste dagen voordat ze weer terug naar het stadion moeten, passen de aliens nog het één en ander aan de koelkast aan, zodat hij nog beter werkt. En dan is het tijd om te gaan kijken wat voor cijfer ze er voor krijgen. Het kost nog best wat moeite om de koelkast in het ei te krijgen, want hij is best groot en zwaar. In het stadion slepen ze de koelkast weer uit het ei en mee naar binnen. Daar zitten al heel wat andere teams met grote en kleine uitvindingen. Voordat ze hun uitvindingen mogen presenteren vertelt de organisatie eerst dat er een team gediskwalificeerd is vanwege spionage. De andere teams zijn geschokt, zo win je toch geen wedstrijd? Om beurten mogen ze dan aan de jury vertellen wat ze uitgevonden hebben en hoe het werkt. Soms is de jury heel enthousiast en soms zeggen ze meteen al dat de uitvinding al bestaat. Als Rik en zijn team aan de beurt zijn, dan is de jury heel enthousiast. "Zo iets heb ik nog nooit gezien! Ik heb wel eens kasten gezien waarin je dingen kon bevriezen, maar niet alle etenswaren kunnen daar goed tegen. Briljant gewoon! Werkt het ook?" Adam legt uit dat ze metingen gedaan hebben die aangeven dat de temperatuur heel constant op zes graden blijft. Gespannen wacht het team dan af wat de uitslag wordt.
Vol spanning zitten Bram en Rik op het puntje van hun stoel terwijl de jury nadenkt over hoeveel punten ze elk team zullen geven. Zouden ze genoeg punten halen om te winnen? En welk team is er eigenlijk gediskwalificeerd? Ze hebben nooit zo op de andere teams gelet, en weten ook niet goed wie wie is. "Weet jij wie er gediskwalificeerd zijn, Adam?" fluistert Rik. "Volgens mij is het het team dat eerste stond, maar ik weet het niet zeker," fluistert Adam terug, "dus als we mazzel hebben dan staan we al eerste. Maar laten we maar niet te vroeg juichen, want we kunnen natuurlijk nog ingehaald worden als een ander team meer punten scoort dan wij." En dan is het grote moment aangebroken. De jury gaat bekendmaken hoeveel punten ieder team gescoord heeft voor de opdracht. Ze beginnen met het team met de minste punten, om het spannend te houden. Hoe langer het duurt voordat het team van Rik genoemd wordt, hoe zenuwachtiger ze worden. Als ze eindelijk genoemd worden, staan ze op de vijfde plek voor deze opdracht. Dat is een hoop punten waard, Rik hoopt maar dat de teams die eerste tot en met vierde zijn geworden niet al te dicht bij hun totale score waren. En dan wordt eindelijk, eindelijk de totale score bekend gemaakt. "Jaaaa! We hebben gewonnen!" roepen Rik en Bram in koor. Met zijn tweeën doen ze een rondedansje. Rak en de aliens doen al snel mee. Ze zijn zo vrolijk dat zelfs de aliens die de wedstrijd verloren hebben er om kunnen lachen. "Heren, heren, nog heel even uw aandacht alstublieft. Zullen we eerst nog even de officiele prijsuitreiking doen voordat het feest losbarst?" roept het hoofd van de organisatie. Snel gaan de jongens, de draak en de aliens weer zitten. Hoewel de jongens nog steeds niet echt stil kunnen zitten. Als iedereen weer stil is, roept de organisator de prijswinnaars naar voren, "De derde prijs is gegaan naar..." Rik probeert beleefd te luisteren, maar de namen van de teams die derde en tweede zijn geworden zijn zo moeilijk, dat zijn gedachten toch weer steeds afdwalen. Maar dan roept de organisator hun om, "En de felbegeerde eerste prijs is gegaan naar de Blue Man Group! Het eerste samenwerkingsverband ooit in de geschiedenis van deze intergalactische wedstrijd tussen verschillende wezens van verschillende planeten. Zo is maar weer bewezen dat samenwerking beter werkt dan strijd." Terwijl Rik en zijn team naar voren lopen wordt er luid voor hen geklapt. Adam neemt de prijs in ontvangst en met zijn allen tegelijk maken ze een grote buiging voor de andere teams. En dan barst het grote feest in de arena los. Ze dansen en praten, drinken en eten de hele dag door. Net zo lang totdat de twee jongens van vermoeidheid in een hoekje van het feest in slaap vallen en de aliens 's avonds laat hen terug moeten dragen naar hun woning. De volgende morgen maakt Adam hen weer vroeg wakker. "We hebben toch echt gewonnen hè?" vraagt Rik, "Ik heb het toch niet allemaal maar gedroomd?" Adam moet lachen, "Nee hoor, je hebt het niet gedroomd. We hebben echt gewonnen. Kom maar mee, in de andere kamer staat de prijs nog. In hun pyama's lopen Rik en Bram toch even achter hem aan om te zien of het allemaal wel echt waar is. Maar daar staat inderdaad de trofee op hen te wachten. Het is een hele grote beker waar allemaal sterretjes op staan, net zoals de sterrenhemel er uit ziet. Op de voorkant staat een lijst met namen gegraveerd, en helemaal onderaan staat de naam van hun team. "Ga jullie maar snel omkleden, want het is tijd dat we jullie weer terug naar huis brengen," zegt Adam. Rik vindt het toch wel jammer dat ze weer naar huis moeten en dat de wedstrijd afgelopen is. Het was hartstikke leuk om mee te doen en hij zal de vriendelijke aliens ook wel gaan missen. Het is best een raar gevoel om tegelijkertijd blij en een beetje verdrietig te zijn. Want hij is nog steeds heel erg blij dat ze de wedstrijd gewonnen hebben. Als ze zich weer aangekleed hebben in hun spijkerbroeken en t-shirts, en ontbeten hebben, gaan ze weer naar het ruimteschip. Rik, Bram en Rak gaan weer achter het scherm zitten waar ze achter de wedstrijd ook zaten, maar daar staat nu niets op. Maar de stoelen zijn er nog wel steeds en die zitten best lekker. Adam plant een koers in en dan zijn ze op weg. Rik en Bram draaien hun stoelen naar het grote raam toe en zien hoe eerst de stad steeds kleiner wordt, en dan de planeet. De bontgekleurde stad wordt eerst een stipje en verdwijnt dan helemaal uit het zicht. Heel even kunnen ze nog wat groene vlekjes van de oases zien in het gele zand, maar dan is er niets anders te zien dan een gele bal die steeds kleiner wordt. Als zelfs die niet meer zichtbaar is, verspringt het beeld opeens. Ze zien nu opeens allemaal sterren in het scherm. "Zo, dan kunnen we weer zien wat er voor ons is," verklaart Adam. Steeds sneller en sneller schieten de sterren voorbij. Maar dan opeens gaat het schip weer minder snel. "Wat gebeurt er?" vraagt Rik, "Zijn we er al?" "Nee," zegt Adam verbaasd, "We zouden nog steeds harder horen te gaan. Ik weet ook niet precies wat er gebeurt." Terwijl Adam en Ben op allerlei knopjes drukken om te kijken wat er mis is met het schip komen Cor en Dirk ook weer kijken wat er aan de hand is. "Wat gebeurt er? Waarom liggen we stil?" vraagt Cor. "Ik snap er ook niets van," zegt Ben, "de machine draait nog op volle toeren, maar we gaan gewoon niet meer vooruit." Ben en Cor verdwijnen naar de machinekamer om te kijken wat er aan de hand is. Adam zet de machine maar uit, omdat er allemaal rode lampjes beginnen te branden dat de machine oververhit begint te raken. De sterren op het scherm staan nu helemaal stil, het schip gaat niet voor of achteruit.
"Toch is het wel heel vreemd," zegt Dirk, "Normaal gesproken bewegen we zelfs nog als de machine uit staat. Je kunt in de ruimte helemaal niet stil hangen. Je beweegt of in een rechte lijn, of in een boogje om een planeet of ster heen. Ik heb echt nog nooit een schip gezien dat stilstond." "Ik wel," zegt Adam, "maar dan alleen omdat een ander schip het op zijn plek hield." "Je bedoelt dat er een ander schip in de buurt moet zijn?" vraagt Dirk ongerust. "Ja, ik ben bang dat dit het werk van ruimtepiraten is," zegt Adam. En inderdaad horen ze niet lang daarna een hoog geluid uit de richting van de deur van het ruimteschip. Ben en Cor komen weer terug gelopen. "Wat is er aan de hand? Met de machine was niets mis voor zover we konden zien," zegt Cor, "En wat is dat vreemde geluid, van de machine komt het niet." "Volgens mij zijn er nu een stel piraten die het schip aan het openbreken zijn," legt Adam zijn vermoedens uit. "Piraten? Maar wat zouden die nou van ons willen? Weten ze niet dat er op onze schepen nooit iets te halen valt?" zegt Ben verbaasd. "Nou, we zijn nogal een eindje uit de route van waar we normaal gesproken komen, dus misschien weten ze het inderdaad niet," zegt Adam. Een beetje angstig wacht het team af wat er komen gaat. Veel meer kunnen ze niet doen. Bram zou het machtig mooi gevonden hebben als de aliens niet zo bezorgd gekeken hadden. Piratenverhalen is hij gek op, en piraten in de ruimte is natuurlijk nog veel gaver. Maar nu hij zelf in het schip zit dat gekaapt wordt, is het toch wel even wat anders. Dan houden de geluiden op. Rak gaat grommend voor Rik en Bram staan. En dan komen de piraten binnen. Het is een gemengd zootje. Het zijn allemaal verschillende aliens met de meest gekke kleren aan. Het lijkt wel of ze niet wisten hoe je die kleren moest dragen. Rik ziet er één met een broek op zijn hoofd en een ander heeft zijn benen door de mouwen van een trui gestoken. Maar die heeft dan ook een derde been wat door het gat voor het hoofd steekt. De piraten zeggen helemaal niets, maar gaan in twee rijen aan beide kanten van het gangpad staan. Dan komt er nog een piraat aan, met een ouderwetse houten poot. De andere piraten beginnen te klappen als ze hem zien. "Dank u, dank u, het doet me genoegen. Het was een kleine moeite en ik deed het niet alleen," maakt hij een buiging naar Rik en de anderen. Rik en Bram kijken elkaar verbaasd aan. "Dames en heren, u bent nu gevangen door de grote ruimtepiraat Groenbaard," stelt de piraat zich voor. "Maar je hebt helemaal geen baard," flapt Bram er uit. "Ach, ben ik mijn baard vandaag vergeten? Wat vervelend nou," zegt de piraat terwijl hij naar zijn kin grijpt. "Jullie hadden ook wel eens wat mogen zeggen!" verwijt hij de andere piraten, "Maar goed, dat doen we morgen wel weer. Ter zake nu, wij zijn piraten en jullie zijn onze buit. Dus vertel me maar eens wat wij allemaal voor rijkdommen zullen vinden op dit schip. Want anders moeten we ze zelf zoeken, en daar wordt je meestal niet vrolijker van. De jongens kunnen nog wel eens een beetje ruig zijn." "Oei, dan heb ik slecht nieuws," zegt Adam geschrokken, "want hoe ruiger ze met dit schip zijn, hoe minder ze zullen vinden. Als je het schip beschadigt, heb je namelijk niets meer. Blijkbaar heb je nog nooit van ons ras gehoord, anders zou je ons waarschijnlijk niet eens geenterd zijn. Op onze schepen is nooit iets anders te vinden dan wij zelf. Bij hoge uitzondering hebben we dit keer twee stoelen, twee bedden en een mand mee voor onze gasten." "En die trofee daar achter dan," wijst één van de piraten. "Ja, en die trofee. Die hebben we net gewonnen tijdens de intergalactische wedstrijd. Dus die kun je wel jatten, maar dan heb je straks de intergalactische wedstrijdorganisatie achter je aan omdat ze hun beker terug willen. Het is een wisseltrofee, zie je," legt Adam uit. "Dat zeggen ze allemaal. Nou goed, jullie hebben je kans gehad. Mannen, jullie weten wat je te doen staat," zegt Groenbaard. De piraten verspreiden zich over het schip. Al snel komt er een terug om te melden dat er helemaal geen deuren te vinden zijn, "Het is alleen een lange gang van het luik naar hier, meer niet." "Ik wil de deuren wel voor je openen," stelt Adam voor, "dan kun je zelf zien dat er niets te vinden is." "En dan alleen de lege kamers laten zien zeker?" vraagt Groenbaard schamperend. "We kunnen zelfs de blauwdruk van het schip op het scherm laten zien, dan kun je zelf controleren dat we je alles laten zien," stelt Ben voor. "Alles wat wij je laten zien hoef je in ieder geval niet meer open te breken, dat scheelt een hoop werk," voegt Cor toe, "Je kunt daarna altijd nog gaan hakken en breken als je denkt dat er ergens nog iets zit." Daar kan Groenbaard niets tegenin brengen en hij geeft een knikje dat het goed is. Ben roept de blauwdrukken op en toont welke kamers er allemaal zijn. Dan gaat Adam de piraten voor om al die kamers te openen. Een voor één gaan de piraten door de kamers heen. Af en toe kloppen ze eens op de muren, maar nergens vinden ze iets wat niet op de blauwdruk staat. Na een paar minuten komen ze al weer terug om Groenbaard te melden dat er echt niets te vinden is. "We kunnen al die muren er wel uit slopen, maar er lijkt echt niets anders te zijn dan er op de blauwdruk staat," rapporteert één van de piraten. "Bah, hebben we dan echt al die moeite voor niets gedaan?" moppert Groenbaard, "Nou dan moeten we ze maar verkopen op de slavenmarkt, dan levert deze hele flop misschien nog iets op." Rik en Bram schrikken, de slavenmarkt? Maar ze willen weer naar huis!
Rak denkt nog eens na of hij de piraten niet de baas kan, maar ze houden vreemde apparaatjes vast waarvan hij niet precies weet wat ze kunnen. Waarschijnlijk zijn het wapens en hij weet niet of ze hem niet ook kunnen doden. Dus voorlopig houdt hij zich maar koest, hij kan beter zijn tijd afwachten en kijken of hij in de tussentijd niet meer informatie kan verzamelen over de zwakke punten van de piraten. De piraten gaan weer terug naar hun eigen schip, maar laten een paar van hun makkers achter om de gevangenen in de gaten te houden. De piraten hebben al snel de stoelen van Rik en Bram ingepikt. Als ze heel even niet opletten, omdat ze naar buiten kijken, drukt Adam stiekem op een knopje. Rik weet niet wat hij gedaan heeft, maar hij lijkt nogal tevreden te zijn. Al snel beginnen de piraten te gapen en het duurt niet lang meer of ze liggen te snurken in de stoelen die langzaam achterover kantelen tot comfortabele ligstoelen. "Wat heb je gedaan, Adam?" vraagt Rik als de piraten in een diepe slaap zijn. "In de stoelen zit een mechanisme ingebouwd waarmee je de persoon die er in zit in slaap kan brengen. Dat is wel eens handig als iemand ruimteziek is," legt Adam uit, "Dus toen ze even niet keken, heb ik dat mechanisme aangezet. We kunnen nog wel niets doen, maar zo kunnen we in ieder geval ongestoord praten en plannen maken." "Kunnen jullie ons niet ergens heenstralen met dat apparaat dat jullie gebruikt hebben om ons vanaf de aarde op het schip te krijgen?" vraagt Rak. "Nee, helaas is er hier in de buurt geen planeet waar we heen kunnen, en zelfs als dat kon, dan zouden we daar gestrand zijn," zegt Adam, "Dat mechanisme werkt alleen op korte afstand." "Jammer," zegt Rik, "Maar als het op korte afstanden werkt, kunnen we dan niet de piraten er gevangen mee zetten?" Bram vindt dat wel slim bedacht van Rik, maar Adam moet hen teleurstellen, "Dat zou wel kunnen, maar met die wapens die ze dragen kunnen ze door de wanden heen branden, dus we zouden ze niet lang gevangen kunnen houden. En dan zijn ze waarschijnlijk zo boos, dat ze ons misschien niet eens meer willen verkopen, maar zomaar de ruimte in schieten of iets anders naars. Nee, we zullen nog even verder moeten denken hoe we hier uit kunnen komen." "Misschien kunnen we wel flessenpost versturen met dat apparaat als we langs een bewoonde planeet komen!" stelt Bram voor. "Hmm, dat is op zich geen slecht idee. Maar we moeten eerst nog zien welke planeten we langs komen. Het werkt alleen als we langs federatieplaneten komen, en het zou met niets verbazen als de piraten die ontwijken," denkt Adam. "Hoe lang blijven die piraten eigenlijk slapen?" vraagt Rik zich af. "Net zo lang totdat ik daar weer op een knopje druk of iemand ze actief wakker probeert te maken," grijnst Adam, "Dus tenzij die andere piraten weer terugkomen kunnen we brainstormen zolang we willen." Dan wordt het stil als iedereen een goed plan om te ontsnappen uit de klauwen van de piraten probeert te bedenken. Op het scherm zien ze ster na ster voorbij flitsen, maar zoals Adam al voorspeld had komen ze niet langs planeten die bij de federatie horen. "Ze hadden ook wel heel dom moeten zijn om dat te doen," zegt Adam als Bram er weer over begint, "De federatie patrouilleert vrij actief in de buurt van hun planeten, dus als ze daar te dicht bij zouden komen, dan lopen ze een grote kans om opgepakt te worden. En al helemaal als ze zoals nu een schip op sleeptouw hebben." "Het is vast een stomme vraag, maar kunnen we geen bericht versturen naar iemand?" vraagt Rik. "Het is geen stomme vraag hoor, maar we kunnen inderdaad geen bericht versturen. En al helemaal niet zonder dat de piraten daar achter komen," beantwoordt Cor de vraag. "Hmm, maar kunnen we hun computer niet kraken? Als we dan achter de plaats van bestemming kunnen komen, dan weet ik misschien nog wel een plannetje dat zou kunnen werken," stelt Ben voor. Rik en Bram zijn heel nieuwsgierig wat zijn plan zou kunnen zijn, maar Ben wil niets zeggen voordat hij weet of het plan gaat lukken. "Als jullie nou achter onze bestemming proberen te komen, dan ga ik in de machinekamer even kijken wat ik voor het tweede deel van mijn plan kan doen," zegt hij terwijl hij de kamer uit loopt. Cor en Dirk buigen zich over de computer om te kijken of ze bij de computer van de aliens kunnen komen. Rik en Bram gaan maar op de grond zitten naast Rak. Rik besluit om de aliens in de gaten te houden. Als hij Bram vertelt wat hij van plan is, wordt Bram meteen enthousiast, "Dan ga ik bij de deur van het ruimteschip zitten voor als ze terug komen! Dan kan ik jullie waarschuwen!" Maar er gebeurt helemaal niets en Rik wordt moe. "Ga maar tegen me aanliggen dan, dan let ik wel op die piraten," zegt Rak tegen hem als hij begint te knikkebollen, "We kunnen toch niet hebben als jij straks in slaap valt als het echt spannend wordt." Rik gaat lekker liggen en doet zijn ogen dicht. Een tijdje later wordt hij wakker gemaakt doordat Cor opeens uitroept dat het gelukt is. Geschrokken kijkt Rik naar de twee piraten, maar die slapen nog steeds prinsheerlijk. Met de coordinaten van de bestemming in zijn hoofd geprent gaat Cor bij Ben kijken. Rik is nu weer wakker en hij is wel nieuwsgierig, dus hij loopt achter Cor aan. In de machinekamer is Ben druk in de weer met allerlei electronica. "We hebben de coordinaten! Dus vertel eens, wat is het andere deel van het plan?" vraagt Cor. "Nou als dit gaat lukken, dan wordt het een radio die we kunnen lanceren. Het idee is dat hij een bericht naar de federatie stuurt met de coordinaten, zodat ze achter ons aan kunnen komen. Maar ik moet er nog een tijdsvertraging inbouwen, want we moeten een flink eind bij dat ding vandaan zijn voordat hij mag gaan zenden, anders weten ze dat wij het waren. Nog heel even... Ja, zo zou hij het moeten doen."
Ben voert nog een paar korte testjes uit en programmeert dan het bericht dat ze willen verzenden in. Via een speciaal luikje gooien ze de radio uit het ruimteschip. En nu kunnen ze niets anders doen dan wachten. Bram komt weer bij de rest zitten en valt tegen Rak aan in slaap. Rik is ook wel moe en doet ook nog even een dutje. Als ze bijna op de plaats van bestemming aankomen maakt Adam de piraten weer wakker. "Huh, wat is er gebeurd? Zijn we in slaap gevallen? Dat kunnen we maar beter niet aan Groenbaard vertellen. De gevangenen zijn er gelukkig nog," zegt de één tegen de ander. "Ja, ik moet er niet aan denken wat hij zou doen als ze ontsnapt zouden zijn" zegt de ander, "Ik ben blij dat zij ook slapen, er zit hier vast iets in de lucht. Maar goed, we zijn er bijna." De piraten zetten de beide schepen op de planeet die ze nu naderen aan de grond. Als de schepen geland zijn, komt Groenbaard zijn gevangenen persoonlijk ophalen, "Welkom op Gaia, het hart van de slavenhandel in dit deel van het universum. Hier brengen jullie hopelijk een fikse duit op. En anders jullie schip wel." Met twee keer zo veel piraten om hun heen als er gevangenen zijn, worden ze gedwongen om het ruimteschip te verlaten. Gedwee loopt het groepje met de piraten mee. Die brengen hun naar een hal waar diverse mensen staan en rondlopen. Sommige van hen zijn geketend en hebben niet zo heel veel kleren aan. De anderen zijn allemaal gewapend en druk aan het onderhandelen. Rik hoopt heel hard dat hun radiobericht aankomt en dat ze snel bevrijd zullen worden. De piraten lopen met hun mee door de hal heen naar een handelaar achter in de hal. De handelaar moet hard lachen als hij hen ziet, "Zo zo, hadden jullie gevangenen die weigerden hun buit af te geven? En ze zijn vast heel gevaarlijk als jullie zo veel mannen nodig hebben om hun in bedwang te houden." Groenbaard mompelt wat en het onderhandelen begint. Van Rik mag het heel lang duren. Maar al snel is Groenbaard uitonderhandeld en heeft hij een overeenkomst met de handelaar.. En dan worden Rik en zijn vrienden in de boeien geslagen. Groenbaard en zijn makkers verdwijnen weer. De handelaar neemt hun mee naar een aparte kamer en beveelt hun om hun kleren uit te doen, "En omdat jullie nieuwe slaven zijn zal ik jullie waarschuwen. Als ik zeg dat je iets moet doen, dan doe je dat en wel meteen. Anders maak ik dat je wenst dat je het gedaan had. Andere handelaren zouden jullie nu meteen al een keer kennis laten maken met de pijn, maar ik ben genadig en zal het jullie besparen. Zolang jullie precies doen wat ik zeg, gebeurt jullie helemaal niets." Rik en Bram kijken elkaar en de aliens aan en kleden zich dan uit. De handelaar knijpt hun in hun armen en benen alsof hij een beest keurt op de markt, "Hm, het is niet veel soeps, maar hopelijk kan ik nog wat winst op jullie maken." Rik hoopt maar dat Bram zijn mond kan houden, want soms flapt die er dingen uit waar andere mensen boos om worden. En de handelaar ziet er uit als iemand die je niet boos wilt hebben. Ze mogen zich weer aankleden van de handelaar en dan voert hij hen terug de zaal in. Hij ketent hun allemaal aan een speciaal rek vast. Er zitten nu niet zo heel veel andere slaven aan vast. Rik en Bram moeten blijven staan omdat ze met hun pols aan het rek vastzitten, en hun armen zijn niet lang genoeg om er bij te kunnen als ze zitten. Rak heeft een halsband omgekregen en kan gaan zitten omdat zijn ketting langer is. Het is niet erg druk in de hal en ze hopen allemaal dat er geen kopers komen voordat ze gered worden. Maar helaas, na een uurtje komt er toch een koper. Hij bekijkt hen allemaal eens aandachtig en laat dan zijn keus vallen op Dirk. "Wat kan hij allemaal?" vraagt de koper aan de handelaar. "Ik zou het echt niet weten, ik heb ze van een stel piraten overgenomen. Maar misschien kan hij het je zelf vertellen?" zegt de handelaar met een dreigende blik op Dirk. Dirk kijkt eerst eens naar de koper om te zien of die daar bezwaar tegen heeft, en antwoordt dan: "Ik ben wiskundige van beroep." "Hè bah, weer zo'n waardeloos exemplaar dat niets kan. Nee, die hoef ik niet," zegt de koper en loopt verder. De handelaar werpt een neidige blik op Dirk die onschuldig terug kijkt. De handelaar probeert nog op de koper in te praten, maar die heeft duidelijk geen interesse meer. Rik is blij, hij wil niet dat er iemand van hun verkocht wordt. Hij hoopt nog altijd dat ze gered gaan worden. Als de handelaar terugkomt is hij kwaad, "Wiskundige! Had je niet iets beters kunnen verzinnen?" "Maar, ik ben echt wiskundige!" zegt Dirk verontwaardigd. "Nou dan lieg je de volgende keer maar of zo, zeg maar dat je raketontwerpen maakt voor mijn part. Als het maar iets nuttigers is dan wiskundige!" snauwt de handelaar. "En dan later door mijn nieuwe eigenaar afgeranseld worden als blijkt dat het een leugen is? Nee dank je lekker! Dan lieg jij maar!" kaatst Dirk terug. Net als de koopman Dirk een klap wil geven komt er een volgende klant aan. Onmiddellijk is de koopman weer een en al glimlach. Hij babbelt gezellig even met de klant, maar de man is toch niet geïnteresseerd. En dan gaat de slavenmarkt dicht. Rik had verwacht dat ze nu ergens mogen slapen, maar de handelaar loopt gewoon weg en laat hen geketend achter. "Maar hoe moeten we nu slapen?" vraagt Rik beteuterd als de handelaar weg is. Bram's lip begint al te trillen. "Ik wil naar huis, het is hier helemaal niet leuk," zegt hij met een klein stemmetje. "Kop op mannen, niet opgeven!" probeert Ben hun op te beuren, "Vergeet dat bericht dat we verstuurd hebben niet! Het is nou eenmaal een heel eind hierheen, dus het duurt even voordat ze hier zijn. Maar ik twijfel er niet aan dat ze komen hoor!"
Als de laatste slavenhandelaar weg is, gaan de lichten in de hal uit. Het is nu echt heel erg donker. Rik en Bram doen heel erg hun best om zich groot te houden, maar het is echt wel moeilijk. Af en toe maakt Rak een vlammetje voor hun, maar het donker is daarna alleen maar nog donkerder. "Laat maar Rak, dat maakt het alleen maar erger. Want als de vlam stopt, dan zien we helemaal niets meer," zegt Rik met een zucht. "Ik wou dat ik hier iets in de fik kon steken!" zegt Rak boos, "Hoe durven ze andere wezens zo te behandelen! Op onze planeet mag je zelfs dieren niet zo behandelen!" "Tja," zegt Adam, "Het mag hier ook niet hoor, maar om de één of andere reden interesseert dat ze niet. Ik zou willen dat ze dit zelf eens mee moesten maken, dan piepten ze wel anders." Dan klinkt er uit het donker opeens een zacht geschuifel. "Wat zou dat zijn?" fluistert Rak. "Nou, het is vast niet één van de slavenhandelaars, want die zouden niet zo zachtjes hoeven te doen, en die zouden ook vast niet door het donker lopen," fluistert Adam terug. Stil luisteren ze hoe het geluid steeds dichterbij komt. Rak twijfelt of hij een vlam zal maken zodat ze wat kunnen zien. Maar als hij dat doet, dan is hij de verrassing van het vuurspugen ook kwijt. Hij besluit toch maar even te wachten. Ze zullen vanzelf wel zien wat er aan komt. En dan is het geluid heel dichtbij. "Waren jullie degenen die dat bericht verstuurt hadden?" fluistert er opeens een stem. Adam fluistert zachtjes terug: "Ja, dat waren wij. Ben jij van de federatie?" "Inderdaad," klinkt weer de vreemde stem, "Ik ben vooruit gestuurd om de sitatie te gaan bekijken. Zijn jullie er allemaal nog? Of hebben ze al iemand verkocht?" "Nee, we zijn er gelukkig allemaal nog," antwoordt Adam. "Mooi zo, morgenochtend vroeg zal één van ons proberen jullie te kopen. Gewoon gewillig meewerken, dat hoort allemaal bij het plan. De bedoeling is om ze op heterdaad te betrappen. Zodra jullie de hal verkocht worden vallen wij binnen om ze allemaal in te rekenen. Redden jullie het vannacht nog?" gaat de stem verder. "Wij wel, maar de kleintjes kunnen niet zitten of liggen," antwoordt Adam bezorgd. "Hmm, dan zullen we die maar eens losmaken. Kun jij dan direct zodra het licht weer aan gaat ze weer vastketenen? De handelaren mogen geen argwaan krijgen," vraagt de stem. "Dat moet geen probleem zijn," zegt Adam. "Mooi, eens even zien," zegt de stem en Rik voelt dat er aan zijn ketting geprutst wordt. Met een klikje gaat het slot open en kan hij zijn arm bevrijden. Hij wrijft even over zijn pols en hoort dan nog een klikje dat aangeeft dat Bram ook weer vrij is. "Volgens mij moet er hier wel ergens wat stro liggen waar jullie op kunnen slapen," zegt de stem. Maar Bram en Rik horen het al niet meer. Die zijn tegen Rak aangekropen en liggen al te slapen. Het was ook zo'n lange, spannende dag. "Ga nu maar," fluistert Adam, "wij redden ons verder wel. Ik zorg dat de jongens morgenochtend weer vastzitten. Alvast bedankt voor alle moeite!" Voor Rik en Bram komt het moment van opstaan weer veel te vroeg. Adam schudt hen wakker als het nog maar net een heel klein beetje lichter begint te worden, "Kom op jongens, ik moet jullie weer vastmaken voordat de handelaar komt," fluistert hij als ze eindelijk wakker zijn. Ze wrijven nog even de slaap uit hun ogen en gaan dan weer staan. "Oef ik ben helemaal stijf," fluistert Rik terwijl Adam hun kettingen weer vastklikt. "Het zou nu niet zo lang meer moeten duren," fluister Adam hun wat moed in. Een beetje ongeduldig wachten ze af tot het helemaal licht wordt. Als de zon al een tijdje weer op is, komt de eerste handelaar de hal weer in. Deze handelaar had zijn slaven wel uit de hal meegenomen en ketent ze nu weer aan een rek vast. "Ik ben toch blij dat niet iedereen zo slecht voor zijn slaven zorgt," gromt Rak, "Als die handelaar van ons straks lijkt weg te komen, dan grijp ik hem!" "En hoe wilde je dat gaan doen terwijl je hier vastgeketend zit?" vraagt Cor een beetje lachend. Rik kijkt hem geamuseerd aan, "Jij dacht dat ze een draak konden vasthouden? Als ik niet bang was dat ze jullie iets aan zouden doen, dan was ik er vandoor gegaan. En als er vannacht niet iemand langs was gekomen, dan had ik het misschien alsnog wel gedaan om hulp te gaan halen." En dan moeten ze hun gesprek verder weer afbreken omdat ze de handelaar er aan zien komen. "Zo heren, goed geslapen? Misschien dat jullie nu vandaag een beetje beter meewerken," zegt de handelaar best tevreden met zichzelf. "Nou, ik denk dat we meer op zouden leveren als je ons wat slaap gegund had. Maar goed, je zult het zelf wel beter weten," zegt Dirk. Dit keer is er geen klant in de buurt om Dirk te behoeden van de klap die de koopman hem geeft. "Nee, blauwe plekken en bloedneuzen doen het vast goed bij klanten!" snauwt Dirk. De koopman is nu echt woedend, maar weet zich in te houden omdat hij weet dat Dirk wel gelijk heeft. "Pas maar op! Misschien hou ik je wel, dan kan ik me voortaan alleen op jou afreageren. Dan hoef ik mijn andere slaven niet te beschadigen," zegt hij dreigend. Dirk zegt wijselijk niets meer terug, het is niet de bedoeling dat de handelaar hen niet meer wil verkopen. Langzaam druppelen er meer handelaren binnen. De meeste van hen hadden hun slaven meegenomen uit de hal en ketenen ze nu weer vast. Dan komen ook de eerste klanten binnen. Gespannen kijkt Rik naar wie er allemaal binnenkomen. Maar natuurlijk weet hij helemaal niet hoe hun redder er uit ziet. Maar dan staat er opeens een klant voor hun neus. De klant knijpt in hun armen, kijkt in hun mond en biedt de handelaar dan een bedrag voor Rak, "Zo'n mooi beest kan ik wel gebruiken, maar die andere slaven zijn waardeloos." Maar dat is niet de bedoeling, ze zouden allemaal gekocht worden!
Terwijl de handelaar en de klant aan het onderhandelen zijn over de prijs komt er nog een klant aan, "Hoeveel wil je voor deze hele partij hebben?" Zou dat dan hun redder zijn? De marktkooptman ruikt duidelijk geld, want hij staakt zijn onderhandelingen en noemt een absurd hoog bedrag. "Wat zo veel? En je was net bereid om het beste exemplaar van de hele groep voor een fractie van dat bedrag weg te doen!" foetert de nieuwe klant. "Het beste exemplaar? Die andere slaven zijn veel nuttiger en dus veel meer geld waard! Dit is maar een dom beest!" speelt de handelaar het spelletje mee. De nieuwe klant doet een tegenbod dat flink lager ligt dan de prijs wat de handelaar noemde. De handelaar noemt weer een prijs die halverwege de twee prijzen ligt, "Maar dan krijg je dat beest er niet bij!" De nieuwe klant denkt even na en noemt dan een nieuwe prijs die iets hoger is dan wat de handelaar noemde, "Maar voor dat geld wil ik dan dus wel dat beest er ook bij hebben!" De handelaar is daar mee akkoord en boos gaat de eerste klant weer weg. De handelaar en de klant ondertekenen een contract en de klant overhandigt het geld. Op dat moment komen er door alle deuren en ramen mannen in het zwart naar binnengestormd. Als de handelaar rondkijkt naar een plek om zich te verstoppen is Rak ineens los en bespringt hem. "Eén verkeerde beweging en ik verscheur je," gromt hij woest. De handelaar wordt lijkbleek en blijft doodstil liggen. De zogenaamde klant pakt hem zijn sleutels af en bevrijdt rustig Rik en zijn vrienden, "Mooi werk mannen, door jullie hebben we eindelijk het slavenhandelsbolwerk kunnen vinden. Het oppakken van deze handelaren zal een zware slag voor de slavenhandel zijn. En ik zal er alles aan doen om er voor te zorgen dat deze heren voor de rest van hun leven achter de tralies belanden." "Mogen we dan nu naar huis?" vraagt Bram, "Ik heb wel weer genoeg avonturen beleefd voorlopig. Ik wil nu gewoon naar mijn moeder toe en lekker op de bank warme chocolademelk drinken." "Kunnen we jullie bereiken heren?" vraagt de nepklant aan Adam en de anderen, "Als jullie later kunnen getuigen, dan hebben we die jongens niet nodig. Vier getuigen is meer dan zat." "Natuurlijk! En als we ons schip terug kunnen vinden, dan zal het zelfs niet zo lang duren voordat we weer terug zijn. We moeten die jongens toch weer naar het verleden brengen," antwoordt Adam. "Vraag daar de jongens buiten maar even naar, er zijn deze ochtend nog wat meer invallen geweest, en volgens mij hadden ze ook wat piraten opgepakt die een ruimteschip probeerden te slijten," vertelt de nepklant. Snel haast het team zich door de hal naar buiten. Daar staat een wezen in een zwart pak dat net iets anders is dan de rest. Hij geeft iedereen die met arrestanten naar buiten komt aanwijzingen waar ze heen moeten. Doelbewust stapt Adam op hem af en als de man even niet in gesprek is, vraagt hij: "Pardon meneer, kunt u ons vertellen of ons schip ook gevonden is?" Kort legt Adam de hele situatie uit. "En dus zouden we nu graag deze jongens en hun draak weer terug naar huis brengen," sluit hij het verhaal af. "Ja, volgens mij was er wel een schip in beslag genomen dat jullie schip zou kunnen zijn," zegt de man en hij wenkt een van de andere in het zwart geklede mannen, "Kun jij deze groep even naar dat in beslag genomen schip brengen? Als ze het herkennen als zijnde van hun, dan hebben ze toestemming om er mee te vertrekken." De man gaat hen zwijgend voor en leidt hen door het dorp heen naar een loods waar een ruimteschip in ligt. Aan de gehavende deur kunnen ze meteen zien dat het van hun is. "Ja, dat is hem!" juicht Bram. "Hij is een beetje gehavend," zegt de man, "maar volgens mij zou hier genoeg moeten liggen om de reparaties uit te voeren. Veel succes ermee." Na die woorden draait de man zich om en loopt weer weg, hij heeft nog meer te doen. Ben en Cor gaan snel aan de slag en hebben de schade al snel gerepareerd. Zodra ze klaar zijn gaan ze allemaal aan boord. Adam loodst het schip behendig uit de loods en stijgt dan snel op, "Zo, daar gaan we weer. Ik zal meteen maar op volle kracht vooruit gaan, des te eerder zijn jullie weer thuis." Het duurt nog best lang voordat ze er zijn en Rik en Bram gaan lekker in hun stoelen zitten. Adam drukt op een knop en dan vallen de jongens lekker in een diepe slaap. Als ze in het zonnestelsel van de aarde komen, stelt Dirk de tijdmachine in, en maken ze een sprongetje. Daarna staan de planeten opeens op andere plaatsen. Adam drukt weer op een knop en de jongens worden weer wakker. Bram gaapt eens goed, "Zijn we er al? Ik heb heerlijk geslapen!" Ook Rik rekt zich lekker uit. Samen kijken ze door het scherm naar buiten naar hun planeet die al groter en groter wordt. "Wat is hij toch mooi, hè?" vindt Bram. Dat zijn Rik en Rak van harte met hem eens. "Zullen we naar de kamer gaan van waaruit we jullie weer naar beneden kunnen stralen?" vraagt Adam. De jongens springen op en rennen er alvast heen. De vier aliens en Rak volgen hun. In de kamer waar het allemaal begon omhelzen de jongens de aliens één voor één. "Dank jullie wel voor het mooie avontuur!" zegt Rik. "Bedankt!" roepen ook Rak en Bram nog, en dan verdwijnen de aliens en staan ze weer in Bram zijn kamer. Rak is nergens meer te zien. De jongens kijken elkaar aan en denderen de trap af. "Hee wat had ik nou gezegd over rennen op de trap?" vraagt Bram zijn moeder nog net voordat Bram haar om de hals vliegt. "Sorry mama! Ik vind je lief!" zegt Bram. Net op dat moment belt Rik zijn moeder aan om hem weer op te halen. Ook Rik vliegt zijn moeder om de hals. "Zo hee, waar heb ik dat aan te danken?" vraagt mama. "Ik vind je lief mama!" zegt Rik.